Chronologische geschiedenis van het waterpolo

2004 - Olympische Spelen van Athene


De twaalf deelnemende landen werden in Athene in twee groepen verdeeld:

Groep A: Hongarije, Kazachstan, Kroatië, Rusland, Servië/Montenegro en Verenigde Staten

Groep B: Australië, Duitsland, Egypte, Griekenland, Italië en Spanje

De drie beste landen van iedere poule plaatsten zich voor de medaille ronde, de overige landen speelden voor de plaatsen 7 t/m 12.

Voorronde

Groep A

Rusland – Kazachstan: 5-2 (0-0, 1-0, 2-1, 2-1)

Servië-Montenegro – Hongarije: 4-6 (1-0, 2-3, 1-0, 0-3)

Kroatië  - Verenigde Staten: 6-7 (0-0, 0-3, 2-1, 4-3)

Kazachstan - Verenigde Staten: 6-9 (1-1, 3-4, 0-1, 2-3)

Rusland - Servië-Montenegro: 3-4 (1-1, 1-1, 0-1, 1-1)

Hongarije – Kroatië: 10-8 (1-0, 4-2, 4-4, 1-2)

Servië-Montenegro – Kazachstan: 9-5 (3-1, 2-1, 1-1, 3-2)

Verenigde Staten – Hongarije: 5-7 (2-2, 2-3, 0-1, 1-1)

Kroatië – Rusland: 8-9 (2-2, 2-3, 1-1, 3-3)

Kazachstan – Hongarije: 4-14 (1-3, 0-4, 2-4, 1-3)

Servië-Montenegro – Kroatië: 11-8 (2-1, 4-2, 3-3, 2-2)

Rusland - Verenigde Staten: 9-7 (3-1, 3-3, 2-0, 1-3)

Kroatië – Kazachstan: 5-4 (2-2, 2-0, 0-0, 1-2)

Rusland – Hongarije: 6-7 (1-2, 1-1, 1-3 ,3-1)

Verenigde Staten - Servië-Montenegro: 4-9 (1-2, 1-2, 1-3, 1-2)

De tweede partij van de voorronde was de replay van de finale vier jaar voordien in Sydney. Met hetzelfde spelverloop bovendien, alleen was Joegoslavië nu vervangen door de deelstaat Servië-Montenegro. Gemakshalve gaan we het over de Serviërs hebben, die stonden bij het ingaan van de laatste periode 4-3 voor. De Hongaren speelden echte opnieuw een overdonderend slotoffensief en wonnen de partij met 4-6. Hun overige wedstrijden wonnen de Serviërs met 3-4 tegen Rusland, 9-5 tegen Kroatië, 11-8 tegen Kazakstan en 4-9 tegen de Verenigde Staten. De Hongaren vervolledigden hun een show met 10-8 tegen Kroatië, 5-7 tegen de Verenigde Staten, 4-12 tegen Kazakstan en 6-7 tegen Rusland.

Groep B

Egypte – Australië: 3-14 (1-3, 0-5, 1-4, 1-2)

Italië – Spanje: 4-5 (1-2, 1-3, 0-0, 2-0)

Duitsland – Griekenland: 5-4 (2-2, 0-1, 2-1, 1-0)

Australië – Italië: 4-8 (1-1, 2-2, 0-3, 1-2)

Duitsland – Egypte: 13-3 (4-0, 5-0, 2-0, 2-3)

Griekenland – Spanje: 8-5 (2-1, 4-1, 1-2, 1-1)

Spanje – Australië: 8-4 (2-1, 3-1, 1-1, 2-1)

Italië – Duitsland: 10-5 (2-0, 1-2, 3-2, 4-1)

Egypte – Griekenland: 4-15 (0-5, 0-2, 2-3, 2-5)

Egypte – Italië: 4-12 (1-3, 1-0, 2-5, 0-5)

Duitsland – Spanje: 11-5 (3-2, 2-0, 4-3, 2-0)

Griekenland – Australië: 10-9 (2-2, 3-2, 3-2, 2-3)

Duitsland – Australië: 6-6 (1-3, 2-1, 1-0, 2-2)

Spanje – Egypte: 12-4 (4-1, 3-0, 2-1, 3-2)

Italië – Griekenland: 4-6 (0-1, 2-1, 1-2, 1-2)

In groep B een verrassend Griekenland als eindwinnaar. De Helenen verloren hun openingswedstrijd tegen Duitsland weliswaar met 5-4, maar verrasten nadien vriend en vijand met winst tegen Spanje (8-5), Italië (4-6), Australië (10-9) en Egypte (4-15). En daardoor waren de Grieken rechtstreeks voor de halve finales geplaatst, net als Hongarije. In de kwartfinales vernederde Rusland de Duitsers met 12-5 en klopten de Serviërs Spanje met 7-5.

Kwartfinale ronde

7de/12de plaats

Kazachstan – Australië: 5-10 (2-2, 1-4, 1-3, 1-1)
Kroatië – Egypte: 12-1 (4-0, 2-0, 4-0, 2-1)

Kwartfinales

Rusland – Duitsland: 12-5 (2-1, 2-1, 5-0, 3-3)

Servië-Montenegro – Spanje: 7-5 (3-2, 2-0, 0-2, 2-1)

Halve finale ronde

7de/10de plaats

Verenigde Staten – Australië: 6-5 (2-0,1-1,2-2,1-2)

Italië – Kroatië: 11-7 (2-1, 3-4, 1-1, 5-1)

Halve Finales

Hongarije – Rusland: 7-5 (2-2,3-3,2-0,0-0)

Griekenland – Servië-Montenegro: 3-7 (1-2, 1-3, 1-1, 0-1)

Griekenland was in de halve finale een maatje te klein voor de Serviërs, die met 3-7 makkelijk baas bleven. In Hongarije - Rusland daarentegen was het bibberen geblazen. Halfweg stond het nog 5-5, in het derde kwartje liepen de Hongaren twee doelpunten uit en wat de Russen in de laatste herneming ook probeerden, ze slaagden er niet in om maar één keer te scoren. Eindstand 7-5.

Finale ronde

11de en 12de plaats

Kazachstan – Egypte: 15-7 (6-0,1-2,5-3,3-2)

9de en 10de plaats

Australië – Kroatië: 8-7 (2-0, 3-4, 1-1, 2-2)

7de en 8ste plaats

Verenigde Staten – Italië: 9-8 (2-2, 2-0, 2-3, 3-3)

5de en 6de plaats

Duitsland – Spanje: 6-4 (2-2, 3-1, 0-0, 1-1)

Bronzen Finale

Rusland – Griekenland: 6-5 (1-1, 3-1, 1-2, 1-1)

Finale

Hongarije – Servië-Montenegro: 8-7 (2-3,3-2,0-2,3-0)

Het brons ging naar Rusland, dat Griekenland met 6-5 wandelen stuurde. Vier van de Russische goals kwamen van de machtige hand van sterspeler Revaz Chomakhidze (1973-).

En dan die prachtige finale Hongarije - Servië/Montenegro. 5-5 halfweg, maar het derde kwartje was helemaal voor de Serviërs. Een schitterende Aleksandar Šapic (1978-) zorgde voor 5-7. En daarmee bracht hij zijn totaal op dit tornooi op zo maar eventjes achttien stuks. En dan dat laatste kwartje, Hitchcock had het niet beter kunnen bedenken. Hoog opkomend scoorde Tamas Kasas (1976-) de aansluitingstreffer. De Serviërs met een mannetje meer, konden aan de overzijde niet afwerken. In de tegenaanval penalty voor de Hongaren. Tamas Kasas (1976-) liet de kans niet onbenut: 7-7. Meteen daarop opnieuw een mannetje meer voor de Serviërs, en opnieuw geen treffer. Gergely Kiss (1977-) scoorde aan de overkant met een lel van jewelste, zijn vierde treffer in deze finale. De Serviërs hadden de laatste dertien minuten niet gescoord maar Aleksandar Šapic (1978-) kreeg de kans om gelijk te maken. Eerst pareerde de Hongaarse doelman zijn schot en na de corner treuzelde Šapic net iets te lang waardoor de 25 seconden verstreken waren. Goud voor de Hongaren.

Hongarije: Tibor Benedek (1972-), Péter Biros (1976-), Rajmund Fodor (1976-), István Gergely (1976-), Tamás Kásás (1976-), Gergo Kiss (1977-), Norbert Madaras (1979-), Tamás Molnár (1975-), Ádám Steinmetz (1980-), Barnabás Steinmetz (1975-), Zoltán Szécsi (1977-), Tamás Varga (1975-) en Attila Vári (1976-).


Zoltan Szecsi (1977-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij startte zijn carrière bij BVSC Budapest, waarmee hij van 1996 tot 1999 Hongaars kampioen werd. Na de Spelen van 2004 verhuisde hij van Eger SC naar het Italiaanse Camogli. In 2001 en 2003 hielp hij Hongarije brons winnen op het EK, in 2003 was hij mee verantwoordelijk voor de Wereldtitel in Barcelona. In 2005 werd die titel niet met succes verdedigd, in de finale verloren de Magyaren van Servië/Montenegro en twee jaar later was Kroatië te sterk.

 

Rajmund Fodor (1976-) nam deel aan de Olympische Spelen in 1996, 2000 en 2004. Hij veroverde twee keer een gouden medaille. In de competitie kwam Fodor uit voor Szegedi Vasutas Sportegyesület, RN Florentia en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.

Tamás Kásás (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012, waarin hij drie gouden medailles hielp winnen. Tussendoor won Kásás met het Hongaars team het EK van 1997 en 1999 en veroverde hij in 2003 goud op het WK. Hij was fel gegeerd als speler, achtereenvolgens bij Ksi, Újpesti TE Budapest, C. N. Posillipo Napoli, Vasas Budapest en Pro Recco. Kásás werd vaak omschreven als de beste speler van zijn generatie. Zijn ongekend inzicht maakte hem tot een van de beste verdedigers. Tevens stond hij bekend om zijn sprongkracht en blokvermogen, zijn zeer accurate schoten en passes. Deze levende legende won als waterpoloër alles wat er te winnen was en genoot in Hongarije dan ook een sterrenstatus. Tijdens het EK van 1997, scoorde hij in de finale de beslissende treffer tegen Joegoslavië: 3-2. In juni 2010 kondigde hij zijn einde aan als speler van de nationale ploeg, maar de bondscoach kon hem overhalen om ook mee te gaan naar Londen. Zijn vader Zoltán Kásás (1946-) won in 1972 zilver met de Hongaarse ploeg tijdens de Spelen van München.

Péter Biros (1976-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In de competitie kwam hij uit voor NIS-Naftagas-Becsej en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.

Tamás Molnár (1975-) tekende present in 2000, 2004 en 2008. In 1998 werd hij uitgeroepen tot Hongaars Waterpolospeler van het jaar, nadat hij het jaar voordien in het nationale zevental debuteerde. In augustus 2004 won hij met Neptunes Emirates St. Julians de titel in de Malta Waterpolo Summer League. Hij won met het Hongaarse team ook de EK's van 1997 en 1999 en in 1998 de wereldtitel. In clubverband kwam hij uit voor NIS-Naftgas Becsej en Honvéd Budapest

Olympische selecties voor Barnabás Steinmetz (1975-) in 2000 en 2004. Op de Spelen van Athene speelde ook zijn broer Ádám Steinmetz (1980-) in het team. Hij kwam uit voor de Hongaarse teams Ferencváros Budapest (1993-1995, 1996-2000) en Szeged (1995-1996), waarna hij naar Italië trok om Posillipo Napoli te versterken (2000-2003). Daarna keerde hij terug naar Vasas SC Budapest (2003-2009), speelde nog een seizoen voor Ferencváros Budapest (2009-2010), maar sloot zijn loopbaan af bij Vasas SC Budapest

Zijn broer Ádám Steinmetz (1980-) speelde eveneens voor verschillende clubs: van 1996 tot 2000 bij Ferencváros Budapest, van 2000 tot 2008 voor stadsgenoot Vasas SC Budapest, daarna trok hij de grens over naar Primorac, waar hij van 2008 tot 2011 speelde, maar nadien keerde hij terug naar Vasas SC Budapest. De Spelen van Londen zag hij aan zich voorbijgaan, in Beijing was hij echter opnieuw van de partij

Attila Vári (1976-) was in 2000 en 2004 olympisch actief. Hij startte nochtans met moderne vijfkamp, maar baalde van het looponderdeel. Zwemmen daarentegen deed hij graag en daarom waagde hij zich aan een waterpolotraining bij hem in de buurt. Zijn bijnaam was Doki en in 1997 debuteerde hij in de nationale ploeg. Zijn ‘revert’ vanop tien meter tijdens de Olympische finale van 2000 tegen Rusland is waarschijnlijk het meest onverwachte en spectaculairste doelpunt ooit. In clubverband speelde hij voor Vasas SC  en Honvéd SE, beide uit Boedapest.

Olympische selecties voor Gergely Kiss (1977-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Op de Spelen van Athene 2004 was zijn prestatie tijdens de finale tegen Servië-Montenegro doorslaggevend voor Hongaarse winst. In het tweede kwartje scoorde hij een hattrick, waarmee Hongarije terug op gelijke hoogte kwam. In het slotkwartje scoorde hij de beslissende treffer. Samen met Tamás Kásás (1976-) werd hij voor het Olympische All-Star-Team gekozen. Zijn clubcarrière startte bij BVSC Budapest, daarna verkaste hij naar Tungsram en Kordax. Van 1997 tot 2001 speelde hij in Italië, eerst bij FTC Posilippo Napoli, daarna bij UTE Canottieri Napoli en Universo Bologna. In 2001 verhuisde hij dan weer naar Honvéd Domino Budapest, waarmee hij van 2002 tot 2006 ieder jaar Hongaars kampioen werd en daarna naar het Kroatische Kotor Primorac. In 1999 huwde hij de waterpolospeelster Anna Valkai (1977-) met wie hij twee dochters heeft, Viki (2003-) en Patricia (2006-). Naast zijn sportieve carrière studeerde hij in 2005 af als advocaat aan de Universiteit van Boedapest. Algemeen werd ‘Geri’ beschouwd als de beste linkshandige speler ter wereld.

Tibor Benedek (1972-) won met Hongarije goud, zowel in Sydney als vier jaar later in Athene en nog eens vier jaar later in Beijing. In totaal werd hij voor vijf Spelen en 384 wedstrijden van het Hongaarse team geselecteerd. Van 1989 tot 1996 speelde hij voor het Hongaarse UTE, waarmee hij vier nationale titels, de Europese Beker en de Supercup binnenhaalde. Daarna versaste hij naar Assitalia Roma, waarmee hij de Italiaanse titel won. In 2001 een transfer naar concurrent Pro Recco Genua, opnieuw goed voor de Italiaanse titel en de Europese beker. In 2004 kwam hij terug naar eigen land, waar hij met Honved Domino de Hongaarse titel won. Dat wat de wintermaanden betrof, want in de zomer speelde hij in Malta bij Sliema Asc, en voor die ploeg scoorde hij vijftig treffers. Nochtans had zijn deelname in Sydney aan een zijden draadje gehangen. Benedek testte in augustus 1999 tijdens een dopingcontrole in Italië positief op Clostebol, waarvoor hij vijftien maanden geschorst werd. Gelukkig voor hem verminderde het Arbitragehof deze straf in beroep naar acht maanden, en zo kon hij in Sydney present geven.

De 2m01 lange Tamás Varga (1975-) debuteerde in 1995 in de Hongaarse ploeg, waarmee hij in 2004 niet alleen de Olympische titel won, maar ook de wereldtitel. Ook voor de Olympiades van 2008 en 2012 viel een uitnodiging in de bus. Varga heeft heel wat clubs versleten, hij startte zijn carrière bij Szolnoki VSI, maar wisselde naar Vasas Budapest (1994-1996). Daarna zocht hij zijn geluk in het buitenland, eerst bij het Spaanse Catania (1996-1998), vervolgens bij het Zwitserse Basel (1998-2000). Nadien keerde hij terug naar eigen land, eerst opnieuw bij Vasas Budapest, (2000-2004), daarna naar Újpesti TE (2004-2006) en terug de grens over naar het Italiaanse Chiavari (2006-2007). In de zomerstop speelde hij voor het Maltese Sliema ASC (2007). Van 2007 tot 2009 verdedigde hij de kleuren van Szegedi VE, in 2010 speelde hij voor Akademija Cattaro in Montenegro en die zomer opnieuw in Malta, maar dit keer bij Sirens ASC. Opnieuw een seizoen bij Ferencváros Budapest (2010-2011) en vanaf 2011 bij Debreceni VSE.

Norbert Madaras (1979-) debuteerde in 2003 in de nationale ploeg. Na de Spelen van 2004 verhuisde hij van Vasas Boedapest naar Pro Recco met wie hij in 2006 de Italiaanse titel haalde en in 2006 en 2007 de Beker won. Ook op de spelen van 2008 en 2012 was hij present.

De 2m01 grote István Gergely (1976-) verdedigde het Slovaakse doel in 2000, liet zich nadien tot Hongaar naturaliseren en met het succesvolle Hongaarse zevental haalde hij goud op de Olympiades van 2004 en 2008. In competitie kwam Gergely uit voor Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest, na enkele seizoenen Italië en Spanje. Voor Slowakije werd hij 130 keer opgeroepen.

Zilver voor Servië-Montenegro: Aleksandar Ciric (1977-), Vladimir Gojkovic (1981-), Danilo Ikodinovic (1976-), Viktor Jelenic (1970-), Predrag Jokic (1983-), Slobodan Nikic (1983-), Aleksandar Šapic (1978-), Dejan Savic (1975-), Denis Šefik (1976-), Petar Trbojevic (1973-), Vanja Udovicic (1982-) en Vlada Vujasinovic (1973-).

Vladimir Vujasinovic (1973-) speelde voor Servië/Montenegro de Olympiades van 1996, 2000 en 2004, voor Servië die van 2008. In clubverband koos hij voor het Kroatische Primorje Rijeka (1990-91), het Servische Red Star Belgrado (1991-94), het Spaanse Barcelona 1994-97), het Servische VK Partizan Belgrado (1997-98), het Italiaanse A.S. Roma Pallanuoto (1998-2001), het Italiaanse Pro Recco (2001-08) en het Braziliaanse Fluminense. In de zomercompetitie van 2007 hielp hij Neptunes WPSC zich in de eerste Maltese liga handhaven. Vujasinovic won de Europabeker voor landskampioenen met Pro Recco in 2007 en 2008 en met VK Partizan in 2009. In 2010 keerde hij terug naar Malta waar hij met Neptunes Emirates St. Julians kampioen speelde. Vujasinovic wordt door velen de beste speler ter wereld genoemd.



Voor de titel 'beste aanvaller ter wereld' wordt dikwijls de naam Aleksandar Šapic (1978-) genoemd. Hij was dan ook gegeerd wild op de transfermarkt. In 2005-2006 speelde hij in Dubrovnik met het Italiaanse Powerhouse Savona tegen VK Jug de halve finale van het EK voor landenploegen. Ondank het feit dat Sapic omringd was met  de Hongaar Tamas Kasas (1976-), de Roemeen Bogdan Rath (1972-) en de Serviër Viktor Jelenic (1970-) verloor Savona met 8-9. Op dat ogenblik behoorde Šapic al tot de top vijf van best betaalde polospelers, maar de 300.000 US dollar die het Russische Sturm hem bood voor het seizoen 2006-2007 maakten hem tot best betaalde speler ter wereld. Eind 2006 was Šapic houder van een fenomenaal record. Sedert 1995 was hij elf opeenvolgende seizoenen topscorer van de hoogste reeks van het land waarvoor hij speelde. Op het WK van 2005 in Montreal en het EK van 2006 in eigen huis veroverde hij goud met zijn teammaats. In 1991 maakte hij zijn debuut in de eerste ploeg van Partizan Belgrado, hij was toen net 13 jaar oud. De volgende zeven jaar speelde hij voor VK Becej, goed voor zes Joegoslavische titels en evenveel bekers. In 2000 veroverde hij met dat zevental de Europese beker en scoorde hij zo maar eventjes vijf doelpunten in de finale tegen VK Mladost Zagreb. Datzelfde jaar was hij met 39 treffers topscorer in Joegoslavië. Omwille van financiële problemen werd Becej opgedoekt, Šapic verhuisde naar de Italiaanse competitie en speelde drie seizoenen voor Camogli. Tijdens het EK van 2003 in Slovenië scoorde hij in de finale de winning goal tegen Kroatië, hij kroonde zich ook tot topschutter van dat tornooi. In 2004 tekende Šapic voor Savona. Maar hij staat ook bekend om zijn ontvlambaar karakter. Tijdens het WK van 2003, na incidenten in de halve finale tegen Italië, werd hij samen met Dejan Savic (1975-) door de FINA negen maanden geschorst. Tijdens de finale van de LEN Cup tussen Savona en Šapic's voormalige club VK Partizan, kwam hij in april 2005 in aanvaring met de bezoekende fans. Hij reageerde op hun beledigingen toen hij het bad verliet. Dat jaar leidde hij zijn club ook naar de Italiaanse titel. Hij trad voor Servië-Montenegro aan op de Spelen van 1996, 2000 en 2004, in 2008 verdedigde hij de kleuren van Servië. In totaal speelde hij 377 interlands en scoorde hij 953 doelpunten.
 

Predrag Jokic (1983-) werd voor de Spelen van 2004 voor Servië-Montenegro opgeroepen, in 2008 en 2012 verdedigde hij de kleuren van Montenegro. Op clubvlak speelde hij voor PKV Jadran Herceg Novi, waarna hij naar Italië verhuisde en er achtereenvolgens aantrad bij Savona (2005-2007), Rari Nantes Sori (2007-2008) en Pro Recco (2008-2009). De seizoenen 2009 tot 2001 spendeerde hij in eigen land bij VK Budva en vanaf 2011 lag hij in het water bij Partizan Belgrado.

Denis Šefik (1976-) was voor Servië-Montenegro doelverdediger op de Spelen van 2004. In 2008 koos hij voor Servië, maar in 2012 bedacht hij zich en ging hij terug voor Montenegro spelen. In 2004 kreeg hij de gouden medaille als beste atleet van zijn land. Hij was actief bij Partizan Beograd en PVK Budvanska rivijera Budva (2011), het Italiaanse Civitavecchia (2011-2012) en het Servische Stella Rossa (2012)
 

Vanja Udovicic (1982-) was in 2004 lid van de ploeg van Servië-Montenegro, in 2008 en 2012 kwam hij uit voor Servië. Hij startte zijn loopbaan bij Partizan Belgrado, waarmee hij in 2002 de dubbel titel/beker lukte. Maar al vlug verhuisde hij naar VK Jadran Herceg Novi (2003-2005) en daar was het twee keer een dubbel titel/beker (2004 en 2005). In 2005 trok het Italiaanse CN Posillipo Napoli (2005-2007) hem aan de mouw en dat leverde hem de LEN Super Cup op (2006). Het fameuze Pro Recco (2007-2010) deed beroep op zijn kunnen en daar was hij mee verantwoordelijk voor drie Italiaanse titels, twee nationale bekers, twee Europese titels voor bekerwinnaars en twee Europese Super Cups. In 2010 trachtte Pro Recco hem te overtuigen om de Italiaanse nationaliteit aan te nemen, wat hij weigerde. Daarop beëindigden de Italianen zijn contract, maar zijn njet maakte van hem een held in de Servische pers. De voorzitter van de Servische Waterpolobond bedankte hem zelfs publiekelijk. Na het EK van 2010 in Zagreb benaderde het lokale HAVK Mladost hem en speelde hij twee seizoenen voor hen in competitie. In 2012 startte hij een nieuwe carrière bij het ambitieuze Radnicki Kragujevac. Met de Servische nationale ploeg won hij in 2009 het WK en in 2003 Europees goud.  
 

Aleksandar Ciric (1977-) speelde in 2000 en 2004 voor Servië/Montenegro, in 2008 voor Servië. Hij kwam uit voor heel wat clubs: in eigen land voor Crvena Zvezda Jupeks (-1994), Becej Naftagas (1994-2001), in Italië voor AN Brescia (2001-2007), daarna de overstap naar PVK Budvanska Rivijera uit Montenegro (2007-2010), een kort verblijf bij het Spaanse Barceloneta (2010-2012) om uit te bollen bij het Servische VK Radnicki Kragujevac (2012-)
 

Danilo “Daca” Ikodinovic (1976-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000 en 2004. Hij werd vereerd met de gouden badge als beste atleet van Servië-Montenegro. Als clubspeler was hij in heel wat landen actie: in Italië bij Leonessa Brescia en Pro Recco, in eigen land bij VK Partizan Belgrado, daarna bij het Russische Sintez Kazan, waarmee hij kampioen speelde en de LEN Cup won (2007) en tenslotte keerde hij in 2008 terug naar Montenegro om er bij PVK Jadran te spelen. Hij speelde 304 wedstrijden voor het Servische zevental en scoorde daarin 299 treffers. Nochtans was hij ook naast het bad niet onbesproken. In 2000 huwde hij zijn jeugdvriendin Anja, die hem een dochter Andrea schonk, maar waarvan hij in 2003 scheidde.
 

In 2004 werd hij enkele maanden gezien aan de zijde van de professionele karateka Snežana Peric (1980-), die het ook niet slecht deed als fotomodel. De relatie was trouwens voorpagina nieuws in heel wat Servische tabloids en lifestyle magazines.
 

Ook die relatie was geen lang leven beschoren, want datzelfde jaar koos hij voor de Servische popzangeres Nataša Bekvalac (1980-), waarmee hij in 2006 huwde. Later dat jaar verscheen hij zelfs op de catwalk voor een onderbroekencampagne van ExtremeIntimo. Uit dat huwelijk werd in 2007 een dochter Hana geboren, net op het ogenblik dat Danilo het WK in Melbourne betwistte. De twee gingen in januari 2011 weer uit elkaar.

Op vrijdag 27 juni 2008 was Ikodinovic betrokken bij een verkeersongeval, toen hij met zijn Yamaha R1 werd aangereden. Hij werd naar de intensieve zorgen van Novi Sad overgebracht, waar men hem onmiddellijk opereerde, een ingreep die liefst acht uur duurde. Zijn toestand was gestabiliseerd, maar bleef kritiek. De zwaarste letsels waren aan zijn rechterarm met ernstig gescheurde bloedvaten en zenuwen. Daags nadien lag hij opnieuw op de operatietafel voor een vasculaire chirurgie op zijn arm, waardoor zijn toestand verbeterde. Onderzoek na het ongeval wees uit dat Ikodinovic tegen een snelheid van 173 km/uur crashte met een alcoholgehalte van meer dan 2 promille. Hierop werd hij tot acht maanden rijverbod veroordeeld en een boete van 760 Euro. Voor de schadevergoeding aan het andere slachtoffer moest hij nog eens zesduizen Euro afdokken.
 

Petar Trbojevic (1973-) verdedigde de kleuren van Servië-Montenegro in 1996, 2000 en 2004. In clubverband kwam hij uit voor de Spaanse kampioenenploeg CN Atlètic-Barceloneta.
 

Dejan Savic (1975-) maakte in 1996, 2000 en 2004 deel uit van de Olympische ploeg van Servië-Montenegro, in 2008 speelde hij voor Servië. Hij acteerde achtereenvolgens bij Partizan Beograd (1989-1998), de Spaanse toppers CN Barcelona (1998-2000) en Barceloneta (2000-2001),de Italiaanse ploegen RN Florentia (2001-2003) en Pro Recco (2003-2005), het Russische Sintez Kazan en in eigen land voor VK Crvena Zvezda (2010-2011). Een en ander maakte dat hij een schitterend palmares kon voorleggen: met VK Partizan Belgrado de nationale titel in 1995, zes Joegoslavische bekers, de LEN Cup van 1998 en de Super Cup van 1991. Bij CN Barcelona de Spaanse beker in 1999 en met CN Atlètic-Barceloneta de Spaanse titel, de beker en de Super Cup in 2001. Bij Rari Nantes Fiorentina de LEN Cup van 2001 en met Pro Recco de Europese Super Cup van 2004. De Russische titel van 2007 met Sintez Kazan, de beker van 2005 en 2010 plus de LEN Cup van 2010. Eind 2011 kondigde hij zijn afscheid als speler aan, nadat hij 444 interlands had gespeeld, waarin hij 405 goals scoorde.
 

Viktor Jelenic (1970-) vertegenwoordigde Servië-Montenegro op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband kwam deze reus van 2m03 uit voor het Italiaanse R.N. Savona, (1993-1995, 1998-2000, 2004-2006) waarmee hij in 2005 Italiaans kampioen werd maar ook de Europabeker binnenhaalde. Voordien had hij met Stella Rossa (1985-1993) in 1992 en 1993 het kampioenschap van Servië-Montenegro gewonnen en met Becej (200-2001) lukte hij de dubbel kampioen/beker.Hij keerde echter terug naar Italië, waar hij voor Camogli (2001-2003) uitkwam en nadien voor Pescara (2003-2004), Bogliasco (2006-2008) en Latina (2008-2009).

Vladimir Gojkovic (1981-) werd drie keer opgeroepen, in 2004 voor Servië/Montenegro, in 2008 en 2012 Montenegro. PKV Jadran Herceg Novi was zijn thuishaven.


Slobodan Nikic (1983-) werd in 2004 opgeroepen door de coach van Servië-Montenegro, waarmee hij in Athene zilver won en in 2005 en 2009 wereldkampioen werd. In clubverband heeft hij er een imposante carrière opzitten. Begonnen bij Partizan Belgrado, verhuisde hij nadien naar VK Nis, Jadran Herceg Novi, het Griekse Olympiacis, het Italiaanse Pro Recco en RN Camogli. In 2010 won hij met Pro Recco de Europese SuperCup. 

Rusland: Roman Balashov (1977-), Revaz Chomakhidze (1973-), Aleksandr Fedorov (1981-), Sergey Garbuzov (1974-), Dmitry Gorshkov (1967-), Nikolay Kozlov (1972-), Nikolay Maksimov (1972-), Andrey Rekechinsky (1981-), Dmitry Stratan (1975-), Aleksandr Yeryshov (1973-), Vitaly Yurchik (1983-), Marat Zakirov (1973-) en Irek Zinnurov (1969-).

Irek Zinnourov (1969-) verdedigde de Russische kleuren op de Olympiades van 2000 en 2004. In eigen land speelde hij voor Lukoil Spartak Volgograd (1994-2004), waarmee hij vier keer het Russisch kampioenschap won en zes keer de beker. In 2004 transfereerde hij naar Synthese Kazan dat hem kapitein van de ploeg maakte. Met succes, want in 2005 haalde Kazan de beker binnen en in 2007 werd het zevental Russisch kampioen maar werd ook de Europese LEN Cup gewonnen. In 2009 kondigde Zinnourov aan dat hij stopte met spelen. Hij werd directeur van het zwembad Orgsintez, sinds 2010, vice-voorzitter van Synthese Kazan en in januari 2011 zelfs hoofdcoach van die ploeg.
 

Dmitry Gorshkov (1967-) tekende present op de Olympiades van 1992, 1996 2000 en 2004. Tijdens de finale in Sydney 2000 scoorde hij de winnende goal in de marathon halve finale tegen Spanje. Hij debuteerde bij Central Sport Klub VMF Moskvan maar het Italiaanse Pro Recco haalde hem binnen als topvedette
 


Nikolay Kozlov (1972-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. Hij speelde zijn hele carrière voor Spartak Volgograd, waar hij na zijn spelerscarrière coach werd en met dat zevental in 2009 de dubbel titel/beker won.


Sergei Garbuzov (1974-) nam deel aan de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Eerst kwam hij uit voor Central Sport Klub VMF Moskva, later verhuisde hij naar Firenze, maar hij keerde terug naar Rusland waar hij door Shturm 2002 Chekhov werd ingelijfd.


Nikolai Maksimov (1972-) verdedigde het Russische doel op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband hield hij de netten schoon van Dynamo Moskva (1990-1995 en 1997-2000), Mladost Zagreb (1996-1997), het Spaanse CN Sabadell (2000-2003), Lukoil Spartak Volgograd. (2003-2005) en Synthese Kazan (2005-). In 2012 werd hij opnieuw opgeroepen, dit keer voor Kazaksthan.
 

Eveneens drie selecties voor Aleksandr Yeryshov (1973-): 1996, 2000 en 2004. In 2000 was Yeryshov met drie treffers topschutter in de finale tegen Hongarije. Eerst speelde hij voor thuisclub Dynamo Moskva, maar het Italiaanse C. N. Posillipo Napoli haalde hem binnen als profspeler. In 2001 werd hij met 21 treffers topschutter op het EK in Boedapest

Roman Balashov (1977-) speelde de Olympiades van 2000 en 2004, in de Russische competitie vervoegde hij de rangen van Dynamo Moskva en Shturm 2002 Chekhov.



Bij Rusland Revaz Chomakhidze (1973-) in het water, die in Athene nog eens brons won. Zijn polodebuut maakte hij bij Dinamo Tbilisi waar hij van 1987 tot 1993 actief was. Daarna speelde de getalenteerde Rus tot 1997 bij het Italiaanse Rari Nantes Firenze. Dinamo Moskou trok hem toen aan de mouw, en dat liet hem toe om aan de Universiteit van Moskou economie te gaan studeren. In 2000 trok hij terug richting Italië, maar zijn optreden voor Pro Recco Genua was niet fameus en dus van korte duur. Na amper één jaar verhuisde hij naar Mladost Zagreb, in de drie seizoenen die hij in Kroatië speelde veroverde hij met het zevental twee nationale titels. Na een kort verblijf bij het Russsische Sturm 2002 Tchechow, speelde hij opnieuw voor de Italiaanse topclub Pro Recco Genua.
 

Marat Zakirov (1973-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Op clubniveau kwam hij uit voor het Russische Dynamo Moskva, waarna het Italiaanse Rari Nantes Camogli hem binnenhaalde.
 

Dmitri Stratan (1975-) verdedigde de Oekraïnse kleuren in 1996, die van Rusland op de Spelen van 2000 en 2004. In competitie kwam hij uit voor Spartak Volgograd en Shturm 2002 Chekhov.

Griekenland: Georgios Afroudakis (1976-), Khristos Afroudakis (1984-), Nikolaos Deligiannis (1976-), Theodoros Kalakonas (1974-), Theodoros Khatzitheodorou (1976-), Konstantinos Loudis (1969-), Dimitrios Mazis (1976-), Georgios Reppas (1974-), Stefanos-Petros Santa (1975-), Anastasios Skhizas (1977-), Argyris Theodoropoulos (1981-), Ioannis Thomakos (1977-) en Antonios Vlontakis (1975-).

Anastasios Skhizas (1977-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2004 en 2008 en speelde in Griekenland voor Olympiacos Athina.

Argyris Theodoropoulos (1981-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012 en speelde eveneens voor Olympiacos Athina
 

De in de Verenigde Staten geboren Antonios Vlontakis (1975-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Hij was actief bij Ethnikos GS Athina.
 

Olympiades voor Dimitrios Mazis (1976-) in 2000, 2004 en 2008. Hij speelde achtereenvolgens voor NO Vougliamgmeni Athinai en Ethnikos Piraeus. Met Athene won hiij de nationale titel in 1997 en 1998, de bekers van 1996 en 1999 en de Griekse Super Cup in 1997. In 2005 won hij met Ethinkos Piraeus de Griekse Beker en in 2006 het Grieks kampioenschap. In 2008 verhuisde hij naar Panionios, waar hij de LEN Cup finale speelde, met winst tegen het Italiaanse Posillipo en het Spaanse Club Natacio Barcelona. In de finale was het Hongaarse Szeged Beton echter te sterk.
 

Konstantinos Loudis (1969-) werd geselecteerd voor de Olympiades van 1992, 1996, 2000 en 2004. Na PAOK Thessaloniki, de club uit zijn geboorteplaats, speelde hij ook voor de Atheense clubs Olympiakos, Panathinaikos en Panionios. In 2007 werd hij coach van Panionios en zijn grootste prestatie tot nog toe is de LEN Cup finale in het seizoen 2008-2009.
 

Vijf Olympische selecties voor Georgios Afroudakis (1976-) 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij bleef in eigen land spelen, eerst voor NO Vougliamgmeni Athinai, daarna verhuisde hij naar Olympiakos Piraeus. Zijn broer Khristos Afroudakis (1984-) speelde voor de Griekse waterpoloploeg op de Spelen van 2004, 2008 en 2012.

Georgios Reppas (1974-) verdedigde het Griekse doel tijdens de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Gevormd door NO Vouliagmeni Athinai trok hij in 2004 naar concurrent Panionios, waarmee hij drie titels won en twee Griekse bekers
 

Oproepingsbrieven voor Ioannis Thomakos (1977-) in 2000, 2004 en 2008, die in clubverband uitkwam voor Olympiakos Piraeus en Panionios Smirni
 

Doelverdediger Nikolaos Deligiannis (1976-) was in 2000, 2004, 2008 en 2012 Olympisch actief. Hij speelde bij Olympiacos Athina en huwde Angeliki Karapataki (1975-), die de Griekse waterpolokleuren verdedigde in 2004.

Theodoros Khatzitheodorou (1976-) was in 1996, 2000, 2004 en 2012 van de partij. Hij werd 156 keer voor het Griekse zevental geselecteerd en speelde achtereenvolgens voor Ilisiakos Athena (1993-1995), Oympiakos Piraeus Athena (1995-2010), het Servische VK Partizan Belgrado (2010-2011) en tenslotte bij het Griekse Nautical Club Chios (2011-). Met Olympiakos Piraeus won hij in 2002 de Europese Len Cup en met Partizan datzelfde kleinood in 2011. Met Olympiakos Piraeus won hij ook elf Griekse titels, tien bekerfinales en twee Super Cups. Hij speelde steeds met het nummer 5.

Theodoros Kalakonas (1974-) was erbij in 1996 en 2004. In eigen land speelde hij voor Olympiacos Athina

Duitsland: Steffen Dierolf (1976-), Lukasz Kieloch (1976-), Tobias Kreuzmann (1981-), Sören Mackeben (1979-), Heiko Nossek (1982-), Jens Pohlmann (1978-), Marc Politze (1977-), Thomas Schertwitis (1972-), Fabian Schrödter (1982-), Aleksandr Chigir-Tchigir (1967-), Patrick Weissinger (1973-), Tim Wollthan (1980-) en Michael Zellmer (1977-). 

Tobias Kreuzmann (1981-) speelde voor de Deutsche Mannschaft op de Olympiades van 2004 en 2008. In 2008 had Kreuzmann al 203 interlands gespeeld. Vanaf zijn jeugd speelde hij bij ASC Duisburg, zowel voor de Duitse titel als voor de beker de eeuwige tweede na Wasserfreunde Spandau Berlin 04. In 2005 werd hij op doping betrapt, het jaar voordien was hij een haargroeimiddel beginnen gebruiken waarin Finasterid was verwerkt en dat product werd op 1 januari 2005 als maskeringsmiddel op de lijst van verboden middelen geplaatst. In juni 2005 sprak de Duitse bond hem hiervoor vrij, bijkomende onderzoeken aan de Sporthochschule Köln brachten geen steroïden aan het licht die met Finasterid hadden kunnen gemaskeerd worden. Vanaf 2000 leefde Tobias Kreuzmann samen met de voormalige zwemster Hannah Stockbauer (1982-), die in 2004 met de Duitse estafetteploeg Olympisch brons haalde op de 4 x 200m vrije slag en op het WK van 2001 goud veroverde op de 800 en 1500m vrije en twee jaar later zelfs wereldkampioen werd over drie afstanden: 400, 800 en 1.500m vrij.

Sören Mackeben (1979-) nam deel aan de Spelen van 2004 en 2008. Samen met zijn broer Helge begon hij met waterpolo bij TSV Anderten en WASPO Hannover. In 2002 wisselde hij naar Duits kampioen Wasserfreunde Spandau 04 Berlin, waarmee hij meermaals de titel en beker won. In 2005 werd hij door het Hongaarse Brendon-Fenstherm-ZF Eger aangetrokken, maar na twee seizoenen keerde hij terug naar Berlijn waar hij in 2010 zijn afscheid aankondigde..

Heiko Nossek (1982-) nam deel aan de Spelen van 2004 en 2008. Van 2003 tot 2006 speelde hij voor SV Cannstatt, waarmee hij in 2006 Duits kampioen werd. De eerste onderbreking van de succesvolle Spandau reeks. Nadat SV Cannstatt zijn team uit de Bundesliga haalde zocht hij één seizoen zijn geluk bij het Griekse Ethikos Piraus. Daarna sloot hij aan bij SSV Esslingen en na de Spelen van 2008 werd hij door het Italiaanse Rari Nantes Sori aangetrokken, waar hij zich tot topschuter kroonde. Het jaar nadien verhuisde hij naar Rari Nantes Imperia en nog een seizoen later sloot hij zich aan bij Rari Nantes Bogliasco. Na de Spelen van 2008 had hij 203 selecties voor de Duitse ploeg achter zijn naam. Hij studeerde International Management aan de Hochschule Ansbach en zijn vader Ingulf Nossek (1944-) verdedigde in 1972 de Duitse waterpolokleuren op de Spelen van München.

Marc Politze (1977-) werd uitverkoren voor de Olympiades van 2004 en 2008. Tussen 2003 en 2008 werd hij 296 keer door de Duitse coach opgeroepen. Hij startte met waterpolo bij Spvg Laatzen. Daarna speelde hij van 1994 tot 2002 voor Waspo Hannover, waarmee hij in 1998 de Duitse beker won. Zowel in 2001 als in 2002 was Politze topschutter in de Bundesliga. Niet verwonderlijk dus dat Wasserfreunde Spanau 04 Berlin hem in 2002 binnenhaalde. Met die ploeg won hij in 2003 en 2004 de titel en het jaar nadien de dubbel titel/beker. In 2006 enkel de beker, maar de twee jaren nadien opnieuw de dubbel. Hij trouwde met Melanie, de dochter van Hagen Stamm (1960-) die hem niet alleen in Berlijn coachte, maar ook in de nationale ploeg.

Thomas Schertwitis (1972-) werd in het Russiche Alma Ata geboren, waar hij ook zijn carrière begon. Vanaf 1993 speelde hij ook voor het zevental van Kazachstan, waarmee hij in 1994 de Aziatische Spelen won. In 1997 verhuisde hij naar Berlijn waar hij tot 2004 voor Wasserfreunde Spandau 04 speelde en waarmee hij zeven Duitse titels en zes nationale bekers won. In juni 1998 werd hij Duits staatsburger en vanaf toen speelde hij ook voor de Duitse ploeg, met als hoogtepunt de Spelen van 2004 en 2008. Tijdens de Spelen van 2008 stond zijn teller op 272 interlands. In 2004 verhuisde hij nochtans naar het Griekse Piraus en één jaartje later zelfs naar het Russische Sintez Kasan, waarmee hij in 2006 de Europese LEN trofee won.

Aleksandr Chigir (1967-) verdiende selecties in 1992, 2004 en 2008. In 1992 verdedigde hij de kleuren van het GOS, de twee volgende Olympiades speelde hij voor het Duitse nationale team. In clubverband was hij bij Wasserfreunde Spandau 04 Berlin aangesloten. In totaal kwam Tchigir 344 keer uit voor de Russische ploeg, maar op 4 december 1997 werd hij Duits staatsburger. Daarna speelde hij ook nog eens 279 wedstrijden voor de Duitse Mannschaft. Hij was een gediplomeerde sportleraar.

Spanje: Ángel Luis Andreo (1972-), Daniel Ballart (1973-), Javier García (1984-), Salvador Gómez (1968-), Gabriel Hernández (1975-), Gustavo Marcos (1972-), Guillermo Molina (1984-), Daniel Moro (1973-), Iván Moro (1974-), Sergio Pedrerol (1969-), Iván Pérez (1971-), Manuel Estiarte (1961-), Jesús Miguel Rollán (1968-2006) en Javier Sánchez (1975-).

Javier García (1984-) was in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaans Olympisch team. In Spanje speelde hij voor UE Horta, Club Natació Barcelona, Club Natació Terrasa en Club Natació Atlètic Barceloneta, maar tenslotte werd hij aangetrokken door het Kroatische Primorje Rijeka. Zijn palmares was indrukwekkend met zes Spaanse bekers, zeven Spaanse titels, vier nationale super Cups en een Europese LEN Cup. Na zijn sportieve loopbaan verhuisde hij naar Reno, Nevada in de Verenigde Staten.

Guillermo Molina (1984-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Tijdens het WK van 2007 in Melbourne werd hij tot beste speler van het tornooi uitgeroepen. Het jaar nadien kroonde hij zich met 103 treffers tot topschutter in de Italiaanse competitie en kreeg hij de trofee van Most Valuable Player, al verloor zijn toenmalig zevental Brescia tegen Pro Recco de finale van het kampioenschap. Nogal wiedes dat net dat team hem binnenhaalde voor het nieuwe seizoen. Op 15 september 2010 werd in zijn geboortestad Ceuta een naar hem genoemd sportcentrum geopend. Zoals veel Spaanse spelers wisselde hij nogal makkelijk van ploeg. Tot 1997 speelde hij voor het Spaanse Club Natación Caballa, daarna twee seizoenen bij Real Club Mediterráneo de Málaga en nog eens twee voor Club Natació Barcelona. In 2001 verkaste één jaartje naar het Italiaanse Pescara, waarna hij opnieuw vijf seizoenen voor Club Natació Barcelona speelde. In 2007 trok hij naar het Italiaanse Brixia Leonessa Brescia en in 2009 haalde Pro Recco hem binnen. In 2004 en 2005 won hij het Spaans kampioenschap, in 2003 de Spaanse beker, in 2004 zowel de Europese LEN Cup als de Super Cup en in 2010 de Europese Beker voor landskampioenen.
 


Daniel Ballart (1973-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, vier jaar later veroverde hij Olympisch goud in Altanta. In competitie kwam Ballart uit voor vijf Spaanse ploegen: Club Natació Montjuïc (-1991), Club Esportiu Mediterrani (1991-1994), Club Natació Barcelona (1994-1996), Club Natació Sabadell (1996-2007) en Club Esportiu Mediterrani Barcelona (2007-). In 1995 en 1996 vierde hij de Spaanse titel, in 1992, 1995, 1996 en 2004 de nationale beker en in 2002 en 2005 was hij mee aan het feest voor de Spaanse Super Cup.
 


Goalie Jesús Rollán (1968-2006) nam deel aan de Olympiades van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitie kwam Rollán uit voor Club Natación San Blas, Club Natación Vallehermoso, Club Natació Catalunya, de Italiaanse kampioen Pro Recco en F.C. I.E.S. Molí Del Sol. Hij was goed bevriend met prinses Cristina van Spanje (1965-), die hij in contact bracht met haar toekomstige man Inaki Urdangarin (1968-), de Spaanse handbal international. Samen met zijn team won hij goud tijdens de Spelen in Atlanta, maar won hij ook het WK van 1998 en 2000. Met CN Catalunya won hij zeven Spaanse titels, evenveel Spaanse bekers en in 1995 de Europa Cup. Daaraan voegde hij een tweede Europa Cup toe, toen hij in 2003 bij het Italiaanse Pro Recco speelde. Na de Spelen van 2004 trok Rollán zich terug uit de actieve sport en belandde hij in een depressie. Rollán overleed na een val van een balkon in een revalidatiecentrum vlakbij Barcelona, waar hij in behandeling was voor zijn depressie. Waarschijnlijk pleegde hij zelfmoord
 

Er bestaan uiteraard de nodige discussies over wie de titel 'beste speler ter wereld' verdient, feit is dat Manuel Estiarte (1961-) een schitterende speler was. In een periode van 22 jaar kwam hij 578 keer uit voor de nationale ploeg. Los Angeles was zijn debuut, in Barcelona veroverde hij met zijn zevental zilver en vier jaar later in Atlanta zelfs goud. Estiarte is de enige waterpolospeler die aan zes Olympische Spelen deelnam. Zijn laatste optreden, op 38-jarige leeftijd was in 2000 in Sydney en met een totaal van 125 doelpunten is hij de topscorer van alle Olympische Spelen. Tijdens zijn gloriejaren woog de 1m72 grote Spanjaard slechts 62 kg.
 

Iván Moro Fernández (1974-) werd door de Spaanse coach in 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Hij was er ook bij toen de Spanjaarden in Perth 1998 en Fukuoka 2001 wereldkampioen werden. Samen met zijn broers Daniel en Oscar begon hij met waterpolo in eigen land bij thuisclub Club Natación Ondaretta (1983-1993). Met Daniel verhuisde hij later naar Club Natation Barcelona (1993-1996), waarmee hij in 1995 de Europabeker voor landskampioenen won. Met dat zevental kroonde hij zich ook vijfmaal tot Spaans kampioen, won hij driemaal de beker en een keer de Supercup. Hij bleef actief in eigen land en kwam vervolgens uit voor Real Canoe Natación Club (1996-2001), Club Natació Atlètic-Barceloneta (2001-2005) maar keerde terug naar Club Natación Ondarreta (2005-). Vijf Spaanse titels, drie nationale bekers en een nationale Super Cup, maar daar bovenop een Europese LEN Cup (1995) pronkten in de trofeeënkast. In 2006 werd hij tot General Manager van de Sportfederatie van de stad Alcorcón benoemd  en werd het lokale zwembad ook naar hem genoemd. Alcorcón ligt 13 km ten zuiden van Madrid en telt 169.000 inwoners.
 


Sergio Pedrerol (1969-) verdiende Olympische selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, vier jaar later veroverde hij in Atlanta Olympisch goud. In competitie kwam Pedrerol uit voor Club Natació Molins de Reii, Club Natació Catalunya en Club Natació Sabadell, wat hem in 1995 de Europese Beker voor landskampioenen opleverde, in 1992 een Europese Beker voor bekerhouders, twee Europese Super Cups (1992 en 1995) zeven nationale landstitels en evenveel Spaanse bekers.



Salvador Gómez (1968-) werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitieverband speelde Gómez uitsluitend in Spanje, wel bij zeven verschillende clubs: Club Natació Montjuïc, Club Natación Ondarreta Alcorcón, Club Natació Atlètic Barceloneta, Waterpolo Aguas de Valencia, Waterpolo Pla-Za Zaragoza, Club Natación Martiánez en Real Canoe Natación Club. Hij debuteerde in de nationale ploeg op het EK 1987 in Straatburg en won in Perth 1998 en Fukuoka 2000 de Wereldtitel. In zijn prijzenkast pronken zeven Spaanse titels, evenveel bekers en een Europese LEN Cup.

Gabriel ("Gabi") Hernández (1975-) kreeg een selectie in de bus voor de Spelen van 2000 en 2004. Zijn grootste moment in de nationale ploeg was toen hij in 2001 tijdens de finale van het WK drie van de vier Spaanse treffers scoorde. Het leverde hem de titel van beste speler van het kampioenschap op. De bitterste herinnering dateerde van 1996 toen hij niet geselecteerd werd voor de Spelen van Atlanta, waar Spanje goud haalde. Hij speelde voor een hele rits clubs, zijn professioneel leven had daar wel mee te maken: Unio Esportiva d'Horta, Club Natació Sabadell, Club Natació Catalunya, Club Natació Barcelona, Real Canoe Natación Club Madrid, het Italiaanse Pallanuoto Pescara, Club Natació Atlètic Barceloneta, Spandau 04 Berlin, Plaza Zaragoza, Khobar in Saudi Arabia en zo verzeilde hij zelfs in Brussel, waar hij enkele wedstrijden met Calypso speelde. Zijn prijzenkast puilde dan ook uit van de trofeeën: acht Spaanse titels (1994, 1995, 1996, 1999, 2000, 2003, 2006 en 2008), vijf Spaanse bekers (1994, 1995, 1996, 2004 en 2006), een Spaanse Super Cup (2003), een Duitse titel en beker (2005) en een Europese LEN Cup (1995).
 

Gustavo Marcos (1972-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. In clubverband versleet hij liefst zeven Spaanse teams: Club Natació Sant Feliu, Club Natació Barcelona, Club Natació Sabadell, Club Natació Atlètic Barceloneta, Unió Esportiva Horta, Club Esportiu Mediterrani en Club Natació Catalunya, goed voor drie Spaanse titels en evenveel bekers.
 

Daniel Moro (1973-) en Javier Sánchez (1975-) (foto) waren present op de Olympiades van 2000 en 2004, beiden kwamen uit voor CN Atlètic-Barceloneta.

Ángel Luis (1972-) speelde de Olympiades van 1996, 2004 en 2008, maar versleet in eigen land ook heel wat clubs: Club Encinas de Boadilla (-1991), Club Natació Barcelona (1991-1992), Club Natación Ondarreta Alcorcón (1992-1993), Real Canoe Natación Club (1993-1994), Club Natació Montjuïc (1994-1997), Club Natació Atlètic Barceloneta (1997-2005), Waterpolo Pla-Za Zaragoza (2005-2008), Club Natació Sant Andreu (2008-2010) en Club Natació Catalunya (2010-). In totaal haalde hij twee Spaanse titels (2001 en 2003), drie bekers (1999, 2001 en 2004) en drie Spaanse Super Cups (2001, 2003 en 2004).

In 1992 had Iván Pérez (1971-) de Cubaanse kleuren verdedigd, maar nadat hij zich tot Spanjaard liet naturaliseren werd hij in 2004, 2008 en 2012 lid van het Spaanse zevental. Hij was dan ook fel gegeerd, zo speelde hij onder meer voor Club Natació Poble Nou (1995-1997), Club Natació Barcelona (1997-2007 en 2010-2011), Club Natació Atlètic Barceloneta (2007-2008), het Italiaanse Brescia Leonessa Nuoto (2008-2009), Club Natació Terrasa (2009-2010) en Club Natació Sabadell (2011-2012). In totaal won hij met die ploegen vier Spaanse titels (2001, 2004, 2005 en 2008), vijf Spaanse bekers (1999, 2003, 2008, 2011 en 2012) en een Europese LEN Cup (2004). Na de Spelen van Londen kondigde hij zijn afscheid aan als speler.

Verenigde Staten: Omar Amr (1974-), Tony Azevedo (1981-), Ryan Bailey (1975-), Layne Beaubien (1976-), Brandon Brooks (1981-), Genai Kerr (1976-), Dan Klatt (1978-), Brett Ormsby (1982-), Jeff Powers (1980-), Chris Segesman (1979), Jesse Smith (1983-), Wolf Wigo (1973-) en Adam Wright (1977-).

Layne Beaubien (1976-) was in 2004 van de partij in Athene en in 2008 in Beijing. Hij was aangesloten bij NYAC New York.

Doelverdediger Brandon Brooks (1981-) verdedigde de Amerikaanse kooi op de Spelen van 2004 en 2008 en van 1999 tot 2002 die van de Universitaire UCLA-ploeg. Met UCLA speelde hij in 1999 en 2000 kampioen en schreef hij zo maar eventjes zevenhonderd reddingen op zijn naam. Na zijn sportieve loopbaan werd hij hoofdcoach van de UCLA vrouwenploeg, waarmee hij in 2008 en 2009 het NCAA–kampioenschap won. In juni 2009  kreeg hij bij de vrouwenploeg van de UCLA Bruins het heft in handen en werd hij assistent coach van de nationale ploeg voor het WK van 2009. Hoewel geboren in Rock Island, Illinois, werd hij aan de Punahou School op Honolulu, Hawaii opgevoed, waar hij zowel basket als waterpolo speelde. In 2005 studeerde hij af als socioloog.

Jeff Powers (1980-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. In clubverband maakte hij eerst deel uit van UC Irvine Anteaters en NYAC New York, waarna hij naar het buitenland trok. In Griekenland speelde hij bij Vouliagmeni (2004-2005), daarna trok hij richting Italië, eerst bij Bissolati Cremona (2005-2007), daarna voor Plebiscito Padova (2007-2008), Bogliasco (2008-2009) en Imperia (2009-2010). In 2010 haalde Vasas Budapest hem binnen.

Jesse A. Smith (1983-) was Olympische deelnemer in 2004, 2008 en 2012. In het begin speelde hij voor New York Athletic Club, waarna hij het land overstak om zijn geluk in Los Angeles te beproeven. Maar zijn kwaliteiten bleven niet onopgemerkt, Het Griekse Ethnikos Piraeus haalde hem binnen voor het seizoen 2005-2006, het jaar nadien ging het richting Mladost Zagreb, waar hij het twee jaar volhield. Na de Spelen van Beijing trok New York A.C. hem aan voor twee seizoenen, waarna hij zijn geluk bij het Italiaanse Savona beproefde. Het leverde hem een Griekse en een Kroatische titel op en met Savona de Europese LEN Cup in 2011.

Adam Wright (1977-) verdedigde de Amerikaanse kleuren op de Spelen van 2004, 2008 en 2012. Op Wilson High School kreeg hij de smaak voor waterpolo te pakken. Ricardo Azevedo (1956-) was daar trainer en in 1994 won het zevental het CIF kampioenschap. In drie seizoenen tijd potte hij 309 doelpunten. Toen hij op UCLA ging studeren speelde hij voor hen het NCAA kampioenschap, in 1999 en 2000 kroonde het zevental zich tot kampioen. In dat tweede jaar liet hij 39 treffers noteren. Nadat hij aan het UCLA was afgestudeerd als historicus en socioloog trok hij richting Rusland, waar hij in het seizoen 2004-2005 voor Dynamo Moscow speelde. In 2005 verhuisde hij naar Italië, meer bepaald Nuoto Catania op Sicilië, in 2006 speelde hij voor Civitavecchia  en nog een seizoen later voor Bissolati Cremona. Daarna kwam hij uit voor New York AC. In juni 2009 werd hij hoofdcoach bij de mannenploeg van UCLA Bruins. Zijn vader Steve was pitcher in het baseball en broer Randy speelde in het waterpoloteam van UCLA in 1995 en 1996.

Ryan Bailey (1975-) werd voor de Amerikaanse waterpolploeg verkozen op de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. In Beijing haalden de Yankees zilver, dank zij zes doelpunten van Bailey. Tijdens het WK van 2001 scoorde hij in de slotseconde de winnende treffer tegen Kroatië, waardoor de Verenigde Staten het goud kregen. Hij trok als profspeler naar Europa en speelde achtereenvolgens voor het Kroatische JUG Dubrovnik (2003-2004), Dynamo Moscow (2004-2005); het Kroatische Jadran Split (2005-2006), het Griekse Panionios (2006-2007) en het Servische Partizan Belgrado (2007-2008).

Wolf Wigo (1973-) was Olympisch actief in 1996, 2000 en 2004. In clubverband speelde hij bij New York A.C. Op de Spelen van Sydney 2000 potte hij zestien doelpunten en daarmee werd hij topschutter van de Amerikanen. Wolf speelde ook voor het Griekse Ethnikos Piraeus Athene waar hij een heuse vedette was. In 2006 scoorde hij drie treffers tijdens de finale van het Amerikaanse kampioenschap, het leverde New York AC een tweede opeenvolgende titel op. Wigo was in 1996 assistent coach van Stanford, en in 2001 opnieuw. Hij coachte ook twee jaar de Saddleback El Toro Water Polo Club, in april 2005 kreeg hij het roer in handen bij de mannenploeg van UC Santa Barbara Tijdens de Spelen van 2008 in Beijing was hij analist voor het waterpolo bij de Amerikaanse zender NBC.

Tweede Olympisch optreden van de 18-jarige, in Brazilië geboren, Anthony Lawrence Azevedo (1981-). 'The Savior', zoals zijn vrienden hem noemden, wordt de beste Amerikaanse waterpolospeler beschouwd. Hij was amper één maand oud, toen zijn ouders van Brazilië naar Californië verhuisden. Zijn leven had nochtans aan een zijden draadje gehangen, op 4-jarige leeftijd viel hij zwaar waardoor zijn trachea en oesofagus zwaar beschadigd werden. Tijdens de daaropvolgende operatie stond zijn hart vier minuten stil, maar de artsen slaagden erin hem terug tot leven te wekken. Tijdens zijn studies aan de Wilson Classical High School van Long Beach, Californië won zijn waterpoloteam vier opeenvolgende jaren het interscolair kampioenschap van Californië en hij werd vier jaar lang uitgeroepen tot Most Valued Player. In één seizoen nette hij liefst 68 korven. Daarna ging hij naar de Stanford University en met dat zevental won hij in 2001 en 2002 het NCAA kampioenschap. Ook hier werd hij topscorer met 95 treffers, of gemiddeld 3,4 per wedstrijd. In totaal scoorde hij 332 treffers in de vier jaar op Stanford. Hij werd voor het Olympisch team geslecteerd in 2000, 2004 en 2008. In Athene 2004 scoorde hij vijtien keer, waarmee hij tweede werd op de topschutterslijst. Nadat hij in 2004 afstudeerde trok hij als beroepsspeler naar het Italiaanse Bissilati Cremona, de wedde die hij binnenreef plaatste hem bij de tien best betaalde waterpolospelers. Tijdens zijn derde seizoen bij de Italianen trof hij 63 keer raak, een gemiddelde van 2,62 per wedstrijd. In de openingswedstrijd van de Olympische Spelen van 2008 in Beijing scoorde Azevedo vijf treffers, waardoor de Amerikanen met 8-4 wonnen van gastland China. Van 2008 tot 2010 speelde de Amerikaan voor VK Jug Dubrovnik, waarna hij naar VK Primorac Kotor in Montenegro verhuisde

De Azevedo familie is een heuse waterpoloclan. Vader Ricardo (1956-) speelde voor het Braziliaanse zevental en was de coach van zijn zoon tijdens diens schooljaren. Azevedo senior was ook hoofdcoach van het Amerikaanse team en van de Long Beach Statet University. Tony’s zuster Cassie speelt ook als prof in Italië. In de Verenigde Staten kwam Tony Azvedo uit voor de ploegen van Shore Aquatics Long Beach en NYAC New York.

Italië: Alberto Angelini (1974-), Fabio Bencivenga (1976-), Leonardo Binchi (1975-), Fabrizio Buonocore (1977-), Alessandro Calcaterra (1976-), Roberto Calcaterra (1972-), Maurizio Felugo (1981-), Goran Fiorentini (1981-), Marco Gerini (1971-), Francesco Postiglione (1972-), Bogdan Rath (1972-), Leonardo Sottani (1973-), Carlo Silipo (1971-) en Stefano Tempesti (1979-).

Fabrizio Buonocore (1977-) was Olympisch actief in 2004 en 2008. Hij startte bij Circolo Canottieri Napoli en trok daarna naar C.N. Posillipo, waar hij 286 selecties en 204 doelpunten liet noteren, met de Italiaanse titel in 2004 en 2005 als hoogtepunt. Met de Italië won hij het EK van 2001 in Boedapest en de Mediterrane Spelen in Tunis.
 

Maurizio Felugo (1981-) debuteerde op de Spelen van 2004, maar werd ook in 2008 en 2012 opgeroepen. Hij kreeg de smaak te pakken bij het jeugdteam van Chiavari Nuoto, in 1998 verhuisde hij naar Rari Nantes Savona. Vijf jaar later trok Posillipo Napoli hem aan, waarmee hij de Italiaanse titel won en de LEN Cup. In 2006 haalde Pro Recco hem binnen. In 2001 tijdens de finale van de Wereldbeker in Shanghai scoorde Felugo de beslissende treffer tegen Servië.
 

Fabio Bencivenga (1976-) speelde voor Italië op de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008. De bijnaam van de 2m02 grote Bencivenga was il Drago di Curti, de draak van Curti. Van 2003 tot 2008 was C. N. Posillipo Napoli zijn thuishaven, daarna speelde hij een seizoen voor Pro Recco en van 2009 tot 2012 verdedigde hij de kleuren van Aquachiara.
 

Alberto Angelini (1974-) werd voor de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008 geselecteerd. In clubverband won hij in totaal acht nationale titels, twee met Rare Nantes Savona, eentje met Ina Assitalia Rome en vijf met Pro Recco. Dat maakt dat hij samen met Massimiliano Ferretti (1966-) en Ferdinando Gandolfi (1967-) de enige Italiaan was die bij drie verschillende clubs kampioen werd. Hij won ook zeven Italiaanse bekers, drie Europa cups, een UEFA Super Cup en drie Europese bekers. Van 1991 tot 2008 speelde hij voor zijn nationaal zevental, wat hem 416 selecties opleverde. Hij won ook zilver op het WK van 2003 in Barcelona, goud op het EK in Wenen 1995, zilver op die van Boedapest 2001 en brons in Firenze 1999. Met het Italiaanse team eindigde hij tweede op de Wereldbekers van 1995 in Atlanta en 1999 in Sydney, eveneens tweede op het WK van 2003 in New York en in 1993 had hij zich ook al met de Italiaanse junioren tot wereldkampioen gekroond. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Pro Recco en RN Savona.
 

Alessandro Calcaterra (1975-) vertegenwoordigde Italië op de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In totaal werd hij 400 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Zijn broer Roberto (1972-) werd ook voor de Spelen geselecteerd. Met Pescara won hij de Italiaanse titels in 1996 en 1997 en de Italiaanse beker in 1996. Daarna versaste hij naar Pro Recco, waar hij vijf titels verzamelde. In 2011 keerde hij terug naar het Italiaanse Circolo Nautico Posillipo, nadat hij zes jaar in het Latijns Amerikaanse waterpolo had gespeeld.
 

Roberto Calcaterra (1972-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In eigen land speelde hij achtereenvolgens voor Leonessa, Brescia, d'Annunzio, Pescara en Rari Nantes Firenze.
 

Marco Gerini (1971-) verdedigde het Italiaanse doel in 1996 en 2004. In clubverband was hij aangesloten bij Leonessa Nuoto Pallanuoto Brescia (2003-2006), waarmee hij in 2003 niet alleen het Italiaans kampioenschap won maar ook de Europese beker voor landskampioenen. Van 2006 tot 2008 speelde hij voor Savona, vervolgens een seizoen bij Como en tenslotte bij Roma.


 
Francesco Postiglione (1972-) verdiende selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. Nochtans maakte hij zijn Olympisch debuut op de 200m schoolslag, waarin hij in 1992 als 16de finishte. Die selectie had hij aan zijn vijf Italiaanse titels op dat nummer te danken. Vier jaar later hielp hij de Italiaanse waterpoloploeg aan het brons in Atlanta. Hij kwam uit voor Circolo Nautico Posillipo Napoli. Met die club won hij drie nationale en evenveel Europese landstitels, een Europ Cup voor bekerwinnaars en twee Super Cups. Hij werd 409 maal opgeroepen voor het nationale team. Op 2 april 2008, enkele maanden voor de Spelen van Beijing stopte zijn sportcarrière na een angioplastie als gevolg van een coronaire stenose. Beroepshalve was hij advocaat in Napels en maakte hij deel uit van de Italiaanse technische waterpolocommissie.

Leonardo Sottani (1973-), 1m97 groot, was als aanvaller aangesloten bij Rari Nantes Florentia, Firenze. Voor het Olympisch zevental werd hij in 1996, 2000 en 2004 opgeroepen.
 


Carlo Silipo (1971-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. De 1m98 grote kapitein van het Italiaanse zevental speelde eerst voor Canottieri Napoli (1989-1993), daarna in dezelfde stad voor Club Nautico Posillipo (1993-2006). Hij was een keihard verdediger die ook de rol van spelverdeler naar zich toehaalde en steevast speelde hij met het nummer 12. Hij won zeven Italiaanse titels, een Italiaanse beker, drie Europese kampioenschappen voor clubkampioenen, een Europese LEN Cup en een Europese Super Cup.

Leonardo Binchi (1975-) veroverde een Olympisch ticket voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Opgeleid door Rari Nantes Florentia, verhuisde hij in 2004 naar toenmalig Italiaans kampioen Leonessa Brescia. Binche was aanwezig bij het zilver van de FINA Cup 1999 in Sydney, de Mediterrane Spelen in Tunis 2001 en Almería 2005 en het brons op het EK 1999 in Firenze.
 

De 2m05 grote doelverdediger Stefano Tempesti (1979-) startte zijn sportcarrière in thuishaven Futura Prato, alvorens hij naar Rari Nantes Florentina verhuisde. In 2003 koos hij voor Pro Recco. Met Fiorentina won hij in 2001 de LEN Cup, met Pro Recco vier opeenvolgende Italiaanse titels en drie LEN bekers (2007, 2008 and 2010). In 1999 werd hij voor het eerst voor het Italiaanse zevental geselecteerd en op het WK van 2011 in Shanghai hielp hij niet alleen het goud winnen, maar werd hij ook tot beste doelverdediger van het tornooi uitgeroepen, een bekroning die hij ook al in 1999 in Rome had verdiend. Hij werd door de Italiaanse selectieheer gekozen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012.

Tweede Olympisch ticket voor Bogdan Rath (1972-), al was het eerste in 1996 nog voor Roemenië. Hij trouwde namelijk met de Italiaanse Francesca Conti (1972-), tijdens de Spelen Athene in 2004 doelverdedigster van de gouden Italiaanse vrouwenploeg en vroeg na dat huwelijk de Italiaanse nationaliteit aan. Zelf speelde hij voor Rari Nantes Athena Savona, GS Orizzonte Catania en later op 39-jarige leeftijd zelfs voor het Maltese Sliema.

Australië: Pietro Figlioli (1984-), Trent Franklin (1979-), Toby Jenkins (1979-), Sam McGregor (1984-), Craig Miller (1971-), Tim Neesham (1979-), Alex Osadchuk (1972-), Dean Semmens (1979-), James Stanton (1983-), Rafael Sterk (1978-), Nathan Thomas (1972-), Thomas Whalan (1980-) en Gavin Woods (1978-).

Een geval apart die Pietro Figlioli (1984-). Hij werd geboren in Rio de Janeiro en vader José (1950-) vertegenwoordigde Brazilië op de Spelen van 1968, 1972 en 1976, waar hij de 100 en 200m schoolslag zwom, evenals de 4 x 100m wisselslag. Nadien verhuisde de familie naar Australië waar zoonlief genaturaliseerd werd, waardoor hij met het Australische zevental mee kon naar de Spelen van 2004 en 2008. In competitie speelde hij voor North Brisbane Polo Bears in Albany Creek, Queensland. Nadien verhuisde hij naar CN Barcelona (2003-2004) met de Spaanse titel en de Europese LEN Cup als kers op de taart en nog wat later naar het Italiaanse Rari Nantes Sori (2004-2006). In mei 2009 tekende hij een contract met de Italiaanse topper Pro Recco (2006-2007 en 2009), dat hem kon overhalen om zich tot Italiaan te laten naturaliseren. In de Italiaanse competitie waren de regels immers verstrengd, in plaats van twee mocht er slechts een 'niet Europeaan' in het zevental zitten. Hij maakte een tweejarige overstap naar Sori, maar keerde terug naar de Italiaanse topploeg Pro Recco, waarmee hij vier nationale titels won, drie Italiaanse bekerfinales drie Europese titels voor landskampioenen en een Super Cup. Figlioli wordt wereldwijd erkend als de snelste speler en de snelste schutter van het milieu. in 2012 koos de Italiaanse bondscoach hem voor de Spelen van Londen.

Trent Franklin (1979-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2004 en 2008 en speelde in Australië voor University of Sydney.

Sam Mc Gregor (1984-) kwam uit voor Sydney University Lions toen de Australische selectieheer hem opriep voor de Spelen van 2004, 2008 en 2012. In 2002, op 17-jarige leeftijd, werd hij voor het eerst uitgenodigd voor het nationale team, dat in Hongarije de Unicom Cup ging betwisten. In 2003 trok hij voor twee seizoenen naar het Spaanse Terrassa Club Barcelona, waarna hij een jaartje terugkeerde naar Australië om er de kleuren van Sydney University te verdedigen. In 2007 vervoegde hij het Spaanse Barcelonetta, waarmee hij prompt kampioen speelde en het jaar nadien haalde Ondarreta Madrid hem binnen. Zijn carrière lag nadien bij Navarra Pamplona.

James Stanton (1983-) verdedigde het Australische doel op de Spelen van 2004 en 2008. Hij speelde voor de Spaanse clubs Pamplona en CN Novarra Barcelona, vooraleer hij naar de heimat terugkeerde en tekende bij Fremantle Mariners Perth. Hij werd 159 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Op 11 juni 2011 verscheen er een bericht in een Australische krant, dat insloeg als een bom.  Bij een test buiten competitie in Perth had James Stanton in september 2010 positief getest op het anabolicum Clenbuterol, waardoor hij de Olympische Spelen van Londen 2012 mocht vergeten. In clubverband kwam hij uit voor de Australische teams Claremont Dolphins en Fremantle Mariners Perth en de Spaanse clubs Club Natació Sabadell en Waterpolo Navarra Pamplona.

Craig Miller (1971-) werd in 2000 en 2004 geselecteerd, in Australië speelde hij voor Cronulla Sutherland Water Polo Club

Tim Neesham (1979-) woonde de Spelen van 2000, 2004 en 2008 bij, hij speelde voor het Australische Melville Water Polo Club, het Italiaanse Firenze en het Australische Fremantle Perth. Zijn vader David Neesham (1946-) betwistte met Australië de Spelen van 1972, 1976 en 1980.

Ralf Sterk (1978-) stond in de kooi op de Olympiades van 2000, 2004 en 2008. Hij verdedigde ook het doel van de Australische clubs Adelaide-Canberra Jets, Brisbane Barracudas en KCF Breakers Brisbane

Na de Spelen van 2000 werd Nathan Thomas (1972-) vier jaar later opnieuw opgeroepen. Hij begon op 13-jarige leeftijd met waterpolo, speelde voor het zevental van de University of Sydney en ging nadien vier seizoenen zijn geluk beproeven in het Spaanse CN Terrassa. In 2001 werd hij kapitein van het Australische zevental. In totaal mocht hij driehonderd speldjes op zijn cap prikken.

Thomas Whalan (1980-) tekende present op de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Whalan begon als 13-jarige met waterpolo in het Scots College van Sydney. Hij kreeg een studiebeurs aan de Sydney University en veroverde daar twee nationale titels. In 2003 was voor de Australiërs brons weggelegd op het WK in Zuid-Korea. Whalan beproefde in 2003 en 2004 zijn geluk bij CN Barcelona, waarmee hij in 2003 de Spaanse Super Cup won. Daarna verhuisde hij naar het Italiaanse Savona. Hij trouwde met Elka Graham (1981-), die op de Spelen van Sydney 2000 met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag zilver won.

Olympische selecties voor Gavin Woods (1978-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Zijn vader David Woods (1944-) verdedigde de Australische kleuren op de Spelen van 1972 en 1976, zus Tarwyn Woods (1975-) en nicht Bronwyn Mayer-Smith (1974-), waren in 2000 actief met de Australische vrouwenploeg. In clubverband speelde Gavin Woods voor Balmain Water Polo Club.

Kroatië: Samir Barac (1973-), Damir Buric (1980-), Elvis Fatovic (1971-), Nikola Frankovic (1982-), Igor Hinic (1975-), Vjekoslav Kobešcak (1974-), Danijel Premuš (1981-), Dubravko Šimenc (1966-), Mile Smodlaka (1976-), Ratko Štritof (1972-), Frano Vican (1976-), Goran Volarevic (1977-) en Tihomil Vranješ (1977-).

Samir Barac (1973-) maakte zijn opwachting op de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In 2007 kroonde hij zich met het Kroatisch zevental tot wereldkampioen, in 1999 en 2003 haalde dat team zilver tijdens het EK, met als hoogtepunt zelfs goud in 2010. Tijdens de Spelen van Londen was hij in 2012 de kapitein van het gouden zevental. In totaal werd hij 176 keer voor de nationale ploeg geselecteerd. Na een kort verblijf bij het Italiaanse Leonessa Brescia keerde hij terug naar eigen land om er de kleuren van VK Primorje Rijeka te verdedigen, dat hem doorsluisde naar POSK Split, waarna hij bij Madlost Zagreb verrzeilde. Zijn talent was de Italiaanse topclub Pro Recco opgevallen en daar bleef hij twee jaar.
 

Damir Buric (1980-) werd op 17-jarige leeftijd door de coach van VK Primorja Rijeka ontdekt, waar hij zeven jaar speelde. Hij verhuisde naar het Servische Mdalost Zagreb, dat hem doorverkocht aan Pro Recco. Met de Italianen won hij twee titels (2011 en 2012), een bekerfinale (2011) en het EK voor landskampioenen (2012). In 2004, 2008 en 2012 werd hij opgeroepen voor het Olympisch team. Na de Spelen van Londen verhuisde hij naar het Servische VK Radnicki Kragujevac. De 2m05 grote aanvaller speelde 102 wedstrijden voor Kroatië.

Elvis Fatovic (1971-) kreeg na 2000 een tweede oproeping in de bus. In clubverband speelde hij voor VK Jug Dubrovnik en Madlost Zagreb. Met Mladost won hij in 1993 zowel het kampioenschap als de bekerfinale. Daarna keerde hij terug naar Jug Dubrovnik, waar hij vijf titels en zes bekers binnenhaalde. In 2001 en 2006 veroverde hij met dat zevental zelfs de Europabeker voor landskampioenen en in 2000 die van de bekerwinnaars. Hij werd 128 keer voor de Kroatische ploeg geselecteerd en lag mee aan de basis van het zilver op het EK in het Sloveense Kranje. In 2007 stopte hij met spelen en werd hij trainer van Jug Dubrovnik, waarmee hij twee bekers won en het kampioenschap van het seizoen 2008-2009.

Selecties voor Igor Hinic (1975-) in 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Zijn carrière begon bij Primorje Rijeka, waar hij speelde van 1990 tot 2000. Daarna verkaste hij een seizoen naar Roma (2000-2001) en zes jaar bij System Leonessa Brescia, met tussendoor een seizoentje bij Jadran Kostrena. Hij eindigde zijn sportieve loopbaan bij Mdalost Zagreb. Voor het Kroatisch zevental werd hij zo maar eventjes 407 keer geselecteerd in 2010 kreeg hij de Staatsprijs voor Sport 'Franjo Bucar' uitgereikt.
 

Mile Smodlaka (1976-) kreeg een oproep in de bus voor de Olympiades van 2000, 2004 en 2008. Na twaalf jaar VK Jug Dubrovnik verkaste hij naar Kotor Cattaro, waarmee hij de LEN Cup won. Hij verzamelde 161 selecties voor het Kroatisch zevental. In totaal won hij  twee Europa Cups en één LEN Super Cup. Hij speelde zeven keer nationaal kampioen en won zeven Kroatische bekers.
 

Ratko Štritof (1972-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Hij speelde voor CN Posillipo Napoli, maar transfereerde in 2010 naar Simply Sport Pessara, dat hij naar de Italiaanse hoogste reeks leidde.
 

Frano Vican (1976-) kwam aan de bak op de Olympische Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij verdedigde het doel van VK Jug Dubrovnik, ging toen naar het Italiaanse Chiavara Nuoto Nervi, maar keerde terug naar VK Jug Dubrovnik. Hij werd 129 keer opgeroepen voor het Kroatische team. Op de EK's van 1999 in Firenze en die van 2003 in Kranj haalde hij zilver, op het WK van 2007 in Melbourne zelfs goud.
 

Vjekoslav Kobešcak (1974-) werd door de Kroatische coach geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In februari 2000 werd hij tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld en mocht hij 4,5 jaar geen moto meer besturen omdat hij in 1993 zijn landgenote Marijana Matašin had dood gereden. Mdalost Zagreb was zijn thuishaven.

Danijel Premuš (1981-) was in 2012 opnieuw van de partij, maar toen speelde hij voor Italië. Zoals zovele Kroaten startte zijn loopbaan bij Primorje Rijeka. Hij speelde een seizoen voor het Italiaanse Pro Recco (2009-2010) maar het leverde hem wel de Italiaanse titel en beker op, evenals de Europese titel voor landskampioenen. Daarna verhuisde hij naar Jadran Herceg Novi (2010-2012) met de beker en titel van Montenegro als hoogtepunt.  
 


Dubravko Šimenc (1966-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1988, 1996, 2000 en 2004. Zijn vader Zlatko (1938-) won zilver met de Joegoslavische waterpoloploeg in Tokio 1964, en schopte het later tot Professor aan de Faculteit Kinesiologie. Šimenc's moeder speelde volleybal. Hij startte in 1975 met water polo en won zilver op het EK 1985. Met Mladost Zagreb haalde hij de Wereldtitel in Madrid. Hij was fel gegeerd als speler en versleet een hele reeks ploegen. Van 1975 tot 1992 speelde hij voor Mladost Zagreb, daarna een seizoen voor Jadran Spalato. Tijd om naar Italië te vertrekken moet hij toen gedacht hebben, want achtereenvolgens was hij lid van Volturno (1992-1993), Simply Pescara (1993-1994), Como (1994-1995) en opnieuw Simply Pescara (1995-1996). Daarna ging de reis op en af: POŠK (1996-1998), Mladost  Zagreb (1998-2000), Savona (2000-2002), Mladost Zagreb (2002-2003), Chiavari (2003-2004), Bissolati Cremona (2004-2005) Bogliasco (2005-2006) en tenslotte Medvešcak (2006-2007).

Kazachstan: Sergey Drozdov (1969-), Aleksandr Gaydukov (1974-), Sergey Gorovoy (1975-), Aleksandr Polukhin (1961-), Artemy Sevostyanov (1973-), Aleksandr Shidlovsky (1974-), Aleksandr Shvedov (1973-), Yury Smolovoy (1970-), Aleksandr Elke (1971-), Igor Zagoruyko (1971-), Ivan Zaytsev (1975-) en Yevgeny Zhilyayev (1973-).

Sergey Gorovoy (1975-) werd in 2012 opnieuw opgeroepen voor de Spelen van Londen, hij kwam uit voor het Russische Sintez Kazan.

Aleksandr Rudolfovich Elke (1971-), als profi speldend voor Real Canoe NC Madrid, Aleksandr Shvedov (1973-), Artemy Sevostyanov (1973-), Igor Zagoruyko (1971-), Sergey Drozdov (1969-) en Ivan Zaytsev (1975-) werden tweemaal geselecteerd: in 2000 en 2004.
 

Yevgeny Zhilyayev (1973-) haalde de Olympische selecties van 2000, 2004 en 2012, hij speelde voor Dynamo Moskva.

Yury Smolovoy (1970-) speelde in 1996 voor Rusland, in 2000 en 2004 voor Kazakstan. In ploegverband was hij aangesloten bij Lukoil-Spartak Volgograd

Egypte: Ragy Abdel Hady (1974-), Karim Abdel Mohsen (1979-), Mahmoud Ahmed (1976-), Ahmed Badr (1977-), Shady El-Helw (1979-), Omar El-Sammany (1978-), Mohamed Gamal-el-Din (1972-), Sherif Khalil (1974-), Bassel Mashhour (1982-), Amr Mohamed (1974-), Walid Rezk (1974-), Hassan Sultan (1983-) en Ibrahim Zaher (1982-).

Alle spelers waren in de Egyptische competitie actief en allen in de hoofdstad Caïro: 4 x Al-Ahly, 1 x Al-Qahira, 6 x HSC, Al-Qahira, 2 x Gezira Sporting Club en 1 x Maadi, El-Qahira

Bij de vrouwen werden de 8 deelnemende landen in 2 groepen verdeeld:

Groep A: Australië, Griekenland, Italië en Kazachstan

Groep B: Canada, Hongarije, Rusland en Verenigde Staten

De beste 3 landen van iedere poule plaatsten zich voor de medaille ronde, de overige landen speelden voor de plaatsen 7 en 8.

Voorronde

Groep A

Australië – Italië: 6-5 (3-1, 1-2, 1-1, 1-1)

Griekenland – Kazachstan: 8-6 (2-2, 2-1, 2-2, 2-1)

Australië – Kazachstan: 9-4 (3-2, 2-1, 2-0, 2-1)

Griekenland – Italië: 2-7 (0-3, 2-2, 0-1, 0-1)

Italië – Kazachstan: 8-6 (2-0, 3-1, 1-4, 2-1)

Australië – Griekenland: 7-7 (1-2, 3-5, 2-0, 1-0)

Groep B

Verenigde Staten – Hongarije: 7-6 (4-1, 0-2, 1-2, 2-1)

Rusland – Canada: 8-6 (1-2, 3-0, 2-3, 2-1)

Verenigde Staten – Canada: 5-6 (0-0, 1-0, 3-1, 1-5)

Rusland – Hongarije: 9-8 (2-1, 3-3, 2-3, 2-1)

Verenigde Staten – Rusland: 8-4 (1-1, 4-1, 2-1, 1-1)

In de voorronde won titelverdediger Australië met 6-5 tegen Italië en met 9-4 tegen Kazakstan. Verrassend genoeg kwamen ze tegen de Grieken niet verder dan een 7-7 gelijkspel. Toch plaatsten de Aussies zich met hun eerste plaats in het eindklassement rechtstreeks voor de halve finale, net als de Amerikanen in de B-reeks. In de kwartfinales twee verrassende winnaars: Griekenland stuurde de Russen huiswaarts met 7-4, de Italianen namen met 8-5 de maat van Hongarije.
                       
Kwartfinales

Griekenland – Rusland: 7-4 (2-1, 3-0, 2-1, 0-2)

Italië – Hongarije: 8-5 (2-1, 2-2, 2-2, 2-0)

Halve Finales

Verenigde Staten – Italië: 5-6 (2-1, 1-1, 1-0, 1-4)

Australië – Griekenland: 2-6 (1-4, 0-1, 1-1, 0-0)

En dan die eerste onvergetelijke halve finale. De Amerikanen liepen tegen Italië vlot uit: 2-1, 3-2 en 4-2 bij de laatste herneming. De strijd leek gestreden, zeker toen de Yanks er nog eentje lieten optekenen. Maar toen begon de Italiaanse motor plots te draaien, bij het eindsignaal erop en erover: 5-6 alsjeblief.

De andere halve finale was niet veel soeps, de Grieken haalden het makkelijk met 2-6

Plaatsingsronde

Kazachstan – Canada: 4-10 (0-2, 1-4, 3-3, 0-1)

5e en 6e plaats

Rusland – Hongarije: 12-11 (3-5, 1-2, 4-0, 2-3, 1-0, 1-1)

Bronzen Finale

Australië – Verenigde Staten: 5-6 (0-0, 0-4, 3-1, 2-1)

Finale

Griekenland – Italië: 9-10 (3-2, 3-3, 0-1, 1-1, 2-2, 0-1)

Het brons ging naar de Verenigde Staten, dat Australië wandelen stuurden met 5-6.

De finale was nog maar eens een kijkstuk van formaat. Griekenland stond 3-2 voor na het eerste kwartje en 6-5 na het tweede kwartje, maar voor de laatste periode kwam Italië 6-6 langszij. 7-7 bij affluiten, verlengingen dan maar. In de eerste opnieuw geen verschil, 9-9, in de tweede slechts één doelpunt, van Italiaanse makkelij en meteen goed voor goud.



Italië: Carmela Allucci (1970-), Alexandra Araujo (1972-), Silvia Bosurgi (1979-), Francesca Conti (1972-), Elena Gigli (1985-), Melania Grego (1973-), Giusi Malato (1971-), Tania Di Mario (1979-), Martina Miceli (1973-), Maddalena Musumeci (1976-), Cinzia Ragusa (1977-), Noémi Tóth (1976-) en Manuela Zanchi (1977-).

Bij de winnaars een paar oud gedienden binnen de rangen, die een schitterend palmares konden voorleggen, maar voor wie het spijtig was dat het waterpolo voor vrouwen nu pas laat op het programma stond. 

Ondanks ze slechts een keer voor Olympische Spelen geselecteerd werd kon Carmela Allucci (1970-) toch een palmares voorleggen om 'U' tegen te zeggen. De kapitein van het zevental begon op 15-jarige leeftijd met waterpolo en werd liefst 349 keer opgeroepen voor de nationale ploeg, waarmee ze twee keer wereldkampioen werd en eenmaal tweede en derde eindigde, vier Europese titels binnenreef en evenveel keer Italiaanse kampioen werd met Volturno.


Ook goalie Francesca Conti (1972-) was een heuse vedette. Net als Allucci werd ze slechts een keer naar de Olympiade gestuurd, maar ze verzamelde wel 327 internationale selecties. Ook zij won de WK's van 1998 en 2001 en winnaar van vijf Europese titels. Ze speelde bij Orrizonte Catania waarmee ze veertien opeenvolgende Italiaanse titels binnenreef.

Silvia Bosurgi (1979-) begon haar loopbaan bij Messina Polisportiva Gaetano D'Uva. In 1996 verhuisde ze naar Orizzonte Catania, waarmee ze alles won wat er in Italië te winnen was: veertien titels, enkel die van 2007 ging aan haar neus voorbij, zeven Europese Bekers en één Europese Super Cup. Ook met de nationale ploeg haalde ze successen, zo won ze in 1999 in Prato voor een uitzinnig thuispubliek de Europese titel en in 2001 de wereldtitel in het Japanse Fukuoka. Op de Spelen van 2004 scoorde ze een doelpunt in de finale tegen Griekenland en ook in 2008 tekende ze present voor de Spelen van Beijing.

Buiten het goud van de Spelen 2004 haalde doelverdedigster Elena Gigli (1985-) ook zilver op het EK van 2006 in Belgrado. Eerst speelde ze voor Fiorentina Waterpolo Giotti (2003-2010) en won daarmee de Europa Cup voor landskampioenen, de Len Champions Cup en het Italiaans kampioenschap 2006-2007. Na vele jaren Fiorentina verhuisde ze naar Rapallo (2010-2011), waarmee ze in 2011 de LEN Cup opnieuw binnenhaalde. Toen Pro Recco ook interesse vertoonde in het vrouwenpolo, werd ze in 2011 door dat zevental aangetrokken en meteen werd het Italiaans en Europees kampioenschap gewonnen. In 2008 was ze titularis op de Spelen van Beijing, in 2012 op die van Londen. In totaal verzamelde ze 327 selecties voor de nationale ploeg, twee wereldtitels en vier Europese.

Na een zwemcarrière stapte Tania di Mario (1979-) op 15-jarige leeftijd over op waterpolo bij Vis Nova Roma. Voor het seizoen 1997-98 deed ze de overstap naar Orizzonte Catania. Met die ploeg domineerde ze het gebeuren en won ze dertien nationale titels, zeven Europa Cups en een European Super Cup. Haar internationaal debuut deed ze in 1999 tegen Griekenland tijdens het EK in Prato, dat Italië ook won. Ze won eveneens goud met de nationale ploeg op het EK in Ljubljana. Tijdens de Spelen van 2004 werd ze niet alleen topscoorster van het tornooi, maar tevens uitgeroepen tot beste speelster van de editie. Ook in 2008 en 2012 was ze erbij op de Spelen van Beijing en Londen. Ze nam deel aan vijf WK's: 2001 in Fukuoka, 2003 in Barcelona, 2005 in Montreal 2007 in Melbourne en 2009 in de eigen hoofdstad Rome. Na die laatste editie hing ze haar cap aan de haag, maar de Italiaanse trainer overhaalde haar om toch nog mee te gaan naar Londen.

Martina Miceli (1973-) startte met waterpolo bij Polisportiva Casal Palocco Rome, waar ze van 1988 tot 1990 in de ploeg stond. Van 1990 tot 1993 speelde ze voor concurrent Racing Rome, waarna ze voor Orizzonte Catania (1993-1997) koos en met die ploeg werd ze vier keer Italiaans kampioen en won ze een Europabeker. In 1997 verhuisde ze naar Polisportiva Mediterraneo Catania, waar ze speelster-trainster werd en waar ze bleef tot 2001. In 2002 deed ze de overstap naar Rari Nantes Pescara en in 2003 verhuisde ze naar Mediterraneo Catania, het jaar nadien naar McDonald Firenze om in 2005 terug te keren naar Orizzonte Catania, waarmee ze nog eens vijf Italiaanse titels won en twee Europabekers. Tussendoor werd ze in 2004 geselecteerd voor de Olympische Spelen, eer die haar in 2008 opnieuw te beurt viel.

Maddalena Musumeci (1976-) startte met waterpolo bij Sporting Club Meridies in de Serie B, maar brak pas echt door toen ze in haar geboortestad bij Orizzonte Catania (1995-1998, 2000-2004 en 2005-2009) ging spelen, via een korte periode bij concurrent Mediterraneo Catania (1998-2000). Na de Spelen van 2004 laste ze een rustperiode in, waarin ze vrijwilligerswerk deed. Maar omdat het bloed kruipt waar het niet gaan kan, herbegon ze en werd ze opnieuw opgeroepen voor het Olympisch team van 2008. Eind 2009 stopte ze echter definitief en werd ze team manager bij Orizzonte Catania. In totaal won ze met dat zevental tien Italiaanse titels, zes nationale bekers en een LEN Cup.

Geboren in Catania speelde Cinzia Ragusa (1977-), op een tussenstop van twee jaar bij Rare Nantes Florentina (2004-2005) en Rapallo Nuoto (2005-2007) na, haar hele leven bij de lokale topclub Orizzonte Catania (1995-2004 en 2007-2010) waarmee ze twaalf landstitels, vijf Europa Cups en een Europese SuperCup haalde. In 2004 en 2008 werd ze opgeroepen voor Olympia en in 2010 hield ze het waterpolo voor bekeken.

Manuela Zanchi (1977-) nam als speelster deel aan de Olympische Spelen van 2004 en 2008. In clubverband kwam ze uit voor Varese Olona Nuoto (2001-2008), en een seizoen bij Orizzonte Catania (2008-2009) als voorbereiding voor de Spelen van 2008. Van 2006 tot 2009 coachte ze ook Varese Olona Nuoto en bij haar afscheid als speelster in 2009 legde ze zich volledig toe op de rol van coach bij dat team.

Griekenland: Dimitra Asilian (1972-), Georgia Ellinaki (1974-), Eftykhia Karagianni (1973-), Angeliki Karapataki (1975-), Voula Kozomboli (1974-), Georgia Lara (1980-), Kiki Liosi (1979-), Antiopi Melidoni (1977-), Tonia Moraiti (1977-), Evi Moraitidou (1975-, Anthi Mylonaki (1984-), Katerina Oikonomopoulou (1978-) en Antigoni Roumbesi (1983-). 

Georgia Ellinaki (1974-) vertegenwoordigde Griekenland in 2004 op de Spelen in eigen land en vier jaar later in Beijing opnieuw. Haar clubcarrière startte bij ANO Glyfada Athinai en eindigde bij Ethnikos Piraeus

Ook Voula Kozomboli (1974-) werd in 2004 en 2008 opgeroepen, zij speelde voor ANO Glyfada Athinai en Nireas Chalandriou Athinai
 

Georgia Lara (1980-) was mee verantwoordelijk voor het zilver op de Spelen van 2004 en trad vier jaar later in Beijing opnieuw aan. In 2005 won ze met dat zevental ook goud op de FINA Women's Water Polo World League in Kirishi. Haar club van herkomst was NO Vouliagmeni Athinai
 


Ook voor Kiki Liosi (1979-) een Olympische selectie in 2004 en 2008, ze speelde voor ANO Glyfada Athinai en NO Vouliagmeni Athinai .
 

Evi Moraitidou (1975-) trad aan bij NO Vouliagmeni Athinai en ANO Glyfada Athinai en werd tweemaal uitgezonden naar Olympische Spelen: 2004 en 2008, net als Katerina Oikonomopoulou (1978-), aangesloten bij ANO Glyfada Athinai en Antigoni Roumbesi (1983-) die bij NO Vouliagmeni Athinai speelde.

Verenigde Staten: Robin Beauregard (1979-), Margaret Dingeldein (1980-), Ellen Estes (1978-), Jacqueline Frank (1980-), Natalie Golda (1981-), Ericka Lorenz (1981-), Heather Moody (1973-), Thalia Munro (1982-), Heather Petri (1978-), Kelly Rulon (1984-), Amber Stachowski (1983-) en Brenda Villa (1980-).

 

Natalie Golda (1981-) werd beschouwd als een van de grootste waterpolospeelsters aller tijden. In 2005 hielp ze UCLA Bruins aan de zevende nationale titel, het jaar voordien had ze met het Amerikaans zevental Olympisch brons veroverde in Athene en in 2008 zorgde ze mee voor het zilver. Voor ze naar de Universiteit trok speelde ze vier jaar waterpolo aan de Rosary High School, waarmee ze in 1998 en 1999 de titel won in de Californian Interscholastic Federation. Zijzelf werd uitgeroepen tot First-Team All-Golden West League 1996-99. Bovendien speelde ze ook vier jaar softball en twee jaar volleyball. Met UCLA won ze drie NCAA kampioenschappen: 2001, 2003 en 2005. Met vijftig goals werd ze ook topscoorster van dat jaar en in totaal nette ze 158 doelpunten. Uiteraard werd ze voor de Olympische Spelen geselecteerd, zowel in 2004 als 2008. In 2003 had ze een helpend hand in de overwinning op de Pan Amerikaanse Spelen en datzelfde jaar won haar ploeg ook de FINA World Championships in Barcelona. In april 2006 vertrok ze naar Griekenland om er bij ANC Glyfada te spelen. In de eerste wedstrijd op de Spelen van 2008 scoorde ze 4 doelpunten tegen gastland China, waarmee ze een ruim aandeel had in de 12-11 winst. In de tweede partij tegen de latere winnaar Italië nette ze op 22 seconden van het einde de gelijkmaker, in de derde wedstrijd tegen Rusland was ze verantwoordelijk voor drie doelpunten en 12-7 winst over Rusland. Na haar spelerscarrière werd ze hoofdcoach van Huntington Beach Water Polo Club.

Robin Mary Beauregard (1979-) werd als centrale verdedigster opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Ze speelde bij University of Californië Los Angeles en werd in 2003 tot Most Outstanding Player van het NCAA kampioenschap uitgeroepen, nadat haar zevental Stanford University in de finale had geklopt met 4-3. Toen ze nog op High School zat had haar school geen vrouwenploeg. Ze speelde dan maar met de mannen en vandaar waarschijnlijk haar keiharde verdedigende capaciteiten. Haar thuisclub was NYAC, New York.

Ellen Marie Estes (1978-), opgeroepen in 2000 en 2004, speelde voor Stanford University. In 2004 scoorde ze drie doelpunten in de wedstrijd tegen Australië en daarmee had ze een groot aandeel in het winnen van de bronzen medaille. In haar laatste studiejaar lukte ze 93 treffers voor Stanford, waar ze afstudeerde als Ingenieur. Ze werd interne bij Disney waar ze een roller-coaster ontwierp. In 2003 werd ze in de Verenigde Staten bekroond als waterpolospeelster van het jaar. Van 2007 tot 2009 assisteerde ze de hoofdcoach van Harvard University, zowel bij de mannen als de vrouwen, terwijl ze haar MBA afmaakte.

In 2000 en 2004 werd Ericka Denise Lorenz (1981-) opgeroepen voor het Amerikaanse Olympisch team. Ze studeerde aan de Patrick Henry High School van San Diego, California en kreeg in 1997, 1998 en 1999 de titel first team All-American in water polo. Die onderscheidingen verdiende ze ook tweemaal in de interscolaire volleybalcompetitie en vier keer was ze MVP in softball. In 1999 ging ze aan de UC Berkeley studeren en werd ze voor het eerst ook voor de nationale ploeg opgeroepen. In Sydney was ze met 19 jaar de jongste Amerikaanse deelneemster. In haar eerste jaar bij de California Golden Bears in 2001 nette ze 44 doelpunten. Tijdens het WK van 2001 in het Japanse Fukuoka liet ze veertien treffers optekenen en in 2003 was ze met vier goals in de finale mede verantwoordelijk voor het behalen van het goud. Ze werd beroepsspeelster bij het Italiaanse Ortigia Siracusa.

Heather Moody (1973-) werd door de Amerikaanse coach als picket opgeroepen voor de Olympiades van 2000 en 2004. In 1999 en 2001 werd ze tot Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar uitgeroepen. Ze was de eerste vrouwelijke speelster die voor een professionele waterpolocarrière koos. Na een periode bij New York A.C., tekende ze in 2001 een contract bij het Griekse Nautical Club of Vouliagmeni. Als coach leidde ze het Amerikaans zevental in juli 2005 naar de finale van het WK, na twee extra times ging de overwinning met 10-7 echter naar de Hongaarse vrouwen. In 2007 was het echter bingo, ze coachte haar team naar de gouden medaille op het WK, een jaartje later haalde ze zilver op de Spelen van Beijing, Nederland was die dag te sterk en won met 8-9. Nadien werd ze coach bij de mannen-  en vrouwenploeg van Cal State Long Beach en de Golden West Water Polo Club.

Bij gebrek aan een vrouwenploeg in haar high school speelde Heather Petri (1978-) waterpolo met de jongens van de Miramonte High School. In 1997 werd ze door UC Berkeley binnengehaald, waar ze tot 1999 speelde. Ze beëindigde haar college carrière met 96 doelpunten en werd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 geselecteerd. In 2002 studeerde ze in Berkeley af met het diploma Integratieve Biologie. Na een Amerikaans oponthoud bij California Golden Bears, Berkeley en NYAC New York werd ze profspeelster bij Rari-Nantes Firenze (2004-2006). Met de Verenigde Staten haalde ze drie wereldtitels.

Brenda Villa (1980-) nam aan deel aan de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Ze startte op 6-jarige leeftijd met zwemmen maar volgde twee jaar later haar broer die op waterpolo was overgeschakeld. Ook zij moest op de Bell Gardens High School bij de jongens spelen, omdat er geen vrouwenploeg was. In 1998 ging ze aan de Stanford University studeren, werd in 2000 voor het eerst naar de Olympische Spelen uitgestuurd, kroonde zich met 69 doelpunten in 2001 tot topscoorster voor Stanford, wat haar de titel Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar opleverde en studeerde in 2003 af met het diploma Politieke Wetenschappen. In haar drie seizoenen bij Stanford scoorde ze 172 treffers. In 2003 zorgde ze er in haar eentje voor dat de Verenigde Staten het goud haalden tijdens het WK. Na haar Amerikaanse competitie verleden verhuisde ze naar het Italiaanse Orizzonte Geymonat Catania. In 2007 leidde ze haar team met elf doelpunten naar het goud op het WK. In 2010 werd ze hoofdcoach van de vrouwenploeg van de Castilleja High School in Palto Alto, Californië.

Kelly Rulon (1984-) moest de Spelen van Beijing in 2008 noodgedwongen overslaan, maar werd in 2012 door de coach opnieuw opgevist voor de Olympiade van Londen. Na het beëindigen van haar studies aan het UCLA trok Rulon in 2007 richting Europa waar ze in de Italiaanse competitie uitkwam voor A.S.D Roma. Met die ploeg won ze dat jaar de LEN Cup. Het seizoen 2008-2009 transfereerde ze naar Nervi en werd ze met 81 doelpunten topscoorder van de Italiaanse competitie. Het jaar nadien keerde ze terug naar Rome, waar ze opnieuwe 58 treffers liet noteren. Sedert 2011 speelde ze terug in eigen land bij San Diego Shores.

Australië: Belinda Brooks (1977-), Jemma Brownlow (1979-), Naomi Castle (1974-), Nikita Cuffe (1979-), Joanne Fox (1979-), Kate Gynther (1982-), Kelly Heuchan (1980-), Emma Knox (1978-), Elise Norwood (1981-), Mel Rippon (1981-), Bec Rippon (1978-), Bronwyn Mayer-Smith (1974-) en Jodie Stuhmcke (1980-).

Nikita Cuffe (1979-) vertegenwoordigde haar land op de Olympiades van 2004 en 2008. In Australië kwam ze uit voor Queensland Breakers Brisbane en University of Sydney.

In de Australische selecties van 2004 en 2008 ook twee zusjes met hun stiefzuster: Kate Gynther (1982-), Mel Rippon (1981-) en Bec Rippon (1978-)  speelden alle drie voor Brisbane Barracudas. Kate en Mel werden ook opgeroepen voor de Spelen van 2012 in Londen.
 

Doelverdedigster Emma Knox (1978-) was in 2004 en 2008 lid van het Olympisch zevental, maar hield ook de netten zuiver van University of Western Australia Perth en Melville Water Polo Club Bicton.
 

Na de Spelen van 2000 was Naomi Castle (1974-) in 2004 kapitein van het Australisch zevental. Ze was aangesloten bij Queensland Breakers Brisbane.
 

Joanne Fox (1979-) speelde eveneens op twee Olympiades: 2000 en 2004. In clubverband speelde ze voor Footscray Melbourne en Balmain Tigers Sydney. Haar broer John Fox (1963-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1988 en 1992.
 

Ook twee Olympische Spelen voor Bronwyn Mayer (1974-): 2000 en 2004. Ze was het nichtje van Gavin (1978-) en Taryn Woods (1975-), beiden eveneens actief in Sydney en trouwde met Damien Smith (1969-), die lid was van de Australische rugbyploeg op de World Cup van 1995.

Rusland: Svetlana Bogdanova (1976-), Sofiya Konukh (1980-), Tatyana Petrova (1973-), Yekaterina Salimova (1982-), Nataliya Shepelina (1981-), Yekaterina Shishova (1978-), Yelena Smurova (1974-), Olga Turova (1983-), Yekaterina Vasilyeva (1976-), Valentina Vorontsova (1982-), Mariya Yayna (1982-), Galina Zlotnikova (1984-) en Anastasiya Zubkova (1980-).

Olympische selecties voor Nataliya Shepelina (1981-) in 2004 en 2008, die in clubverband bij SK Uralochka Zlatoust speelde

Sofya Konukh (1980-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 en won in 2006 met Rusland het EK in Belgrado. Ze speelde voor het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi

Ook Olga Turova (1983-) werd in 2004 en 2008 opgeroepen, zij speelde bij Kinef-Surgutneftegaz Kirishi en Unost Volgod

Valentina Vorontsova (1982-) stond zowel in 2004 als in 2008 in het Russische doel, in clubverband deed ze dat bij SKIF MFP Izmaylovo Moskva en Kinef-Surgutneftegaz Kirishi

Tatiana Petrova (1973-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004 en speelde voor het Russische SK Uralochka Zlatoust.

Ekaterina Vasilieva (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 2000 en 2004, in clubverband kwam ze eerst uit voor SKIF Moskva en verhuisde ze nadien naar het Italiaanse Rari Nantes Bologna.

Selecties voor Elena Smurova (1974-) in 2000, 2004 en 2008. Met haar 31 treffers had ze in 2005 een groot aandeel in het Russisch goud op het WK. Achtereenvolgens speelde ze voor het Russische Diana St. Petersburg, het Italiaanse SK Cifa Palermo en het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi.

Blijkbaar zou dit Mariya Yayna (1982-) zijn, die enkel aan de Spelen van 2004 deelnam, maar door deze foto wel wereldberoemd werd. In clubverband speelde ze bij SKIF Moskva

Hongarije: Rita Drávucz (1980-), Anett Györe (1981-), Dóra Kisteleki (1981-), Anikó Pelle (1978-), Ágnes Primász (1980-), Mercedes Stieber (1974-), Krisztina Szremkó (1972-), Andrea Tóth (1981-), Ágnes Valkai (1981-), Erzsébet Valkai (1979-), Zsuzsanna Tiba (1976-), Krisztina Zantleitner (1974-) en Ildikó Sós Zirigh (1976-).  

Rita Drávucz (1980-) haalde niet alleen de Spelen van 2004, 2008 en 2012, de Hongaarse speelde ook voor de Italiaanse ploegen GS Orizzonte Catania en Fiorentina Firenze. Bovendien was ze een veel gevraagd model, de rechtse foto laat hierover geen twijfel bestaan.

Anett Györe (1981-) vertegenwoordigde Hongarije op de Spelen van 2004 en 2008 en speelde voor Polo SC Budapest en DC Mino-Polo Budapest

Dóra Kisteleki (1983-) was actief op de Spelen van 2004 en 2008 en kwam uit voor Vasas Sport Club Budapest en DC Mino-Polo Budapest

Anikó Pelle (1978-) speelde van 1999 tot 2002 voor de University of Southern California en in 2004 en 2008 voor de Hongaren op de Olympische Spelen. Tijdens haar eerste seizoen in de Amerikaanse Universitaire competitie scoorde ze 52 doelpunten, een jaar later 64 en zo maar eventjes 81 in het seizoen 2001. Bij haar afscheid in 2002 stond haar teller op 254 treffers. Pelle studeerde af met een businessdiploma. Sedert 1995 werd ze ook voor het Hongaarse zevental opgeroepen en was ze in verschillende Europese ploegen actief, onder andere bij GS Orizzonte Catania en Siracusa. De Italianen konden haar er toe overhalen om van nationaliteit te veranderen en op de Spelen van Londen in 2012 vertegenwoordigde ze dan ook de Squaddra.

Ágnes Primász (1980-) verdiende een Olympische selectie in 2004 en 2008, in clubverband speelde ze voor Dunaújvárosi Foiscola VE en OSC Budapest.

Mercedes Stieber (1974-) was speelster bij Rari Nantes Pescara en Fiorentina Firenze, toen ze door de Hongaarse coach werd opgeroepen voor de Olympiades van 2004 en 2008

Eveneens selecties in 2004 en 2008 voor Krisztina Szremkó (1972-), die in competitie uitkwam voor Dunaújváros Eger, BVSC Szentes en Mediterrane.

Twee zussen in de Hongaarse ploeg 2004: Ágnes Valkai (1981-) en Erzsébet Valkai (1979-), beiden actief bij Rari Nantes Pescara. Erzsébet werd later naar het Italiaanse Ecofim Roma getransfereerd. Beide zussen tekenden ook present in Beijing 2008. Ágnes opnieuw voor Hongarije, zus Erzsébet had zich intussen laten naturaliseren en speelde voor de Italiaanse squadra

Niet alleen werden Krisztina Zantleitner (1974-) en Ildikó Sós Zirigh (1976-) opgeroepen door de Hongaarse selectieheer voor de Spelen van 2004 en 2008, beiden speelden bij Dunaújvárosi Foiscola VE en transfereerden later samen naar OSC Budapest

Canada: Marie-Luc Arpin (1978-), Johanne Bégin (1971-), Cora Campbell (1974-), Melissa Collins (1976-), Andrea Dewar (1979-), Valérie Dionne (1980-), Ann Dow (1979-), Sue Gardiner (1980-), Marianne Illing (1974-), Whynter Lamarre (1979-), Rachel Riddell (1984-), Christine Robinson (1984-) en Jana Salat (1979-).

Marie Luc Arpin (1978-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Ze studeerde af als Ingenieur Machinebouw aan de McGill University van Montreal en werd wereldberoemd door de foto hierboven, die via internet de wereld rondging. In Canada speelde ze voor St.-Lambert Water Polo Club en St. Foy Hydres

Eveneens twee Olympische selecties voor Johanne Bégin (1971-): 2000 en 2004, die lid was van Les Hydres de St. Foy

Cora Campbell (1974-) nam deel aan de Spelen van 2000 en 2004 en kwam uit voor Calgary Renegades.

Melissa Collins (1976-) speelde voor Canada op de Olympiades van 2000 en 2004. Zij studeerde af als Bachelor in de Lichamelijke Opvoeding aan de McGill University van Montreal en speelde in die stad voor Dollard-des-Ormeux.

Valérie Dionne (1980-) vertegenwoordigde Canada op de Spelen van 2000 en 2004 en speelde voor Les Hydres de St. Foy

Ook voor Ann Dow (1979-) Olympische selecties in 2000 en 2004, zij speelde bij CAMO Natation Montréal.

Jana Salat (1979-) werd geboren in het Slovaakse Košice, maar haar ouders emigreerden naar Canada. Voor dat land kwam ze uit op de Spelen van 2000 en 2004 en ze was aangesloten bij St.-Lambert Water Polo Club en Les Hydres de St. Foy.

Ook Sue Gardiner (1980-) werd in 2000 en 2004 geselecteerd, haar thuisclub was Vancouver Pacific Storm

Kazakstan: Yekaterina Gariyeva (1981-), Marina Gritsenko (1980-), Tatyana Gubina (1977-), Nataliya Ignatyeva (1978-), Svetlana Korolyova (1973-), Nataliya Krasilnikova (1982-), Larisa Mikhaylova (1981-), Galina Rytova (1975-), Irina Tolkunova (1971-), Asel Dzhakayeva (1980-) en Anna Zubkova (1980-).

Galina Rytova (1975-) verdedigde in 2000 het Russische doel, op de Olympische Spelen van 2004 dat van Kazakhstan. In clubverband kwam ze uit voor het Italiaanse RN Augusta.

Ook Irina Tolkunova (1971-) verdedigde in 2000 de Russische kleuren en in 2004 die van Kazakhstan. Ook zij speelde in Italië, meer bepaald bij Volturno.

Tatyana Gubina (1977-) actief in 2000 en 2004 speelde in clubverband bij Eurasia Rakhat Astana

Net als Nataliya Ignatyeva (1978-) en Svetlana Korolyova (1973-), beiden kwamen uit voor Eurasia Rakhat Astana .


Asel Dzhakayeva (1980-) van haar kant verdiende dezelfde Olympische selecties maar was aangesloten bij Kinef Kinishi.

 

<< 2004
>> 2005