Chronologische geschiedenis van het waterpolo

2012 - Olympische Spelen van Londen

De twaalf deelnemers werden op de Olympische Spelen van Londen in twee groepen verdeeld:

•    Groep A: Australië, Kroatië, Spanje, Griekenland, Italië en Kazakstan.

•    Groep B: Hongarije, Groot-Brittannië, Montenegro Roemenië, Servië en de Verenigde Staten

De vier beste landen van iedere poule plaatsten zich voor de kwartfinale, waarin het KO systeem werd toegepast.

De winnaars van de halve finale speelden voor de gouden medaille, de verliezers voor het brons.
De verliezers van de kwartfinales speelden een reeks klassementswedstrijden voor de vijfde tot de achtste plaats
De vier teams die zich niet in de voorronde konden kwalificeren werden van de negende tot de twaalfde plaats gerangschikt volgens de FINA regels

Voorronde

Groep A

Griekenland – Kroatië: 6-8 (2-1, 1-2, 2-2, 1-3)

Kazakhstan - Spanje: 6 -14 (2-4, 1-5, 1-3, 2-2)

Italië – Australië: 8-5 (3-0, 2-2,  0-1, 3-2)

Kroatië – Spanje: 8-7 (2-1, 3-2, 2-4, 1-0)

Australië – Kazakhstan: 7-4 (2-1, 2-0, 2-2, 1-1)

Griekenland – Italië: 7-7 (2-1, 1-2, 2-3, 2-1)

Spanje – Australië: 13-9 (2-1, 3-3, 4-1, 4-4)

Kazakhstan – Griekenland: 4-11 (1-2, 0-4, 1-3, 2-2)

Italië – Kroatië: 6-11 (3-4, 1-1, 1-3, 1-3)

Kroatië – Australië: 11-6 (2-1, 3-1, 3-2, 3-2)

Griekenland – Spanje: 9-11 (3-4, 2-4, 2-1, 2-2)

Italië – Kazakhstan: 9-6 (4-2, 4-2, 1-1, 0-1)

Kazakhstan – Kroatië: 4-12 (0-4, 1-1, 2-4, 1-3)

Griekenland – Australië: 8-13 (2-3, 3-5, 1-3, 2-2)

Spanje – Italië: 7-10 (0-2, 3-4, 1-2, 3-2)

Groep B

Hongarije – Servië: 10-14 (2-2, 1-4, 3-6, 4-3)

Roemenië – Groot-Brittannië: 13-4 (2-1, 4-0, 3-2,4-0)

Montenegro – Verenigde Staten: 7-8 (1-1, 1-3, 2-2, 3-2)

Hongarije – Montenegro: 10-11 (2-2, 3-4, 3-3, 2-2)

Servië – Groot-Brittannië: 21-7 (3-3, 7-2, 6-1, 5-1)

Verenigde Staten – Roemenië: 10-8 (3-3, 1-2, 3-0, 3-3)

Montenegro – Servië: 11-11 (1-3, 2-1, 5-4, 3-3)

Roemenië – Hongarije: 15-17 (4-5, 5-4, 2-5, 4-3)

Groot-Brittannië – Verenigde Staten: 7-13 (0-5, 3-3, 3-2, 1-3)

Montenegro – Roemenië: 12-8 (3-1, 2-1, 3-2, 4-4)

Hongarije – Groot-Brittannië: 17-6 (6-1, 5-4, 4-0, 2-1)

Servië – Verenigde Staten: 11-6 (4-1, 1-2, 3-1, 3-2)

Roemenië – Servië: 4-12 (0-3, 1-3, 0-4, 3-2)

Hongarije – Verenigde Staten: 11-6 (1-0, 5-2, 4-1, 1-3)

Groot-Brittannië - Montenegro: 4-13 (1-4, 2-4, 1-2, 0-3)

Op de openingsdag meteen al een verrassing van formaat, regerend Olympisch kampioen Hongarije ging tegen Servië met 10-14 de boot in. Andrija Prlainovic (1987-), actief bij de Italiaans landskampioen Pro Recco Genua, tekende voor vijf van de Servische treffers.

De verrassingen bleven zich opstapelen, titelverdediger Hongarije ging daarna opnieuw de boot in, na een ontzettend spannend partijtje haalde Montenegro het met een goaltje verschil. Ook Kroatië-Spanje was een thriller, de Kroaten stonden halfweg voor met 5-3, maar de Spanjaarden hingen de bordjes gelijk op het eind van het derde kwartje. Die laatste herneming was een dubbeltje op zijn kant, Kroatië kon nog een goaltje prikken en wierp zich meteen op als grote kandidaat voor de finale. In Groep B maakte Servië brandhout van de Engelsen, nadat het daags voordien de Hongaren hadden afgepoeierd.

Met het 11-11 gelijkspel tegen Montenegro verloor Servië een kostbaar punt. Kroatië had tot half wedstrijd moeite met Italië, al was het vlot tot 0-3 uitgelopen. De Italianen kwamen echter terug tot 4-5, maar toen was hun liedje uitgezongen en een overlast aan fouten gaf Kroatië de mogelijkheid om via strafworpen te scoren. De Verenigde Staten bleven tot dan toe ongeslagen.

Maar de Serviërs maakten in hun partij tegen de Verenigde Staten even duidelijk dat zij en alleen zij de grote titelkandidaat waren. Met hun 11-6 zege benadrukten ze hun superioriteit. In reeks A bleef Kroatië ongeslagen aan de leiding, waarmee het toch ook grote kansen behield op het goud.

Misschien wel de verrassing van de slotdag in de voorrondes, Hongarije naaide de Verenigde Staten een zware 11-6 om de oren. De Magyaren waren het tornooi zwak begonnen met twee nederlagen op rij, terwijl de Yankees een 6 op 8 scoorden. In hun onderling duel lieten de Hongaren er echter geen gras over groeien en leidden ze bij het ingaan van het laatste kwartje met 10-3. Het slotoffensief van de Amerikanen mocht niet meer baten. Een en ander maakte dat Montenegro door de ruime 4-13 tegen thuisland Engeland op kousenvoeten naar de tweede plaats klom, dat Hongarije over de States wipte en de Amerikanen met hun vierde plaats in de kwartfinales tegen de winnaar van groep B moesten uitkomen. In groep B wipte Italië over Spanje naar plaats twee dank zij een vlotte 7-10 winst in de slotmatch.

Kwartfinale

Spanje - Montenegro: 9-11 (4-4, 1-3, 1-3, 3-1)
Australië - Servië: 8-11 (3-2, 4-2, 1-2, 0-5)
Italië - Hongarije: 11-9 (2-2, 3-2, 3-1, 2-4)
Kroatië - Verenigde Staten: 8-2 (2-0, 3-0, 2-2, 1-0)

Montenegro plaatste zich als eerste voor de halve finales. De Spaanse scoringsmachine sputterde hevig in het tweede en het derde kwartje, waardoor De Montenegrijnen voldoende overschot hadden om aan het slotoffensief van de Spanjaarden te weerstaan.

Nadat Servië in het eerste kwartje vlot 0-2 voorkwam dacht iedereen dat het de partij op een drafje ging winnen. Dat was echter zonder de Australiërs gerekend die voor affluiten van het eerste time aan de leiding kwamen en daarna nog twee keer scoorden. Bij ingaan van het laatste kwartje stonden de jongens van down-under nog altijd twee goaltjes voor, maar toen vonden de Serviërs dat het welletjes was. Vijf treffers op rij in de laatste herneming, zonder dat de Australiërs ook maar een keer konden tegen scoren, maakten dat Servië naar de halve finale mocht. De trefzekerheid van de Aussies was na half wedstrijd volledig zoek, in de twee laatste kwartjes konden ze slechts eenmaal scoren.

Hongarije zou zijn Olympische titel niet kunnen verlengen, tegen Italië gingen de Magyaren met 11-9 de boot in. Een beetje een verrassing die goede prestaties van de Transalpijnen, al eindigden ze in hun groep niet voor niets op de tweede plaats.

De topper tussen Kroatië en de Verenigde Staten gaf eigenlijk niet wat ervan verwacht werd. De Amerikanen werden uiteindelijk vernederd en keken halfweg tegen een forfaitscore aan. In totaal konden ze slechts twee goaltjes scoren en dat had zo zijn redenen. Liefst 25 schoten op doel gingen er niet in, Tony Azevedo (1981-) alleen al vuurde negen afstandsschoten, maar scoorde niet een keer met als klap op de vuurpijl een gemiste strafworp in de laatste seconde van het derde kwartje. Meteen toch ook de prachtige verdediging van de Kroaten vermelden, die zich meer en meer opwierpen als de grote kandidaat voor het goud.

Halve finale

Kroatië - Montenegro: 7-5 (3-1, 2-0, 2-2, 0-2)
Italië - Servië: 9-7 (4-2, 2-2, 2-1, 1-2)

Kroatië plaatste zich vlot voor de finale. Halfweg stond er al 5-1 op het scorebord en het derde kwartje ging gelijk op. Het slotoffensief van Montenegro in de laatste herneming mocht niet baten, het strandde op twee doelpunten. Dat de zeven Kroatische doelpunten door zes verschillende spelers werden gescoord onderstreepte eens te meer de sterkte van het zevental.

Die dekselse Italianen. Na een matige start in de reeksen met een 7-7 gelijkspel tegen de Grieken en 6-10 verlies tegen Kroatië eindigden ze toch nog tweede in hun reeks. In de kwartfinale klopten ze regerend Olympisch kampioen Hongarije met 11-9 en nu in de halve finales kreeg Europees kampioen Servië met 9-7 op zijn donder.

7e/8e plaats

Verenigde Staten - Australië: 9-10 (1-3, 2-2, 1-3, 5-2)

5e/6e plaats

Spanje - Hongarije: 8-14 (1-4,2-3, 1-5, 4-2)

Bronzen finale

Montenegro - Servië: 11-12 (2-3, 3-1, 5-4, 1-4)

Servië haalde de bronzen medaille. Bij een 9-8 stand in het derde kwartje miste de Serviër Filip Filipovic (1987-) echter een schot bij een mannetje meer. Aan de overzijde beging clubmaat Aleksa Saponjic (1992-) een zware fout, de daaraan verbonden penalty werd door Mladan Janovic (1984-) omgezet. Vlak na de laatste herneming scoorde Aleksandar Ivovic (1986-) zelfs 11-8 en leek de partij gespeeld. Toen viel de scoringsmachine bij Montenegro echter volledig stil in zoverre dat het geen goaltje meer lukte, waarvan Servië handig profiteerde om langszij te komen en Filip Filipovic (1987-) zelfs de winning goal kon scoren. In de slotseconde miste Aleksandar Radovic (1987-) met een mannetje meer de aansluitingstreffer voor Montenegro.

Finale

Kroatië - Italië: 8-6 (1-2, 2-0, 2-1, 3-3)

Even zag het naar uit dat Italië voor de verrassing zou zorgen, in het eerste kwartje kwamen ze vlot 0-2 voor. Maar het mocht niet zijn, de Kroaten waren werkelijk een maat te sterk en wonnen verdiend de gouden medaille.

Het Italiaanse Pro Recco werd deze Olympische spelen door zo maar eventjes 19 spelers vertegenwoordigd. Negen waren Italianen, vier Serviërs, en telkens twee Spanjaarden, Hongaren en Kroaten.



Kroatië:
Josip Pavic (1982-), Damir Buric (1980-), Miho Boskovic (1983-), Niksa Dobud (1985-), Maro Jokovic (1987-), Ivan Buljubasic (1987-), Petar Muslim (1988-), Andro Buslje (1986-), Sandro Sukno (1990-), Samir Barac (1973-), Igor Hinic (1975-), Paulo Obradovic (1986-) en Frano Vican (1976-).

 

Na Beijing vier jaar voordien nu een tweede Olympische selectie voor Josip Pavic (1982-). In eigen land verdedigde hij het doel van HAVK Mladost Zagreb en in 2005 werd hij op het WK van Montreal uitgeroepen tot beste doelverdediger van het tornooi. In 2007 had hij een groot aandeel in het veroveren van het goud op het WK in Melbourne.

Tweede oproepingsbrief voor Miho Boskovic (1983-), die op de twee jaartjes na bij het Hongaarse Teva Vasas Budapest (2010-2012) steeds voor Jug Dubrovnik speelde.

Samir Barac (1973-) maakte zijn opwachting op de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In 2007 kroonde hij zich met het Kroatisch zevental tot wereldkampioen, in 1999 en 2003 haalde dat team zilver tijdens het EK, met als hoogtepunt zelfs goud in 2010. Tijdens de Spelen van Londen in 2012 was hij de kapitein van het gouden zevental. In totaal werd hij 176 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Na een kort verblijf bij het Italiaanse Leonessa Brescia keerde hij terug naar eigen land om er de kleuren van VK Primorje Rijeka te verdedigen, dat hem doorsluisde naar POSK Split, waarna hij bij Madlost Zagreb verzeilde. Zijn talent was ook de Italiaanse topclub Pro Recco opgevallen en daar bleef hij twee jaar.

Damir Buric (1980-) werd op 17-jarige leeftijd door de coach van VK Primorja Rijeka ontdekt, waar hij zeven jaar speelde. Hij verhuisde naar het Servische Mdalost Zagreb, dat hem doorverkocht aan Pro Recco. Met de Italianen won hij twee titels (2011 en 2012), een bekerfinale (2011) en het EK voor landskampioenen (2012). In 2004, 2008 en 2012 werd hij voor het Olympisch team opgeroepen. Na de Spelen van Londen verhuisde hij naar het Servische VK Radnicki Kragujevac. De 2m05 grote aanvaller speelde 102 wedstrijden voor Kroatië.

Vijf selecties voor Igor Hinic (1975-): 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij begon zijn carrière bij Primorje Rijeka, waar hij van 1990 tot 2000 tien jaar speelde. Daarna verkaste hij een seizoen naar Roma (2000-2001) en speelde hij zes jaar bij System Leonessa Brescia, met nog een seizoentje voor Jadran Kostrena. Hij eindigde zijn sportieve loopbaan bij Mdalost Zagreb. Voor het Kroatisch zevental werd hij zo maar eventjes 407 keer geselecteerd in 2010 kreeg hij de Staatsprijs voor Sport 'Franjo Bucar' uitgereikt.
 

Andro Buslje (1986-) werd vier jaar voordien ook al opgeroepen voor de Spelen van Beijing. Hij was een jeugdproduct van VK Jug, Dubrovnik, waarmee hij in 2006 de Europese titel won maar ook de Super Cup. Met Dubrovnik won hij drie nationale titels en twee bekerfinales. Met het Kroatisch zevental was goud weggelegd op het WK van 2007 in Melbourne.

Maro Jokovic (1987-) vertegenwoordigde Kroatië op de Spelen van vier jaar voordien in Beijing. Hij begon op 7-jarige leeftijd met waterpolo bij een klein clubje uit Dubrovnik, maar toen hij veertien werd stapte hij over naar VK Jug, Dubrovnik, waarmee ‘Gusar’ (de piraat) in 2006 de Europese titel veroverde. Met Kroatië haalde hij goud op het WK van 2007 in Melbourne.
 

Frano Vican (1976-) kwam aan de bak op de Olympische Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij verdedigde het doel van VK Jug Dubrovnik, ging toen naar het Italiaanse Chiavara Nuoto Nervi, maar keerde terug naar Dubrovnik. Hij werd 129 keer opgeroepen voor het Kroatische team.Op de EK's van 1999 in Firenze en die van 2003 in Kranj haalde hij zilver, op het WK van 2007 in Melbourne zelfs goud.

 

Italië: Stefano Tempesti (1979-), Amaurys Perez (1976-), Niccolo Gitto (1986-), Pietro Figlioli (1984-), Alex Giorgetti (1987-), Maurizio Felugo (1981-), Massimo Giacoppo (1983-), Valentini Gallo (1985-), Christian Presciutti (1982-), Deni Fiorentini (1984-), Matteo Aicardi (1986-), Danijel Premus (1981-) en Giacomo Pastorino (1980-).

Vrij nieuw zevental met zo maar eventjes vier genaturaliseerden zoals de Cubaan Amuarys Perez (1976-), de Braziliaan Pietro Figlioli (1984-) overgekomen van Australië, de Hongaar Alex Giorgetii (1987-), de Kroaat Danijel Premuš (1981-). Italiaans en Europees kampioen Pro Recco leverde negen spelers.

 

De 2m05 lange doelverdediger Stefano Tempesti (1979-) startte zijn sportcarrière in thuisstad Futura Prato, alvorens hij naar Rari Nantes Florentina verhuisde. In 2003 koos hij voor Pro Recco. Met Fiorentina won hij de LEN Cup in 2001, met Pro Recco vier opeenvolgende Italiaanse titels en drie LEN bekers (2007, 2008 en 2010). In 1999 werd hij voor het eerst opgeroepen voor het Italiaanse zevental en op het WK 2011 in Shanghai hielp hij niet alleen het goud winnen, maar werd hij ook uitgeroepen tot beste doelverdediger van het tornooi, een bekroning die hij ook al in 1999 in Rome had verdiend. Hij werd door de Italiaanse selectieheer gekozen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012.
 

Na 2004 en 2008 de derde Olympiade voor Maurizio Felugo (1981-). Hij startte met polo bij Chiavari Nuoto, dat hem in 1998 verkocht aan Rari Nantes Savona, waar hij zijn eerste Italiaanse cap verdiende. Vijf jaar later verhuisde hij naar CN Posillipo Napoli, waarmee hij in 2003 de Italiaanse titel won, maar ook de  LEN Trophy. In 2006 haalde Pro Recco hem binnen,
 

Tweede selectie voor Valentino Gallo (1985-) die in clubverband een jaartje bij Circolo Canottieri Ortigia speelde maar vanaf 2004 uitkwam voor CN Posillipo Napoli.
 

Danijel Premuš (1981-) debuteerde in 2004 op de spelen van Athene, maar toen was het nog voor Kroatië. Pro Recco overtuigde hem om de Italiaanse nationaliteit aan te nemen, waardoor hij in Londen voor de Squadra kon spelen. Zoals voor zoveel Kroaten startte zijn loopbaan bij Primorje Rijeka. Hij speelde slechts een seizoen voor het Italiaanse Pro Recco (2009-2010) maar dat leverde hem wel de Italiaanse titel en beker op, evenals de Europese titel voor landskampioenen. Daarna verhuisde hij naar Jadran Herceg Novi (2010-2012) met de beker en titel van Montenegro als hoogtepunt.  

 

Een geval apart die Pietro Figlioli (1984-), hij werd geboren in Rio de Janeiro en zijn vader José (1950-) vertegenwoordigde Brazilië op de Spelen van 1968, 1972 en 1976, waar hij de 100 en 200m schoolslag zwom, evenals de estafette 4x100m wisselslag. Nadien verhuisde de familie naar Australië waar zoonlief genaturaliseerd werd, waardoor hij met het Australische zevental mee kon naar de Spelen van 2004 en 2008. In Australië speelde hij voor North Brisbane Polo Bears in Albany Creek, Queensland. Nadien verhuisde hij naar het Spaanse CN Barcelona (2003-2004) met de Spaanse titel en de Europese LEN Cup als kers op de taart en nog wat later naar het Italiaanse Rari Nantes Sori (2004-2006). In mei 2009 tekende hij een contract bij de Italiaanse topper Pro Recco (2006-2007 en 2009-), dat hem ook overhaalde om zich tot Italiaan te laten naturaliseren. In de Italiaanse competitie waren de regels immers verstrengd, in plaats van twee mocht er nu nog een niet Europeaan in het zevental zitten. Hij maakte een tweejarige overstap naar Sori, maar keerde terug naar de Italiaanse topploeg Pro Recco, waarmee vier nationale titels won, drie Italiaanse bekerfinales drie Europese titels voor landskampioenen en een Super Cup. Figlioli wordt wereldwijd erkend als de snelste speler en de snelste schutter van het milieu. in 2012 koos de Italiaanse bondscoach hem voor de Spelen van Londen. 

 

Servië: Slobodan Soro (1978-), Aleksa Saponjic (1992-), Zivko Gocic (1982-), Vanja Udovicic (1982-), Dusan Mandic (1994-), Dusko Pijetlovic (1985-), Slobodan Nikic (1983-), Milan Aleksic (1986-), Nikola Raden (1985-), Filip Filipovic (1987-), Andrija Prlainovic (1987-), Stefan Mitrovic (1988-) en Gojko Pijetlovic (1983-).

 

Na Beijing in 2008 de tweede Olympiade voor doelman Slobodan Soro (1978-). Soro speelde in zijn korte carrière voor heel wat clubs: VK Partizan Belgrado (1997-1998 en 2008-), VK Becej (1999-2000), PVK Jadran Herveg Novi (2004-2005), het Russische Dinamo Moskva (2005-2006) en het Spaanse CN Sabadell (2006-2008). Het leverde hem met Becej en Jadran twee titels en evenveel bekers op in Montenegro met twee Europese titels voor de twee ploegen als toetje. Vier Servische kampioenschappen, vier bekers, de Europese titel (2011), de LEN Cup (1998) en de Europese Super Cup (2011) met Partizan Belgrado.

 

Allereerste selectie voor Aleksa Šaponjic (1992-), die in de Amerikaanse competitie uitkwam voor Californian Golden Bears.

 

Živko Gocic (1982-) was er in 2008 al bij toen Servië het brons won in Beijing. In eigen land verdedigde hij de kleuren van VK Partizan Belgrado en VK Niš, waarna hij zijn geluk bij het Italiaanse Ortigia Syracusa en de Russische kampioen Dinamo Moscow ging beproeven. Partizan Raiffeisen Belgrado haalde hem een jaartje terug, maar toen trok het Spaanse CN Latina Madrid hem aan de mouw (2010-2011). Zijn spelerscarrière besloot hij bij het Hongaarse Szolnok VSC (2011-). Zijn grootste successen haalde hij bij VK Partizan Belgrado, waarmee hij in 2009 en 2010 zowel de titel als de beker won, met de Europese beker van 2010 als toetje.


  
Vanja Udovicic (1982-) was teamlid van de ploeg van Servië-Montenegro in 2004, maar in 2008 en 2012 kwam hij uit voor Servië. Hij startte zijn loopbaan bij Partizan Belgrado (-2003), waarmee hij in 2002 de dubbel titel/beker lukte. Al vlug verhuisde hij naar VK Jadran Herceg Novi (2003-2005) en daar was het twee keer de dubbel titel/beker (2004 en 2005). In 2005 trok het Italiaanse CN Posillipo Napoli (2005-2007) hem aan de mouw en dat leverde hem de LEN Super Cup op (2006). Het fameuze Pro Recco (2007-2010) deed beroep op zijn kunnen en daar was hij mee verantwoordelijk voor drie Italiaanse titels, twee nationale bekers, twee Europese titels voor bekerwinnaars en twee Europese Super Cups. In 2010 trachtte Pro Recco hem te overtuigen om de Italiaanse nationaliteit aan te nemen, wat hij weigerde. Daarop beëindigden de Italianen zijn contract, maar die weigering maakte van hem een held in de Servische pers. De voorzitter van de Servische Waterpolobond bedankte hem zelfs publiekelijk. Na het EK van 2010 in Zagreb benaderde het lokale HAVK Mladost hem en speelde hij twee seizoenen voor hen in competitie. In 2012 startte hij een nieuwe carrière bij het ambitieuze Radnicki Kragujevac. Met de Servische nationale ploeg won hij in 2009 het WK en in 2003 Europees goud.  

Na Beijing vier jaar voordien een tweede selectie voor Duško Pijetlovic (1985-). Hij startte zijn carrière in eigen land bij Vojvodina (2000-2002), maar al vlug haalde landskampioen Partizan Raiffeisen Belgrado (2002-2011) hem binnen. In 2011 speelde hij een seizoen voor de Italiaanse topper Pro Recco, maar nadien kwam hij uit voor het Servische VK Crvena Zvezda (2012-).

Nikola Raden (1985-) was er na Beijing ook voor de tweede keer bij, hij speelde voor het Griekse Chios en Partizan Belgrado.
 

Na Beijing een tweede selectie voor Filip Filipovic (1987-), die bij VK Partizan Belgrado (2002-2009) speelde en daar drie titels en evenveel bekers won. Italiaans kampioen Pro Recco haalde hem echter binnen (2009-2012) en met dat zevental won hij drie Italiaanse titels, twee nationale bekers, twee Europese titels en een Europese Super Cup. In 2012 verkaste hij naar het Servische Radnicki Kragujevac en in 2009 werd hij uitgeroepen tot beste polospeler van dat jaar en het FINA magazine verkoos hem in 2012 tot ‘Athlete of the Year’. 

 

Ook voor Andrija Prlainovic (1987-) waren het na Beijing de tweede Spelen. Prlainovic begon met waterpolo bij de jeugdploegen van PVK Jadran Herceg Novi (2003-2006). In 2011 won hij met VK Partizan (2006-2011) de Europabeker, waarna Pro Recco (2011-2012) hem aantrok. Hij speelde ook een tijdje voor Fluminese Rio de Janeiro (2010), waar hij samen met veertien andere buitenlandse spelers Braziliaans kampioen werd. In 2012 koos hij voor het Servische Crvena Zvezda VET. In Londen kroonde hij zich met 22 treffers tot topschutter van het tornooi.

 

Slobodan Nikic (1983-) werd in 2004 opgeroepen door de coach van Servië-Montenegro, waarmee hij in Athene zilver won en in 2005 en 2009 wereldkampioen werd. In clubverband had hij er een imposante carrière opzitten. Begonnen bij Partizan Belgrado, verhuisde hij nadien naar VK Nis, Jadran Herceg Novi, het Griekse Olympiacis, het Italiaanse Pro Recco en RN Camogli. In 2010 won hij met het Italiaanse Pro Recco de Europese Super Cup.In Londen speelde hij dus voor het Servische zevental.


Montenegro: Denis Sefik (1976-), Drasko Brguljan (1984-), Vjekoslav Paskovic (1985-), Antonio Petrovic (1982-), Dragan Draskovic (1988-), Aleksandar Radovic (1987-), Mladan Janovic (1984-), Nikola Janovic (1980-), Aleksandar Ivovic (1986-), Boris Zlokovic (1984-), Vladimir Gojkovic (1981-), Predrag Jokic (1983-) en Milos Scepanovic (1982-).

Van de 13 Montenegro spelers acteerden er slechts 3 in eigen land, 5 in Italië, en telkens 1 in Hongarije, Servië, Frankrijk, Kroatië en Rusland.

 

Predrag Jokic (1983-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004 voor Servië-Montenegro, in 2008 en 2012 verdedigde hij de kleuren van Montenegro. Op clubvlak speelde hij voor PKV Jadran, Herceg Novi, waarna hij naar Italië verhuisde en er achtereenvolgens aantrad bij Savona (2005-2007), Rari Nantes Sori (2007-2008) en Pro Recco (2008-2009). De seizoenen 2009 tot 2001 spendeerde hij in eigen land bij VK Budva en vanaf 2011 lag hij in het water bij Partizan Belgrado.  

 

Denis Šefik (1976-) was doelverdediger voor Servië-Montenegro op de Spelen van 2004. In 2008 koos hij voor Servië, maar in 2012 bedacht hij zich en ging voor Montenegro spelen. In 2004 kreeg hij de gouden medaille als beste atleet van Servië-Montenegro, hij was actief bij Partizan Beograd en PVK Budvanska rivijera Budva (-2011), het Italiaanse Civitavecchia (2011-2012) en het Servische Stella Rossa (2012-).

 

Draško Brguljan (1984-) en Vjekoslav Paskovic (1985-) kregen na Beijing 2008 nu een tweede Olympische kans. De in Duitsland geboren Brguljan speelde bij Vasa Budapest en VK Primorac Kotor, Paskovic startte bij Primorac Rijeka maar werd nadien aangetrokken door het Italiaanse Posillipo Napoli.

 

Tweede selectie voor Aleksandar Ivovic (1986-). Eerst speelde hij meerdere jaren bij Jadrag Herceg Novi (-2010), daarna twee seizoenen voor het Italiaanse Pro Recco (2010-2012) maar hij verhuisde naar Jug Dubrovnik (2012-). In zijn prijzenkast pronken vijf Montenegrijnse titels en twee nationale bekers, twee Italiaanse titels en een beker plus de Europese titel voor landskampioenen van 2012.

Mladan Janovic (1984-) speelde in zijn geboortestad Primorac Cattaro (2008-2009), maar ook voor het Franse Marseille (2006-2008) en het Italiaanse Savona (2009-). In Londen speelde hij met de ploeg die door Servië geklopt werd voor het brons, maar was hij er ook in 2008 bij op de Spelen van Beijing en toen Montenegro Servië klopte in de finale van het EK 2008 in Malaga en het jaar nadien zelfs goud haalde op het WK 2009. Hij werd vooral bekend door zijn verhouding met tennisvedette Jelena Jankovic (1985-).
    

Eveneens een tweede Olympische selectie voor Miloš Šcepanovic (1982-). In clubverband verdedigde Šcepanovic de kleuren van PKV Jadran en Herceg Novi..

Boris Zlokovic (1984-) werd een tweede keer opgeroepen. Bij Jadran Herceg Novi (-2004) begon hij met waterpolo, maar zijn talent bracht hem al vlug naar Posillipo Napoli (2004-2009). Daarna speelde hij opnieuw een jaartje bij Jadran Herceg Novi (2009-2010), waarna hij twee seizoenen uitkwam bij de wereldtopper Pro Recco (2010-2012). In 2012 haalde het ambitieuze VK Radnicki Kragujevac hem binnen zde rangen. Alles samen won hij met Jadran Herceg Novi drie nationale titels, bij Pro Recco tweemaal het Italiaans kampioenschap (2001 en 2012) plus een nationale beker (2001). Als kers op de taart kon hij twee Europese titels voorleggen met Posillipo (2005) en Pro Recco (2012) en met die twee ploegen ook twee Europese Super Cups.

Vladimir Gojkovic (1981-) werd drie keer opgeroepen, in 2004 voor Servië/Montenegro, in 2008 en 2012 voor Montenegro. PKV Jadran Herceg Novi was zijn thuishaven.

 

Tweede selectie voor Nikola Janovic (1980-), die door heel wat ploegen gegeerd was. Van 1998-2000 kwam hij uit voor het Servische Stella Rossa, daarna volgde een seizoen Becej en drie jaartjes Primorac (2001-2004), twee seizoenen Jadran Herceg Novi (2004-2006) en drie jaar bij Posillipo Napoli (2006-2009). In 2009 keerde hij terug naar Jadran Herceg Novi (2009-2001) maar hij sloot zijn loopbaan af bij Jug Dubrovnik (2011-). Die rondreis leverde hem een titel op bij Becej (2001), drie bij Jadran Herceg Novi (2005, 2006 en 2010) en drie nationale bekers bij  Becej (2001) en Jadran Herceg Novi (2005 en 2006).

 

Hongarije: Zoltan Szecsi (1977-), Tamas Varga (1975-), Norbert Madaras (1979-), Denes Varga (1987-), Tamas Kasas (1976-), Norbert Hosnyanszky (1984-), Gergely Kiss (1977-), Marton Szivos (1981-), Peter Biros (1976-), Adam Steinmetz (1980-), Balazs Harai (1987-) en Viktor Nagy (1984-).

De Hongaren teerden misschien wat veel op hun sterren uit het verleden, acht van de spelers waren ouder dan dertig en dat liet zich blijkbaar gevoelen.

 

Na Beijing in 2008 de tweede Olympische selectie voor de broers Dénes (1987-) en Daniel Varga (1983-). In eigen land waren ze actief bij Vasas Budapest, waarmee ze in 2002, 2004 en 2005 de Hongaarse beker wonnen en in 2007 de Hongaarse titel haalden. In de wedstrijd tegen de Verenigde Staten scoorde Daniel drie treffers. Later verhuisden ze samen nadien naar Kroatisch kampioen Primorje Rijekai.

Norbert Hosnyánszky (1984-) was vier jaar eerder in Beijing ook van de partij. Op de transfermarkt was hij gegeerd wild, niet minder dan zes ploegen haalden hem binnen: Budapest VSC (-1994), Ferencváros Budapest (1994-2003), Firenze (2003-2005 en 2007-2008), Vasas Budapest (2006-2007 en 2008-2010), Eger VK (2012-2012) en Szolnok VS (2012-)
 

Ádám Steinmetz (1980-), broer van Barnabás Steinmetz (1975-) met wie hij in 2004 deel uitmaakte van het Olympisch team in Athene, werd niet voor Beijing geselecteerd, maar kreeg nu een nieuwe kans in Londen. Hij speelde voor verschillende clubs: van 1996 tot 2000 bij Ferencváros Budapest, van 2000 tot 2008 voor stadsgenoot Vasas SC Budapest, daarna trok hij de grens over naar Primorac, waar hij van 2008 tot 2011 speelde, maar nadien keerde hij terug naar Vasas SC Budapest.
 

Péter Biros (1976-) werd ook al opgeroepen voor de Olympiades van 2000, 2004 en 2008. In de competitie kwam Biros uit voor NIS-Naftagas-Becsej, Domino Honvéd Sportegyesület Budapest.en Egri Vizilabda Club, alle uit Hongarije
 

Tamás Kásás (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012, waarin hij drie gouden medailles hielp winnen. Tussendoor won Kásás met het Hongaars team het EK van 1997 en 1999 en veroverde hij in 2003 goud op het WK. Hij was gegeerd als speler, achtereenvolgens bij Ksi, Újpesti TE Budapest, C. N. Posillipo Napoli, Vasas Budapest en Pro Recco. Kásás wordt vaak beschreven als de beste speler van zijn generatie. Zijn ongekende inzicht maakt hem tot een van de beste verdedigers. Tevens staat hij bekend om zijn sprongkracht en blokvermogen, zijn zeer accurate schoten en passes. Deze levende legende won tot nu toe alles wat er te winnen viel als waterpoloër en geniet dan ook een sterrenstatus in Hongarije. Tijdens het EK van 1997 scoorde hij de beslissende treffer in de finale tegen Joegoslavië: 3-2. Een Italiaanse TV reporter noemde hem de Del Piero van het waterpolo naar de Italiaanse spelverdeler in het voetbal, maar Kasas vroeg hem die naam te wijzigen in Zidane, omdat hij oordeelde dat de Fransman vergeleken met de Italiaan meer een all-round speler was. In juni 2010 kondigde hij zijn einde als als speler van de nationale ploeg, nadat hij werkelijk alles won wat er te winnen was, maar de Hongaarse coach kon hem toch overhalen om mee naar Londen te gaan. Zijn vader Zoltán Kásás (1946-) was er in 1972 bij toen de Hongaarse ploeg zilver won tijdens de Spelen van München.
 

Vier olympische selecties voor Gergely Kiss (1977-): 2000, 2004, 2008 en 2012. Op de Spelen van Athene 2004 was zijn prestatie tijdens de finale tegen Servië-Montenegro doorslaggevend voor Hongaarse winst. In het tweede kwartje scoorde hij een hattrick, waarmee Hongarije terug op gelijke hoogte kwam. In het slotkwartje scoorde hij de beslissende treffer.Samen met Tamás Kásás (1976-) werd hij voor het Olympische All-Star-Team gekozen. Zijn clubcarrière startte bij BVSC Budapest, daarna verkaste hij naar Tungsram en Kordax. Van 1997 tot 2001 speelde hij in Italië, eerst bij FTC Posilippo Napoli, daarna bij UTE Canottieri Napoli en Universo Bologna. In 2001 verhuisde hij dan weer naar Honvéd Domino Budapest, waarmee hij ieder jaar van 2002 tot 2006 Hongaars kampioen werd en daarna naar het Kroatische Kotor Primorac. In 1999 huwde hij de waterpolospeelster Anna Valkai (1977-) met wie hij twee dochters heeft, Viki (2003-) en Patricia (2006-). Naast zijn sportieve carrière studeerde hij in 2005 af als advocaat aan de Universiteit van Boedapest. Algemeen werd ‘Geri’ beschouwd als de beste linkshandige speler ter wereld.
 

Norbert Madaras (1979-) maakte in 2003 zijn debuut voor de nationale ploeg. Na de Spelen van 2004 verhuisde hij van Vasas Boedapest naar Pro Recco met wie hij in 2006 de Italiaanse titel haalde en in 2006 en 2007 de Beker. Ook op de spelen van 2008 en 2012 was hij present.
 

Zoltan Szecsi (1977-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij begon zijn carrière bij BVSC Budapest, waarmee hij van 1996 tot 1999 Hongaars kampioen werd. Na de Spelen van 2004 was hij gegeerd bij vele ploegen, na Eger SC verhuisde hij naar het Italiaanse Camogli, maar keerde hij naar zijn geboorteland terug om Egri Vizilabda te komen versterken. In 2001 en 2003 hielp hij Hongarije brons winnen op het EK, in 2003 was hij mede verantwoordelijk voor de Wereldtitel in Barcelona. In 2005 werd die titel niet met succes verdedigd, in de finale verloren de Magyaren van Servië-Montenegro en twee jaar later was Kroatië te sterk.

De 2m01 lange Tamás Varga (1975-) debuteerde in 1995 in de Hongaarse ploeg, waarmee hij in 2004 niet alleen de Olympische titel maar ook de wereldtitel won. Ook voor de Olympiades van 2008 en 2012 viel een uitnodiging in de bus. Varga heeft al wat clubs versleten, hij begon zijn carrière bij Szolnoki VSI, maar wisselde naar Vasas Budapest (1994-1996). Daarna zocht hij zijn geluk in het buitenland, eerst bij het Spaanse Catania (1996-1998), vervolgens bij het Zwitserse Basel (1998-2000). Nadien keerde hij terug naar eigen land, eerst opnieuw bij Vasas Budapest, (2000-2004), daarna naar Újpesti TE (2004-2006) en het Italiaanse Chiavari (2006-2007). In de zomerstop speelde hij voor het Maltese Sliema ASC (2007). Van 2007 tot 2009 verdedigde hij de kleuren van Szegedi VE, van 2009–2010  voor Akademija Cattaro in Montenegro en die zomer opnieuw in Malta, maar dit keer bij Sirens ASC (2010). Opnieuw een seizoen bij Ferencváros Budapest (2010-2011) en vanaf 2011 bij Debreceni VSE.

 

Spanje: Inaki Aguilar Vicente (1983-), Mario Garcia Rodriguez (1983-), David Martin Lozano (1977-), Balazs Sziranyi Somogyi (1983-), Guillermo Molina Rios (1984-), Marc Minguell Alferez (1985-), Blai Mallarach Guell (1987-), Albert Espanol Lifante (1985-), Xavier Valles Trias (1979-), Felipe Perrone Rocha (1986-), Ivan Perez Vargan (1971-), Xavier Garcia Gadea (1984-) en Daniel Lopez Pinedo (1980-).

  

Na 2008 de tweede Spelen voor Inaki Aguilar (1983-), die in de thuiscompetitie het doel van CN Barcellona en CN Sabedell verdedigde, Mario Garcia (1983-), actief bij CN Ondaretta Alcorcon en Real Canoe Madrid en David Martin (1977-) speler van CN Atlètic Barceloneta,



Ook een tweede selectie voor Marc Minguell (1985-), afkomstig van Club Esportiu Mediterrani, daarna verhuisd naar CN Martianez, CN Attlètic Barceloneta en het Italiaanse CN Posillipo Napels, Xavier Valles (1979-), speler van CN Barcelona en de in Brazilië geboren Felipe Perrone (1986-), eerst in zijn geboorteland actief bij Clube de Regatas Guanabara, Botafogo Futebol e Regatas, waarna hij verhuisde naar de Spaanse clubs CN Barcelona (2002-2005), CN Atlètic Barceloneta (2005-2010), met een tussendoortje bij het Italiaanse Rari Nantes Savona (2007-2008) om dan aangetrokken te worden door de Italiaanse wereldploeg Pro Recco (2010-).
 

De Hongaar Balazs Sziranyi (1983-) liet zich tot Spanjaard naturaliseren en werd door de Spaanse coach ook opgeroepen. In de Spaanse competitie kwam hij uit voor Real Canoe Madrid.
 

Guillermo Molina (1984-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Tijdens het WK 2007 in Melbourne werd hij verkozen tot beste speler van het tornooi. Het jaar nadien kroonde hij zich met 103 treffers tot topschutter in de Italiaanse competitie en kreeg hij de trofee van Most Valuable Player, al verloor zijn toenmalig zevental Brescia de finale van het kampioenschap tegen Pro Recco. Nogal wiedes dat net dat team hem binnenhaalde voor het nieuwe seizoen 2009. Op 15 september 2010 werd in zijn geboortestad Ceuta een naar hem genoemd sportcentrum geopend. Zoals veel Spaanse spelers veranderde hij nogal makkelijk van ploeg. Tot 1997 speelde hij voor het Spaanse Club Natación Caballa, daarna twee seizoenen bij Real Club Mediterráneo de Málaga en nog eens twee voor Club Natació Barcelona. In 2001 verkaste één jaartje naar het Italiaanse Pescara, waarna bij vijf seizoenen opnieuw voor Club Natació Barcelona speelde. In 2007 trok hij naar het Italiaanse Brixia Leonessa Brescia en in 2009 haalde Pro Recco hem binnen. In 2004 en 2005 won hij mee het Spaans kampioenschap, in 2003 de Spaanse beker, in 2004 zowel de Europese LEN Cup als de Super Cup en in 2010 de Europese Beker voor landskampioenen.

 

In 1992 had Iván Pérez (1971-) de Cubaanse kleuren verdedigd, maar nadat hij zich tot Spanjaard liet naturaliseren werd hij in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaanse zevental. Hij was dan ook fel gegeerd, zo speelde hij onder meer voor Club Natació Poble Nou (1995-1997), Club Natació Barcelona (1997-2007 en 2010-2011), Club Natació Atlètic Barceloneta (2007-2008), het Italiaanse Brescia Leonessa Nuoto (2008-2009), Club Natació Terrasa (2009-2010) en Club Natació Sabadell (2011-2012). In totaal won hij met die ploegen vier Spaanse titels (2001, 2004, 2005 en 2008), vijf Spaanse bekers (1999, 2003, 2008, 2011 en 2012) en een Europese LEN Cup (2004). Na de Spelen van Londen kondigde hij op 41-jarige leeftijd zijn afscheid aan als speler.

Xavier García (1984-) was in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaans Olympisch team. In Spanje speelde hij voor UE Horta, Club Natació Barcelona, Club Natació Terrasa en Club Natació Atlètic Barceloneta, maar hij werd tenslotte aangetrokken door het Kroatische Primorje Rijeka. Zijn palmares was indrukwekkend met zes Spaanse bekers, zeven Spaanse titels, vier nationale super Cups en een Europese LEN Cup. Na zijn sportieve loopbaan verhuisde hij naar Reno, Nevada in de Verenigde Staten.

 

Australië: Joel Dennerley (1987-), Richie Campbell (1987-), Tim Cleland (1984-), Johnno Cotterill (1987-), Aaron Younger (1991-), Jamie Beadsworth (1985-), Aidan Roach (1990-), Sam McGregor (1984-), Thomas Whalan (1980-), Gavin Woods (1978-), Rhys Howden (1987-), Billy Miller (1988-) en James Clark (1991-).

De Australische coach kon beroep doen op spelers met buitenlandse ervaring, zo speelden Richie Campbell (1987-) en Jamie Beadsworth (1985-) bij CN Barcelona, Johnno Cotterill (1987-) bij Panionios GSS Athena, Aaron Younger (1991-) bij het Hongaarse Szeged Beton, Aidan Roach (1990-) bij het Servische Vovojdina, Sam McGregor (1984-) bij het Spaanse CN Alcorcón Arena en Thomas Whalan (1980-) bij het Italiaanse Savona.

 

Na Beijing de tweede Olympiade voor Richie Campbell (1987-) en Rhys Howden (1987-). Campbell was de achterkleinzoon van de beroemde cricketspeler Frank Laver (1869-1919) en speelde eerst in de Spaanse competitie bij CN Barcelona, maar keerde terug naar de heimat om bij Wests Magpies te spelen. Howden kwam uit voor de Brisbane Barracudas.

Jamie Beadsworth (1985-) was vier jaar eerder in Beijing ook al van de partij. Hij begon op 10-jarige leeftijd met waterpolo en werin 2005 kapitein van de Australische ploeg die aan de Junior World Championship deelnam. In 2008 debuteerde hij in het Olympisch team net als zijn zus Gemma (1987-). In 2006 recupereerde hij van een zware beenbreuk en ging hij bij Barcelona in de Spaanse competitie spelen. In Australië kwam hij uit voor Melville Water Polo Club Bicton en de Sharks.

Na Athene en Beijing een derde selectie voor Sam McGregor (1984-). In 2002 werd hij op 17-jarige leeftijd voor het eerst geselecteerd voor het nationale team, dat in Hongarije de Unicom Cup ging betwisten. In 2003 trok hij voor twee seizoenen naar het Spaanse Terrassa Club Barcelona, waarna hij een jaartje terug ging naar Australië om de kleuren van Sydney University te verdedigen. In 2007 vervoegde hij het Spaanse Barcelonetta, waarmee hij prompt kampioen speelde en het jaar nadien haalde Ondarreta Madrid hem binnen: Zijn carrière lag nadien bij Navarra Pamplona.

 
 
Thomas Whalan (1980-) tekende present voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Whalan begon als 13-jarige met waterpolo aan het Scots College van Sydney. Hij kreeg een studiebeurs van de Sydney University en veroverde inmiddels al twee nationale titels. In 2003 was voor de Australiërs brons weggelegd op het WK in Zuid-Korea. In 2003 en 2004 beproefde Whalan zijn geluk bij CN Barcelona, waarmee hij in 2003 de Spaanse Super Cup won. Daarna verhuisde hij naar het Italiaanse Savona. Hij huwde Elka Graham (1981-), die op de Spelen van Sydney 2000 met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag zilver won.



Na 2000, 2004 en 2008 een vierde Olympische selectie voor Gavin Woods (1978-). Vader David Woods (1944-) verdedigde de Australische kleuren op de Spelen van 1972 en 1976, zus Tarwyn Woods (1975-) en nicht Bronwyn Mayer-Smith (1974-) waren in 2000 actief met de Australische vrouwenploeg. In clubverband speelde Gavin Woods voor Balmain Water Polo Club. Hij is getrouwd met Caroline Hildreth (1978-) die op de Spelen van Sydney de 200m schoolslag zwom.

 

Verenigde Staten: Merrill Moses (1977-), Peter Varellas (1984-), Peter Hudnut (1980-), Jeff Powers (1980-), Adam Wright (1977-), Shea Buckner (1986-), Layne Beaubien (1976-), Tony Azevedo (1981-), Ryan Bailey (1975-), Tim Hutten (1985-), Jesse Smith (1983-), John Mann (1985-) en Chay Lapin (1987-).

Tien van de dertien Amerikanen waren lid van landskampioen
New York Athletic Club.


Na Beijing 2008 de tweede Olympische selectie voor Merrill Moses (1977-), lid van de Amerikaanse kampioen New York AC, die in eigen huis bestolen werd van zijn zilveren medaille, Peter Varellas (1984-), oorspronkelijk lid van de waterpoloploeg van Stanford University, maar aangetrokken door het Italiaanse Savona, Peter Hudnut (1980-), ook al een ex-lid van Stanford University die naar Los Angeles Water Polo verhuisde.
 

Tim Hutten (1985-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2008 en 2012. In de States speelde hij voor University of California en Newport Water Polo Foundation 
 

Jeff Powers (1980-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. In clubverband speelde hij eerst voor UC Irvine Anteaters en New York AC, waarna hij naar het buitenland trok. In Griekenland speelde hij bij Vouliagmeni (2004-2005), daarna trok hij richting Italië, eerst bij Bissolati Cremona (2005-2007), daarna voor Plebiscito Padova (2007-2008), Bogliasco (2008-2009) en Imperia (2009-2010). In 2010 haalde Vasas Budapest hem binnen.
 

Adam Wright (1977-) verdedigde de Amerikaanse kleuren op de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Op de Wilson High School kreeg hij de smaak voor waterpolo te pakken. Ricardo Azevedo (1956-) was daar zijn trainer en in 1994 won het zevental het CIF kampioenschap. In drie seizoenen tijd potte hij 309 doelpunten. Toen hij ging studeren op UCLA speelde hij voor hen het NCAA kampioenschap, in 1999 en 2000 kroonde het zevental zich tot kampioen. In dat tweede jaar liet hij 39 treffers noteren. Nadat hij aan het UCLA afstudeerde als historicus en socioloog trok hij richting Rusland, waar hij in het seizoen 2004-2005 voor Dynamo Moscow speelde. In 2005 trok hij richting Italië, meer bepaald naar Nuoto Catania op Sicilië, in 2006 speelde hij voor Civitavecchia en nog een seizoen later voor Bissolati Cremona. Daarna kwam hij uit voor NYAC New York. In juni 2009 werd hij ook hoofdcoach bij de mannenploeg van UCLA Bruins. Zijn vader Steve was pitcher in het baseball en broer Randy speelde in 1995 en 1996 in het waterpoloteam van UCLA.
 

Layne Beaubien (1976-) was van de partij in Athene 2004 en Beijing 2008. Ook hij was een poloproduct van Stanford University, maar na zijn studies verhuisde hij als eerste Amerikaan naar Hongarije waar hij voor KSI Budapest speelde, maar nadien sloot hij zich aan bij New York AC.

 

Anthony Lawrence (Tony) Azevedo (1981-), door zijn vrienden ‘The Savior’ genoemd, werd beschouwd als beste Amerikaanse waterpolospeler. Hij was amper één maand oud, toen zijn ouders van Brazilië naar Californië verhuisden. Zijn leven had nochtans aan een zijden draadje gehangen, op 4-jarige leeftijd viel hij zwaar waardoor zijn trachea en oesofagus zwaar beschadigd werden. Tijdens de daaropvolgende operatie stond zijn hart vier minuten stil, maar de artsen slaagden erin hem terug tot leven te wekken. Tijdens zijn studies aan de Wilson Classical High School van Long Beach in Californië won zijn waterpoloteam vier jaar achtereenvolgens het interscolair kampioenschap van Californië en werd hij ook vier jaar uitgeroepen tot Most Valued Player. In één seizoen nette hij liefst 68 korven. Daarna ging hij naar de Stanford University en met dat zevental won hij in 2001 en 2002 het NCAA kampioenschap. Ook hier werd hij topscorer met 95 treffers, of gemiddeld 3,4 per wedstrijd. In totaal scoorde hij 332 treffers in de vier jaar op Stanford. Hij werd voor het Olympisch team geselecteerd in 2000, 2004, 2008 en 2012. In Athene 2004 scoorde hij 15 keer, waarmee hij tweede op de lijst van topscorers werd. Nadat hij in 2004 afstudeerde trok hij als beroepsspeler naar het Italiaanse Bissilati Cremona, de wedde die hij binnenreef plaatste hem bij de tien best betaalde spelers in de sport. Tijdens zijn derde seizoen bij de Italianen trof hij 63 keer raak, een gemiddelde van 2,62 per wedstrijd. In de openingswedstrijd van de Olympische Spelen 2008 in Beijing scoorde Azevedo vijf treffers, waardoor de Amerikanen met 8-4 wonnen van gastland China. Van 2008 tot 2010 speelde de Amerikaan voor VK Jug Dubrovnik, waarna hij naar VK Primorac Kotor in Montenegro verhuisde. In 2011 speelde hij een seizoen bij het Braziliaanse Fluminese, maar daarna keerde hij terug naar VK Jug Dubrovnik. Sedert 2008 komt hij 's zomers uit voor NYAC New York, dat hij prompt naar meerdere nationale titels leidde.
De Azevedo familie is een heuse waterpoloclan.

Vader Ricardo Azevedo (1956-) speelde voor het Braziliaanse zevental en was de coach van zijn zoon tijdens diens schooljaren. Azevedo senior was ook hoofdcoach van het Amerikaanse team en van de Long Beach State University. Tony’s zuster Cassie (1984-) speelde eveneens als prof in Italië.
 

Ryan Bailey (1975-) werd uitverkoren voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. In Beijing haalden de Yankees zilver, dank zij zes doelpunten van Bailey. Tijdens het WK van 2001 scoorde hij in de slotseconde de winnende treffer tegen Kroatië, waardoor de Verenigde Staten het goud kregen. Hij trok als profspeler naar Europa en speelde achtereenvolgens voor het Kroatische JUG Dubrovnik (2003-2004), Dynamo Moscow (2004-2005); het Kroatische Jadran Split (2005-2006), het Griekse Panionios (2006-2007) en het Servische Partizan Belgrado (2007-2008). Maar het voor de Spelen van Londen kwam hij uit voor New Port Water Polo Foundation.

Jesse A. Smith (1983-) was Olympische deelnemer in 2004, 2008 en 2012. In het begin speelde hij voor New York Athletic Club, waarna hij het land doorkruiste om zijn geluk in Los Angeles te beproeven. Maar zijn kwaliteiten bleven niet onopgemerkt, Het Griekse Ethnikos Piraeus haalde hem binnen voor het seizoen 2005-2006, het jaar nadien ging het richting Mladost Zagreb, waar hij het twee jaar volhield. Na de Spelen van Beijing trok New York A.C. hem aan voor twee seizoen, waarna hij zijn geluk bij het Italiaanse Savona beproefde. Het leverde hem een Griekse en een Croatische titel op en met Savona de Europese LEN Cup in 2011.


Griekenland: Nikolaos Deligiannis (1976-), Emmanouil Mylonakis (1985-), Andreas Miralis (1987-), Konstantinos Kokkinakis (1975-), Theodoros Schatzitheodorou (1986-), Argyris Theodoropoulos (1981-), Christos Afroudakis (1984-), Evangelos Delakas (1985-), Georgios Afroudakis (1976-), Ioannis Fountoulis (1988-), Konstantinos Mourikis (1988-), Manthos Voulgarakis (1980-) en Filippos Karampetsos (1977-).

 

Doelverdediger Nikolaos Deligiannis (1976-) was Olympisch actief in 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij speelde bij Olympiacos Athina en huwde met Angeliki Karapataki (1975-), die de Griekse waterpolokleuren verdedigde in 2004.

Konstantinos Kokkinakis (1975-) werd in 2008 opgeroepen voor de Spelen van Beijing, in 2012 voor die van Londen. In clubverband speelde hij bij Ethnikos GS Athina

Argyris Theodoropoulos (1981-) werd al opgeroepen voor de Spelen van 2004 en 2008 en was dus aan zijn derde Olympiade toe. In ploegverband speelde hij in eigen land bij Olympiacos Athina.

Twee Olympische selecties in 2008 en 2012 voor Emmanouil Mylonakis (1985-) die in Athene bij Ethnikos GS speelde

Vijf Olympische selecties voor Georgios Afroudakis (1976-) 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij bleef in eigen land spelen, eerst voor NO Vougliamgmeni Athinai, daarna verhuisde hij naar Olympiakos Piraeus. Zijn broer Khristos Afroudakis (1984-) werd voor de Griekse waterpoloploeg geselecteerd voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012.

Theodoros Khatzitheodorou (1976-) was van de partij in 1996, 2000, 2004 en 2012. Hij werd 156 geselecteerd voor het Griekse zevental en speelde achtereenvolgens voor Ilisiakos Athena (1993-1995), Oympiakos Piraeus Athena (1995-2010), het Servische VK Partizan Belgrado (2010-2011) en tenslotte bij het Griekse Nautical Club Chios (2011-). Met Olympiakos Piraeus won hij in 2002 de Europese Len Cup en met Partizan hetzelfde kleinood in 2011. Met Olympiakos Piraeus won hij ook elf Griekse titels, tien bekerfinales en twee Super Cups. Hij speelde steeds met het nummer 5.

Roemenië: Cosmin Radu (1981-), Tiberiu Negrean (1988-), Nicolae Diaconu (1980-), Andrei Iosep (1977-), Andrei Busila (1980-), Alexandru Matei-Guiman (1980-), Mihnea Chioveanu (1987-), Dimitri Goanta (1987-), Ramiro Georgescu (1982-), Alexandru Ghiban (1986-), Kalman Kadar (1979-) en Milhai Dragusin (1984-).

Eerste Olympiade voor alle Roemeense spelers, waarvan er vijf in het buitenland speelden.

 

Kapitein Cosmin Alexandru Radu (1981-) startte bij Rapid Bucharest, waarmee hij viermaal nationaal kampioen werd en in 2004 zelfs topscoorder van de competitie. Van 2004 tot 2011 kwam hij uit voor het Italiaanse Pro Recco, dat hem doorverkocht aan Kroatische HAVK Mladost. Tijdens het WK van 2011 in Shanghai kroonde hij zich met twintig treffers tot topscorer.
  
 

Tiberiu Negrean (1988-) en Ramiro Georgescu (1982-) speelden in de Hongaarse competitie bij Szolnoki Vizilabda SC.

Andrei Iosep (1977-) speelde bij het Spaanse C.W. Havarra Mataro
 

Dimitri Goanta (1987-) kwam uit voor het Zwitserse SC Horgen.

Kazakstan: Nikolay Maksimov (1972-), Sergey Gubaryov (1978-), Murat Shakenov (1990-), Sergey Gorovoy (1975-), Alexey Panfili (1974-), Alexey Shmider (1990-), Vladimir Ushakov (1982-), Rustam Ukumanov (1986-), Yevgeniy Zhilyayev (1973-), Mikhail Ruday (1988-), Ravil Manafov (1985-) en Nikita Kokorin (1989-).

De coach van Kazakhstan deed beroep op acht spelers van Astana-Kazakhstan Almaty.

Nikolai Maksimov (1972-) verdedigde het Russische doel op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband hield hij de netten schoon van Dynamo Moskva (1990-1995 en 1997-2000), Mladost Zagreb (1996-1997), het Spaanse CN Sabadell (2000-2003), Lukoil Spartak Volgograd. (2003-2005) en Sintez Kazan (2005-). In 2012 werd hij opnieuw opgeroepen, dit keer voor Kazaksthan.

Sergey Gorovoy (1975-) was de enige overblijver van het Olympisch zevental uit 2004, die uitkwam voor het Russische Sintez Kazan.

Alexey Panfili (1974-) werd in 1996 al eens opgeroepen voor de Russische ploeg en kreeg nu zestien jaar later bij Kazakstan een tweede kans. In clubverband was hij actief bij het Russische Lukoil-Spartak Volgograd, maar na de Spelen verhuisde hij naar Bischkek, de ploeg uit de hoofdstad van Kirgizië.

Na 2000 en 2004 een derde selectie voor Yevgeniy Zhilyayev (1973-), die in de Russische competitie aantrad voor Dynamo Moskva.

 

Groot-Brittannië: Ed Scott (1988-), James Claran (1991-), Glen Robinson  (1989-), Sean King (1989-), Craig Figes (1978-), Jack Waller (1989-), Alex Parsonage (1985-), Jake Vincent (1989-), Rob Parker (1987-), Adam Scholefield (1985-), Sean Ryder (1987-), Joseph O’Regan (1991-) en Matt Holland (1989-).

Als gastland was Groot-Brittannië automatisch geplaatst voor het tornooi. De Engelse coach zocht al zijn spelers in het buitenland. Uit Spanje haalde hij doelverdediger Ed Scott (1988-) die bij CE Mediterrani Barcelona speelde, Jack Waller (1989-) die uitkwam voor CN Sant Andreu en Rob Parker (1987-) in Barcelona voor CN Terrassa. In Duitsland speelden James Claran (1991-) voor SV Cannstatt Stuttgart, Glenn Robinson (1989-) bij SV Wurzburg, Sean King (1989-) en Sean Ryder (1987-) bij SV Weiden, Jake Vincent (1989-) in Krefeld bij Bayer Uerdingen. Craig Figes (1978-) speelde in Italië bij Pescara. Alex Pasonage (1985-) speelde in de Nederlandse competitie bij UZCS Utrecht. In Hongarije speelden Adam Scholefield (1985-) voor PVSK Pecs en Joseph O’Regan (1991-) voor PVSK Fuszert. Matt Holland (1989-) tenslotte deed ervaring op bij het Franse Aix-en-Provence.

Bij de vrouwen werden de acht deelnemende landen in twee groepen verdeeld:

•    Groep A: China, Spanje, Hongarije en Verenigde Staten

•    Groep B: Australië, Groot-Brittannië, Italië en Rusland

Alle teams stroomden door naar de kwartfinales, waarin het knock-out systeem werd toegepast.
De winnaars van de halve finales speelden om de gouden medaille
De verliezers van de halve finale speelden om het brons
De verliezers van de kwartfinales speelden een reeks klassementswedstrijden voor de vijfde tot achtste
plaats.

Voorronde

Groep A

Spanje – China: 11-6 (2-2, 4-2, 4-2, 1-0)

Hongarije - Verenigde Staten: 13-14 (3-4, 4-4, 2-3, 4-3)

Hongarije –China: 11-10 (1-3, 4-4, 4-3, 2-0)

Spanje - Verenigde Staten: 9-9 (3-1, 2-2, 1-4, 3-2)

Spanje – Hongarije: 13-11 (4-3, 3-2, 3-2, 3-4)

China - Verenigde Staten: 6-7 (1-0, 2-2, 0-3, 3-2)

Groep B

Italië – Australië: 8-10 (1-2, 3-2, 0-4, 4-2)

Groot-Brittannië – Rusland: 6-7 (2-3, 3-2, 0-1, 1-1)

Italië – Rusland: 4-7 (0-1, 1-1, 1-4, 2-1)

Groot-Brittannië – Australië: 3-16 (1-3, 1-3, 1-5, 0-5)

Rusland – Australië: 8-11 (4-6, 1-2, 1-0, 2-3)

Groot-Brittannië – Italië: 5-10 (2-4, 1-2, 1-2, 1-2)

 

Naar aanleiding van de Olympiade in eigen land gingen de Britse zwemsters, duiksters en waterpolospeelsters uit de kleren wat deze prachtige foto opleverde

De grootste verrassing van het waterpolotornooi bij de vrouwen was dat titelverdediger Nederland zich niet kon plaatsen in het kwalificatietornooi. Kleine verrassing was misschien het zevental uit Spanje, dat er vier jaar voordien in Beijing zelfs niet bij was en nu groepswinnaar werd.

Kwartfinales

Hongarije – Rusland:  11-10 (3-3, 4-2, 1-3, 3-2)
China – Australië: 16-16 (5-5, 3-3, 4-2, 2-4, 1-2, 1-0; strafworpen: 2-4)
Verenigde Staten – Italië: 9-6 (3-3, 3-0, 0-1, 3-2)
Spanje – Groot-Brittannië: 9-7 (3-2, 3-0, 2-3, 1-2)

China-Australië was een hard bevochten duel, waarin de stand na de verlengingen van tweemaal drie minuten nog steeds gelijk was. Dank zij meer gelukte strafworpen trokken de Aussies het laken uiteindelijk naar zich toe.

7e/8e plaats

Italië - Groot Brittannië: 11-7 (2-3, 4-0, 3-2, 2-2)

5e/6e plaats

China - Rusland: 16-15 (3-3, 5-6, 3-2, 3-3; 1-0, 1-1)

Halve finales

Verenigde Staten - Australië: 11-9 (3-3, 3-2, 1-1, 2-3; 2-0, 0-0)
Hongarije - Spanje: 9-10 (1-2, 4-5, 2-2, 2-1)

De Amerikaanse vrouwen plaatsten zich als eerste voor de finale. Na vier kwartjes was de stand 9-9, maar in het eerste extra time scoorden ze 2 goaltjes die de Australiërs niet meer konden ophalen. De andere finalist was Spanje, een heuse verrassing want het was hun allereerste Olympische deelname. Op het EK begin dit jaar in Eindhoven was het zevental er ook al bij, maar brak toen niet veel potten. Nu in Londen hielden ze in de voorronde met 9-9 gelijke tred met de Amerikanen en klopten ze de Hongaren al met 13-11. In de halve finale liepen de Spanjaarden 0-2 uit en was Hongarije steeds op achtervolgen aangewezen.

Bronzen finale

Australië - Hongarije: 13-11 (2-1, 5-3, 3-4, 1-3: 1-0, 1-0)

Finale

Verenigde Staten - Spanje: 8-5 (1-1, 4-1, 2-0, 1-3)

Met groot gemak wonnen de Verenigde Staten de Olympische titel bij de vrouwen. In de finale versloegen ze Spanje met 8-5. Vijf van de Amerikaanse treffers werden door Maggie Steffens (1993-) gescoord, die haar totaal daarmee tot 21 goals aandikte, waarmee ze topscoorster werd van het tornooi. Australië pakte brons dank zij een 13-11 zege tegen Rusland.

 

Verenigde Staten: Betsey Amstrong (1983-), Heather Petri (1978-), Melissa Seidemann (1990-), Brenda Villa (1980-), Lauren Wenger (1984-), Maggie Steffens (1993-), Courtney Matthewson (1986-), Jessica Steffens (1987-), Elsie Windes (1985-), Kelly Rulon (1984-), Annika Dries (1992-) en Kami Craig (1987-).

 

Na Beijing in 2008 de tweede selectie voor goalie Betsey Amstrong (1983-), die met de States ook goud won op de Pan American Games van 2007 in Rio de Janeiro. Ze speelde bij Great Lakes WP Ann Arbor en studeerde als lerares Engels af aan de University of Michigan, waar ze ook lid was van het waterpoloteam. Armstrong maakte haar debuut voor de nationale ploeg in 2006. In 2010 werd ze door FINA Aquatics World Magazine uitgeroepen tot de beste vrouwelijke waterpolo speler van dat jaar. Ze stopte met waterpolo en vestigde zich in Long Beach California.

 

Eveneens twee selecties voor Lauren Wenger (1984-) die bij de University of Southern California speelde waar ze in 2006 de Peter J. Cutino Award ontvingen als beste college speelster. Die Universiteit bood haar een vier jarig contract aan toen ze nog bij de Wilson Classical High School in Long Beach Californië speelde. Ze studeerde af als master in 'policy, planning and development'.

Jessica Steffens (1987-) had vier jaar eerder in Beijing ook al van Olympische Spelen geproefd; Ze startte met waterpolo aan de Monte Vista High School, waarmee ze tweemaal het NCS kampioenschap won. In 2006 vatte ze haar studies aan op de Stanford University en als eerstejaars scoorde ze meteen 15 doelpunten voor de waterpoloploeg, het jaar nadien zelfs 35. In 2008 onderbrak ze haar studies een volledig jaar om zich volledig op de Spelen van Beijing voor te bereiden. In 2010 moest ze noodgedwongen een schouderoperatie ondergaan, zodat ze het volledige seizoen niet kon spelen. Maar ze keerde terug en in 2011 hielp ze de States aan het goud op de Pan American Games. Haar vader Carlos speelde waterpolo aan de Universiteit van Californië.


Ze heeft twee zussen en een broer, die allen eveneens door het waterpolo gebeten zijn en zus Maggie (1993-) was in Londen ook lid van de Amerikaanse ploeg.

 

Na Beijing een tweede selectie voor Elsie Windes (1985-), die met waterpolo begon tijdens aan studies aan de Beaverton High School. In 2003 speelde ze met dat zevental kampioen, maar werd ze ook uitgeroepen tot Oregon State MVP. Na het middelbaar ging ze in 2004 studeren aan de University of California, waar ze als eerstejaars 33 treffers scoorde voor het waterpoloteam. Het jaar nadien nette ze 51 treffers en in 2006 40 goals. In 2006 werd ze ook lid van de nationale ploeg. Ook haar vader en zus speelden waterpolo.

Kami Craig (1987-) speelde van 2003 tot 2006 voor het Amerikaanse jeugdteam. In 2008 werd ze een eerste keer opgeroepen voor de Olympische ploeg en in Londen dus een tweede maal. In 2009 en 2010 won ze de Peter J. Cutino Award en daarmee was ze de enige vrouwelijke atlete die dat kleinood twee keer won. In 2011 ging ze de professionele toer op en speelde ze in Griekenland. Ze studeerde af als sociologe en ergotherapeute aan de University of Southern California.
 

Ook een tweede selectie voor Kelly Rulon (1984-), maar de eerste dateerde al van 2004 in Athene. Na haar studies aan het UCLA trok Rulon in 2007 richting Europa waar ze in de Italiaanse competitie uitkwam voor A.S.D Roma. Met die ploeg won ze dat jaar de LEN Cup. Het seizoen 2008-2009 transfereerde ze naar Nervi en werd ze met 81 doelpunten topscorer in de Italiaanse competitie. Het jaar nadien keerde ze terug naar Rome, waar ze opnieuw 58 treffers liet noteren. Na 2011 speelde ze terug in eigen land bij San Diego Shores.
 

Bij gebrek aan een vrouwenploeg in haar high school speelde Heather Petri (1978-) waterpolo met de jongens van de Miramonte High School. In 1997 werd ze binnengehaald door UC Berkeley, waar ze tot 1999 speelde. Ze eindigde haar college carrière met 96 doelpunten en werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. In 2002 studeerde ze in Berkeley af met een diploma integratieve biologie. Na een Amerikaans oponthoud bij California Golden Bears, Berkeley en New York AC werd ze profspeelster bij Rari-Nantes Firenze (2004-2006). Met de Verenigde Staten haalde ze drie wereldtitels. Na haar Italiaans avontuur keerde ze echter terug naar New York AC.
 

Brenda Villa (1980-) nam deel aan de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Ze startte op 6-jarige leeftijd met zwemmen maar volgde twee jaar later haar broer die op waterpolo overschakelde. Ook zij moest op de Bell Gardens High School met de jongens meespelen, omdat er geen vrouwenploeg bestond. In 1998 ging ze aan de Stanford University studeren, ze werd in 2000 voor het eerst naar de Olympische Spelen uitgestuurd. In 2001 werd ze met 69 doelpunten topscoorster voor Stanford, wat haar de titel Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar opleverde en in 2003 studeerde ze af met een diploma Politieke Wetenschappen. In haar drie seizoenen bij Stanford scoorde ze 172 keer. In 2003 zorgde ze er in haar eentje voor dat de Verenigde Staten het goud haalden tijdens het WK. Na haar Amerikaanse competitie verleden verhuisde ze naar het Italiaanse Orizzonte Geymonat Catania. In 2007 leidde ze dat team met haar elf doelpunten naar goud op het WK. In 2010 werd ze hoofdcoach van de vrouwenploeg van de Castilleja High School Palto Alto in Californië, maar de Amerikaanse coach riep haar terug op voor de Spelen van Londen.
 

Allereerste selectie voor Maggie Steffens (1993-), maar ze gaf meteen haar visitekaartje af. Nadat ze reeds elf keer had gescoord tijdens de World Cup League, kroonde ze zich in Londen tot topscoorster van het tornooi met 21 goals uit 27 pogingen. In de finale nette ze liefst vijf treffers en daarmee had ze een groot aandeel in de gouden medaille.

 

Spanje: Laura Ester Ramos (1990-), Marta Bach Pascual (1993-), Anni Espar Llaquet (1993-), Roser Tarrago Aymerich (1993-), Matilde Ortiz Reyes (1990-), Jennifer Pareja (1984-), Lorenac Miranda Dorado (1991-), Maria Pena (1986-), Andrea Blas (1992-), Ona Meseguer (1988-), Maica Garcia (1990-) en Laura Lopez Ventosa (1988-).

 

Het Spaanse zevental herbergde zes speelsters van CN Sabadell, met onder meer de tot Spaanse genaturaliseerde Mexicaanse Matilde Ortiz Reyes (1990-).

 

Andrea Blas Martinez (1992-) viel dan weer op door de tattoo op haar rechter bil.

 

Australië: Victoria Brown (1985-), Gemma Beadsworth (1987-), Sophie Smith (1986-), Holly Linoln-Smith (1988-), Jane Moran (1985-), Bronwen Knox (1986-), Rowie Webster (1987-), Kate Gynther (1982-), Glencora Ralph (1988-), Ash Southern (1992-), Mel Rippon (1981-), Nicola Zagame (1990-) en Alcia McCormack (1983-).

  

Tweede Olympische selectie voor Gemma Beadsworth (1987-), Bronwen Knox (1986-) en Alicia McCormack (1983-).
    
 

Kate Gynther (1982) en haar stiefzuster Mel Rippon (1981-) werden in 2004, 2008 en 2012 voor het Olympisch zevental geselecteerd.

 

Hongarije: Flora Bolonyai (1991-), Dora Czigany (1992-), Dora Antal (1993-), Hanna Kisteleki (1991-), Gabriella Szucs (1988-), Orsolya Takacs (1985-), Rita Dravucz (1980-), Rita Kesztelyi (1991-), Idiko Toth (1987-), Barbara Bujka (1985-), Dora Csabai (1989-), Katalin Menczinger (1989-) en Edina Gangl (1990-).

 

Doelvrouw Flora Bolonyai (1991-) studeerde aan de University Of Southern California, Los Angeles in de Verenigde Staten, waar ze waterpolo speelde bij USC Trojans van Los Angeles.
 

Na Beijing in 2008 de tweede Olympische selectie voor Orsolya Takacs (1985-), die in Hongarije bij Honved Budapest was aangesloten.
 

Rita Drávucz (1980-) haalde niet alleen de Spelen van 2004, 2008 en 2012, de Hongaarse speelde ook voor de Italiaanse ploegen GS Orizzonte Catania, Fiorentina Firenze en Pro Recco. Bovendien was ze een veel gevraagd model, de foto laat hierover weinig twijfel bestaan.


 
Ondanks ze 25 jaar was toch pas een eerste selectie voor Barbara Bujka (1985-), die in de Italiaanse competitie bij Messina speelde. Afgestudeerd in de richting van sportmarketing sprak ze vlot zes talen.

 

China: Jun Yang (1988-), Fei Teng (1988-), Ping Liu (1987-), Yujun Sun (1987-), Jin He (1987-), Yating Sun (1988-), Donglun Song (1991-), Ao Gao (1990-), Yi Wang (1987-), Huanhuan Ma (1990-), Huiz Sun (1990-), Lei Zhang (1988-) en Ying Wang (1988-).

  

Na de Spelen van 2008 in eigen land een nieuwe selectie voor Yujun Sun (1987-), Yi Wang (1987-) en Huanhuan Ma (1990-)

Rusland: Mariia Kovtunovskaia (1988-), Nadezhda Glyzena (1988-), Yekaterina Prokofyeva (1991-), Diana Antonova (1993-), Yekaterina Pantyulina (1989-) Yevgeniya Soboleva (1988-), Alexandra Antonova (1991-), Sofya Konukh (1980-), Olga Belova (1993-), Yekaterina Tankeyeva (1989-), Olga Belyayeva (1985-), Yevgeniya Ivanova (1987-) en Anna Karnaukh (1993-).

Sofya Konukh (1980-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 en won in 2006 met Rusland het EK in Belgrado. Ze speelde voor het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi .

Olga Belyaeva (1985-) was olympisch actief in 2008 en 2012. in Rusland verdedigde ze de kleuren van Kinef-Surgutneftegaz.

  

Yevgeniya Soboleva (1988-), Nadezda Glyzina (1988-) en Yekaterina Pantyulina (1989-) waren er na Beijing vier jaar later in Londen voor de tweede keer bij en speelden in clubverband bij Kinef-Surgutneftegaz Kirishi

Yekaterina Prokofyeva (1991-) was 17 jaar toen ze in Beijing voor het eerst op Olympische Spelen mocht aantreden, nu vier jaar later werd ze opnieuw geselecteerd. In clubverband speelde ze voor Unost Volgodonsk.

 

Italië: Elena Gigli (1985-), Simona Abbate (1983-), Elisa Casanova (1973-), Federica Radicchi (1988-), Aniko Pelle (1978-), Allegra Lapi (1985-), Tania di Mario (1979-), Roberta Bianconi (1989-), Giulia Enrica Emmolo (1991-), Giulia Rambaldi (1986-), Aleksandra Cotti (1988-), Teresa Frassinetti (1985-) en Giulia Gorlero (1990-).

Buiten het goud van de Spelen 2004 haalde doelverdedigster Elena Gigli (1985-) ook zilver op het EK van 2006 in Belgrado. Eerst speelde ze voor Fiorentina Waterpolo Giotti (2003-2010) en won daarmee de Europa Cup voor landskampioenen, de Len Champions Cup en het Italiaans kampioenschap 2006-2007. Na vele jaren Fiorentina verhuisde ze naar Rapallo (2010-2011), waarmee ze in 2011 de LEN Cup opnieuw binnenhaalde. Toen Pro Recco ook interesse vertoonde voor vrouwenpolo, werd ze in 2011 door dat zevental aangetrokken en prompt werd de Italiaanse titel en EK gewonnen. In 2008 was ze titularis op de Spelen van Beijing, in 2012 op die van Londen. In totaal verzamelde ze 327 selecties voor de nationale ploeg, twee wereldtitels en vier Europese.

   

Na Beijing de tweede selectie voor de 38-jarige Elisa Casanova (1973-) en Teresa Frassinetti (1985-)
 

Anikó Pelle (1978-) speelde van 1999 tot 2002 voor de University of Southern California en in 2004 en 2008 voor de Hongaarse Olympische ploeg. Tijdens haar eerste seizoen in de Amerikaanse Universitaire competitie scoorde ze 52 doelpunten, het jaar nadien  64 en liefst 81 in het seizoen 2001. Bij haar afscheid in 2002 stond haar teller op 254 treffers. Pelle studeerde af met het diploma business. Sedert 1995 werd ze ook opgeroepen voor het Hongaarse zevental en was ze in verschillende Europese ploegen actief, onder andere bij GS Orizzonte Catania en Siracusa. De Italianen konden haar overhalen om hun nationaliteit aan te nemen en in Londen speelde ze dus op 33-jarige leeftijd in de Squadra.
 

Na een zwemcarrière stapte Tania di Mario (1979-) op 15-jarige leeftijd over op waterpolo bij Vis Nova Roma. Voor het seizoen 1997-98 deed ze de overstap naar Orizzonte Catania. Met die ploeg domineerde ze het gebeuren en won ze dertien nationale titels, zeven Europa Cups en een European Super Cup. Haar internationaal debuut deed ze in 1999 tegen Griekenland tijdens het EK in Prato, dat Italië ook won. Ze won eveneens goud met de nationale ploeg op het EK in Ljubljana. Tijdens de Spelen van 2004 werd ze niet alleen topscoorster van het tornooi, maar tevens uitgeroepen tot beste speelster van de editie. Ook in 2008 en 2012 was ze erbij op de Spelen van Beijing en Londen. Ze nam deel aan vijf WK's: 2001 in Fukuoka, 2003 in Barcelona, 2005 in Montreal 2007 in Melbourne en 2009 in de eigen hoofdstad Rome. Na die laatste editie hing ze de cap aan de haag, maar de Italiaanse trainer kon haar overhaen om mee te gaan naar Londen.

 

Groot-Brittannië: Robyn Nicholls (1990-), Chloe Wilcox (1986-), Fiona McCann (1987-), Francesca Painter-Snell (1987-), Alex Rutlidge (1988-), Fran Leighton (1982-), Lida Gibson (1989-), Hazel Musgrove (1989-), Clara Gibson-Byrne (1992-), Angie Winstanley-Smith (1985-), Francesca Clayton (1990-), Beckie Kershaw (1990-) en Rosie Morris (1986-).

De Britse meisjes waren als thuisland voor het eerst aanwezig op een Olympiade, de coach koos zeven speelsters van Manchester.


Op sportief gebied braken de Engelse meisjes misschien weinig potten, ploegkapitein Fran Leighton (1982-) werd wel voor een mooie fotosessie gevraagd.

 

<< 2012
>> 2013