Chronologische geschiedenis van het waterpolo
2008 - Olympische Spelen van Beijing
De twaalf deelnemende landen werden op de Olympische Spelen van Beijing in twee groepen verdeeld:
• Groep A: Hongarije, Montenegro, Canada, Spanje, Griekenland en Australië
• Groep B: Duitsland, Italië, Kroatië, Servië, China en de Verenigde Staten
Uit elke poule plaatsten de drie beste landen zich voor de medaille ronde, de overige landen speelden voor de plaatsen 7 t/m 12.
Voorronde
Groep A
Spanje – Canada: 16-6 (5-2, 4-2, 3-1, 4-1)
Hongarije – Montenegro: 10-10 (3-3, 3-1, 2-4, 2-2)
Australië – Griekenland: 12-8 (5-5, 4-3, 2-0, 1-0)
Canada – Montenegro: 0-12 (0-3, 0-4, 0-4, 0-1)
Spanje – Australië: 9-8 (4-0, 2-4, 2-2, 1-2)
Griekenland – Hongarije: 6-17 (2-7, 2-2, 1-4, 1-4)
Hongarije – Spanje: 8-5 (2-3, 2-1, 3-1, 1-0)
Montenegro – Griekenland: 10-6 (3-1, 2-1, 5-2, 0-2)
Australië- Canada: 8-5 (2-3, 2-1, 3-1, 1-0)
Canada – Griekenland: 7-13 (1-6, 4-5, 2-1, 0-1)
Spanje – Montenegro: 12-6 (3-0, 4-1, 3-4, 2-1)
Australië – Hongarije: 12-13 (4-4, 1-5, 4-2, 3-2)
Hongarije – Canada: 12-3 (3-1, 3-0, 1-2, 5-0)
Montenegro – Australië: 5-5 (2-1, 1-2, 0-1, 2-1)
Spanje – Griekenland: 10-6 (2-0, 3-0, 3-5, 2-1)
Groep B
Servië – Duitsland: 11-7 (1-3, 5-2, 2-2, 3-0)
Kroatië – Italië: 11-7 (3-3, 2-0, 4-1, 2-3)
Verenigde Staten – China: 8-4 (3-1, 1-2, 2-1, 2-0)
Italië - Verenigde Staten: 11-12 (1-2, 2-3, 4-3, 4-4)
Servië – Kroatië: 8-11 (3-1, 1-4, 1-4, 3-2)
Duitsland – China: 6-5 (0-2, 5-2, 0-0, 1-1)
Kroatië – Duitsland: 13-5 (4-1, 3-2, 2-1, 4-1)
Verenigde Staten – Servië: 2-4 (0-0, 1-2, 0-2, 1-0)
China – Italië: 7-19 (2-5, 2-5, 1-4, 2-5)
Duitsland – Italië: 8-7 (2-1, 3-1, 0-2, 3-3)
Kroatië - Verenigde Staten: 5-7 (2-2, 1-3, 0-0, 2-2)
Servië – China: 15-5 (5-2, 2-1, 4-2, 4-0)
Servië – Italië: 12-13 (3-3, 2-3, 3-5, 4-2)
Verenigde Staten – Duitsland: 8-7 (3-2, 2-1, 2-2, 1-2)
Kwartfinale
Canada – Italië: 11-13 (1-4, 3-2, 3-3, 4-4)
Griekenland – China: 13-8 (3-1, 4-4, 2-0, 4-3)
Montenegro – Kroatië: 7-6 (3-1, 2-3, 1-0, 1-2)
Spanje – Servië: 5-9 (1-0, 1-5, 1-2, 2-2)
De Kroaten, toch beschouwd als één van de favorieten, vielen tegen en verloren in de kwartfinale met het kleinste verschil van Montenegro.
Halve finale
Australië – Italië: 17-16 (4-2, 1-5, 4-0, 1-3, 0-1, 3-2, 4-3)
Duitsland – Griekenland: 9-13 (3-3, 1-3, 2-4, 3-3)
Hongarije – Montenegro: 11-9 (3-4, 3-3, 3-0, 2-2)
Verenigde Staten – Servië: 10-5 (3-3, 2-1, 2-1, 3-0)
In de halve finales was de wedstrijd tussen Hongarije en Montenegro de replay van de eindstrijd om de FINA World Cup uit 2006. Montenegro vormde toen nog één zevental met Servië, inmiddels waren het twee verschillende teams die beide als favorieten bestempeld werden. In de voorrondes troffen beide teams elkaar al en werd het na een erg spannende wedstrijd 10-10. In de kwartfinales wonnen de Hongaren echter met 11-9, net als tijdens de Wereldbeker van 2006.
De andere halve finale werd tussen Servië en de Verenigde Staten betwist. Ook deze teams kwamen elkaar in de voorrondes al tegen en toen trokken de Serviërs met 4-6 aan het langste eind. Die halve finale was echter een heel ander verhaal. Servië, een samenraapsel van toptalenten zonder teamspirit, viel tegen en ging met 10-5 zwaar de boot in. De frustratie bij de verliezers was zo groot dat de twee sterkhouders Aleksandar Šapic (1978-), de best betaalde speler ooit en vier jaar voordien in Athene nog topscorer en goalie Denis Šefik (1976-) na de wedstrijd met elkaar op de vuist gingen. Met catastrofale gevolgen voor de ploeg: Šapic moest naar huis voor een knieoperatie en Sefik viel uit met een gebroken hand.
Beide heren mochten het voor de verzamelde wereldpers eerst nog eens komen uitleggen.
Servië moest in de halve finale dus aantreden met elf spelers en zonder topscorer Šapic en zonder reserve-keeper. Desondanks haalden de Serviërs het laken naar zich toe en keerden ze met de bronzen medaille huiswaarts. Uitslag: 4-6.
11de/12de plaats
Canada – China: 8-7 (1-1, 3-1, 1-2, 3-3)
9de/10de plaats
Italië – Duitsland: 10-8 (4-3, 1-1, 1-1, 4-3)
7de/8ste plaats
Australië – Griekenland: 8-9 (2-3, 2-2, 3-1, 1-3)
5de/6de plaats
Kroatië – Spanje: 9-11 (2-0, 3-5, 1-3, 3-3)
Bronzen finale
Montenegro – Servië: 4-6 (0-2, 1-2, 1-2, 2-0)
Finale
Hongarije – Verenigde Staten: 14-10 (6-4, 3-4, 2-1, 3-1)
Een finale tussen Hongarije, met sterspeler Tamas Kasas (1976-) en de Verenigde Staten, de grote verrassing van het tornooi. In een hels eerste kwartje werd maar liefst tien keer gescoord: 6-4 voor de Hongaren. Het tweede time was voor de Amerikaanse ster Tony Azevedo, (1981-), die toen voor het Kroatische Jug Dubrovnik uitkwam. Eerst scoorde hij de 6-6 en even later lukte hij met een enig mooie lob 8-8. De Hongaren konden echter tegenscoren en het was rusten bij een 9-8 stand. Na halfwedstrijd konden de Amerikanen nog gelijk maken, maar toen was hun pijp uit. Regerende Olympisch kampioen Hongarije hield Azevedo perfect uit de wedstrijd en lukte vijf doelpunten op rij: eindstand 14-10. Voor het eerst na Groot-Brittannië in 1920 lukte een land drie Olympische titels op rij. Zes spelers uit de Hongaarse ploeg tekenden in die drie edities present.
Hongarije: Tibor Benedek (1972-), Péter Biros (1976-), István Gergely (1976-), Norbert Hosnyánszky (1984-), Tamás Kásás (1976-), Gábor Kis (1982-), Gergely Kiss (1977-), Norbert Madaras (1979-), Tamás Molnár (1975-), Zoltán Szécsi (1977-), Dániel Varga (1983-), Dénes Varga (1987-) en Tamás Varga (1975-).
Tibor Benedek (1972-) won goud met Hongarije, zowel in Sydney als vier jaar later in Athene en nog eens vier jaar later in Beijing. In totaal werd hij voor vijf Spelen en 384 wedstrijden van het Hongaarse team geselecteerd. Van 1989 tot 1996 speelde hij voor het Hongaarse UTE, waarmee hij vier nationale titels, de Europese Beker en de Supercup binnenhaalde. Daarna versaste hij naar Assitalia Roma, waarmee hij de Italiaanse titel won. In 2001 een transfer naar concurrent Pro Recco Genua, opnieuw goed voor de Italiaanse titel plus de Europese beker. In 2004 keerde hij terug naar eigen land, waar hij met Honved Domino de Hongaarse titel veroverde. Dat wat de wintermaanden betrof, want in de zomer speelde hij in Malta met Sliema Asc, en voor die ploeg scoorde hij vijftig treffers. Nochtans had de deelname in Sydney aan een zijden draadje gehangen. Benedek werd in augustus 1999 bij een dopingcontrole in Italië, positief bevonden op Clostebol, waarvoor hij vijftien maanden schorsing kreeg. Gelukkig voor hem verminderde het Arbitragehof deze straf in beroep tot acht maanden, en zo kon hij in Sydney present geven.
Péter Biros (1976-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In clubverband kwam Biros uit voor NIS-Naftagas-Becsej en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.
De 2m01 grote István Gergely (1976-) verdedigde het Slovaakse doel in 2000, liet zich nadien tot Hongaar naturaliseren en met het succesvolle Hongaarse zevental haalde hij goud op de Olympiades van 2004 en 2008. In competitie kwam Gergely uit voor Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest, na enkele seizoenen Italië en Spanje. Voor Slovakije werd hij 130 keer opgeroepen.
Tamás Kásás (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012, waarin hij drie gouden medailles hielp winnen. Tussendoor won Kásás met het Hongaars team het EK van 1997 en 1999 en veroverde hij in 2003 goud op het WK. Hij was gegeerd als speler, achtereenvolgens bij Ksi, Újpesti TE Budapest, C. N. Posillipo Napoli, Vasas Budapest en Pro Recco. Kásás werd vaak omschreven als de beste speler van zijn generatie. Zijn ongekende inzicht maakte hem tot een van de beste verdedigers. Tevens stond hij bekend om zijn sprongkracht en blokvermogen, zijn zeer accurate schoten en passes. Deze levende legende won als waterpoloër alles wat er te winnen was en genoot dan ook een sterrenstatus in Hongarije. Op het EK van 1997 scoorde hij de beslissende treffer in de finale tegen Joegoslavië: 3-2. In juni 2010 kondigde hij zijn afscheid aan als speler van de nationale ploeg, maar de bondscoach kon hem overhalen om ook mee te gaan naar Londen. Zijn vader Zoltán Kásás (1946-) won in 1972 met het Hongaarse zevental zilver op de Spelen van München.
Norbert Hosnyánszky (1984-) was vier jaar later in Londen opnieuw van de partij. Op de transfermarkt was hij gegeerd wild, niet minder dan zes ploegen haalden hem binnen: Budapest VSC (-1994), Ferencváros Budapest (1994-2003), Firenze (2003-2005 en 2007-2008), Vasas Budapest (2006-2007 en 2008-2010), Eger VK (2012-2012) en Szolnok VS (2012-)
Olympische selecties voor Gergely Kiss (1977-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Op de Spelen van Athene 2004 was zijn prestatie in de finale tegen Servië-Montenegro doorslaggevend voor Hongaarse winst. In het tweede kwartje scoorde hij een hattrick, waarmee Hongarije op gelijke hoogte kwam. In het slotkwartje potte hij de beslissende treffer. Samen met Tamás Kásás (1976-) werd hij voor het Olympische All-Star-Team gekozen. Zijn clubcarrière startte bij BVSC Budapest, daarna verkaste hij naar Tungsram en Kordax. Van 1997 tot 2001 speelde hij in Italië, eerst bij FTC Posilippo Napoli, daarna bij UTE Canottieri Napoli en Universo Bologna. In 2001 verhuisde hij dan weer naar Honvéd Domino Budapest, waarmee hij van 2002 tot 2006 ieder jaar opnieuw Hongaars kampioen werd en daarna naar het Kroatische Kotor Primorac. In 1999 huwde hij de waterpolospeelster Anna Valkai (1977-) met wie hij twee dochters heeft, Viki (2003-) en Patricia (2006-). Naast zijn sportieve carrière studeerde hij in 2005 af als advocaat aan de Universiteit van Boedapest. Algemeen werd ‘Geri’ beschouwd als de beste linkshandige speler ter wereld.
Norbert Madaras (1979-) debuteerde in 2003 voor de nationale ploeg. Na de Spelen van 2004 verhuisde hij van Vasas Boedapest naar Pro Recco waarmee hij in 2006 de Italiaanse titel haalde en in 2006 en 2007 de Beker. Ook op de spelen van 2008 en 2012 was hij present.
Tamás Molnár (1975-) tekende present in 2000, 2004 en 2008. In 1998 werd hij uitgeroepen tot 'Hongaars Waterpolospeler van het jaar', nadat hij het jaar voordien in het nationale zevental debuteerde. In augustus 2004 veroverde hij met Neptunes Emirates St. Julians de titel in de Malta Waterpolo Summer League. Hij won met het Hongaarse team ook de EK's van 1997 en 1999 en in 1998 de wereldtitel. In clubverband kwam hij uit voor NIS-Naftgas Becsej en Honvéd Budapest
Zoltan Szecsi (1977-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij startte zijn carrière bij BVSC Budapest, waarmee hij van 1996 tot 1999 Hongaars kampioen werd. Na de Spelen van 2004 was hij gegeerd bij vele ploegen, na Eger SC verhuisde hij naar het Italiaanse Camogli. In 2001 en 2003 hielp hij Hongarije brons winnen op het EK, in 2003 was hij mee verantwoordelijk voor de Wereldtitel in Barcelona. In 2005 werd die titel niet met succes verdedigd, in de finale verloren de Magyaren van Servië-Montenegro en twee jaar later was Kroatië te sterk.
De 2m01 lange Tamás Varga (1975-) debuteerde in 1995 in de Hongaarse ploeg, waarmee hij in 2004 niet alleen de Olympische titel won maar ook de wereldtitel. Ook voor de Olympiades van 2008 en 2012 viel een uitnodiging in de bus. Varga versleet heel wat clubs, hij startte zijn carrière bij Szolnoki VSI, maar wisselde al vlug naar Vasas Budapest (1994-1996). Daarna zocht hij zijn geluk in het buitenland, eerst bij het Spaanse Catania (1996-1998), vervolgens bij het Zwitserse Basel (1998-2000). Nadien keerde hij terug naar eigen land, eerst opnieuw bij Vasas Budapest, (2000-2004), daarna naar Újpesti TE (2004-2006) en het Italiaanse Chiavari (2006-2007). In de zomerstop speelde hij voor het Maltese Sliema ASC (2007). Van 2007 tot 2009 verdedigde hij de kleuren van Szegedi VE, van 2009–2010 voor Akademija Cattaro in Montenegro en die zomer opnieuw in Malta, maar dit keer bij Sirens ASC (2010). Opnieuw een seizoen bij Ferencváros Budapest (2010-2011) en vanaf 2011 bij Debreceni VSE.
De broers Dániel (1983-) en Dénes Varga (1987-) tekenden vier jaar later in Londen opnieuw present. Beiden speelden voor Vasas Budapest waarmee ze in 2002, 2004 en 2005 de Hongaarse beker wonnen en in 2007 de Hongaarse titel. In de finale tegen de Verenigde Staten scoorde Daniel drie treffers.
Verenigde Staten: Tony Azevedo (1981-), Ryan Bailey (1975-), Layne Beaubien (1976-), Brandon Brooks (1981-), Peter Hudnut (1980-), Tim Hutten (1985-), James Krumpholz (1987-), Rick Merlo (1982-), Merill Moses (1977-), Jeffrey Powers (1980-), Jesse Smith (1983-), Peter Varellas (1984-) en Adam Wright (1977-).
Merrill Moses (1977-) werd vier jaar later opnieuw opgeroepen voor de Spelen van Beijing. In de States verdedigde hij het doel van New York AC.
Layne Beaubien (1976-) was van de partij in Athene 2004 en Beijing 2008. Hij was aangesloten bij New York AC.
Brandon Brooks (1981-) verdedigde de Amerikaanse kooi op de Spelen van 2004 en 2008 en van 1999 tot 2002 die van de Universitaire UCLA-ploeg. Met UCLA speelde hij kampioen in 1999 en 2000 en schreef hij zo maar eventjes zevenhonderd reddingen op zijn naam. Na zijn sportieve loopbaan werd hij hoofdcoach van de UCLA vrouwenploeg, waarmee hij in 2008 en 2009 het NCAA–kampioenschap won. In juni 2009 kreeg hij het heft in handen bij de vrouwenploeg van de UCLA Bruins en werd hij assistent coach van de nationale ploeg voor het WK van 2009. Hoewel geboren in Rock Island, Illinois, werd hij aan de Punahou School van Honolulu Hawaiï opgevoed, waar hij zowel basket als waterpolo speelde. In 2005 studeerde hij af als socioloog.
Jeff Powers (1980-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. In clubverband speelde hij eerst voor UC Irvine Anteaters, daarna bij NYAC New York, waarna hij naar het buitenland trok. In Griekenland speelde hij bij Vouliagmeni (2004-2005). Daarna trok hij richting Italië, waar hij achtereenvolgens aantrad voor Bissolati Cremona (2005-2007), Plebiscito Padova (2007-2008), Bogliasco (2008-2009) en Imperia (2009-2010). In 2010 haalde Vasas Budapest hem binnen.
Jesse A. Smith (1983-) was Olympisch deelnemer in 2004, 2008 en 2012. In het begin speelde hij voor New York Athletic Club, waarna hij het land overstak om zijn geluk in Los Angeles te beproeven. Zijn kwaliteiten bleven niet onopgemerkt, Het Griekse Ethnikos Piraeus haalde hem binnen voor het seizoen 2005-2006, het jaar nadien ging het richting Mladost Zagreb, waar hij het twee jaar volhield. Na de Spelen van Beijing trok New York A.C. hem aan voor twee seizoenen, waarna hij zijn geluk bij het Italiaanse Savona beproefde. Zijn loopbaan leverde hem een Griekse en een Kroatische titel op en met Savona de Europese LEN Cup in 2011..
Adam Wright (1977-) verdedigde de Amerikaanse kleuren op de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Op de Wilson High School kreeg hij de smaak voor waterpolo te pakken. Ricardo Azevedo (1956-) was daar trainer en het zevental won in 1994 het CIF kampioenschap. In drie seizoenen tijd potte hij 309 doelpunten. Toen hij op UCLA ging studeren speelde hij voor hen het NCAA kampioenschap, in 1999 en 2000 kroonde het zevental zich tot kampioen. In dat tweede jaar liet hij 39 treffers noteren. Nadat hij als historicus en socioloog was afgestudeerd trok hij richting Rusland, waar hij het seizoen 2004-2005 voor Dynamo Moscow speelde. In 2005 reisde hij richting Italië, meer bepaald Nuoto Catania op Sicilië, in 2006 speelde hij voor Civitavecchia en nog een seizoen later voor Bissolati Cremona. Daarna kwam hij uit voor New York AC. In juni 2009 werd hij hoofdcoach bij de mannenploeg van UCLA Bruins. Zijn vader Steve was pitcher in het baseball en broer Randy speelde in het waterpoloteam van UCLA in 1995 en 1996.
Ryan Bailey (1975-) werd voor de Amerikaanse waterpoloploeg uitverkoren op de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. In Beijing haalden de Yankees zilver, dank zij zes doelpunten van Bailey. Op het WK van 2001 scoorde hij in de slotseconde van de finale de winnende treffer tegen Kroatië, waardoor de Verenigde Staten het goud kregen. Hij trok als profspeler naar Europa en speelde achtereenvolgens voor het Kroatische JUG Dubrovnik (2003-2004), Dynamo Moscow (2004-2005); het Kroatische Jadran Split (2005-2006), het Griekse Panionios (2006-2007) en het Servische Partizan Belgrado (2007-2008).
Anthony Lawrence Azevedo (1981-), door zijn vrienden The Savior genoemd, werd beschouwd als de beste Amerikaanse waterpolospeler. Hij was amper één maand oud, toen zijn ouders van Brazilië naar Californië verhuisden. Zijn leven had nochtans aan een zijden draadje gehangen, op 4-jarige leeftijd deed hij een zware val waardoor zijn trachea en oesofagus zwaar beschadigd werden. Tijdens de daaropvolgende operatie stond zijn hart vier minuten stil, maar de artsen slaagden erin hem terug tot leven te wekken. Tijdens zijn studies aan de Wilson Classical High School van Long Beach in Californië won zijn waterpoloteam vier jaar achtereenvolgens het interscolair kampioenschap van Californië en werd hij ook vier jaar uitgeroepen tot Most Valued Player. In één seizoen nette hij liefst 68 korven. Daarna ging hij naar de Stanford University en met dat zevental won hij in 2001 en 2002 het NCAA kampioenschap. Ook hier werd hij topscorer met 95 treffers, of gemiddeld 3,4 per wedstrijd. In totaal scoorde hij 332 treffers in de vier jaar op Stanford. Hij werd voor het Olympisch team geselecteerd in 2000, 2004 en 2008. In Athene 2004 scoorde hij 15 keer, waarmee hij tweede op de lijst van topscorers werd. Nadat hij in 2004 afstudeerde trok hij als beroepsspeler naar het Italiaanse Bissilati Cremona, de wedde die hij binnenreef plaatste hem bij de tien best betaalde spelers in de sport. Tijdens zijn derde seizoen bij de Italianen trof hij 63 keer raak, een gemiddelde van 2,62 per wedstrijd. Tijdens de openingswedstrijd van de Olympische Spelen 2008 in Beijing scoorde Azevedo 5 treffers, waardoor de Amerikanen met 8-4 wonnen van gastland China. Van 2008 tot 2010 speelde de Amerikaan voor VK Jug Dubrovnik, waarna hij naar VK Primorac Kotor in Montenegro verhuisde
De Azevedo familie is een heuse waterpoloclan. Vader Ricardo Azevedo (1956-) speelde voor het Braziliaanse zevental en was de coach van zijn zoon tijdens diens schooljaren. Azevedo senior was ook hoofdcoach van het Amerikaanse team en van de Long Beach State University. Tony’s zuster Cassie speelt ook als prof in Italië. In de Verenigde Staten kwam Tony Azvedo uit voor de ploegen van Shore Aquatics Long Beach en NYAC New York.
Na Beijing 2008, vier jaar later een tweede Olympische selectie voor Peter Varellas (1984-), oorspronkelijk lid van de waterpoloploeg van Stanford University, maar aangetrokken door het Italiaanse Savona, en Peter Hudnut (1980-), ook al een ex-lid van Stanford University die echter naar Los Angeles Water Polo verhuisde.
Tim Hutten (1985-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2008 en 2012. In de States speelde hij voor University of California en Newport Water Polo Foundation
Servië: Denis Šefik (1976-), Andrija Prlainovic (1987-), Živko Gocic (1982-), Vanja Udovicic (1982-), Dejan Savic (1975-), Duško Pijetlovic (1985-), Nikola Raden (1985-), Filip Filipovic (1987-), Aleksandar Ciric (1977-), Aleksandar Šapic (1978-), Vladimir Vujasinovic (1973-), Branko Pekovic (1979-) en Slobodan Soro (1978-).
Vladimir Vujasinovic (1973-) speelde de Olympiades van 1996, 2000 en 2004 voor Servië-Montenegro, voor Servië die van 2008. In clubverband koos hij voor het Kroatische Primorje Rijeka (1990-91), het Servische Red Star Belgrado (1991-94), het Spaanse Barcelona (1994-97), het Servische VK Partizan Belgrado (1997-98), het Italiaanse A.S. Roma Pallanuoto (1998-2001), het Italiaanse Pro Recco (2001-08) en het Braziliaanse Fluminense. In de zomercompetitie van 2007 hielp hij Neptunes WPSC zich in de eerste Maltese liga handhaven. Met Pro Recco won Vujasinovic de Europabeker voor landskampioenen in 2007 en 2008 en met VK Partizan die van 2009. In 2010 keerde hij terug naar Malta waar hij met Neptunes Emirates St. Julians kampioen speelde. Vujasinovic werd door velen de beste speler ter wereld genoemd.
Voor de titel 'beste aanvaller ter wereld' werd dikwijls de naam Aleksandar Šapic (1978-) genoemd. Hij was dan ook gegeerd wild op de transfermarkt. In 2005-2006 speelde hij in Dubrovnik met het Italiaanse Powerhouse Savona tegen VK Jug de halve finale van de EK voor landenploegen. Ondank het feit dat Sapic omringd was door de Hongaar Tamas Kasas (1976-), de Roemeen Bogdan Rath (1972-) en de Serviër Viktor Jelenic (1970-) verloor Savona met 8-9. Op dat ogenblik behoorde Šapic al tot de top vijf van best betaalde polospelers, maar de driehonderdduizend US dollar die het Russische Sturm hem bood voor het seizoen 2006-2007 maakten hem tot best betaalde speler ter wereld. Eind 2006, was Šapic houder van een fenomenaal record. Sedert 1995 was hij elf opeenvolgende seizoenen topscorer van de hoogste reeks van het land waarvoor hij speelde. Op het WK van 2005 in Montreal en het EK van 2006 in eigen huis veroverde hij met zijn teammaats goud. In 1991 maakte hij zijn debuut bij de eerste ploeg van Partizan Belgrado, hij was toen net 13 jaar oud. De volgende zeven jaar speelde hij voor VK Becej, goed voor zes Joegoslavische titels en evenveel bekers. In 2000 veroverde hij met dat zevental de Europese beker en scoorde hij zo maar eventjes vijf doelpunten in de finale tegen VK Mladost Zagreb. Datzelfde jaar was hij met 39 treffers topscorer in Joegoslavië. Omwille van financiële problemen werd Becej opgedoekt, Šapic verhuisde naar de Italiaanse competitie en speelde drie seizoenen voor Camogli. Tijdens het EK van 2003 in Slovenië scoorde hij de winning goal in de finale tegen Kroatië, hij kroonde zich ook tot topschutter van dat tornooi. In 2004 tekende Šapic voor Savona. Maar hij staat ook bekend om zijn ontvlambaar karakter. Na incidenten in de halve finale tegen Italië op het WK van 2003, werd hij door de FINA samen met Dejan Savic (1975-) negen maanden geschorst. Tijdens de finale van de LEN Cup tussen Savona en Šapic's voormalige club VK Partizan, kwam hij in april 2005 in aanvaring met de bezoekende fans. Hij reageerde op hun beledigingen toen hij het bad verliet. Dat jaar leidde hij zijn club ook naar de Italiaanse titel. Hij trad voor Servië-Montenegro aan op de Spelen van 1996, 2000 en 2004, in 2008 verdedigde hij de kleuren van Servië. In totaal speelde hij 377 interlands en scoorde hij 953 doelpunten.
Vanja Udovicic (1982-) was lid van Servië-Montenegro in 2004, in 2008 en 2012 kwam hij uit voor Servië. Hij startte zijn loopbaan bij Partizan Belgrado (-2003), waarmee hij in 2002 de dubbel titel/beker lukte. Maar vrij vlug verhuisde hij naar VK Jadran Herceg Novi (2003-2005) en daar was het twee keer de dubbel titel/beker (2004 en 2005). In 2005 trok het Italiaanse CN Posillipo Napoli (2005-2007) hem aan de mouw en dat leverde hem de LEN Super Cup op (2006). Het fameuze Pro Recco (2007-2010) deed beroep op zijn kunnen en daar was hij mee verantwoordelijk voor drie Italiaanse titels, twee nationale bekers, twee Europese titels voor bekerwinnaars en twee Europese SuperCups. In 2010 wilde Pro Recco hem overtuigen om de Italiaanse nationaliteit aan te nemen, maar hij weigerde, waarop de Italianen zijn contract beëindigden. Die weigering maakte van hem een held in de Servische pers, de voorzitter van de Servische Waterpolobond bedankte hem zelfs publiekelijk. Na het EK van 2010 in Zagreb benaderde het lokale HAVK Mladost hem en speelde hij twee seizoenen voor hen in competitie. In 2012 startte hij een nieuwe carrière bij het ambitieuze Radnicki Kragujevac. Met de Servische nationale ploeg won hij in 2009 het WK en in 2003 Europees goud.
Aleksandar Ciric (1977-) speelde in 2000 en 2004 voor Servië-Montenegro, in 2008 voor Servië. Hij kwam uit voor heel wat clubs: in eigen land voor Crvena Zvezda Jupeks (-1994) en Becej Naftagas (1994-2001), in Italië voor AN Brescia (2001-2007), daarna de overstap naar PVK Budvanska Rivijera in Montenegro (2007-2010), een kort verblijf bij het Spaanse Barceloneta (2010-2012) en uitbollen bij het Servische VK Radnicki Kragujevac (2012-)
Dejan Savic (1975-) maakte in 1996, 2000 en 2004 deel uit van de Olympische ploeg van Servië-Montenegro, in 2008 kwam hij uit voor Servië. Hij speelde achtereenvolgens bij Partizan Beograd (1989-1998), de Spaanse toppers CN Barcelona (1998-2000) en Barceloneta (2000-2001), de Italiaanse ploegen RN Florentia (2001-2003) en Pro Recco (2003-2005), het Russische Sintez Kazan en in eigen land voor VK Crvena Zvezda (2010-2011). Een en ander maakte dat hij een schitterend palmares mocht voorleggen: met VK Partizan Belgrado de nationale titel in 1995, zes Joegoslavische bekers, de LEN Cup van 1998 en de Super Cup van 1991. Bij CN Barcelona de Spaanse beker in 1999 en met CN Atlètic-Barceloneta de Spaanse titel, beker en SuperCup in 2001. Bij Rari Nantes Fiorentina de LEN Cup van 2001 en met Pro Recco de Europese SuperCup van 2004. De Russische titel van 2007 met Sintez Kazan, de beker van 2005 en 2010 plus de LEN Cup van 2010. Eind 2011 kondigde hij zijn afscheid als speler aan, nadat hij 444 interlands had gespeeld, waarin hij 405 goals scoorde.
Vier jaar later een tweede selectie voor Filip Filipovic (1987-), die bij VK Partizan Belgrado (2002-2009) speelde en daar drie titels en evenveel bekers won. Italiaans kampioen Pro Recco haalde hem echter binnen (2009-2012) en met dat zevental won hij drie Italiaanse titels, twee nationale bekers, twee Europese titels en een Europese Super Cup. In 2012 verkaste hij uit voor het Servische Radnicki Kragujevac. In 2009 werd hij tot beste polospeler van dat jaar verkozen en het FINA-magazine verkoos hem in 2012 tot ‘Athlete of the Year’.
Živko Gocic (1982-) was er vier jaar later opnieuw bij. In eigen land verdedigde hij de kleuren van VK Partizan Belgrado en VK Niš, waarna hij zijn geluk beproefde bij het Italiaanse Ortigia Syracusa en later bij Russische kampioen Dinamo Moscow. Partizan Raiffeisen Belgrado haalde hem een jaartje terug, maar toen trok het Spaanse CN Latina Madrid hem aan de mouw (2010-2011). Zijn spelerscarrière sloot hij af bij het Hongaarse Szolnok VSC (2011-). De grootste successen haalde hij bij VK Partizan Belgrado, waarmee hij in 2009 en 2010 zowel de titel als de beker won, met de Europese beker van 2010 als toetje.
Vier jaar later een tweede selectie voor Duško Pijetlovic (1985-). In eigen land startte hij zijn carrière bij Vojvodina (2000-2002), maar vrij vlug haalde landskampioen Partizan Raiffeisen Belgrado (2002-2011) hem binnen. In 2011 speelde hij een seizoen voor de Italiaanse topper Pro Recco, maar nadien kwam hij uit voor het Servische VK Crvena Zvezda (2012-).
Ook Andrija Prlainovic (1987-) werd vier jaar later opnieuw opgeroepen voor de Spelen van Beijing. Prlainovic startte met waterpolo bij de jeugdploegen van PVK Jadran Herceg Novi (2003-2006). In 2011 won hij met VK Partizan (2006-2011) de Europabeker, waarna Pro Recco (2011-2012) hem aantrok. Hij speelde ook een tijdje voor Fluminese Rio de Janeiro (2010), waar hij samen met veertien andere buitenlandse spelers Braziliaans kampioen werd. In 2012 koos hij voor het Servische Crvena Zvezda VET. In 2012 kroonde hij zich in Londen met 22 treffers tot topschutter van het tornooi.
Nikola Raden (1985-) was er na Beijing in Londen voor de tweede keer bij, hij speelde voor het Griekse Chios en Partizan Belgrado.
Denis Šefik (1976-) was doelverdediger voor Servië-Montenegro op de Spelen van 2004. In 2008 koos hij voor Servië, maar in 2012 bedacht hij zich en ging hij voor Montenegro spelen. In 2004 kreeg hij de gouden medaille als beste atleet van Servië-Montenegro, hij was actief bij Partizan Beograd en PVK Budvanska rivijera Budva (-2011), het Italiaanse Civitavecchia (2011-2012) en het Servische Stella Rossa (2012-).
Vier jaar na Beijing een tweede Olympiade voor doelman Slobodan Soro (1978-) in Londen. Soro speelde in zijn korte carrière voor heel wat clubs: VK Partizan Belgrado (1997-1998 en 2008-), VK Becej (1999-2000), PVK Jadran Herveg Novi (2004-2005), het Russische Dinamo Moskva (2005-2006) en het Spaanse CN Sabadell (2006-2008). Het leverde hem met Becej en Jadran twee Montenegrijnse titels en evenveel bekers op met en twee Europese titels voor de twee ploegen als toetje. Vier Servische kampioenschappen, vier bekers, de Europese titel (2011), de LEN Cup (1998) en de Europese Super Cup (2011) met Partizan Belgrado.
Montenegro: Zdravko Radic (1979-), Miloš Šcepanovic (1982-), Draško Brguljan (1984-), Vladimir Gojkovic (1981-), Aleksandar Ivovic (1986-), Mladan Janovic (1984-), Nikola Janovic (1980-), Predrag Jokic (1983-), Vjekoslav Paskovic (1985-), Milan Ticic (1979-), Veljko Uskokovic (1971-), Denis Šefik (1976-), Nikola Vukcevic (1985-) en Boris Zlokovic (1984-).
Mladan Janovic (1984-) speelde in zijn geboortestad bij Primorac Cattaro (2008-2009), maar ook voor het Franse Marseille (2006-2008) en het Italiaanse Savona (2009-). Vier jaar later in Londen trad hij aan met de ploeg die voor het brons door Servië geklopt werd, maar hij was hij er in 2008 ook bij toen Montenegro in de finale van het EK in Malaga Servië versloeg en het jaar nadien zelfs goud haalde op het WK. Hij werd vooral bekend door zijn verhouding met tennisvedette Jelena Jankovic (1985-).
Vier jaar later in Londen een tweede selectie voor Nikola Janovic (1980-), die bij heel wat ploegen gegeerd was. Van 1998-2000 kwam hij uit voor het Servische Stella Rossa, daarna volgde een seizoen Becej en drie jaartjes Primorac (2001-2004), twee seizoenen Jadran Herceg Novi (2004-2006) en drie jaar bij Posillipo Napoli (2006-2009). In 2009 keerde hij terug naar Jadran Herceg Novi (2009-2001) maar hij sloot zijn loopbaan af bij Jug Dubrovnik (2011-). De rondreis leverde hem een titel op bij Becej (2001), drie bij Jadran Herceg Novi (2005, 2006 en 2010) en drie nationale bekers bij Becej (2001) en Jadran Herceg Novi (2005 en 2006).
Predrag Jokic (1983-) werd door de coach van Servië-Montenegro opgeroepen voor de Spelen van 2004, in 2008 en 2012 verdedigde hij de kleuren van Montenegro. In clubverband speelde hij voor PKV Jadran, Herceg Novi, daarna verhuisde hij naar Italië en trad er achtereenvolgens aan voor Savona (2005-2007), Rari Nantes Sori (2007-2008) en Pro Recco (2008-2009). De seizoenen van 2009 tot 2011 spendeerde hij in eigen land bij VK Budva en vanaf 2011 lag hij in het water bij Partizan Belgrado.
Boris Zlokovic (1984-) werd vier jaar later een tweede keer opgeroepen voor de Spelen van Londen. Hij startte met waterpolo bij Jadran Herceg Novi (-2004), maar zijn talent bracht hem al vlug naar Posillipo Napoli (2004-2009). Daarna speelde hij opnieuw een jaartje voor Jadran Herceg Novi (2009-2010), waarna hij twee seizoenen uitkwam bij de wereldtopper Pro Recco (2010-2012). In 2012 haalde het ambitieuze VK Radnicki Kragujevac hem binnen de rangen. Alles samen won hij met Jadran Herceg Novi drie nationale titels, met Pro Recco tweemaal het Italiaans kampioenschap (2001 en 2012) plus een nationale beker (2001). Als kers op de taart mocht hij twee Europese titels voorleggen met Posillipo (2005) en Pro Recco (2012) en met die twee ploegen ook twee Europese Super Cups.
Vladimir Gojkovic (1981-) werd drie keer opgeroepen, in 2004 voor Servië/Montenegro, in 2008 en 2012 voor Montenegro. PKV Jadran Herceg Novi was zijn thuishaven.
Draško Brguljan (1984-) en Vjekoslav Paskovic (1985-) kregen vier jaar later een tweede Olympische kans in Londen. De in Duitsland geboren Brguljan speelde bij Vasa Budapest en VK Primorac Kotor, Paskovic startte bij Primorac Rijeka maar werd nadien door het Italiaanse Posillipo Napoli aangetrokken.
Een tweede selectie voor Aleksandar Ivovic (1986-) in 2012. Eerst speelde hij voor Jadrag Herceg Novi (-2010), daarna twee seizoenen voor het Italiaanse Pro Recco (2010-2012) maar toen verhuisde hij naar Jug Dubrovnik (2012-). In zijn prijzenkast pronken vijf Montenegrijnse titels en twee nationale bekers, twee Italiaanse titels en een beker plus de Europese titel voor landskampioenen van 2012.
In 1996 en 2000 werd Veljko Uskokovic (1971-) geselecteerd voor het zevental van Servië-Montenegro, in 2008 voor dat van Montenegro. In clubverband won hij met VK Becej het EK voor landskampioenen, werd hij met VK Becej en PVK Budvanska rivijera Budva viermaal kampioen van Joegoslavië en haalde hij met die ploegen ook vier keer de nationale beker binnen. Voor de nationale ploeg speelde hij meer dan driehonderd wedstrijden en scoorde hij meer dan vierhonderd treffers. Tijdens de EK's 1991 in Athene en die van 2001 in Boedapest haalde hij goud met Joegoslavië, zilver in Sevilla 1997 en brons op de Olympische Spelen van Sydney 2000, hetzelfde eremetaal op het WK 1998 in Perth en dat van 2001 in Fukuoka, goud op de Universiade van Fukuoka 1995 en goud op de Mediterrane Spelen van 1997 in het Italiaanse Bari. Hij werd uitverkoren om mee te spelen in het World's Best Water Polo Team van 2000 en 2001.
Miloš Šcepanovic (1982-) werd vier jaar later opnieuw geselecteerd voor de Spelen van Londen. In clubverband verdedigde hij de kleuren van PKV Jadran en Herceg Novi.
Spanje: Iñaki Aguilar (1983-), Ángel Luis Andreo (1972-), Iván Gallego (1984-), Javier García (1984-), Mario José García (1983-), David Martín (1977-), Marc Minguell (1985-), Guillermo Molina (1984-), Ibán Pérez (1971-), Felipe Perrone (1986-), Ricardo Perrone (1976-) en Xavier Vallès (1979-).
Javier García (1984-) was in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaans Olympisch team. In Spanje speelde hij voor UE Horta, Club Natació Barcelona, Club Natació Terrasa en Club Natació Atlètic Barceloneta, maar hij werd tenslotte aangetrokken door het Kroatische Primorje Rijeka. Zijn palmares was indrukwekkend met zes Spaanse bekers, zeven Spaanse titels, vier nationale super Cups en een Europese LEN Cup. Na zijn sportieve loopbaan verhuisde hij naar Reno, Nevada in de Verenigde Staten.
Guillermo Molina (1984-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Op het WK van 2007 in Melbourne werd hij tot beste speler van het tornooi uitgeroepen. Het jaar nadien kroonde hij zich met 103 treffers tot topschutter van de Italiaanse competitie en kreeg hij de trofee van Most Valuable Player, al verloor zijn toenmalig Brescia de finale van het kampioenschap tegen Pro Recco. Nogal wiedes dat net dat team hem binnenhaalde voor het nieuwe seizoen 2009. Op 15 september 2010 werd in zijn geboortestad Ceuta een naar hem genoemd sportcentrum geopend. Zoals veel Spaanse spelers veranderde hij nogal makkelijk van ploeg. Tot 1997 speelde hij voor het Spaanse Club Natación Caballa, daarna twee seizoenen bij Real Club Mediterráneo de Málaga en nog eens twee voor Club Natació Barcelona. In 2001 verkaste één jaartje naar het Italiaanse Pescara, waarna hij vijf seizoenen opnieuw voor Club Natació Barcelona speelde. In 2007 trok hij naar het Italiaanse Brixia Leonessa Brescia en in 2009 haalde Pro Recco hem binnen. In 2004 en 2005 won hij het Spaans kampioenschap, in 2003 de Spaanse beker, in 2004 zowel de Europese LEN Cup als de Super Cup en in 2010 de Europese Beker voor landskampioenen.
Ángel Luis Andreo (1972-) speelde de Olympiades van 1996, 2004 en 2008, maar versleet in eigen land ook heel wat clubs: Club Encinas de Boadilla (-1991), Club Natació Barcelona (1991-1992), Club Natación Ondarreta Alcorcón (1992-1993), Real Canoe Natación Club (1993-1994), Club Natació Montjuïc (1994-1997), Club Natació Atlètic Barceloneta (1997-2005), Waterpolo Pla-Za Zaragoza (2005-2008), Club Natació Sant Andreu (2008-2010) en Club Natació Catalunya (2010-). In totaal haalde hij twee Spaanse titels (2001 en 2003), drie bekers (1999, 2001 en 2004) en drie Spaanse Super Cups (2001, 2003 en 2004).
In 1992 had Iván Pérez (1971-) nog de Cubaanse kleuren verdedigd, maar nadat hij zich tot Spanjaard liet naturaliseren werd hij in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaanse zevental. Hij was dan ook fel gegeerd, zo speelde hij onder meer voor Club Natació Poble Nou (1995-1997), Club Natació Barcelona (1997-2007 en 2010-2011), Club Natació Atlètic Barceloneta (2007-2008), het Italiaanse Brescia Leonessa Nuoto (2008-2009), Club Natació Terrasa (2009-2010) en Club Natació Sabadell (2011-2012). In totaal won hij met die ploegen vier Spaanse titels (2001, 2004, 2005 en 2008), vijf Spaanse bekers (1999, 2003, 2008, 2011 en 2012) en een Europese LEN Cup (2004). Na de Spelen van Londen kondigde hij zijn afscheid aan als speler.
Inaki Aguilar (1983-), die in de thuiscompetitie het doel van CN Barcellona en CN Sabedell verdedigde, Mario Garcia (1983-), actief bij CN Ondaretta Alcorcon en Real Canoe Madrid en David Martin (1977-) speler van CN Atlètic Barceloneta werden ook vier jaar later uitverkoren.
Vier jaar later een tweede selectie voor Marc Minguell (1985-), afkomstig van Club Esportiu Mediterrani, daarna verhuisd naar CN Martianez, CN Attlètic Barceloneta en het Italiaanse CN Posillipo Napels, Xavier Valles (1979-), speler van CN Barcelona en de in Brazilië geboren Felipe Perrone (1986-), eerst in zijn geboorteland actief bij Clube de Regatas Guanabara en Botafogo Futebol e Regatas, waarna hij naar de Spaanse clubs CN Barcelona (2002-2005) en CN Atlètic Barceloneta (2005-2010) verhuisde, met een tussendoortje bij het Italiaanse Rari Nantes Savona (2007-2008) om dan aangetrokken te worden door de Italiaanse wereldploeg Pro Recco (2010-).
Kroatië: Frano Vican (1976-), Josip Pavic (1982-), Damir Buric (1980-), Andro Bušlje (1986-), Zdeslav Vrdoljak (1971-), Aljoša Kunac (1980-), Maro Jokovic (1987-), Mile Smodlaka (1976-), Teo Ðogaš (1977-), Pavo Markovic (1985-), Samir Barac (1973-), Igor Hinic (1975-) en Miho Boškovic (1983-).
Samir Barac (1973-) maakte zijn opwachting op de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In 2007 kroonde hij zich met het Kroatisch zevental tot wereldkampioen, in 1999 en 2003 haalde dat team zilver op het EK, met in 2010 als hoogtepunt zelfs goud. In 2012 op de Spelen van Londen was hij de kapitein van het gouden zevental. In totaal werd hij 176 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Na een kort verblijf bij het Italiaanse Leonessa Brescia keerde hij terug naar eigen land om er de kleuren van VK Primorje Rijeka te verdedigen, dat hem doorsluisde naar POSK Split, waarna hij bij Madlost Zagreb verrzeilde. Zijn talent was de Italiaanse topclub Pro Recco opgevallen en daar bleef hij twee jaar.
Na Beijing vier jaar later in Londen een tweede Olympische selectie voor Josip Pavic (1982-). In eigen land verdedigde hij het doel van HAVK Mladost Zagreb en in 2005 werd hij op het WK van Montreal uitgeroepen tot beste doelverdediger van het tornooi. In 2007 had hij een groot aandeel in het veroveren van het goud op het WK in Melbourne.
Op 17-jarige leeftijd werd Damir Buric (1980-) door de coach van VK Primorja Rijeka ontdekt, waar hij zeven jaar speelde. Hij verhuisde naar het Servische Mdalost Zagreb, dat hem doorverkocht aan Pro Recco. Met de Italianen won hij twee titels (2011 en 2012), een bekerfinale (2011) en het EK voor landskampioenen (2012). In 2004, 2008 en 2012 werd hij opgeroepen voor het Olympisch team. Na de Spelen van Londen verhuisde hij naar het Servische VK Radnicki Kragujevac. De 2m05 grote aanvaller speelde 102 wedstrijden voor Kroatië.
Selecties voor Igor Hinic (1975-) in 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Zijn carrière startte bij Primorje Rijeka, waar hij speelde van 1990 tot 2000. Daarna verkaste hij een seizoen naar Roma (2000-2001) en zes jaar bij System Leonessa Brescia, met een seizoentje tussendoor voor Jadran Kostrena. Zijn sportieve loopbaan eindigde bij Mdalost Zagreb. Voor het Kroatisch zevental werd hij zo maar eventjes 407 keer geselecteerd en in 2010 kreeg hij de Staatsprijs voor Sport 'Franjo Bucar' uitgereikt.
Mile Smodlaka (1976-) kreeg een oproep voor de Olympiades van 2000, 2004 en 2008 in de bus. Na twaalf jaar VK Jug Dubrovnik verkaste hij naar Kotor Cattaro, waarmee hij de LEN Cup won. Hij verzamelde 161 selecties voor het Kroatisch zevental. In totaal won hij twee Europa Cups en één LEN Super Cup. Hij speelde zeven keer nationaal kampioen en won zeven Kroatische bekers.
Frano Vican (1976-) kwam aan de bak op de Olympische Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij verdedigde het doel van VK Jug Dubrovnik, ging toen naar het Italiaanse Chiavara Nuoto Nervi, maar keerde terug naar Dubrovnik. Hij werd 129 keer opgeroepen voor het Kroatische team. Op de EK's van 1999 in Firenze en die van 2003 in Kranj haalde hij zilver, op het WK van 2007 in Melbourne zelfs goud.
Andro Buslje (1986-) werd vier jaar later ook opgeroepen voor de Spelen van Londen. Hij was een jeugdproduct van VK Jug Dubrovnik, waarmee hij in 2006 de Europese titel won en ook de Super Cup. Met Dubrovnik won hij drie nationale titels en twee bekerfinales. Met het Kroatisch zevental was goud weggelegd op het WK van 2007 in Melbourne.
Tweede Spelen voor Zdeslav Vrdoljak (1971-), die er in 1996 ook al bij was in Atlanta toen zijn zevental zilver haalde. Hij speelde zijn hele carrière bij Mladost Zagreb.
Vier jaar later in Londen een tweede oproepingsbrief voor Miho Boskovic (1983-), die op twee jaartjes na bij het Hongaarse Teva Vasas Budapest (2010-2012) steeds voor Jug Dubrovnik speelde.
Maro Jokovic (1987-) vertegenwoordigde Kroatië ook op de Spelen van Londen vier later. Hij begon op 7-jarige leeftijd met waterpolo bij een klein clubje uit Dubrovnik, maar toen hij veertien werd stapte hij over naar VK Jug, Dubrovnik, waarmee ‘Gusar’ (de piraat) in 2006 de Europese titel veroverde. Met Kroatië haalde hij goud op het WK van 2007 in Melbourne.
Griekenland: Anastasios Skhizas (1977-), Dimitrios Mazis (1976-), Argyris Theodoropoulos (1981-), Nikolaos Deligiannis (1976-), Ioannis Thomakos (1977-), Dimitrios Miteloudis (1982-), Christos Afroudakis (1984-), Georgios Reppas (1974-), Georgios Afroudakis (1976-), Konstantinos Kokkinakis (1975-), Georgios Ntoskas (1984-), Emmanouil Mylonakis (1985-) en Antonios Vlontakis (1975-).
Anastasios Skhizas (1977-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2004 en 2008 en speelde in Griekenland voor Olympiacos Athina.
Argyris Theodoropoulos (1981-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012 en speelde eveneens voor Olympiacos Athina.
Konstantinos Kokkinakis (1975-) werd in 2008 opgeroepen voor de Spelen van Beijing, in 2012 voor die van Londen. In clubverband speelde hij bij Ethnikos GS Athina .
Olympische selecties in 2008 en 2012 voor Emmanouil Mylonakis (1985-) die in Athene bij Ethnikos GS speelde
De in de Verenigde Staten geboren Antonios Vlontakis (1975-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Hij was actief bij Ethnikos GS Athina.
Olympiades voor Dimitrios Mazis (1976-) in 2000, 2004 en 2008. Achtereenvolgens speelde hij voor NO Vougliamgmeni Athinai en Ethnikos Piraeus. Met Athene won hiij de nationale titel in 1997 en 1998, de bekers van 1996 en 1999 en de Griekse Super Cup in 1997. In 2005 won hij met Ethinkos Piraeus de Griekse Beker en in 2006 het Grieks kampioenschap. In 2008 verhuisde hij naar Panionios, waar hij de LEN Cup finale speelde, met winst tegen het Italiaanse Posillipo en het Spaanse Club Natacio Barcelona. In de finale was het Hongaarse Szeged Beton echter de sterkste.
Olympische selecties voor Georgios Afroudakis (1976-) in 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij bleef in eigen land spelen, eerst voor NO Vougliamgmeni Athinai, daarna verhuisde hij naar Olympiakos Piraeus. Zijn broer Khristos Afroudakis (1984-) werd voor de Griekse waterpoloploeg geselecteerd op de Spelen van 2004, 2008 en 2012.
Georgios Reppas (1974-) verdedigde het Griekse doel op de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Gevormd door NO Vouliagmeni Athinai trok hij in 2004 naar concurrent Panionios, waarmee hij drie titels won en twee bekers
Ook drie oproepingsbrieven voor Ioannis Thomakos (1977-), 2000, 2004 en 2008, die in clubverband uitkwam voor Olympiakos Piraeus en Panionios Smirni
Doelverdediger Nikolaos Deligiannis (1976-) was Olympisch actief in 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij speelde bij Olympiacos Athina en huwde Angeliki Karapataki (1975-), die in 2004 de Griekse waterpolokleuren verdedigde.
Australië: Rafael Sterk (1978-), Pietro Figlioli (1984-), Sam McGregor (1984-), Tim Neesham (1979-), Thomas Whalan (1980-), James Stanton (1983-), Richie Campbell (1987-), Anthony Martin (1985-), Gavin Woods (1978-), Trent Franklin (1979-), Robert Maitland (1983-), Jamie Beadsworth (1985-) en Rhys Howden (1987-)
Een geval apart die Pietro Figlioli (1984-), hij werd geboren in Rio de Janeiro en zijn vader José (1950-) vertegenwoordigde Brazilië op de Spelen van 1968, 1972 en 1976, waar hij de 100 en 200m schoolslag zwom, evenals de 4 x 100m wisselslag. Nadien verhuisde de familie naar Australië en zoonlief werd genaturaliseerd, waardoor hij met het Australische zevental mee kon naar de Spelen van 2004 en 2008. Hij speelde voor North Brisbane Polo Bears in Albany Creek, Queensland. Nadien verhuisde hij naar het Spaanse CN Barcelona (2003-2004) met de Spaanse titel en de Europese LEN Cup als kers op de taart en nog wat later naar het Italiaanse Rari Nantes Sori (2004-2006). In mei 2009 tekende hij een contract met de Italiaanse topper Pro Recco (2006-2007 en 2009-), dat hem kon overhalen om zich tot Italiaan te laten naturaliseren. In de Italiaanse competitie waren de regels immers verstrengd, in plaats van twee mocht er nu nog een niet-Europeaan in het zevental zitten. Hij maakte een tweejarige overstap naar Sori, maar keerde terug naar de Italiaanse topploeg Pro Recco, waarmee hij vier nationale titels won, drie Italiaanse bekerfinales drie Europese titels voor landskampioenen en een Super Cup. Figlioli werd wereldwijd erkend als de snelste speler en de snelste schutter uit het milieu. In 2012 koos de Italiaanse bondscoach hem voor de Spelen van Londen.
Jamie Beadsworth (1985-) maakte vier jaar later in Londen ook deel uit van de Australische ploegj. Hij begon op tienjarige leeftijd met waterpolo en werd in 2005 kapitein van de Australische ploeg die deelnam aan de Junior World Championship. In 2008 debuteerde hij in het Olympisch team net als zijn zus Gemma (1987-). In 2006 recupereerde hij van een zware beenbreuk en ging hij bij Barcelona in de Spaanse competitie spelen. In Australië kwam hij uit voor Melville Water Polo Club Bicton en de Sharks.
Trent Franklin (1979-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004 en 2008 en speelde in Australië voor University of Sydney.
Sam Mc Gregor (1984-) kwam uit voor Sydney University Lions toen de Australische selectieheer hem opriep voor de Spelen van 2004. Later viel hij ook in de selectie van 2008 en 2012. In 2002, op 17-jarige leeftijd, werd hij voor het eerst voor het nationale team uitgenodigd, dat in Hongarije de Unicom Cup ging betwisten. In 2003 trok hij voor twee seizoenen naar het Spaanse Terrassa Club Barcelona, waarna hij een jaartje terug ging naar Australië om de kleuren van Sydney University te verdedigen. In 2007 vervoegde hij het Spaanse Barcelonetta, waarmee hij prompt kampioen speelde en het jaar nadien haalde Ondarreta Madrid hem binnen. Zijn carrière lag nadien bij Navarra in Pamplona.
Na Beijing vier jaar later een tweede Olympiade voor Richie Campbell (1987-) en Rhys Howden (1987-). Campbell was de achterkleinzoon van de beroemde cricketspeler Frank Laver (1869-1919) en speelde eerst bij CN Barcelona in de Spaanse competitie, maar keerde terug naar de heimat om bij Wests Magpies te spelen. Howden kwam uit voor de Brisbane Barracudas.
James Stanton (1983-) verdedigde het Australische doel op de Spelen van 2004 en 2008. Hij speelde voor de Spaanse clubs Pamplona en CN Novarra Barcelona, vooraleer hij naar de heimat terugkeerde waar hij tekende bij Fremantle Mariners Perth. Hij werd 159 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Op 11 juni 2011 verscheen er echter een bericht in een Australische krant, dat insloeg als een bom. Bij een test buiten competitie in Perth had James Stanton in september 2010 positief getest op het anabolicum Clenbuterol, waardoor hij de Olympische Spelen van Londen 2012 mocht vergeten. In clubverband kwam hij uit voor de Australische team Claremont Dolphins en Fremantle Mariners Perth en de Spaanse clubs Club Natació Sabadell en Waterpolo Navarra Pamplona.
Tim Neesham (1979-) woonde de Spelen van 2000, 2004 en 2008 bij, hij speelde voor het Australische Melville Water Polo Club, het Italiaanse Firenze en het Australische Fremantle Perth. Zijn vader David Neesham (1946-) betwistte met Australië de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Ralf Sterk (1978-) stond in de Australische kooi op de Olympiades van 2000, 2004 en 2008. Hij verdedigde ook het doel van de Australische clubs Adelaide-Canberra Jets, Brisbane Barracudas en KCF Breakers Brisbane
Thomas Whalan (1980-) tekende present voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Whalan begon als 13-jarige met waterpolo in het Scots College van Sydney. Hij kreeg een studiebeurs aan de Sydney University en veroverde twee nationale titels. In 2003 was brons weggelegd voor de Australiërs op het WK in Zuid-Korea. Whalan beproefde in 2003 en 2004 zijn geluk bij CN Barcelona, waarmee hij in 2003 de Spaanse Super Cup won. Daarna verhuisde hij naar het Italiaanse Savona. Hij trouwde Elka Graham (1981-), die op de Spelen van Sydney 2000 zilver won met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag.
Olympische selecties voor Gavin Woods (1978-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Zijn vader David Woods (1944-) verdedigde de Australische kleuren op de Spelen van 1972 en 1976, zus Tarwyn Woods (1975-) en nicht Bronwyn Mayer-Smith (1974-), waren in 2000 actief met de Australische vrouwenploeg. In clubverband speelde Gavin Woods voor Balmain Water Polo Club.
Italië: Alberto Angelini (1974-), Fabio Bencivenga (1976-), Fabrizio Buonocore (1977-), Leonardo Binchi (1975-), Luigi di Costanzo (1982-), Federico Mistrangelo (1981-), Leonardo Sottani (1973-), Alessandro Calcaterra (1975-), Stefano Tempesti (1979-), Andrea Mangiante (1976-), Valentino Gallo (1985-) en Maurizio Felugo (1981-).
Fabrizio Buonocore (1977-) was in 2004 en 2008 Olympisch actief. Hij startte bij Circolo Canottieri Napoli en trok daarna naar C.N. Posillipo, waar hij 286 selecties liet noteren en 204 doelpunten, met de Italiaanse titels van 2004 en 2005 als hoogtepunt. Met de Italiaanse ploeg won hij het EK van 2001 in Boedapest en de Mediterane Spelen van dat jaar in Tunis.
Maurizio Felugo (1981-) debuteerde op de Spelen van 2004, maar werd ook in 2008 en 2012 opgeroepen. Hij kreeg de smaak te pakken bij het jeugdteam van Chiavari Nuoto, maar in 1998 verhuisde hij naar Rari Nantes Savona. Vijf jaar later trok Posillipo Napoli hem aan, waarmee hij de Italiaanse titel en de LEN Cup won. In 2006 haalde Pro Recco hem binnen. Tijdens de finale van de Wereldbeker 2001 in Shanghai scoorde Felugo de beslissende treffer tegen Servië.
Fabio Bencivenga (1976-) speelde voor Italië op de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008. De bijnaam van de 2m02 grote Bencivenga was il Drago di Curti, de draak van Curti. Van 2003 tot 2008 was C. N. Posillipo Napoli zijn thuishaven, daarna speelde hij een seizoen voor Pro Recco en van 2009 tot 2012 verdedigde hij de kleuren van Aquachiara.
Alberto Angelini (1974-) werd voor de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008 opgeroepen. In clubverband won hij acht nationale titels, twee met Rare Nantes Savona, eentje met Ina Assitalia Rome en vijf met Pro Recco. Dat maakt dat hij samen met Massimiliano Ferretti (1966-) en Ferdinando Gandolfi (1967-) de enige Italiaan was die met drie verschillende clubs kampioen werd. Hij won ook zeven Italiaanse bekers, drie Europa cups, een UEFA Super Cup en drie Europese bekers. Van 1991 tot 2008 speelde hij voor zijn nationaal zevental, wat hem 416 selecties opleverde. Hij won ook zilver op het WK 2003 in Barcelona, goud op het EK in Wenen 1995, zilver op die van Boedapest 2001 en brons in Firenze 1999. Met het Italiaanse team eindigde hij tweede op de Wereldbekers van 1995 in Atlanta en 1999 in Sydney, eveneens tweede op het WK van 2003 in New York en in 1993 had hij zich al met de Italiaanse junioren tot wereldkampioen gekroond.
Alessandro Calcaterra (1975-) vertegenwoordigde Italië op de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In totaal werd hij vierhonderd keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Zijn broer Roberto (1972-) werd voor de Spelen van 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Met Pescara won hij de Italiaanse titels in 1996 en 1997 en de Italiaanse beker in 1996. Daarna versaste hij naar Pro Recco, waar hij vijf titels verzamelde. In 2011 keerde hij terug naar Italië, meer bepaald naar Circolo Nautico Posillipo, nadat hij zes jaar in het Latijns-Amerikaans waterpolo had gespeeld.
Leonardo Binchi (1975-) veroverde een Olympisch ticket voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Opgeleid door Rari Nantes Florentia, verhuisde hij in 2004 naar de toenmalige Italiaanse kampioen Leonessa Brescia. Binche was aanwezig bij het zilver van FINA Cup 1999 in Sydney, de Mediterrane Spelen van 2001 in Tunis en die van 2005 in Almería en het brons op het EK 1999 in Firenze.
De 2m05 lange doelverdediger Stefano Tempesti (1979-) startte zijn sportcarrière in thuisstad Futura Prato, alvorens hij naar Rari Nantes Florentina verhuisde. In 2003 koos hij voor Pro Recco. Met Fiorentina won hij in 2001 de LEN Cup, met Pro Recco vier opeenvolgende Italiaanse titels en drie LEN bekers (2007, 2008 and 2010). In 1999 werd hij voor het eerst voor het Italiaanse zevental opgeroepen en op het WK 2011 in Shanghai hielp hij niet alleen het goud winnen, maar werd hij ook tot beste doelverdediger van het tornooi gekozen, een bekroning die hij ook al in 1999 in Rome had verdiend. Hij werd door de Italiaanse selectieheer gekozen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012.
De 1m97 grote aanvaller Leonardo Sottani (1973-) was van 2003 tot 2005 bij Bissolati Cremona aangesloten. Daarna verhuisde hij twee seizoenen naar Pro Recco, dat hem in 2007 naar Bissolati Cremona versaste. In 2008 belandde hij bij Rari Nantes Florentia, waar hij zijn carrière afsloot. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000 en 2008.
Vier jaar later in Londen een tweede selectie voor Valentino Gallo (1985-) die in clubverband een jaartje bij Circolo Canottieri Ortigia speelde maar vanaf 2004 uitkwam voor CN Posillipo Napoli.
Duitsland: Tobias Kreuzmann (1981-), Sören Mackeben (1979-), Florian Naroska (1982-), Heiko Nossek (1982-), Moritz Oeler (1985-), Marc Politze (1977-), Julian Real (1989-), Marko Savic (1981-), Thomas Schertwitis (1972-), Andreas Schlotterbeck (1982-), Marko Stamm (1988-) en Alexander Tchigir (1967-).
Tobias Kreuzmann (1981-) speelde voor de Deutsche Mannschaft op de Olympiades van 2004 en 2008. In 2008 had Kreuzmann al 203 interlands gespeeld. Vanaf zijn jeugd speelde hij bij ASC Duisburg, zowel voor de Duitse titel als voor de beker de eeuwige tweede na Wasserfreunde Spandau Berlin 04. In 2005 werd hij op doping betrapt, het jaar voordien was hij een haargroeimiddel beginnen gebruiken waarin Finasterid was verwerkt en dat product werd op 1 januari 2005 als maskeermiddel op de lijst van verboden middelen geplaatst. In juni 2005 sprak de Duitse bond hem hiervoor vrij, bijkomende onderzoeken aan de Sporthochschule Köln brachten geen steroïden aan het licht die met Finasterid konden gemaskeerd worden. Vanaf 2000 leefde Tobias Kreuzmann samen met de voormalige zwemster Hannah Stockbauer (1982-) die in 2004 met de Duitse estafetteploeg Olympisch brons haalde op de 4 x 200m vrije slag, maar tijdens het WK 2001 goud veroverde op de 800 en 1500m vrije en twee jaar later zelfs wereldkampioen werd over drie afstanden: 400, 800 en 1.500m vrij.
Sören Mackeben (1979-) nam zowel aan de Spelen van 2004 deel, als aan die van 2008. Samen met zijn broer Helge begon hij bij TSV Anderten en WASPO Hannover. In 2002 wisselde hij naar Duits kampioen Wasserfreunde Spandau 04 Berlin, waarmee hij meer keren zowel de titel als de beker won. In 2005 werd hij aangetrokken door het Hongaarse Brendon-Fenstherm-ZF Eger, maar na twee seizoenen keerde hij terug naar Berlijn waar hij in 2010 zijn afscheid aankondigde..
Heiko Nossek (1982-) nam deel aan de Spelen van 2004 en 2008. Van 2003 tot 2006 speelde hij voor SV Cannstatt, waarmee hij in 2006 Duits kampioen werd. De eerste onderbreking van de succesvolle Spandau reeks. Nadat SV Cannstatt zijn Bundesliga team uit competitie haalde zocht hij één seizoen zijn geluk bij het Griekse Ethikos Piraus. Daarna sloot hij aan bij SSV Esslingen en na de Spelen van 2008 werd hij aangetrokken door het Italiaanse Rari Nantes Sori, waar hij zich tot topschuter kroonde. Het jaar nadien verhuisde hij naar Rari Nantes Imperia en nog een seizoen later sloot hij zich aan bij Rari Nantes Bogliasco. Na de Spelen van 2008 had hij 203 selecties voor de Duitse ploeg achter zijn naam. Hij studeerde International Management aan de Hochschule Ansbach en zijn vader Ingulf Nossek (1944-) verdedigde de Duitse waterpolokleuren op de Spelen van München 1972.
Marc Politze (1977-) werd uitverkoren voor de Olympiades van 2004 en 2008. Van 2003 tot 2008 werd hij 296 keer door de Duitse coach opgeroepen. Hij startte met waterpolo bij Spvg Laatzen. Daarna speelde hij van 1994 tot 2002 voor Waspo Hannover, waarmee hij in 1998 de Duitse beker won. Zowel in 2001 als in 2002 was Politze topschutter in de Wasserball-Bundesliga. Dus niet verwonderlijk dat Wasserfreunde Spanau 04 Berlin hem in 2002 binnenhaalde, met die ploeg won hij in 2003 en 2004 de titel en het jaar nadien de dubbel titel/beker. In 2006 enkel de beker, maar de twee jaren nadien opnieuw de dubbel. Hij trouwde met Melanie, de dochter van Hagen Stamm (1960-) die niet alleen zijn coach was in Berlijn, maar ook in de nationale ploeg.
Thomas Schertwitis (1972-) werd in het Russische Alma Ata geboren, waar hij ook zijn sportcarrière begon. Vanaf 1993 speelde hij ook voor het zevental van Kazachstan, waarmee hij in 1994 de Aziatische Spelen won. In 1997 verhuisde hij naar Berlijn waar hij tot 2004 voor Wasserfreunde Spandau 04 speelde, waarmee hij zeven Duitse titels won en zes nationale bekers. In juni 1998 werd hij Duits staatsburger en vanaf toen speelde hij ook voor de Duitse ploeg, met de Spelen van 2004 en 2008 als hoogtepunt. Tijdens de Spelen van 2008 stond de teller op 272 interlands. In 2004 verhuisde hij nochtans naar het Griekse Piraus en één jaartje later zelfs naar het Russische Sintez Kasan, waarmee hij in 2006 de Europese LEN trofee won.
Aleksandr Tchigir (1967-) verdiende selecties in 1992, 2004 en 2008. In 1992 verdedigde hij de kleuren van het GOS, de twee volgende selecties speelde hij voor het Duitse nationale team. In clubverband was hij aangesloten bij Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. In totaal kwam Tchigir 344 keer uit voor de Russische ploeg, maar op 4 december 1997 werd hij Duits staatsburger. Sedertdien speelde hij ook nog eens 279 wedstrijden voor de Duitse Mannschaft. Hij is een gediplomeerd sportleraar
Canada: Robin Randall (1980-), Constantine Kudaba (1987-), Kevin Mitchell (1981-), Justin Boyd (1989-), Thomas Marks (1980-), Brandon Jung (1986-), Kevin Graham (1986-), Aaron Feltham (1982-), Sasa Palamarevic (1986-), Jean Sayegh (1981-), Nathaniel Miller (1979-), Nic Youngblud (1981-) en Devon Diggle (1988-).
De Canadese ploeg was helemaal samengesteld uit spelers die voor het eerst aantraden, maar wel met twee 'inwijkelingen' binnen de rangen. Jean Sayegh (1981-) was geboren in de Libanese hoofdstad Beirut, Sasa Palamarevic (1986-) in Bosnië Herzegovina
China: Wang Yong (1979-), Tan Feihu (1987-), Wang Beiming (1983-), Xie Junmin (1983-), Han Zhidong (1977-), Liang Zhongxing (1986-), Wang Yang (1983-), Yu Lijun (1978-), Wu Zhiyu (1973-), Ge Weiqing (1977-), Li Bin (1983-) en Li Jun (1980-).
Bij de vrouwen werden de acht deelnemende landen in twee groepen verdeeld:
• Groep A: Verenigde Staten, Italië, China en Rusland
• Groep B: Hongarije, Nederland, Griekenland en Australië
De drie beste van iedere poule plaatsten zich voor de medaille ronde, de overige landen speelden voor de plaatsen 7 en 8.
Voorronde
Groep A
Rusland – Italië: 8-9 (3-3, 2-1, 2-3, 1-2)
Verenigde Staten – China: 12-11 (3-3, 5-4, 2-2, 2-2)
Verenigde Staten – Italië: 9-9 (0-2, 4-2, 2-2, 3-3)
Rusland – China: 11-13 (2-3, 5-4, 3-1, 1-5)
Rusland – Verenigde Staten: 7-12 (0-5, 3-2, 2-4, 2-1)
Italië – China: 10-9 (2-2, 4-2, 2-4, 2-1)
In poule A eindigden de Verenigde Staten en titelverdediger Italië op de eerste plaats met twee gewonnen wedstrijden en een gelijkspel.
Groep B
Hongarije – Nederland: 11-9 (3-3, 3-2, 4-3, 1-1)
Griekenland – Australië: 6-8 (2-5, 2-2, 1-1, 1-0)
Hongarije – Australië: 7-7 (1-1, 1-1, 1-2, 4-3)
Griekenland – Nederland: 6-9 (3-3, 2-2, 1-3, 0-1)
Nederland – Australië: 9-10 (1-2, 2-2, 1-2, 5-4)
In B-poule hetzelfde verhaal: de dames uit Hongarije en Australië konden onderling niet uitmaken wie de sterkste waren (7-7) en wonnen van de overige teams. De Nederlandse dames konden zich ondanks twee verlieswedstrijden toch voor de halve finales plaatsen dank zij de winst tegen Griekenland.
7e/8e plaats
Rusland – Griekenland: 12-6 (3-2, 4-1, 3-1, 2-2)
5e/6e plaats
China – Italië: 10-7 (3-1, 2-3, 1-3, 4-0)
Halve finales
Verenigde Staten – Australië: 9-8 (2-2, 2-2, 4-1, 1-3)
Hongarije – Nederland: 7-8 (2-1, 1-3, 3-3, 1-1)
De halve finale tussen de Verenigde Staten en Australië, in Sidney nog goed voor goud, eindigde in het voordeel van de Amerikanen: 9-8. Nederland moest het opnemen tegen de Hongaarse favorieten waarvan in de voorronde tegen verloren werd. Deze maal liep het anders en trokken Nederland het laken naar zich toe met 7-8.
Bronzen finale
Australië – Hongarije: 12-11 (2-2, 1-3, 3-1, 1-1; 2-1, 0-1, 3-2 )
In de kleine finale waren strafschoppen nodig om de winnaar aan te duiden. De Australische ploeg haalde het uiteindelijk ten koste van de Hongaren.
Finale
Verenigde Staten – Nederland: 8-9 (2-4, 3-1, 1-2, 2-2)
In een uiterst spannende finale kon ervaren rot Danielle de Bruijn (1978-) dertig seconden voor affluiten met haar zevende treffer de 9-8 scoren. De Hongaarse vrouwen gingen verwoed op zoek naar de gelijkmaker, maar dankzij uitstekende reflexen van doelvrouw Ilse van der Meijden (1988-) zorgden de Nederlandse dames voor een stunt van formaat: goud.
Nederland: Iefke van Belkum (1986-), Gillian van den Berg (1971-), Daniëlle de Bruijn (1978-), Mieke Cabout (1986-), Rianne Guichelaar(1983-), Biurakn Hakhverdian (1985-), Marieke van den Ham (1983-), Noeki Klein (1983-), Simone Koot (1980-), Ilse van der Meijden (1988-), Alette Sijbring (1982-) en Yasemin Smit (1984-).
Mieke Cabout (1986-) die bij Leiden speelde was de kleindochter van Joop Cabout (1927-), die de Hollandse waterpolokleuren verdedigde op de Spelen van Helsinki in 1952.
Iefke van Belkum (1986-) die eveneens voor Leiden speelde, was het nichtje van Marc (1965-) en Stan van Belkum (1961-). Marc verdedigde de Hollandse kleuren op de Spelen van 1992 en Stan op die van 1980 en 1984.
Danielle de Bruijn (1978-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2008. In Sydney was ze met zeventien treffers topscoorster van het tornooi, in de finale van Beijing scoorde ze zeven van de negen Nederlandse treffers, goed voor goud. Ook nu werd ze weer topscoorster van het tornooi, opnieuw met zeventien doelpunten. De linkshandige De Bruijn was in 2003 eigenlijk gestopt bij het Nederlands team. Bondscoach Robin van Galen (1972-) kon haar echter overhalen om mee te gaan naar de Olympische Spelen van 2008. Van moed en doorzetting gesproken, De Bruijn bleek het hele toernooi met een kapotte kruisband gespeeld te hebben, iets wat ze wist. Haar gouden medaille droeg ze op aan Nick van den Heuvel, clubgenoot bij Widex GZC Donk Gouda, die kort voordien op 19-jarige leeftijd overleden was. Ze speelde achtereenvolgens voor De Walrus, Donk Gouda, het Italiaanse Athlon Palermo om terug te keren naar GZC Donk waar ze actief was van 2004 tot 2011.
Gillian van den Berg (1971-) nam deel aan de Spelen van 2000 en 2008. In oktober 2001 begon ze als professioneel waterpolospeelster bij het Italiaanse Athlon’90 Palermo. Maar ze besloot terug te keren naar Nederland om zich op de Spelen van 2008 in Beijing te kunnen voorbereiden. Het leverde Nederland het goud op.
Verenigde Staten: Elizabeth Armstrong (1983-), Patty Cardenas (1984-), Kami Craig (1987-), Natalie Golda (1981-), Alison Gregorka (1985-), Brittany Hayes (1985-), Jamie Hipp (1981-), Moriah van Norman (1984-), Heather Petri (1978-), Jessica Steffens (1987-), Brenda Villa (1980-), Lauren Wenger (1984-) en Elsie Windes (1985-).
In de voorbereiding van haar Olympisch tornooi pakte de Amerikaanse vrouwenploeg uit met een naaktkalender.
Na Beijing vier jaar later een tweede selectie voor goalie Betsy Amstrong (1983-), die met de States ook goud won op de Pan American Games van 2007 in Rio de Janeiro. Ze speelde bij Great Lakes WP Ann Arbor en studeerde als lerares Engels af aan de University of Michigan, waar ze ook lid van het waterpoloteam was.
Natalie Golda (1981-) werd als een van de grootste waterpolospeelsters aller tijden beschouwd. In 2005 hielp ze UCLA Bruins aan een zevende nationale titel, het jaar voordien had ze met het Amerikaans zevental Olympisch brons veroverd in Athene en in 2008 zorgde ze mee voor het zilver. Voor ze naar de Universiteit trok had ze vier jaar waterpolo gespeeld in de Rosary High School waarmee ze in 1998 en 1999 de titel won in de Californian Interscholastic Federation. Zelf werd ze uitgeroepen tot First-Team All-Golden West League 1996-99. Bovendien speelde ze ook vier jaar softball en twee jaar volleyball. Met UCLA won ze drie NCAA kampioenschappen: 2001, 2003 en 2005. Met vijftig goals haalde ze dat jaar ook de titel van topscoorster en in totaal nette ze 158 doelpunten voor UCLA. Uiteraard werd ze voor de Olympische Spelen geselecteerd, zowel in 2004 als in 2008. In 2003 had ze een helpend hand in de overwinning van het Amerikaans team op de Pan Amerikaanse Spelen en datzelfde jaar won haar ploeg ook de FINA World Championships in Barcelona, In april 2006 vertrok ze naar Griekenland om er bij ANC Glyfada te spelen. In de eerste wedstrijd op de Spelen van 2008 scoorde ze vier doelpunten tegen gastland China, waarmee ze een ruim aandeel had in de 12-11 winst. In de tweede partij tegen de latere winnaar Italië nette ze op 22 seconden van het einde de gelijkmaker, in de derde wedstrijd tegen Rusland was ze verantwoordelijk voor drie doelpunten en 12-7 winst over Rusland. Na haar spelerscarrière werd ze hoofdcoach van Huntington Beach Water Polo Club.
Bij gebrek aan een vrouwenploeg in haar high school speelde Heather Petri (1978-) waterpolo met de jongens van de Miramonte High School. In 1997 werd ze door UC Berkeley binnengehaald, waar ze tot 1999 speelde. Ze eindigde haar college carrière met 96 doelpunten en werd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 geselecteerd. In 2002 studeerde ze in Berkeley af met een diploma integratieve biologie. Na een Amerikaans oponthoud bij California Golden Bears, Berkeley en NYAC New York werd ze profspeelster bij Rari-Nantes Firenze (2004-2006). Met de Verenigde Staten haalde ze drie wereldtitels.
Brenda Villa (1980-) nam aan deel aan de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Op 6-jarige leeftijd leerde ze zwemmen maar ze volgde twee jaar later haar broer die op waterpolo was overgeschakeld. Ook zij moest op de Bell Gardens High School met de jongens meespelen, omdat er geen vrouwenploeg was. In 1998 ging ze aan de Stanford University studeren, in 2000 werd ze voor het eerst naar de Olympische Spelen uitgestuurd. In 2001 kroonde ze zich met 69 doelpunten tot topscoorster van Stanford, wat haar de titel Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar opleverde en in 2003 studeerde ze af met het diploma Politieke Wetenschappen. In de drie seizoenen die ze voor Stanford speelde scoorde ze 172 keer. In 2003 zorgde ze er in haar eentje voor dat de Verenigde Staten het goud haalden tijdens het WK. Na haar verleden in de Amerikaanse competitie verhuisde ze naar het Italiaanse Orizzonte Geymonat Catania. In 2007 leidde ze haar team met elf doelpunten naar het goud op het WK. In 2010 werd ze hoofdcoach van de vrouwenploeg van de Castilleja High School in Palto Alto, Californië.
Vier jaar na Athene een tweede selectie voor Lauren Wenger (1984-) die bij de University of Southern California speelde waar ze in 2006 de Peter J. Cutino Award ontving als beste college speelster. Die Universiteit bood haar een vierjarig contract aan toen ze nog bij de Wilson Classical High School in Long Beach Californië speelde. Ze studeerde af als master in 'policy, planning and development'.
Jessica Steffens (1987-) werd vier jaar later ook opgeroepen voor de Spelen van Londen. Ze startte met waterpolo aan de Monte Vista High School, waarmee ze tweemaal het NCS kampioenschap won. In 2006 vatte ze haar studies aan op de Stanford University en als eerstejaars scoorde ze meteen vijftien doelpunten voor het waterpoloteam, het jaar nadien zelfs 35. In 2008 onderbrak ze haar studies een vol jaar om zich volledig op de Spelen van Beijing voor te bereiden. In 2010 moest ze noodgedwongen een schouderoperatie ondergaan, zodat ze een volledig seizoen niet kon spelen. Maar ze keerde terug en in 2011 hielp ze de Staes aan het goud op de Pan American Games. Haar vader Carlos speelde waterpolo aan de Universiteit van Californië. Haar twee zussen en broer waren eveneens door het waterpolo gebeten en zus Maggie (1993-) was in Londen ook lid van de Amerikaanse ploeg.
Na Beijing vier jaar later in Londen een tweede selectie voor Elsie Windes (1985-), die met waterpolo begon tijdens haar studies aan de Beaverton High School. In 2003 speelde ze met dat zevental kampioen, maar werd ze ook uitgeroepen tot MVP van Oregon State. Na het middelbaar onderwijs ging ze in 2004 studeren aan de University of California, waar ze als eerstejaars 33 treffers scoorde voor het waterpoloteam. Het jaar nadien nette ze 51 treffers en in 2006 veertig. In 2006 werd ze ook lid van de nationale ploeg. Ook haar vader en zus speelden waterpolo.
Kami Craig (1987-) speelde van 2003 tot 2006 voor het Amerikaanse jeugdteam, in 2008 werd ze een eerste keer voor de Olympische ploeg opgeroepen en in Londen een tweede maal. Ze won de Peter J. Cutino Award in 2009 en 2010 en was daarmee de enige vrouwelijke atlete die dat kleinood twee keer kon winnen. In 2011 ging ze de professionele toer op en speelde ze in Griekenland. Ze studeerde aan de University of Southern California af als sociologe en ergotherapeute.
Australië: Gemma Beadsworth (1987-), Nikita Cuffe (1979-), Suzie Fraser (1988-), Taniele Gofers (1985-), Kate Gynther (1982-), Amy Hetzel (1983-), Bronwen Knox (1986-), Emma Knox (1978-), Alicia McCormick (1983-), Melissa Rippon (1981-), Rebecca Rippon (1978-), Jenna Santoromito (1987-) en Mia Santoromito (1985-).
Nikita Cuffe (1979-) vertegenwoordigde haar land op de Olympiades van 2004 en 2008. In Australië kwam ze uit voor Queensland Breakers Brisbane en University of Sydney.
In de Australische selecties van 2004 en 2008 ook twee zusjes met hun stiefzuster: Kate Gynther (1982-), Mel Rippon (1981-) en Bec Rippon (1978-) speelden alle drie ook voor Brisbane Barracudas. Kate en Mel werden ook opgeroepen voor de Spelen van 2012 in Londen.
Doelverdedigster Emma Knox (1978-) was lid van het Olympisch zevental in 2004 en 2008, maar hield ook de netten zuiver van University of Western Australia Perth en Melville Water Polo Club Bicton.
Gemma Beadsworth (1987-), Bronwen Knox (1986-) en Alicia McCormack (1983-) werden ook opgeroepen voor de Spelen van 2012 in Londen.
China: Yang Jun (1988-), Teng Fei (1988-), Liu Ping (1987-), Sun Yujun (1987-), He Jin (1987-), Sun Yating (1988-), Wang Ying (1987-), Gao Ao (1990-), Wang Yi (1987-), Ma Huanhuan (1990-), Sun Huizi (1990-), Qiao Leiying (1989-) en Tan Ying (1987-).
Na de Spelen van in eigen land werden Yujun Sun (1987-), Yi Wang (1987-) en Huanhuan Ma (1990-) vier jaar later opnieuw geselecteerd.
Italië: Federica Rocco (1984-), Chiara Brancati (1981-), Silvia Bosurgi (1979-), Teresa Frassinetti (1985-), Martina Miceli (1973-), Maddalena Musumeci (1976-), Francesca Pavan (1979-), Cinzia Ragusa (1977-), Tania di Mario (1979-), Elisa Casanova (1973-), Elena Gigli (1985-), Manuela Zanchi (1977-) en Erzsebet Valkai (1979-).
Bij Teresa Frassinetti (1985-) viel vier jaar later een nieuwe uitnodiging in de bus voor de Spelen van Londen.
Silvia Bosurgi (1979-) begon haar loopbaan bij Messina Polisportiva Gaetano D'Uva. In 1996 verhuisde ze naar Orizzonte Catania, waarmee ze alles won wat er in Italië te winnen was: Veertien titels, enkel die van 2007 ging aan de neus voorbij, zeven Europese Bekers en één Europese Super Cup. Ook met de nationale ploeg haalde ze successen, zo won ze in 1999 in Prato voor een uitzinnig thuispubliek de Europese titel en in 2001 de wereldtitel in het Japanse Fukuoka. Op de Spelen van 2004 scoorde ze een doelpunt in de finale tegen Griekenland en ook in 2008 tekende ze present voor de Spelen van Beijing.
Buiten het goud van de Spelen 2004 haalde doelverdedigster Elena Gigli (1985-) ook zilver op het EK van 2006 in Belgrado. Eerst speelde ze voor Fiorentina Waterpolo Giotti (2003-2010) en met die ploeg won ze de Europa Cup voor landskampioenen, de Len Champions Cup en het Italiaans kampioenschap 2006-2007. Na al die jaren Fiorentina verhuisde ze naar Rapallo (2010-2011), waarmee ze in 2011 de LEN Cup opnieuw binnenhaalde. Toen Pro Recco ook interesse vertoonde in het vrouwenpolo, werd ze in 2011 door dat zevental aangetrokken en meteen werd het Italiaans en Europees kampioenschap gewonnen. In 2008 was ze titularis op de Spelen van Beijing, in 2012 op die van Londen. In totaal verzamelde ze 327 selecties voor de nationale ploeg, twee wereldtitels en vier Europese.
Na haar zwemcarrière stapte Tania di Mario (1979-) op 15-jarige leeftijd over op waterpolo bij Vis Nova Roma. Voor het seizoen 1997-1998 deed ze de overstap naar Orizzonte Catania. Met die ploeg domineerde ze het gebeuren en won ze dertien nationale titels, zeven Europa Cups en een European Super Cup. Haar internationaal debuut deed ze in 1999 tegen Griekenland tijdens het EK in Prato, dat Italië ook won. Ze won ook goud met de nationale ploeg op het EK in Ljubljana. Tijdens de Spelen van 2004 werd ze niet alleen topscoorster van het tornooi, maar ook uitgeroepen tot beste speelster van de editie. Ook in 2008 en 2012 was ze erbij op de Spelen van Beijing en Londen. Ze nam deel aan vijf WK's: 2001 in Fukuoka, 2003 in Barcelona, 2005 in Montreal 2007 in Melbourne en 2009 in de eigen hoofdstad Rome. Na die laatste editie hing ze de cap aan de haag, maar de Italiaanse trainer overhaalde haar om mee te gaan naar Londen.
Martina Miceli (1973-) startte met waterpolo bij Polisportiva Casal Palocco Rome, waar ze van 1988 tot 1990 in de ploeg stond. Van 1990 tot 1993 speelde ze voor concurrent Racing Rome, waarna ze voor Orizzonte Catania (1993-1997) koos en met die ploeg werd ze vier maal Italiaans kampioen en won ze een Europabeker. In 1997 verhuisde ze naar Polisportiva Mediterraneo Catania, waar ze speelster-trainster werd en waar ze bleef tot 2001. In 2002 deed ze de overstap naar Rari Nantes Pescara, in 2003 verhuisde ze naar Mediterraneo Catania, het jaar nadien naar McDonald Firenze om in 2005 terug te keren naar Orizzonte Catania, waarmee ze nog eens vijf Italiaanse titels won en twee Europabekers. Tussendoor werd ze geselecteerd voor de Olympische Spelen van 2004, die eer viel haar in 2008 opnieuw te beurt.
Maddalena Musumeci (1976-) startte met waterpolo bij Sporting Club Meridies in Serie B, maar brak pas echt door toen ze in haar geboortestad bij Orizzonte Catania (1995-1998, 2000-2004 en 2005-2009) ging spelen, via een korte periode bij concurrent Mediterraneo Catania (1998-2000). Na de Spelen van 2004 laste ze een rustperiode in, waarin ze vrijwilligerswerk deed. Omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, herbegon ze met waterpolo en werd ze opnieuw opgeroepen voor het Olympisch team van 2008. Eind 2009 stopte ze echter definitief en werd ze team manager bij Orizzonte Catania. In totaal won ze met Orizzonte Catania tien Italiaanse titels, zes nationale bekers en een LEN Cup.
Geboren in Catania speelde Cinzia Ragusa (1977-), op een tussenstop van twee jaar bij Rare Nantes Florentina (2004-2005) en Rapallo Nuoto (2005-2007) na, haar hele leven bij de lokale topclub Orizzonte Catania (1995-2004 en 2007-2010) waarmee ze twaalf landstitels, vijf Europa Cups en een Europese Super Cup haalde. In 2004 en 2008 werd ze opgeroepen voor Olympia en in 2010 hield ze het waterpolo voor bekeken.
Manuela Zanchi (1977-) nam als speelster deel aan de Olympische Spelen van 2004 en 2008. In clubverband kwam ze uit voor Varese Olona Nuoto (2001-2008) en een seizoen bij Orizzonte Catania (2008-2009) als voorbereiding voor de Spelen van 2008. Van 2006 tot 2009 coachte ze ook Varese Olona Nuoto en bij haar afscheid als speelster in 2009 legde ze zich volledig toe op de rol van coach bij dat team.
Twee zussen in de Hongaarse ploeg van 2004: Ágnes Valkai (1981-), spelend bij Rari Nantes Pescara en Erzsébet Valkai (1979-), ook actief bij Rari Nantes Pescara, maar later getransfereerd naar Ecofim Roma. Beide zussen tekenden ook in Beijing 2008 present. Ágnes opnieuw voor Hongarije, zus Erzsébet had zich intussen laten naturaliseren en speelde voor de Italiaanse squadra
Elisa Casanova (1973 -) was niet alleen de rots in de Italiaanse branding, ze viel ook op door haar enorme neusbeschermer.
Hongarije: Fruzsina Bravik (1986-), Rita Dravucz (1980-), Anett Timea Gyore (1981-), Patricia Horvath (1977-), Dora Kisteleki (1983-), Aniko Pelle (1978-), Agnes Primasz (1980-), Mercedes Stieber (1974-), Krisztina Szremko (1972-), Orsolya Takacs (1985-), Agnes Valkai (1981-), Krisztina Zantleitner (1974-) en Ildiko Zirighne (1976-)
Rita Drávucz (1980-) haalde niet alleen de Spelen van 2004, 2008 en 2012, de Hongaarse speelde ook voor de Italiaanse ploegen GS Orizzonte Catania en Fiorentina Firenze. Bovendien was ze een veel gevraagd model, de rechtse foto laat hierover geen twijfel bestaan.
Anett Györe (1981-) vertegenwoordigde Hongarije op de Spelen van 2004 en 2008 en speelde voor Polo SC Budapest en DC Mino-Polo Budapest
Dóra Kisteleki (1983-) was actief op de Spelen van 2004 en 2008 en kwam uit voor Vasas Sport Club Budapest en DC Mino-Polo Budapest
Van 1999 tot 2002 speelde Anikó Pelle (1978-) voor de University of Southern California en in 2004 en 2008 voor de Hongaren op de Olympische Spelen. Gedurende haar eerste jaar in de Amerikaanse Universitaire competitie scoorde ze 52 doelpunten, een jaar later 64 en zo maar eventjes 81 in het seizoen 2001. Bij haar afscheid in 2002 stond haar teller op 254 treffers. Pelle studeerde af met het diploma business. Vanaf 1995 werd ze ook opgeroepen voor het Hongaarse zevental en was ze in verschillende Europese ploegen actief, onder andere bij GS Orizzonte Catania en Siracusa. De Italianen konden haar overhalen om van nationaliteit te veranderen en op de Spelen van Londen in 2012 vertegenwoordigde ze dan ook de Squaddra.
Ágnes Primász (1980-) verdiende een Olympische selectie in 2004 en 2008, in clubverband speelde ze voor Dunaújvárosi Foiscola VE en OSC Budapest.
Mercedes Stieber (1974-) was speelster bij Rari Nantes Pescara en Fiorentina Firenze, toen ze door de Hongaarse coach voor de Olympiades van 2004 en 2008 werd opgeroepen.
Eveneens in 2004 en 2008 selecties voor Krisztina Szremkó (1972-), die in competitie uitkwam voor Dunaújváros Eger, BVSC Szentes en Mediterrane.
Twee zussen in de Hongaarse ploeg van 2004: Ágnes Valkai (1981-), spelend bij Rari Nantes Pescara en Erzsébet Valkai (1979-), ook actief bij Rari Nantes Pescara, maar later getransfereerd naar Ecofim Roma. Beide zussen gaven ook present in Beijing 2008. Ágnes opnieuw voor Hongarije, zus Erzsébet had zich intussen laten naturaliseren en speelde voor de Italiaanse squadra
Niet alleen werden Krisztina Zantleitner (1974-) en Ildikó Sós Zirigh (1976-) door de Hongaarse selectieheer opgeroepen voor de Spelen van 2004 en 2008, beiden speelden ook voor Dunaújvárosi Foiscola VE en transfereerden later naar OSC Budapest
Rusland: Sofia Konoukh (1980-), Valentina Vorontsova (1982-), Elena Smurova (1974-), Olga Belyaeva (1985-), Evgenia Soboleva (1988-), Ekaterina Pantyulina (1989-), Alena Vylegzhanina (1987-), Natalia Shepelina (1981-), Evgeniya Protsenko (1983-), Olga Turova (1983-), Ekaterina Prokofyeva (1991-), Nadezda Glyzina (1988-) en Oleksandra Karpovich (1986-).
Sofia Konukh (1980-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 en won in 2006 met Rusland het EK in Belgrado. Ze speelde voor het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi
Olympische selecties in 2004 en 2008 voor Nataliya Shepelina (1981-), die in clubverband bij SK Uralochka Zlatoust speelde
Evgenia Soboleva (1988-), Nadezda Glyzina (1988-) en Ekaterina Pantyulina (1989-) waren er na Beijing vier jaar later in Londen voor de tweede keer bij en speelden in clubverband bij Kinef-Surgutneftegaz Kirishi
Ook Olga Turova (1983-) werd opgeroepen in 2004 en 2008, zij speelde bij Kinef-Surgutneftegaz Kirishi en Unost Volgodonsk.
Valentina Vorontsova (1982-) stond zowel in 2004 als in 2008 in het Russiche doel, in clubverband deed ze dat bij SKIF MFP Izmaylovo Moskva en Kinef-Surgutneftegaz Kirishi
Ekaterina Prokofyeva (1991-) was 17 jaar toen ze in Beijing voor het eerst op Olympische Spelen mocht aantreden, vier jaar later werd ze opnieuw geselecteerd voor de Spelen van Londen. In clubverband speelde ze voor Unost Volgodonsk.
Selecties voor Elena Smurova (1974-) in 2000, 2004 en 2008. Met haar 31 treffers had ze in 2005 een groot aandeel in het Russisch goud op het WK. Ze speelde achtereenvolgens voor het Russische Diana St. Petersburg, het Italiaanse SK Cifa Palermo en het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi.
Olga Beliaeva (1985-) was in 2008 en 2012 olympisch actief. In Rusland verdedigde ze de kleuren van Kinef-Surgutneftegaz.
Griekenland: Alexandra Asimaki (1982-), Christina Chrysoula Tsoukala (1991-), Georgia Lara (1980-), Kyriaki Liosi (1979-), Evangelia Moraitidou (1975-), Maria Tsouri (1986-), Stavroula Kozompoli (1974-), Aikaterini Oikonomopoulou (1978-), Georgia Ellinaki (1974-), Sofia Iosifidou (1981-), Antigoni Roumpesi (1983-), Angeliki Gerolymou (1982-) en Stavroula Antonakou (1982-).
In 2004 vertegenwoordigde Georgia Ellinaki (1974-) Griekenland op de Spelen in eigen land en vier jaar later in Beijing was ze er opnieuw bij. Haar clubcarrière startte bij ANO Glyfada Athinai en eindigde bij Ethnikos Piraeus
Voula Kozomboli (1974-) werd in 2004 en 2008 opgeroepen, zij speelde voor ANO Glyfada Athinai en Nireas Chalandriou Athinai
Georgia Lara (1980-) was mee verantwoordelijk voor het zilver tijdens de Spelen van 2004 en trad vier jaar later in Beijing opnieuw aan. In 2005 won ze met dat zevental ook goud op de FINA Women's Water Polo World League in Kirishi. Haar club van herkomst was NO Vouliagmeni Athinai
Eveneens twee Olympische selecties voor Kiki Liosi (1979-) die voor ANO Glyfada Athinai en NO Vouliagmeni Athinai speelde
Evi Moraitidou (1975-) (foto) trad aan bij NO Vouliagmeni Athinai en ANO Glyfada, Athinai en werd tweemaal uitgezonden naar Olympische Spelen: 2004 en 2008, net als Katerina Oikonomopoulou (1978-), aangesloten bij ANO Glyfada Athinai en Antigoni Roumbesi (1983-) die bij NO Vouliagmeni Athinai speelde.