Chronologische geschiedenis van het waterpolo

2000 - Olympische Spelen van Sydney


Op de Olympische Spelen in Sydney werden de twaalf deelnemende landen in twee groepen verdeeld:

Groep A: Australië, Italië, Kazachstan, Rusland, Slowakije en Spanje.

Groep B: Griekenland, Hongarije, Servië/Montenegro, Kroatië, Nederland en Verenigde Staten.

De vier beste landen van iedere poule plaatsten zich voor de kwartfinales, de nummers 5 en 6 speelden een halve competitie om de 9de t/m 12de plaats.

Voorronde

Groep A

Slowakije – Italië: 8-11 (0-3, 2-3, 3-2, 3-3)

Kazachstan – Spanje: 7-8 (1-2, 3-2, 1-3, 2-1)

Australië – Rusland: 4-6 (1-2, 0-1, 1-2, 2-1)

Rusland – Italië: 7-7 (2-1, 3-3, 2-1, 0-2)

Spanje – Slowakije: 7-6 (1-3, 3-1, 2-2, 2-0)

Australië – Kazachstan: 11-11 (2-4, 3-2, 4-3, 2-2)

Italië – Spanje: 6-5 (2-1, 1-2, 2-1, 1-1)

Kazachstan – Rusland: 7-9 (1-1, 1-4, 2-2, 3-2)

Slowakije – Australië: 6-11 (1-4, 1-3, 2-3, 2-1)

Rusland – Spanje: 8-5 (4-3, 1-0, 1-1, 2-1)

Kazachstan – Slowakije: 9-5 (4-0, 1-0, 1-2, 3-3)

Australië – Italië: 5-6 (1-0, 1-2, 3-2, 0-2)

Slowakije – Rusland: 5-21 (1-7, 1-5, 1-6, 2-3)

Italië – Kazachstan: 13-7 (2-1, 2-1, 5-3, 4-2)

Australië – Spanje: 7-7 (0-2, 2-1, 3-2, 2-2)

Groep B

Griekenland – Hongarije: 4-7 (0-3, 1-2, 2-0, 1-2)

Servië-Montenegro – Nederland: 9-1 (3-0, 3-1, 2-0, 1-0)

Kroatië – Verenigde Staten: 10-7 (3-1, 4-1, 1-2, 2-3)

Hongarije – Nederland: 16-8 (5-3, 3-2, 3-2, 5-1)

Verenigde Staten – Servië-Montenegro: 5-8 (1-3, 2-2, 1-2, 1-1)

Griekenland – Kroatië: 5-9 (2-3, 1-2, 1-1, 1-3)

Nederland - Verenigde Staten: 8-12 (2-4, 3-3, 1-3, 2-2)

Kroatië – Hongarije: 8-7 (2-3, 1-1, 3-1, 2-2)

Servië-Montenegro  – Griekenland: 10-3 (4-2, 2-1, 3-0, 1-0)

Hongarije - Verenigde Staten: 10-9 (3-1, 2-3, 3-4, 2-1)

Griekenland – Nederland: 7-10 (2-3, 2-3, 1-2, 2-2)

Kroatië – Servië-Montenegro: 4-4 (1-2, 0-0, 2-1, 1-1)

Servië-Montenegro – Hongarije: 10-9 (3-3, 2-3, 3-2, 2-1)

Nederland – Kroatië: 7-11 (1-1, 1-4, 3-3, 2-3)

Griekenland - Verenigde Staten: 3-9 (0-2,0-3,0-2,3-2)

In groep A een nek-aan-nek race tussen Italië en Rusland in de voorronde. Beide ploegen eindigden op gelijke hoogte, hadden vier wedstrijden gewonnen, maar deelden in het onderlinge duel de punten met 7-7. Bij het ingaan van het laatste kwartje stonden de Russen nog 7-5 voor, maar de Transalpijnen vochten terug en scoorden de gelijkmaker.

Zelfde scenario in groep B, Joegoslavië en Kroatië wonnen al hun wedstrijden, maar met 4-4 deelden ze de punten in hun onderling duel. In deze reeks haalden de Hongaren zwaar uit tegen Nederland (16-8), wonnen ze makkelijk van Griekenland (4-7) en behaalden ze een nipte overwinning tegen USA (10-9). Ze gingen echter verrassend onderuit tegen zowel Kroatië (8-7) als Servië-Montenegro (10-9). Twee uiterst spannende partijen overigens.

Groep Plaats 9 tot 12

Kazachstan – Griekenland: 6-6 (0-3, 3-1, 1-2, 2-0)

Slowakije – Nederland: 8-9 (1-1, 2-2, 3-4, 2-2)

Kazachstan – Slowakije: 11-8 (4-1, 3-1, 2-2, 2-4)

Nederland – Griekenland: 6-6 (0-2, 2-1, 1-3, 3-0)

Slowakije – Griekenland: 8-12 (2-3, 4-3, 1-1, 1-5)

Kazachstan – Nederland: 6-4 (1-2, 2-0, 2-1, 1-1)

Kwartfinales

Rusland – Verenigde Staten: 11-10 (3-0, 2-4, 4-3, 2-3)

Italië – Hongarije : 5-8 (0-2, 3-3, 2-2, 0-1)

Spanje – Kroatië: 9-8 (1-1, 3-1, 2-3, 3-3)

Australië – Servië-Montenegro: 3-7 (1-2, 0-2, 1-2, 1-1)

In de kwartfinales herpakten de Magyaren zich en met 5-8 kieperden ze Italië uit het tornooi. Joegoslavië had geen enkele moeite met gastland Australië (3-7) terwijl de twee andere partijen spannend eindigden. Rusland versloeg de Verenigde Staten met 11-10 en Spanje stuurde Kroatië met 9-8 wandelen. 

Plaatsingsronde

5de tot 8ste plaats

Verenigde Staten – Kroatië: 9-8 (1-0, 2-2, 2-2, 2-3, 1-0, 1-1)

Italië – Australië: 8-4 (2-2, 2-2, 2-0, 2-0)

7de en 8ste plaats

Kroatië – Australië: 10-8 (2-2, 2-2, 4-2, 2-2)

5de en 6de plaats

Verenigde Staten – Italië: 8-10 (2-4, 1-3, 3-1, 2-2)

In de halve finales opnieuw twee thrillers van formaat. Na affluiten van de normale speeltijd stonden Rusland en Spanje 7-7 gelijk. Geen doelpunt gescoord in de eerste verlenging, ook geen treffer in de tweede, maar in de derde nette Dmitry Gorchkov (1967-) zijn tweede treffer, goed voor de gouden goal en een 8-7 eindstand. Die 'sudden death' had zo maar eventjes tien minuten geduurd. Manuel Estiarte (1961-) kon even voordien geen mannetje meer verzilveren en de twee Spaanse coaches kregen rood onder de neus geduwd.

De andere halve finale tussen Hongarije en Servië-Montenegro was nog zo'n bibbermatch. Dank zij de derde treffer van verdediger Gergely Kiss (1977-) haalden de Hongaren het in het slotkwartje met 8-7.

Halve Finales

Rusland – Spanje: 8-7 (3-3, 2-1, 1-1, 1-2, 0-0, 0-0, 1-0)

Hongarije – Servië-Montenegro: 8-7 (3-2, 2-3, 2-2, 1-0)

Bronzen Finale

Spanje – Servië-Montenegro: 3-8 (1-2, 1-2, 1-2, 0-2)

Finale

Rusland – Hongarije: 6-13 (1-3, 1-5, 2-2, 2-3)

Uiteraard waren de verwachtingen voor de finale Rusland-Hongarije hoog gespannen, maar die eindstrijd liep uit op een sisser. Halfweg stond het al 2-8 voor de Hongaren, een hattrick van Gergely Kiss (1977-) en vier treffers van Tibor Benedek (1972-) maakten Russische winst onmogelijk. 13-6 bij affluiten, een vernedering voor de Russen en het zevende Olympische goud voor de Hongaren.

De partij om het brons was ook al een afknapper, Servië-Montenegro haalde het makkelijk met 8-3. De 38-jarige Manuel Estiarte (1961-) kon wel twee keer scoren, maar de ploegmaats speelden een povere partij. Bij Servië-Montenegro lukte veteraan Vladimir Vujasinovic (1973-) een hattrick.
 

Hongarije: Zoltan Szecsi (1977-), Rajmund Fodor (1976-), Tibor Benedek (1972-), Gergely Kiss (1977-), Attila Vari (1976-), Tamas Kasas (1976-), Zsolt Varga (1972-), Tamas Marcz (1974-), Bulcsu Szekely (1976-), Zoltan Kosz (1967-), Barnabas Steinmetz (1975-), Tamas Molnar (1975-) en Peter Biros (1976-).


Zoltan Szecsi (1977-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij startte zijn carrière bij BVSC Budapest, waarmee hij van 1996 tot 1999 Hongaars kampioen werd. Na de Spelen van 2004 was hij door vele ploegen gegeerd, van Eger SC verhuisde hij naar het Italiaanse Camogli. In 2001 en 2003 hielp hij Hongarije brons winnen op het EK, in 2003 was hij mede verantwoordelijk voor de wereldtitel in Barcelona. In 2005 werd die titel niet met succes verdedigd, in de finale verloren de Magyaren van Servië-Montenegro en nog eens twee jaar later was Kroatië te sterk.

Rajmund Fodor (1976-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1996, 2000 en 2004. Hij veroverde twee keer een gouden medaille. In competitie kwam Fodor uit voor Szegedi Vasutas Sportegyesület, RN Florentia en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.

Tamás Kásás (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012, waarin hij drie gouden medailles hielp winnen. Tussendoor won hij met het Hongaars team de EK's van 1997 en 1999 en veroverde hij in 2003 goud op het WK. Hij was gegeerd als speler, achtereenvolgens speelde hij bij Ksi, Újpesti TE Budapest, C. N. Posillipo Napoli, Vasas Budapest en Pro Recco. Kásás werd vaak omschreven als de beste speler van zijn generatie. Zijn ongekende inzicht maakte hem tot een van de beste verdedigers. Tevens stond hij bekend om zijn sprongkracht en blokvermogen, zijn zeer accurate schoten en passes. Deze levende legende won tot nog toe alles wat er te winnen viel en genoot dan ook een sterrenstatus in Hongarije. Tijdens het EK van 1997 scoorde hij in de finale tegen Joegoslavië de beslissende treffer: 3-2. In juni 2010 kondigde hij zijn einde als als speler van de nationale ploeg, maar gelukkig voor de Hongaarse ploeg kon de bondscoach hem in 2012 overtuigen om mee te gaan naar de Spelen van Londen. Papa Zoltán Kásás (1946-) was er in 1972 bij toen de Hongaarse ploeg zilver won op de Spelen van München.

Zsolt Varga (1972-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Hij speelde in eigen land voor Budapesti Vasutas Sport Club, maar verkaste naar Mladost Zagreb, waarmee hij de Europa Cup won.

Péter Biros (1976-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In competitie kwam Biros uit voor NIS-Naftagas-Becsej en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.

Tamás Molnár (1975-) tekende present in 2000, 2004 en 2008. In 1998 werd hij uitgeroepen tot Hongaars Waterpolospeler van het jaar, nadat hij het jaar voordien in het nationale zevental debuteerde. In augustus 2004 won hij met Neptunes Emirates St. Julians de titel in de Malta Waterpolo Summer League. Hij won met het Hongaarse team ook de EK's van 1997 en 1999 en in 1998 de wereldtitel. In clubverband kwam hij uit voor NIS-Naftgas Becsej en Honvéd Budapest

Olympische selecties voor Barnabás Steinmetz (1975-) in 2000 en 2004. In 2004 op de Spelen van Athene speelde hij in het zevental samen met zijn broer Ádám Steinmetz (1980-). Hij kwam uit voor de Hongaarse teams Ferencváros Budapest (1993-1995, 1996-2000) en Szeged (1995-1996), waarna hij naar Italië trok om Posillipo Napoli te versterken (2000-2003). Daarna keerde hij terug naar Vasas SC Budapest (2003-2009), speelde nog een seizoen voor Ferencváros Budapest (2009-2010), maar sloot zijn loopbaan af bij Vasas SC Budapest

Zoltán Kósz (1967-) nam deel aan de Olympiades van 1988, 1996 en 2000. In 1993 werd de ziekte van Crohn vastgesteld, maar na een operatie herstelde hij van die ziekte en ging terug spelen. In clubverband kwam Kósz uit voor Vasas Sport Club en Ferencvárosi Torna Club. Zijn carrière werd ook door heel wat knieperikelen geremd.

Attila Vári (1976-) was in 2000 en 2004 olympisch actief. Nochtans startte hij in een heel andere discipline, de moderne vijfkamp, maar hij baalde van het looponderdeel. Zwemmen daarentegen deed hij graag en daarom waagde hij zich bij hem in de buurt aan een waterpolo training. Zijn bijnaam was Doki en in 1997 debuteerde hij in de nationale ploeg. Zijn ‘revert’ vanop tien meter tegen Rusland is waarschijnlijk het meest onverwachte en spectaculairste doelpunt ooit tijdens een Olympische finale. In clubverband speelde hij voor Vasas SC en Honvéd SE, beide uit Boedapest.

Olympische selecties voor Gergely Kiss (1977-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Op de Spelen van Athene 2004 was zijn prestatie in de finale tegen Servië-Montenegro doorslaggevend voor Hongaarse winst. In het tweede kwartje scoorde hij een hattrick, waarmee Hongarije op gelijke hoogte kwam. In het slotkwartje nette hij dan ook nog eens de beslissende treffer. Samen met Tamás Kásás (1976-) werd hij voor het Olympisch All-Star-Team gekozen. Zijn clubcarrière startte bij BVSC Budapest, daarna verkaste hij naar Tungsram en Kordax. Van 1997 tot 2001 speelde hij in Italië, eerst bij FTC Posilippo Napoli, daarna bij UTE Canottieri Napoli en Universo Bologna. In 2001 verhuisde hij dan weer naar Honvéd Domino Budapest, waarmee hij van 2002 tot 2006 ieder jaar Hongaars kampioen werd en daarna naar het Kroatische Kotor Primorac. In 1999 huwde hij de waterpolospeelster Anna Valkai (1977-) met wie hij twee dochters kreeg, Viki (2003-) en Patricia (2006-). Naast zijn sportieve bezigheden studeerde hij in 2005 af als advocaat aan de Universiteit van Boedapest. Algemeen werd ‘Geri’ beschouwd als de beste linkshandige speler ter wereld.

Tibor Benedek (1972-) won met Hongarije goud, zowel in Sydney als vier jaar later in Athene en nog eens vier jaar later in Beijing. In totaal werd hij voor vijf Spelen en 384 wedstrijden van het Hongaarse team geselecteerd. Van 1989 tot 1996 speelde hij voor het Hongaarse UTE, waarmee hij vier nationale titels, de Europese Beker en de Supercup binnenhaalde. Daarna versaste hij naar Assitalia Roma, waarmee hij de Italiaanse titel won. In 2001 volgde een transfer naar concurrent Pro Recco Genua, opnieuw goed voor de Italiaanse titel plus de Europese beker. In 2004 keerde hij terug naar eigen land, waar hij met Honved Domino het Hongaars kampioenschap won. Dat wat de wintermaanden betrof, want in de zomer speelde hij in Malta bij Sliema Asc en voor die ploeg scoorde hij vijftig treffers. Nochtans had zijn deelname in Sydney aan een zijden draadje gehangen. On augustus 1999 testte Benedek bij een dopingcontrole in Italië positief op Clostebol, waarvoor hij 15 maanden schorsing kreeg. Gelukkig voor hem verminderde het Arbitragehof deze straf in beroep tot acht maanden en kon hij in Sydney present geven.

Rusland: Aleksandr Yeryshov (1973-), Dmitry Dugin (1968-), Dmitry Gorshkov (1967-), Dmitry Stratan (1975-), Irek Zinnourov (1969-), Marat Zakirov (1973-), Nikolay Kozlov (1972-), Nikolay Maksimov (1972-), Revaz Chomakhidze (1973-), Roman Balashov (1979-), Sergey Garbuzov (1974-) en Yury Yatsev (1979-).


Irek Zinnourov (1969-) verdedigde de Russische kleuren op de Olympiades van 2000 en 2004. In Rusland speelde hij voor Lukoil Spartak Volgograd (1994-2004), waarmee hij vier keer het kampioenschap en zes keer de beker won. In 2004 transfereerde hij naar Synthese Kazan dat hem kapitein van de ploeg maakte. Met succes overigens, want in 2005 haalde Kazan de beker binnen, in 2007 werd het zevental niet alleen Russisch kampioen maar won het ook de Europese LEN Cup. In 2009 kondigde Zinnourov aan dat hij stopte met spelen. Hij werd directeur van het zwembad Orgsintez, vanaf 2010 vice-voorzitter van de Synthese Kazan waar hij in januari 2011 zelfs hoofdcoach van de ploeg werd.

Dmitry Gorshkov (1967-) tekende present op de Olympiades van 1992, 1996 2000 en 2004. In Sydney 2000 scoorde hij de winnende goal in de marathon halve finale tegen Spanje. Hij debuteerde bij Central Sport Klub VMF Moskvan maar het Italiaanse Pro Recco haalde hem binnen als top vedette

Nikolay Kozlov (1972-) werd voor de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Hij speelde zijn hele carrière voor Spartak Volgograd, waarvan hij na zijn spelerscarrière coach werd en met dat zevental won hij in 2009 de dubbel titel/beker.

Dmitri Dugin (1968-) werd in 1996 en 2000 opgeroepen voor de Spelen. Hij speelde voor Central Sport Klub VMF Moskou.

Sergei Garbuzov (1974-) nam deel aan de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Eerst kwam hij uit voor Central Sport Klub VMF Moskva, later verhuisde hij naar Firenze, maar hij keerde terug naar Rusland waar hij door Shturm 2002 Chekhov werd ingelijfd.

Nikolai Maksimov (1972-) verdedigde het Russische doel op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband hield hij de netten schoon van Dynamo Moskva (1990-1995 en 1997-2000), Mladost Zagreb (1996-1997), het Spaanse CN Sabadell (2000-2003), Lukoil Spartak Volgograd. (2003-2005) en Synthese Kazan (2005-). In 2012 werd hij opnieuw opgeroepen, dit keer voor Kazakstan.

Selecties voor Aleksandr Yeryshov (1973-) in 1996, 2000 en 2004. Met drie treffers was Yeryshov in 2000 topschutter in de finale tegen Hongarije. Eerst speelde hij voor thuisclub Dynamo Moskva, maar het Italiaanse C. N. Posillipo Napoli haalde hem binnen als profspeler. In 2001 werd hij met 21 treffers topschutter op het EK in Boedapest.


Roman Balashov (1977-) speelde de olympiades van 2000 en 2004 en was eerst aangesloten bij Dynamo Moskva, daarna bij Shturm 2002 Chekhov.
 

Bij het verliezende Rusland Revaz Tchomakhidze (1973-) in het water, die vier jaar later in Athene nog eens brons won. Zijn polodebuut maakte hij bij Dinamo Tbilisi waar hij van 1987 tot 1993 actief was. Daarna speelde de getalenteerde Rus tot 1997 bij het Italiaanse Rari Nantes Firenze. Dinamo Moskou trok hem toen aan de mouw, waardoor hij economie kon gaan studeren aan de Universiteit van Moskou. In 2000 trok hij terug richting Italië, maar zijn optreden voor Pro Recco Genua was niet fameus en dus van korte duur. Na amper één jaar verhuisde hij naar Mladost Zagreb, in de drie seizoenen die hij in Kroatië speelde veroverde hij met het zevental twee nationale titels. Na een kort verblijf bij het Russische Sturm 2002 Tchechow, speelde hij opnieuw voor de Italiaanse topclub Pro Recco Genua.
 

Marat Zakirov (1973-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Op clubniveau kwam hij uit voor het Russische Dynamo Moskva, waarna het Italiaanse Rari Nantes Camogli hem binnenhaalde.

Dmitri Stratan (1975-) verdedigde in 1996 de kleuren van Oekraïne, in 2000 en 2004 die van Rusland. In competitie kwam hij uit voor Spartak Volgograd en Shturm 2002 Chekhov.

Servië-Montenegro: Aleksandar Šapic (1978-), Aleksandar Šoštar (1964-), Aleksandar Ciric (1977-), Danilo Ikodinovic (1976-), Dejan Savic (1975-), Jugoslav Vasovic (1974-), Nenad Vukanic (1974-), Nikola Kuljaca (1974-), Petar Trbojevic (1973-), Predrag Zimonjic (1970-), Veljko Uskokovic (1971-), Viktor Jelenic (1970-) en Vlada Vujasinovic (1973-).


Aleksandar Ciric (1977-) betwistte met Servië/Montenegro de Spelen van 2000 en 2004, met Servië die van 2008. Hij kwam uit voor heel wat clubs: in eigen land voor Crvena Zvezda Jupeks (-1994), Becej Naftagas (1994-2001), in Italië voor AN Brescia (2001-2007), daarna de overstap naar PVK Budvanska Rivijera uit Montenegro (2007-2010), een kort verblijf bij het Spaanse Barceloneta (2010-2012) en uitbollen bij het Servische VK Radnicki Kragujevac (2012-)
 

Danilo “Daca” Ikodinovic (1976-) werd voor de Spelen van 2000 en 2004 geselecteerd. Hij werd vereerd met een gouden badge als beste atleet van Servië-Montenegro. Als clubspeler was hij in heel wat landen actie: in Italië bij Leonessa Brescia en Pro Recco, in eigen land bij VK Partizan Belgrado, daarna bij het Russische Sintez Kazan, waarmee hij kampioen speelde en de LEN Cup won (2007) en tenslotte keerde hij in 2008 terug naar Montenegro bij PVK Jadran. Hij speelde 304 wedstrijden voor het Servische zevental en scoorde daarin 299 treffers. Nochtans was hij naast het bad niet onbesproken. In 2000 huwde hij zijn jeugdvriendin Anja, die hem een dochter Andrea schonk, maar in 2003 scheidde het koppel.
 

In 2004 werd hij enkele maanden gezien aan de zijde van de professionele karateka Snežana Peric (1980-), die het ook niet slecht deed als fotomodel. De relatie was trouwens voorpagina-nieuws in heel wat Servische tabloids en lifestyle magazines.
 

Maar ook die relatie was geen lang leven beschoren, want datzelfde jaar koos hij voor de Servische popzangeres Nataša Bekvalac (1980-), waarmee hij in 2006 huwde. Dat jaar verscheen hij zelfs op de catwalk voor een defile van de onderbroekenfabrikant ExtremeIntimo. Uit het huwelijk werd in 2007 een dochter Hana geboren, net op het ogenblik dat Danilo het WK in Melbourne betwistte. De twee gingen in januari 2011 uit elkaar.

Op vrijdag 27 juni 2008 was Ikodinovic betrokken bij een verkeersongeval, toen hij op zijn Yamaha R1 werd aangereden. Hij werd overgebracht naar de intensieve zorgen van Novi Sad, waar hij onmiddellijk onder het mes moest, een operatie die liefst acht uur duurde. Zijn toestand werd gestabiliseerd, maar bleef kritiek. De zwaarste letsels waren die aan de rechterarm met ernstig gescheurde bloedvaten en zenuwen. Daags nadien lag hij opnieuw op de operatietafel voor vasculaire chirurgie van zijn arm, waardoor zijn toestand verbeterde. Onderzoek na het ongeval wees uit dat Ikodinovic gecrasht was tegen een snelheid van 173 km/uur en met een alcoholgehalte van meer dan 2 promille in het bloed. Hierop werd hij tot acht maanden rijverbod veroordeeld en een boete van 760 Euro. Voor de schadevergoeding aan het andere slachtoffer moest hij nog eens zesduizend Euro afdokken.
 

Aleksandar Šoštar (1964-) hield de Joegoslavische netten zuiver op de Spelen van 1988, in 1996 en 2000 deed hij dat voor het zevental van Servië-Montenegro. Hij verdedigde ook het doel van Partizan Beograd en VK Bečej. In 2001 werd hij in Joegoslavië tot sportman van het jaar verkozen. Hij werd voorzitter van Vaterpolo klub Partizan Raiffeisen Belgrado, maar ook voorzitter van de Nationale Sportbond van Servië.
 

Petar Trbojevic (1973-) verdedigde de kleuren van Servië-Montenegro in 1996, 2000 en 2004. In clubverband kwam hij uit voor de Spaanse kampioenenploeg CN Atlètic-Barceloneta.
 

Predrag Zimonjic (1970-) vertegenwoordigde Servië-Montenegro op de Spelen van 1996 en 2000. In clubverband speelde hij bij VK Becej.
 

.Aleksandar {Aca) Šapic (1978-) kwam op de Spelen van 1996, 2000 en 2004 uit voor Servië-Montenegro, in 2008 verdedigde hij de kleuren van Servië. Hij eindigde met het Servische team tweemaal derde en eenmaal tweede. Šapic speelde professioneel waterpolo bij het Italiaanse Savona. In totaal betwistte hij 377 interlands en scoorde hij 953 doelpunten. Šapic begon op 8-jarige leeftijd met waterpolo en doorliep de jeugdteams van Red Star Belgrado. In 1992 verkaste hij naar VK Partizan Belgrado, waar hij op 13-jarige leeftijd debuteerde in de eerste ploeg. Anderhalf jaar later verhuisde hij naar Crvena Zvezda en werd hij voor het eerst opgeroepen voor het nationale zevental. Vanaf 1995 speelde hij zeven seizoenen voor VK Becej, waarmee hij zes Joegoslavische titels en evenveel Joegoslavische bekers veroverde. In 2000 haalde hij met dat team ook de Europabeker voor landskampioenen binnen, wat zeker te danken was aan zijn vijf treffers in de finale tegen VK Mladost Zagreb. Met 39 doelpunten werd hij ook topschutter van die competitie. In 2001 trok Šapic naar het Italiaanse Camogli en drie jaar later koos hij voor Savona, dat hij in zijn eerste seizoen naar de Italiaanse titel leidde. In mei 2006 transfereerde hij naar het Russische Shturm 2002 Chekhov. Vanaf 1995 was Šapic elf seizoenen lang topscorer van alle competities waarin hij speelde.
 

In 1996 en 2000 werd Veljko Uskokovic (1971-) voor het zevental van Servië-Montenegro opgeroepen, in 2008 voor Montenegro. In clubverband won hij met VK Becej het EK voor landskampioenen, werd hij met VK Becej en PVK Budvanska rivijera Budva viermaal kampioen van Joegoslavië en haalde hij met die ploegen ook vier keer de nationale beker binnen. Voor de nationale ploeg speelde hij meer dan driehonderd wedstrijden en scoorde hij meer dan vierhonderd treffers. Op het EK van 1991 in Athene en dat van 2001 in Boedapest haalde hij goud met Joegoslavië, zilver in Sevilla 1997 en brons op de Olympische Spelen van Sydney 2000, hetzelfde eremetaal op het WK 1998 in Perth en dat van 2001 in Fukuoka, goud op de Universiade van Fukuoka 1995 en goud op de Mediterrane Spelen van 1997 in het Italiaanse Bari. Hij werd uitverkoren om mee te spelen in de World's Best Water Polo Team van 2000 en 2001.
 

Dejan Savic (1975-) maakte deel uit van de Olympische ploeg van Servië-Montenegro in 1996, 2000 en 2004, in 2008 kwam hij uit voor Servië. Hij speelde achtereenvolgens bij Partizan Beograd (1989-1998), de Spaanse toppers CN Barcelona (1998-2000) en Barceloneta (2000-2001),de Italiaanse ploegen RN Florentia (2001-2003) en Pro Recco (2003-2005), het Russische Sintez Kazan en in eigen land voor VK Crvena Zvezda (2010-2011). Een en ander maakte dat hij een schitterend palmares kon voorleggen: met VK Partizan Belgrado de nationale titel in 1995, zes Joegoslavische bekers, de LEN Cup van 1998 en de Super Cup van 1991. Bij CN Barcelona de Spaanse beker in 1999 en met CN Atlètic-Barceloneta de Spaanse titel, de beker en de Super Cup in 2001. Bij Rari Nantes Fiorentina de LEN Cup van 2001 en met Pro Recco de Europese Super Cup van 2004. De Russische titel van 2007 met Sintez Kazan, de beker van 2005 en 2010 plus de LEN Cup van 2010. Eind 2011 kondigde hij zijn afscheid als speler aan, nadat hij 444 interlands had gespeeld, waarin hij 405 goals scoorde.
 

Viktor Jelenic (1970-) vertegenwoordigde Servië-Montenegro op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband kwam deze reus van 2m03 uit voor het Italiaanse R.N. Savona (1993-1995, 1998-2000, 2004-2006) waarmee hij in 2005 Italiaans kampioen werd en ook de Europabeker binnenhaalde. Voordien had hij met Stella Rossa (1985-1993) het kampioenschap van Servië-Montenegro gewonnen in 1992 en 1993 en met Becej (200-2001) lukte hij de dubbel kampioen/beker. Hij keerde terug naar Italië, waar hij voor Camogli (2001-2003) uitkwam en nadien voor Pescara (2003-2004), Bogliasco (2006-2008) en Latina (2008-2009).
 

Vladimir Vujasinovic (1973-) speelde de Olympiades van 1996, 2000 en 2004 voor Servië-Montenegro, voor Servië die van 2008. In clubverband koos hij voor het Kroatische Primorje Rijeka (1990-1991), het Servische Red Star Belgrado (1991-1994), het Spaanse Barcelona (1994-1997), het Servische VK Partizan Belgrado (1997-1998), het Italiaanse A.S. Roma Pallanuoto (1998-2001), het Italiaanse Pro Recco (2001-2008) en het Braziliaanse Fluminense (2009-). In de zomercompetitie van 2007 hielp hij Neptunes WPSC in de eerste Maltese liga handhaven. Vujasinovic won in 2007 en 2008 met Pro Recco de Europabeker voor landskampioenen en met VK Partizan die van 2009. In 2010 keerde hij terug naar Malta waar hij met Neptunes Emirates St. Julians kampioen speelde. Vujasinovic wordt door velen de beste speler ter wereld genoemd.

Spanje: Daniel Ballart (1973-), Angel Andreo (1972-), Manuel Estiarte (1961-), Pedro García (1968-), Salvador Gómez (1968-), Gabriel Hernández (1975-), Gustavo Marcos (1972-), Daniel Moro (1973-), Iván Moro (1974-), Sergio Pedrerol (1969-), Jesús Miguel Rollán (1968-2006), Javier Sánchez (1975-) en  Jordi Sans (1965-).

Ángel Andreo (1972-) speelde de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008, maar versleet in eigen land ook heel wat clubs: Club Encinas de Boadilla (-1991), Club Natació Barcelona (1991-1992), Club Natación Ondarreta Alcorcón (1992-1993), Real Canoe Natación Club (1993-1994), Club Natació Montjuïc (1994-1997), Club Natació Atlètic Barceloneta (1997-2005), Waterpolo Pla-Za Zaragoza (2005-2008), Club Natació Sant Andreu (2008-2010) en Club Natació Catalunya (2010-). In totaal haalde hij twee Spaanse titels (2001 en 2003), drie bekers (1999, 2001 en 2004) en drie Spaanse Super Cups (2001, 2003 en 2004).


Daniel Ballart (1973-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, vier jaar later veroverde hij Olympisch goud in Altanta. In de clubverband kwam Ballart uit voor vijf Spaanse ploegen: Club Natació Montjuïc (-1991), Club Esportiu Mediterrani (1991-1994), Club Natació Barcelona (1994-1996), Club Natació Sabadell (1996-2007) en Club Esportiu Mediterrani Barcelona (2007-). In 1995 en 1996 vierde hij de Spaanse titel, in 1992, 1995, 1996 en 2004 de nationale beker en in 2002 en 2005 was hij mee aan het feest voor de Spaanse Super Cup.


Goalie Jesús Rollán (1968-2006) nam deel aan de Olympiades van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In clubverband speelde hij voor Club Natación San Blas, Club Natación Vallehermoso, Club Natació Catalunya, de Italiaanse kampioen Pro Recco en F.C. I.E.S. Molí Del Sol. Hij was goed bevriend met prinses Cristina van Spanje (1965-), die hij in contact bracht met haar toekomstige man Inaki Urdangarin (1968-), de Spaanse handbal international. Samen met zijn team won hij goud tijdens de Spelen in Atlanta, maar won hij ook het WK van 1998 en dat van 2000. Met CN Catalunya won hij zeven Spaanse titels, evenveel Spaanse bekers en in 1995 de Europa Cup. Daaraan voegde hij een tweede Europa Cup toe, toen hij in 2003 bij het Italiaanse Pro Recco speelde. Na de Spelen van 2004 trok Rollán zich terug uit de actieve sport en belandde hij in een depressie. Rollán overleed na een val van een balkon in een revalidatiecentrum vlakbij Barcelona, waar hij in behandeling was voor zijn depressie. Waarschijnlijk pleegde hij zelfmoord


Er bestaan uiteraard de nodige discussies over wie de titel 'beste speler ter wereld' verdient, feit is dat Manuel Estiarte (1961-) een schitterende speler was. In totaal kwam hij in een periode van 22 jaar 578 keer uit voor de nationale ploeg. Los Angeles was zijn debuut, in Barcelona veroverde hij met zijn zevental het zilver en vier jaar later in Atlanta zelfs goud. Estiarte is de enige waterpolospeler die aan zes Olympische Spelen deelnam. Zijn laatste optreden, op 38-jarige leeftijd was in 2000 in Sydney en met een totaal van 125 doelpunten is hij de topscorer tijdens Olympische Spelen. Tijdens zijn gloriejaren woog de 1m72 grote Spanjaard slechts 62 kg. In clubverband speelde hij voor CN Barcelona, CUS d'Annunzio Pescara, CN Catalunya Barcelona en CN Atlètic-Barceloneta.

Iván Moro Fernández (1974-) werd door de Spaanse coach in 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Hij was er ook bij toe de Spanjaarden wereldkampioen warden in Perth 198 en Fukuoka 2001. Samen met zijn broers Daniel en Oscar begon hij in eigen land bij thuisclub Club Natación Ondaretta (1983-1993). Samen met Daniel verhuisde hij later naar Club Natation Barcelona (1993-1996), waarmee hij in 1995 de Europabeker voor landskampioenen won. Met dat zevental kroonde hij zich vijf maal tot Spaans kampioen en won hij driemaal de beker en een keer de Supercup. Hij bleef actief in eigen land en kwam vervolgens uit voor Real Canoe Natación Club (1996-2001), Club Natació Atlètic-Barceloneta (2001-2005) maar keerde terug naar Club Natación Ondarreta (2005-). Vijf Spaanse titels, drie nationale bekers en een nationale Super Cup, maar daar bovenop een Europese LEN Cup (1995) pronketen in de trofeeënkast. In 2006 werd hij tot General Manager van de Sportfederatie van de stad Alcorcón benoemd  en werd het lokale zwembad ook naar hem genoemd. Alcorcón ligt 13 km ten zuiden van Madrid en telt 169.000 inwoners. Broer Daniel Moro Fernández (1973-) vertegenwoordigde Spanje op de Olympiades van 2000 en 2004.

Jordi Sans (1965-) nam deel aan de Olympiades van 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Daarmee was hij samen met de Griek Georgios Mavrotas (1967-), de Brit Paul Radmilovic (1886-1968), de Braziliaan João Gonçalves Filho (1934-2010), de Hongaar Dezso Gyarmati (1927-2013), de Italiaan Gianni De Magistris (1950-) en ploegmaats Manuel Estiarte (1961-) en Salvador Gomez (1968-) de zevende waterpolospeler die daarin ooit slaagde. Jordi Sans Juan speelde liefst twintig jaar voor het nationale team, goed voor 483 wedstrijden en vijf Olympische Spelen. Later werd hij directeur van Unió de Federacions Esportives de Catalunya. Zijn broer Juan (1952-) verdedigde de Spaanse kleuren in 1972 op de Olympiade van München.
 


Sergio Pedrerol (1969-) verdiende Olympische selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, vier jaar later veroverde hij Olympisch goud in Atlanta. In clubverband kwam Pedrerol uit voor Club Natació Molins de Reii, Club Natació Catalunya en Club Natació Sabadell, wat hem in 1995 een Europese Beker voor landskampioenen opleverde, in 1992 een Europese Beker voor bekerhouders, twee Europese Super Cups (1992 en 1995) zeven nationale landstitels en evenveel Spaanse bekers.
 


Salvador Gómez (1968-) werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitieverband speelde Gómez uitsluitend in Spanje, wel bij zeven verschillende clubs: Club Natació Montjuïc, Club Natación Ondarreta Alcorcón, Club Natació Atlètic Barceloneta, Waterpolo Aguas de Valencia, Waterpolo Pla-Za Zaragoza, Club Natación Martiánez en Real Canoe Natación Club. Hij debuteerde in de nationale ploeg op het EK 1987 in Straatburg en won in Perth 1998 en Fukuoka 2000 de Wereldtitel. In zijn prijzenkast pronken zeven Spaanse titels, evenveel bekers en een Europese LEN Cup.
 


Pedro García (1968-) werd door de Spaanse bondscoach in 1988, 1992, 1996 en 2000 geselecteerd. In zijn jeugd had hij van de verboden snoepjes en de alcohol geproefd en daarover schreef hij in 2008 het boek ‘Mañana lo dejo’ (Morgens stop ik) waarin hij het verhaal doet van zijn afkicken. Hij presenteerde  bij de Spaanse TV-zender Cuatro de programma's ‘Big Brother’ en ‘El Campamento’.  In dat laatste programma leert hij coaching technieken aan om conflictsituaties tussen ouders en kinderen te helpen oplossen. Hij startte op 12-jarige leeftijd met waterpolo op school in Madrid. In 1986 verhuisde hij naar Barcelona samen met zijn beste vriend Jesus Rollan (1968-2006), waar ze aansloten bij Swimming Club Catalunya. In Barcelona leefde hij zonder de minste controle in een residentie, hij stortte zich in het uitgangsleven en vulde hij zijn nachten met alcohol en drugs. Hij beterde echter zijn leven en in 2001 werd hij tot beste speler van de Spaanse liga verkozen. In totaal werd hij 565 keer opgeroepen voor net nationale zevental. Buiten zijn TV-werk was hij ook actief als therapeut in het revalidatiecentrum waar hij afkickte. Hij speelde bij de Spaanse clubs Club Natación San Blas, Club Natación La Latina, Club Natació Catalunya, Club Natació Barcelona en Club Natació Terrasa.
 

Gabriel ("Gabi") Hernández (1975-) kreeg een selectie in de bus voor de Spelen van 2000 en 2004. Zijn grootste moment met de nationale ploeg was in 2001 toen hij tijdens de finale van het WK drie van de vier Spaanse treffers scoorde. Het leverde hem de titel van beste speler van het tornooi op. De bitterste herinnering dateerde van 1996 toen hij niet geselecteerd werd voor de Spelen van Atlanta, waar Spanje goud haalde. Hij trad aan voor een hele rits clubs, zijn professioneel leven had daar wel wat mee te maken: Unio Esportiva d'Horta, Club Natació Sabadell, Club Natació Catalunya, Club Natació Barcelona, Real Canoe Natación Club Madrid, het Italiaanse Pallanuoto Pescara, Club Natació Atlètic Barceloneta, Spandau 04 Berlin, Plaza Zaragoza, Khobar in Saudi Arabia en zo verzeilde hij zelfs in Brussel, waar hij enkele wedstrijden met Calypso speelde. Zijn prijzenkast puilde dan ook uit van de trofeeën: acht Spaanse titels (1994, 1995, 1996, 1999, 2000, 2003, 2006 en 2008), vijf Spaanse bekers (1994, 1995, 1996, 2004 en 2006), een Spaanse Super Cup (2003), een Duitse titel en beker (2005) en een Europese LEN Cup (1995).
 

Gustavo Marcos (1972-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. In clubverband sleet hij liefst zeven Spaanse teams: Club Natació Sant Feliu, Club Natació Barcelona, Club Natació Sabadell, Club Natació Atlètic Barceloneta, Unió Esportiva Horta, Club Esportiu Mediterrani en Club Natació Catalunya.
 

Javier Sánchez (1975-) was present op de Olympiades van 2000 en 2004, hij kwam uit voor CN Atlètic-Barceloneta.

Italië: Alberto Angelini (1974-), Alberto Ghibellini (1973-), Marco Gerini (1971-), Alessandro Calcaterra (1975-), Amedeo Pomilio (1967-), Antonio Vittorioso (1973-), Carlo Silipo (1971-), Fabio Bencivenga (1976-), Francesco Attolico (1963-), Francesco Postiglione (1972-), Leonardo Binchi (1975-), Leonardo Sottani (1973-), Roberto Calcaterra (1972-) en Stefano Tempesti (1979-).

Francesco Attolico (1963-) lag meer dan vierhonderd wedstrijden in het Italiaanse doel. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Na het goud van Barcelona, won hij vier jaar later brons op de Spelen van Atlanta. In 1994 was hij met Italië in eigen land wereldkampioen geworden en in 1993 en 1995 Europees kampioen . Hij haalde met Pescara de Italiaanse titel van 1997 en 1998, waarna hij naar Posillipo verhuisde waarmee hij in 2001 kampioen speelde en op het eind van dat seizoen zijn sportcarrière stopte. De Italiaanse bond duidde hem daarop aan als coach van de doelverdedigers.


Fabio Bencivenga (1976-) speelde voor Italië de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008. De  bijnaam van de 2m02 grote Bencivenga was il Drago di Curti, de draak van Curti. Van 2003 tot 2008 was C. N. Posillipo Napoli zijn thuishaven, daarna speelde hij een seizoen voor Pro Recco en van 2009 tot 2012 verdedigde hij de kleuren van Aquachiara.

 

Alberto Angelini (1974-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In clubverband won hij acht nationale titels, twee met Rare Nantes Savona, eentje met Ina Assitalia Rome en vijf met Pro Recco. Dat maakt dat hij samen met Massimiliano Ferretti (1966-) en Ferdinando Gandolfi (1967-) de enige Italiaan was die kampioen werd bij drie verschillende clubs. Hij won ook zeven Italiaanse bekers, drie Europa cups, een UEFA Super Cup en drie Europese bekers. Van 1991 tot 2008 speelde hij voor zijn nationaal zevental, wat hem 416 selecties opleverde. Hij won ook zilver op het WK 2003 in Barcelona, goud op het EK in Wenen 1995, zilver op die van Boedapest 2001 en brons in Firenze 1999. Met het Italiaanse team eindigde hij tweede op de Wereldbekers van 1995 in Atlanta en 1999 in Sydney, eveneens tweede op het Wereldkampioenschap 2003 in New York en in 1993 had hij zich al met de Italiaanse junioren tot wereldkampioen gekroond. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Pro Recco en RN Savona.

Alessandro Calcaterra (1975-) vertegenwoordigde Italië op de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In totaal werd hij vierhonderd keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Zijn broer Roberto (1972-) werd voor de Spelen geselecteerd werd. Met Pescara won hij de Italiaanse titels in 1996 en 1997 en de Italiaanse beker in 1996. Daarna versaste hij naar Pro Recco, waar hij vijf titels verzamelde. In 2011 keerde hij terug naar Italië, meer bepaald Circolo Nautico Posillipo, nadat hij zes jaar in het Latijns-Amerikaans waterpolo had gespeeld.

Roberto Calcaterra (1972-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In eigen land speelde hij achtereenvolgens voor Leonessa, Brescia, d'Annunzio, Pescara en Rari Nantes Firenze.

Alberto Ghibellini (1973-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1996 en 2000. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Rari Nantes Athena Savona

Francesco Postiglione (1972-) verdiende selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. Nochtans maakte hij zijn Olympisch debuut op de 200m schoolslag, waarin hij in 1992 als 16de finishte. Die selectie had hij te danken aan zijn vijf Italiaanse titels op dat nummer. Vier jaar later hielp hij de Italiaanse waterpoloploeg aan het brons in Atlanta. Hij kwam uit voor Circolo Nautico Posillipo Napoli. Met die club won hij drie nationale titels, drie Europese landstitels, een Europa Cup voor bekerwinnaars en twee Super Cups. Hij werd 409 maal opgeroepen voor het nationale team. Op 2 april 2008, enkele maanden voor de Spelen van Beijing stopte hij zijn sportcarrière na een angioplastie als gevolg van een coronaire stenose. Beroepshalve was hij advocaat in Napels en maakt hij deel uit van de Italiaanse technische waterpolocommissie.

De 1m97 grote aanvaller Leonardo Sottani (1973-) was van 2003 tot 2005 aangesloten bij Bissolati Cremona. Daarna verhuisde hij twee seizoenen naar Pro Recco, dat hem in 2007 naar Bissolati Cremona versaste. Tenslotte belandde hij in 2008 bij Rari Nantes Florentia, waar hij zijn carrière afsloot. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000 en 2008.

Amedeo Pomilio (1967-) won een in 1996 de bronzen medaille op de Olympische Spelen van Atlanta en in 1992 goud op die van Barcelona. De Italiaanse bondscoach riep hem ook op voor de Spelen van 2000 in Sydney. In clubverband speelde hij voor CUS d'Annunzio Pescara.

Carlo Silipo (1971-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. De 1m98 grote kapitein van het Italiaanse zevental speelde eerst voor Canottieri Napoli (1989-1993), daarna in dezelfde stad voor Club Nautico Posillipo (1993-2006). Hij was een keihard verdediger die ook de rol van spelverdeler naar zich toehaalde en steevast speelde met het nummer 12. Hij haalde zeven Italiaanse titels en een Italiaanse beker, drie EK's voor clubkampioenen, een Europese LEN Cup en een Europese Super Cup.

Leonardo Binchi (1975-) veroverde een Olympisch ticket voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Opgeleid door Rari Nantes Florentia, verhuisde hij in 2004 naar toenmalig Italiaanse kampioen Leonessa Brescia. Binche was aanwezig bij het zilver van FINA Cup 1999 in Sydney, de Mediterrane Spelen van 2001 in Tunis en van 2006 in Almería en op het brons op het EK van 1999 in Firenze.

De 2m05 grote doelverdediger Stefano Tempesti (1979-) startte zijn sportcarrière in thuishaven Futura Prato, alvorens hij naar Rari Nantes Florentina verhuisde. In 2003 koos hij voor Pro Recco. Met Fiorentina won hij in 2001 de LEN Cup, met Pro Recco vier opeenvolgende Italiaanse titels en drie LEN bekers (2007, 2008 en 2010). In 1999 werd hij voor het eerst voor het Italiaanse zevental opgeroepen en op het WK 2011 in Shanghai hielp hij niet alleen goud winnen, maar werd hij ook uitgeroepen tot beste doelverdediger van het tornooi, een bekroning die hij ook al in 1999 in Rome had verdiend. Hij werd door de Italiaanse selectieheer gekozen voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012.

Verenigde Staten: Brad Schumacher (1974-), Chi Kredell (1971-), Chris Humbert (1969-), Chris Oeding (1971-), Dan Hackett (1970-), Gavin Arroyo (1972-), Kyle Kopp (1966-), Robert Lynn (1967-), Ryan Bailey (1976-), Sean Kern (1978-), Sean Nolan (1972-), Tony Azevedo (1981-) en Wolf Wigo (1973-).


Brad Schumacher (1974-) haalde twee Olympische selecties. Voor hij in het waterpoloteam belandde had hij in 1996 met de Amerikaanse estafetteploeg de 4 x 100 en de 4 x 200m vrije slag gewonnen. Nu in Sydney werd hij voor de waterpoloploeg geselecteerd. Hij studeerde af aan de University of the Pacific in Stockton, Californië en werd later hoofdcoach van het waterpoloteam van SET in Zuid-Californië.

 

Ryan Bailey (1975-) werd uitverkoren voor de Amerikaanse waterpolploeg op de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. In Beijing haalden de Yankees zilver, dank zij zes doelpunten van Bailey. Tijdens het WK van 2001 scoorde hij in de slotseconde de winnende treffer tegen Kroatië, waardoor de Verenigde Staten het goud kregen. Hij trok als profspeler naar Europa en speelde achtereenvolgens voor het Kroatische JUG Dubrovnik (2003-2004), Dynamo Moscow (2004-2005); het Kroatische Jadran Split (2005-2006), het Griekse Panionios (2006-2007) en het Servische Partizan Belgrado (2007-2008).

 

Gavin Arroyo (1972-) werd verkozen voor de Spelen van 1996 en 2000, in clubverband was hij actief bij California Golden Bears, Berkeley. waarmee hij in 1990, 1991 en 1992 NCAA kampioen werd. In 1994 en 1998 won hij met de Verenigde Staten het WK, in 1997 de FINA-cup en in 1995 en 1997 de Pan-Amerikaanse Spelen. Hij werd binnengehaald door de Griekse ploegen Vouliagmeni, Glyfada  en Olympiakos. Met die laatste won hij in 1998 het Grieks kampioenschap. Maar ook de Spaanse ploegen CN Barcelona en CN Barceloneta haalden hem binnen de rangen. In 2006 volgde hij Tony Azevedo (1981-) op als coach van de Long Beach State University. Hij verdiende 117 nationale selecties

Dan Hackett (1970-) was goalie in 1996 en 2000, hij begon op 13-jarige leeftijd als veldspeler. Zijn jeugddroom was nochtans om baseball te spelen bij de New York Yankees, maar daarvoor was hij net niet goed genoeg. Zijn  lange armen, zijn grote reikwijdte en zijn snelle handen zorgden al vlug voor een goede keeper. In oktober 1995 onderging hij een zware rugoperatie, maar dank zij gedreven doorzetten kwam hij terug in de Amerikaanse ploeg. Zijn hoogtepunt met het nationale team was de winst op Hongarije voor het goud tijdens de Universiade van 1993 World. Ook hij werd aangetrokken door Europese topclubs, maar beëindigde zijn loopbaan bij de New York Athletic Club. Hij is ook auteur van een instructie-handleiding voor keepers.

De 2 meter lange Kyle Kopp (1966-) werd gekozen voor de Spelen van 1996 en 2000. In 2010 werd hij als hoofdcoach van het National Youth Team van de Amerikaanse vrouwen binnengehaald. Oorspronkelijk speelde Kopp basketbal, maar toen hij met zwemmen startte, ontwikkelde hij meteen ook vaardigheden in het waterpolo. Na amper drie seizoenen, werd hij al voor de Olympische Spelen geselecteerd. Hij was vooral bekend omwille van zijn agressieve spelstijl. Van 2001 tot 2008 was hij assistent coach van de Amerikaanse vrouwenploeg, die zilver haalde op de Spelen van 2004 en 2008.

Chris Oeding (1971-) was aanwezig op de Olympiades van 1996 en 2000. In clubverband speelde hij voor California Golden Bears Berkeley. Door een gebroken hand miste hij de World Cup 1995. Oeding haalde in 1994 een bachelor Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Californië.

Chris Humbert (1969-) was erbij op de Spelen van 1992, 1996 en 2000 en ook hij speelde voor California Golden Bears. Op de middelbare school blonk hij uit in waterpolo, basketbal en zwemmen. Hij beëindigde een bachelor in geschiedenis. Hij gaf waterpolo clinics voor kinderen en deed een gastoptreden in 'Baywatch' en MTV plus maakte hij op TV reclame voor Bell South.

Wolf Wigo (1973-) was olympisch actief in 1996, 2000 en 2004. In clubverband speelde hij bij NYAC New York. Op de Spelen van Sydney 2000 potte hij zestien doelpunten en werd daarmee topschutter van de Amerikanen. Wolf speelde ook voor het Griekse Ethnikos Piraeus Athene waar hij een heuse vedette was. In 2006 scoorde hij drie treffers tijdens de finale van het Amerikaanse kampioenschap, het leverde New York AC een tweede opeenvolgende titel op. Wigo was assistent coach van Stanford in 1996, en in 2001 opnieuw. Hij coachte ook twee jaar de Saddleback El Toro Water Polo Club, in april 2005 kreeg hij het roer in handen bij de mannenploeg van UC Santa Barbara Tijdens de Spelen van 2008 in Beijing was hij analist voor het waterpolo bij de Amerikaanse zender NBC.

Eerste Olympisch optreden van de 18-jarige, in Brazilië geboren, Anthony Lawrence Azevedo (1981-). 'The Savior', zoals hij door zijn vrienden genoemd werd, wordt beschouwd als beste Amerikaanse waterpolospeler. Hij was amper één maand oud, toen zijn ouders van Brazilië naar Californië verhuisden. Zijn leven had nochtans aan een zijden draadje gehangen, op 4-jarige leeftijd viel hij zwaar waardoor zijn trachea en oesofagus zwaar beschadigd werden. Tijdens de aaropvolgende operatie stond zijn hart vier minuetn stil, maar de artsen slaagden erin hem terug tot leven te wekken. Tijdens zijn studies aan de Wilson Classical High School van Long Beach in Californië won zijn waterpoloteam vier jaar achtereenvolgens het interscolair kampioenschap van Californië en werd hij ook vier jaar uitgeroepen tot Most Valued Player. In één seizoen nette hij liefst 68 korven. Daarna ging hij naar de Stanford University en met dat zevental won hij in 2001 en 2002 het NCAA kampioenschap. Ook hier werd hij topscorer met 95 treffers, of gemiddels 3,4 per wedstrijd. In totaal scoorde hij 332 treffers in de vier jaar op Stanford. Hij werd voor het Olympisch team geslecteerd in 2000, 2004 en 2008. In Athene 2004 scoorde hij vijftien keer, waarmee hij tweede op de lijst van topscorers werd. Nadat hij in 2004 afstudeerde trok hij als beroepsspeler naar het Italiaanse Bissilati Cremona, de wedde die hij binnenreef plaatste hem bij de tien best betaalde spelers in de sport. Tijdens zijn derde seizoen bij de Italianen trof hij 63 keer raak, een gemiddelde van 2,62 per wedstrijd. Tijdens de openingswedstrijd van de Olympische Spelen 2008 in Beijing scoorde Azevedo 5 treffers, waardoor de Amerikanen met 8-4 wonnen van gatsland China. Van 2008 tot 2010 speelde de Amerikaan voor VK Jug Dubrovnik, waarna hij naar VK Primorac Kotor in Montenegro verhuisde. De Azevedo familie is een heuse waterpoloclan. Vader Ricardo speelde voor het Braziliaanse zevental en was de coach van zu-ijn zoon tijdens diens schooljaren. Azevedo senior was ook hoofdcoach van het Amerikaanse team en van de Long Beach Statet University. Tony’s zuster Cassie speelt ook als prof in Italië. In de Verenigde Staten kwam Tony Azvedo uit voor de ploegen van Shore Aquatics Long Beach en NYAC New York.

Kroatië: Alen Boškovic (1971-), Dubravko Šimenc (1966-), Elvis Fatovic (1971-), Frano Vican (1976-), Igor Hinic (1975-), Ivo Ivaniš (1976-), Mile Smodlaka (1976-), Ognjen Kržic (1969-), Ratko Štritof (1972-), Samir Barac (1973-), Siniša Školnekovic (1968-), Višeslav Saric (1977-) en Vjekoslav Kobešcak (1974-).


Vjekoslav Kobešcak (1974-) werd door de Kroatische coach opgeroepen voor de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In februari 2000 werd hij tot een jaar gevangenis veroordeeld en mocht hij 4,5 jaar geen moto meer besturen omdat hij in 1993 zijn landgenote Marijana Matašin had dood gereden. Mdalost Zagreb was zijn thuishaven
 


Dubravko Šimenc (1966-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1988, 1996, 2000 en 2004. Zijn vader Zlatko (1938-) won zilver met de Joegoslavische waterpoloploeg in Tokio 1964, en schopte het later tot Professor aan de Faculteit Kinesiologie. Šimenc's moeder speelde volleybal. Hij zelf startte in 1975 met water polo en won zilver op het EK 1985. Met Mladost Zagreb haalde hij de Wereldtitel in Madrid. Hij was fel gegeerd als speler en versleet een hele reeks ploegen. Van 1975 tot 1992 speelde hij voor Mladost Zagreb, daarna een seizoen voor Jadran Spalato. Tijd om naar Italië te vertrekken moet hij toen gedacht hebben, want achtereenvolgens was hij lid van Volturno (1992-1993), Simply Pescara (1993-1994), Como (1994-1995) en opnieuw Simply Pescara (1995-1996). Daarna ging de reis heen en weer: POŠK (1996-1998), Mladost  Zagreb (1998-2000), Savona (2000-2002), Mladost Zagreb (2002-2003), Chiavari (2003-2004), Bissolati Cremona (2004-2005) Bogliasco (2005-2006) en tenslotte Medvešcak (2006-2007).

Frano Vican (1976-) kwam vaan de bak op de Olympische Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij verdedigde het doel van VK Jug Dubrovnik, ging toen naar het Italiaanse Chiavara Nuoto Nervi, maar keerde terug naar Dubrovnik. Hij werd 129 keer opgeroepen voor het Kroatische team. Op de EK's van 1999 in Firenze en van 2003 in Kranj haalde hij zilver, op het WK van 2007 in Melbourne zelfs goud.
 

Mile Smodlaka (1976-) was goed voor een Olympische selectie in 2000, 2004 en 2008. Hij speelde twaalf jaar lang op hoog niveau bij Jadran Split en slechts een seizoen voor Kotor. Er vielen 161 selectiebrieven in zijn brievenbus en hij won twee Europese titels voor bekerhouders, eenmaal de Europese Super Cup en zeven Kroatische titels en evenveel bekerfinales.


Siniša Školnekovic (1968-) en Ognjen Kržic (1969-) waren in 1996 en 2000 olympisch actief.

Elvis Fatovic (1971-) kreeg vier jaar later een tweede oproeping in de bus, in clubverband speelde hij voor VK Jug Dubrovnik en Madlost Zagreb. Met Mladost won hij in 1993 zowel het kampioenschap als de bekerfinale. Daarna keerde hij terug naar Dubrovnik, waar hij vijf titels en zes bekers binnenhaalde. In 2001 en 2006 veroverde hij met dat zevental zelfs de Europabeker voor landskampioenen en in 2000 die van de bekerwinnaars. Hij werd 128 keer voor de Kroatische ploeg geselecteerd en lag mee aan de basis van het zilver op het EK in het Sloveense Kranje. In 2007 stopte hij met spelen en werd hij trainer van Jug Dubrovnik, waarmee hij twee bekers won en het kampioenschap van 2009.

Vijf selecties voor Igor Hinic (1975-): 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij startte zijn carrière bij Primorje Rijeka, waar hij tien jaar speelde. Daarna verkaste hij een seizoen naar Roma (2000-2001) en zes jaar bij System Leonessa Brescia, met bovenop een seizoentje voor Jadran Kostrena. Hij eindigde zijn sportieve loopbaan bij Mdalost Zagreb. Voor het Kroatisch zevental werd hij zo maar eventjes 407 keer geselecteerd en in 2010 kreeg hij de Staatsprijs voor Sport 'Franjo Bucar' uitgereikt.

Ratko Štritof (1972-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Hij speelde voor CN Posillipo Napoli, maar transfereerde in 2010 naar Simply Sport Pessara, dat hij naar de Italiaanse hoogste reeks leidde.

Samir Barac (1973-) maakte zijn opwachting op de Olympiades van 2000, 2004, 2008 en 2012. In 2007 kroonde hij zich met het Kroatisch zevental tot wereldkampioen, in 1999 en 2003 haalde dat team zilver tijdens het EK, met in 2010 als hoogtepunt zelfs goud. Tijdens de Spelen van Londen in 2012 was hij de kapitein van het gouden zevental. In totaal werd hij 176 keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Na een kort verblijf bij het Italiaanse Leonessa Brescia keerde hij terug naar eigen land om er de kleuren van VK Primorje Rijeka te verdedigen, dat hem nadien doorsluisde naar POSK Split, waarna hij bij Madlost Zagreb verrzeilde. Zijn talent was de Italiaanse topclub Pro Recco opgevallen en daar bleef hij twee jaar.

Australië: Sean Boyd (1978-), Eddie Denis (1970-), Andriy Kovalenko (1970-), Daniel Marsden (1970-), Craig Miller (1971-), Tim Neesham (1979-), Mark Oberman (1967-), Rod Owen-Jones (1970-), Rafael Sterk (1978-), Nathan Thomas (1972-), Grant Waterman (1971-), Thomas Whalan (1980-) en Gavin Woods (1978-).


Andriy Kovalenko (1970-) was driemaal actief op Olympische Spelen: in 1992 voor het GOS, in 1996 voor Oekraïne en in 2000 voor Australië. Later werd hij coach van het Australische zevental UWA Torpedoes.
 

Daniel Marsden (1970-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 2000. In zijn 21-jarige carrière speelde hij 708 internationale wedstrijden en coachte hij meerdere heren- en damesteams.
 

Mark Oberman (1967-) was olympisch actief in 1992 en 2000. Hij is de broer van Paul Overman (1969-) die eveneens voor de Olympiade van 1992 geselecteerd werd.
 

Craig Miller (1971-) werd in 2000 en 2004 opgeroepen, in Australië speelde hij voor Cronulla Sutherland Water Polo Club.

Tim Neesham (1979-) woonde de Spelen bij van 2000, 2004 en 2008. Hij speelde voor het Australische Melville Water Polo Club, het Italiaanse Firenze en het Australische Fremantle Perth en is de zoon van David Neesham (1946-), die met Australië de Spelen van 1972, 1976 en 1980 betwistte
 

Ralf Sterk (1978-) stond in de kooi op de Olympiades van 2000, 2004 en 2008. Hij verdedigde ook het doel van de Australische clubs Adelaide-Canberra Jets, Brisbane Barracudas en KCF Breakers Brisbane
 

Na de Spelen van 2000 werd Nathan Thomas (1972-) vier jaar later opnieuw opgeroepen. Hij begon met waterpolo op 13-jarige leeftijd, speelde voor het zevental van de University of Sydney en ging vier seizoenen zijn geluk beproeven in het Spaanse CN Terrassa. Vanaf 2001 was hij kapitein van het Australische zevental, waarvoor hij in totaal driehonderd speldjes op zijn cap mocht prikken.
 

Thomas Whalan (1980-) tekende present voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Ook Whalan begon als 13-jarige met waterpolo in het Scots College van Sydney. Hij kreeg een studiebeurs van de Sydney University en veroverde twee nationale titels. In 2003 was op het WK in Zuid-Korea brons weggelegd voor de Australiërs. In 2003 en 2004 beproefde Whalan zijn geluk bij CN Barcelona, dat eerste jaar won hij met het zevental de Spaanse Super Cup. Daarna verhuisde hij naar het Italiaanse Savona. Hij trouwde met Elka Graham (1981-), die met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag zilver won op de Spelen van Sydney.
 

Olympische selecties voor Gavin Woods (1978-) in 2000, 2004, 2008 en 2012. Zijn vader David Woods (1944-) verdedigde de Australische kleuren op de Spelen van 1972 en 1976, zus Tarwyn Woods (1975-) en nicht Bronwyn Mayer-Smith (1974-), waren in 2000 actief met de Australische vrouwenploeg. In clubverband speelde Gavin Woods voor Balmain Water Polo Club.

Kazakstan: Aleksandr Elke (1971-), Aleksandr Shvedov (1973-), Artemy Sevostyanov (1973-), Askar Orazalinov (1961-), Denis Zhivchikov (1976-), Igor Zagoruyko (1971-), Ivan Zaytsev (1975-), Konstantin Chernov (1967-), Roman Chentsov (1978-), Sergey Drozdov (1969-), Yevgeny Prokhin (1973-), Yevgeny Zhilyayev (1973-) en  Yury Smolovoy (1970-).

Aleksandr Rudolfovich Elke (1971-), als profi spelend voor Real Canoe NC Madrid, Aleksandr Shvedov (1973-), Artemy Sevostyanov (1973-), Igor Zagoruyko (1971-), Sergey Drozdov (1969-) en Ivan Zaytsev (1975-) werden in 2000 en 2004 geselecteerd.
 

Yevgeny Zhilyayev (1973-) haalde Olympische selecties van 2000, 2004 en 2012 en speelde voor Dynamo Moskva

Yury Smolovoy (1970-) vertegenwoordigde Rusland in 1996 en Kazkastan in 2000 en 2004. In ploegverband was hij aangesloten bij Lukoil-Spartak Volgograd.

Griekenland: Antonios Vlontakis (1975-), Dimitrios Mazis (1976-), Filippos Kaiafas (1968-), Georgios Afroudakis (1967-), Georgios Mavrotas (1967-), Georgios Psykhos (1973-), Georgios Reppas (1974-), Ioannis Thomakos (1977-), Konstantinos Loudis (1969-), Nikolaos Deligiannis (1976-), Theodoros Khatzitheodorou (1976-), Theodoros Lorantos (1971-) en Thomas Khatzis (1972-).


De in de Verenigde Staten geboren Antonios Vlontakis (1975-) werd door de Griekse coach opgeroepen voor de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Hij was actief bij Ethnikos GS Athina.
 

Olympiades voor Dimitrios Mazis (1976-) in 2000, 2004 en 2008. Hij speelde achtereenvolgens voor NO Vougliamgmeni Athinai en Ethnikos Piraeus. Met Athene won hiij de nationale titel in 1997 en 1998, de bekers van 1996 en 1999 en de Griekse Super Cup van 1997. In 2005 veroverde hij met Ethinkos Piraeus de Griekse Beker en in 2006 het Grieks kampioenschap. In 2008 verhuisde hij naar Panionios, waarmee hij de finale van de LEN Cup speelde, met winst tegen het Italiaanse Posillipo en het Spaanse Club Natacio Barcelona. In die finale was het Hongaarse Szeged Beton echter de betere.
 

Georgios Mavrotas (1967-) verdiende een Olympische selectie in in 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Hij speelde 511 keer voor het Griekse zevental en kwam uit voor Nautiacal Club Vouliagmeni. Beroepshalve was hij Professor Chemie aan de Technische Universteit van Athene met expertise in Operationeel Onderzoek.


 
Konstantinos Loudis (1969-) werd voorde Olympiades van 1992, 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Na PAOK Thessaloniki, de club uit zijn geboorteplaats, speelde hij ook voor de Atheense clubs Olympiakos, Panathinaikos en Panionios. In 2007 werd hij coach van Panionios en zijn grootste prestatie was de LEN Cup finale in het seizoen 2008-2009.



Vijf Olympische selecties voor Georgios Afroudakis (1976-) 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij bleef in eigen land spelen, eerst voor NO Vougliamgmeni Athinai, daarna verhuisde hij naar Olympiakos Piraeus. Zijn broer Khristos Afroudakis (1984-) werd in 2004 en 2008 voor de Griekse Olympische waterpoloploeg geselecteerd.

Thomas Khatzis (1972-) en Georgios Psykhos (1973-) (foto) waren in 1996 en 2000 van de partij, Theodoros Lorantos (1971-) in 1996, 2000, 2004 en 2012, Filippos Kaiafas (1968-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1988, 1992, 1996 en 2000.
 

Georgios Reppas (1974-) verdedigde het Griekse doel tijdens de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Gevormd door NO Vouliagmeni Athinai trok hij in 2004 naar concurrent Panionios, waarmee hij drie titels won en twee Griekse bekers
 

Ook drie oproepingsbrieven voor Ioannis Thomakos (1977-) in 2000, 2004 en 2008, die in clubverband uitkwam voor Olympiakos Piraeus en Panionios Smirni
 

Ook doelverdediger Nikolaos Deligiannis (1976-) was Olympisch actief in 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij speelde bij Olympiacos Athina en huwde Angeliki Karapataki (1975-), die de Griekse waterpolokleuren verdedigde in 2004.

Theodoros Khatzitheodorou (1976-) was in 1996, 2000, 2004 en 2012 van de partij. Hij werd 156 keer voor het Griekse zevental geselecteerd en speelde achtereenvolgens voor Ilisiakos Athena (1993-1995), Oympiakos Piraeus Athena (1995-2010), het Servische VK Partizan Belgrado (2010-2011) en tenslotte bij het Griekse Nautical Club Chios (2011-). Met Olympiakos Piraeus won hij in 2002 de Europese Len Cup en met Partizan hetzelfde kleinood in 2011. Met Olympiakos Piraeus won hij ook elf Griekse titels, tien bekerfinales en twee Super Cups. Hij speelde steeds met het nummer 5.

Nederland: Arie van de Bunt (1969-), Arno Havenga (1974-), Bas de Jong (1973-), Bjørn Boom (1975-), Bobbie Brebde (1970-), Eelco Uri (1973-), Gerben Silvis (1976-), Harry van der Meer (1973-), Kimmo Thomas (1974-), Marco Booij (1973-), Matthijs de Bruijn (1977-) en Niels Zuidweg (1974-).


Goalie Arie van de Bunt (1969-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Bovendien nam hij deel aan acht EK's en twee WK's. Hij mocht een totaal van 350 interlands voorleggen. Van 1986 tot 2005 speelde hij in clubverband bij AZ&PC en met die ploeg uit Amersfoort won hij vier titels en drie bekers.

 

Ook Harry van der Meer (1973-) werd voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000 opgeroepen. Hij speelde professioneel waterpolo in het Italiaanse Savona en kreeg in 2002 een Italiaans paspoort, waardoor hij niet meer voor het Nederlandse zevental mocht uitkomen. Van der Meer maakte hiervan een rechtszaak die hij in 2005 verloor.

Arno Havenga (1974-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1996 en 2000. In competitie speelde hij professioneel waterpolo voor het Franse ONN Nice, in Nederland kwam hij uit voor ZPB Barendrecht en GZC Donk uit Gouda. Na zijn professionele carrière werd Havenga teammanager van het Nederlands damesteam, waarmee hij deelnam aan de Olympische Spelen van 2008 en meteen ook de Olympische titel binnenhaalde.
 

Bas de Jong (1973-) speelde op de Olympiades van 1996 en 2000. Hij kwam meer dan tweehonderd keer uit voor het Nederlands team en speelde in clubverband voor Nunspeet en achttien seizoenen voor Polar Bears uit Ede. In die periode werd hij zes keer landskampioen en veroverde hij drie keer de KNZB beker.


Eelco Uri (1973-) werd eveneens voor de Spelen van 1996 en 2000 opgeroepen. In competitie speelde Uri professioneel waterpolo voor het Franse ONN Nice en in Nederland voor VZC uit Veenendaal. Na zijn actieve carrière werd Uri bondscoach van Engeland, nadien Directeur Waterpolo bij de Zwembond van Nieuw-Zeeland.

Slowakije: Alexander Nagy (1974-), Gejza Gyurcsi (1976-), Jozef Hrošík (1981-), Juraj Zatovic (1982-), Karol Baco (1978-), Martin Mravík (1980-), Michal Gogola (1980-), Milan Cipov (1976-), Peter Nižný (1977-), Peter Veszelits (1968-), Róbert Káid (1969-), Sergej Charin (1963-) en István Gergely (1976-).


Peter Veszelits (1968-) verdiende twee selecties. Op de Spelen van 1992 speeld ehij met Tsjecho-Slowakije, in 2000 trad hij aan voor Slovakije


De 2m01 grote István Gergely (1976-) verdedigde het Slowaakse doel in 2000, maar liet zich nadien tot Hongaar naturaliseren en met het succesvolle Hongaarse zevental haalde hij goud op de Olympiades van 2004 en 2008. In competitie kwam Gergely uit voor Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest, na enkele seizoenen Italië en Spanje. Voor Slowakije werd hij 130 keer opgeroepen.

Voor het eerst damespolo op de affiche. De zes deelnemende landen speelden eerste een halve competitie, de vier beste landen gingen naar de halve finales, de nummers 5 en 6 speelden een plaatsingswedstrijd.

Voorronde

Groep A

Kazachstan – Australië: 2-9 (1-2, 1-2, 0-1, 0-4)

Canada – Rusland: 7-7 (2-3, 0-1, 2-2, 3-1)

Nederland – Verenigde Staten: 4-6 (0-2, 1-1, 2-1, 1-2)

Australië – Rusland: 6-3 (2-1, 1-1, 2-1, 1-0)

Verenigde Staten – Canada: 8-8 (3-3, 2-3, 0-2, 3-0)

Kazachstan – Nederland: 6-8 (2-2, 2-2, 1-2, 1-2)

Nederland – Australië: 5-4 (2-1, 1-1, 0-2, 2-0)

Rusland - Verenigde Staten: 5-7 (1-1, 2-2, 1-3, 1-1)

Canada – Kazachstan: 10-3 (3-1, 3-0, 1-2, 3-0)

Verenigde Staten – Australië: 6-7 (2-2, 1-0, 2-4, 1-1)

Kazachstan- Rusland: 6-15 (1-5, 1-5, 3-3, 1-2)

Nederland – Canada: 7-4 (3-0, 0-2, 2-2, 2-0)

Canada – Australië: 4-9 (0-1, 2-4, 1-2, 1-2)

Rusland – Nederland: 6-3 (1-2, 1-1, 3-0, 1-0)

Kazachstan - Verenigde Staten: 6-9 (1-2, 1-3, 2-3, 2-1)

Plaatsingsronde

5e en 6e plaats

Canada – Kazachstan: 9-8 (1-1, 3-3, 2-3, 2-1, 1-0, 0-0)

Halve Finales

Australië – Rusland: 7-6 (2-3, 1-1, 1-2, 3-0)

Verenigde Staten – Nederland: 6-5 (3-2, 1-3, 1-0, 1-0)

En meteen een verrassing van formaat, in zijn eerste wedstrijd ging torenhoog favoriet Nederland met 6-8 onderuit tegen Amerika en toen de ploeg ook nog eens 6-3 op zijn donder kreeg van Rusland was de trend gezet. Onze noorderburen konden zich nipt voor de halve finales plaatsen, maar kregen meteen een 6-5 rond de oren van het zwarte beest USA. Zelfs geen brons, want die partij werd met 4-3 van Rusland verloren.

Bronzen Finale

Rusland – Nederland: 4-3 (0-2, 1-0, 1-1, 2-0)

Finale

Australië – Verenigde Staten: 4-3 (1-1, 0-1, 1-0, 2-1)

Massaal veel publiek tijdens de finale, zo maar eventjes zeventienduizend toeschouwers voor de partij tussen thuisland Australië en de USA. Met nog twintig seconden te gaan netten de Amerikanen 3-3. Australië speelde alles op alles en scoorde op 10 seconden van het einde de winning goal. Die werd echter omwille van een voorafgaande foul afgekeurd. Thuisspeelster Yvette Higgins (1978-) knalde dan maar vanop 15 meter op goal. De bal ging binnen en dat leverde op minder dan één seconde van het einde het goud op.
 

Australië: Naomi Castle (1974-), Joanne Fox (1979-), Bridgette Gusterson (1973-), Simone Hankin (1973-), Yvette Higgins (1978-), Kate Hooper (1978-), Bronwyn Mayer-Smith (1974-), Gail Miller (1976-), Melissa Mills (1973-), Debbie Watson (1965-), Liz Weekes (1971-), Danielle Woodhouse (1969-) en Taryn Woods (1975-).

 

Liz Weekes (1971-) verdedigde het Australische doel, 

maar was ook een gevraagd model dat o.a. op de cover van het tijdschrift Ralph prijkte.


Yvette Higgins (1978-) werd in eigen land niet alleen topscoorder maar nette in de slotseconde van de finale ook de winnende treffer, die goud opleverde. Van 2000 tot 2002 speelde ze in Italië, daarna werd ze coach van de vrouwenploeg van Sydney University.

Naomi Castle (1974-) betwistte de Spelen van 2000 en 2004, tijdens die laatste was ze kapitein van het zevental. Ze was aangesloten bij Queensland Breakers Brisbane.

Joanne Fox (1979-) haalde de Olympiades van 2000 en 2004. In clubverband speelde ze voor Footscray Melbourne en Balmain Tigers Sydney. Haar broer John Fox (1963-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1988 en 1992.

Ook twee Olympische Spelen voor Bronwyn Mayer (1974-): 2000 en 2004. Ze was de nicht van Gavin (1978-) en Taryn Woods (1975-), beiden eveneens actief in Sydney en trouwde met Damien Smith (1969-), die op de World Cup van 1995 lid was van de Australische rugbyploeg.

Verenigde Staten: Robin Beauregard (1979-), Ellen Estes (1978-), Courtney Johnson (1974-), Ericka Lorenz (1981-), Heather Moody (1973-), Mo O'Toole (1961-), Bernice Orwig (1976-), Nicolle Payne (1976-), Heather Petri (1978-), Kathy Sheehy (1970-), Coralie Simmons (1977-), Julie Swail-Ertel (1972-) en Brenda Villa (1980-).


Robin Beauregard (1979-) werd als centrale verdedigster opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Ze speelde bij University of Californië Los Angeles en werd in 2003 uitgeroepen tot Most Outstanding Player van het NCAA kampioenschap, nadat haar zevental in de finale Stanford University had geklopt met 4-3. Toen ze nog op High School zat was daar geen vrouwenploeg. Noodgedwongen speelde ze dan maar met de mannen mee en vandaar waarschijnlijk haar keiharde verdedigende capaciteiten. Haar thuisclub was NYAC, New York.

Ellen Estes (1978-), opgeroepen in 2000 en 2004, speelde voor Stanford University. In 2004 scoorde ze drie doelpunten in de wedstrijd tegen Australië en daarmee had ze een groot aandeel in het gewonnen brons. In haar laatste studiejaar lukte ze 93 treffers voor Stanford, waar ze afstudeerde als ingenieur. Ze werd interne bij Disney waar ze een roller-coaster ontwierp. In 2003 werd ze in de Verenigde Staten bekroond als waterpolospeelster van het jaar. Van 2007 tot 2009 assisteerde ze de hoofdcoach van Harvard University, zowel bij de mannen als de vrouwen, terwijl ze haar MBA afmaakte.

In 2000 en 2004 werd Ericka Lorenz (1981-) opgeroepen voor het Amerikaans Olympisch team. Ze studeerde aan de Patrick Henry High School van San Diego, California en kreeg in 1997, 1998 en 1999 de titel 'first team All-American'. Die onderscheidingen verdiende ze ook tweemaal in de interscolaire volleybal competitie en vier keer was ze MVP in softball. In 1999 ging ze aan de UC Berkeley studeren en werd ze ook voor het eerst voor de nationale vrouwenploeg waterpolo opgeroepen. In Sydney was ze met 19 jaar de jongste Amerikaanse deelneemster. In 2001 tijdens haar eerste seizoen bij de California Golden Bears nette ze 44 doelpunten. Tijdens het WK van 2001 in het Japanse Fukuoka liet ze veertien treffers optekenen en in 2003 was ze met vier goals in de finale mee verantwoordelijk voor het behalen van het goud. Ze werd beroepsspeelster bij het Italiaanse Ortigia Siracusa.

Heather Moody (1973-) werd door de Amerikaanse coach als picket opgeroepen voor de Olympiades van 2000 en 2004. In 1999 en 2001 werd ze uitgeroepen tot Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar. Ze was de eerste vrouwelijke speelster die voor een professionele waterpolocarrière koos, na een periode bij NYAC New York tekende ze in 2001 een contract bij het Griekse Nautical Club Vouliagmeni. In juli 2005 leidde ze het Amerikaans zevental als coach naar de finale van het WK, na twee extra times ging de overwinning met 10-7 naar de Hongaarse vrouwen. In 2007 was het echter bingo, op het WK coachte ze haar team naar de gouden medaille. Een jaartje later haalde ze zilver op de Spelen van Beijing, die dag was Nederland te sterk en won met 8-9. Daarna werd ze coach bij de mannen-  en vrouwenploeg van Cal State Long Beach en de Golden West Water Polo Club.

Bij gebrek aan een vrouwenploeg in haar high school speelde Heather Petri (1978-) waterpolo met de jongens van de Miramonte High School. In 1997 werd ze door UC Berkeley binnengehaald, waar ze tot 1999 speelde. Ze eindigde haar college carrière met 96 doelpunten en werd voor de Olympische Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 geselecteerd. In 2002 studeerde ze in Berkeley af met een diploma Integratieve Biologie. Na een Amerikaans oponthoud bij California Golden Bears, Berkeley en NYAC New York werd ze profspeelster bij Rari-Nantes Firenze (2004-2006). Met de Verenigde Staten haalde ze drie wereldtitels.

Julie Ertel, geboren Julie Swail (1972-), was actief op twee Olympische Spelen. In Sydney 2000 won ze een zilveren plak met de Amerikaans vrouwenploeg waterpolo. Acht jaar later, op de Spelen van Beijing 2008 kwam ze uit in de triathlon, nadat ze het jaar voordien in die discipline Amerikaans kampioene was geworden. Ze studeerde af aan de University of California in San Diego met het diploma Lichamelijke Opvoeding.

Brenda Villa (1980-) nam deel aan de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012. Ze startte op 6-jarige leeftijd met zwemmen maar volgde twee jaar later haar broer die overgeschakeld was op waterpolo. Ook zij moest op de Bell Gardens High School meespelen met de jongens, omdat er geen vrouwenploeg was. In 1998 ging ze aan de Stanford University studeren, ze werd voor het eerst naar de Olympische Spelen uitgestuurd in 2000 en kroonde zich met 69 doelpunten in 2001 tot topscoorster voor Stanford, wat haar de titel Amerikaanse waterpolospeelster van het jaar opleverde. In 2003 studeerde ze af met het diploma Politieke Wetenschappen. In de drie seizoenen die ze voor Stanford speelde scoorde ze 172 treffers. In 2003 zorgde ze er in haar eentje voor dat de Verenigde Staten goud haalde op het WK. Na haar Amerikaanse competitieavontuur verhuisde ze naar het Italiaanse Orizzonte Geymonat Catania. In 2007 leidde ze haar team met elf doelpunten naar het goud op het WK. In 2010 werd ze hoofdcoach van de vrouwenploeg van de Castilleja High School in Palto Alto, Californië.

Rusland: Galina Rytova (1975-), Irina Tolkunova (1971-), Mariya Korolyova (1974-), Marina Akobiya (1975-), Nataliya Kutuzova (1975-), Sofiya Konukh (1980-), Svetlana Kuzina (1975-), Tatyana Petrova (1973-), Yekaterina Anikeyeva (1969-), Yekaterina Vasilyeva (1976-), Yelena Smurova (1974-), Yelena Tokun (1974-) en Yuliya Petrova (1979-).


Galina Rytova (1975-) verdedigde in 2000 het Russische doel, op de Olympische Spelen van 2004 dat van Kazakhstan. In clubverband kwam ze uit voor het Italiaanse RN Augusta.
 

Ook Irina Tolkunova (1971-) verdedigde in 2000 de Russische kleuren en vier jaar later die van Kazakhstan. Ook zij speelde in Italië bij Volturno.
 

Sofya Konukh (1980-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000, 2004, 2008 en 2012 en won met Rusland het EK van 2006 in Belgrado. Ze speelde voor het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi

Tatyana Petrova (1973-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004 en speelde voor het Russische SK Uralochka Zlatoust



Yekaterina Vasilyeva
(1976-) verdiende eveneens selecties voor de Spelen van 2000 en 2004, in clubverband kwam ze eerst uit voor SKIF Moskva en verhuisde nadien naar het Italiaanse Rari Nantes Bologna.
 

Selecties voor Elena Smurova (1974-) in 2000, 2004 en 2008. Met haar 31 treffers had ze in 2005 een groot aandeel in het Russisch goud op het WK. Ze speelde achtereenvolgens voor het Russische Diana St. Petersburg, het Italiaanse SK Cifa Palermo en het Russische Kinef-Surgutneftegaz Kirishi

Nederland: Hellen Boering (1964-), Daniëlle de Bruijn (1978-), Edmée Hiemstra (1970-), Karin Kuipers (1972-), Ingrid Leijendekker (1975-), Patricia Megens (1966-), Marjan op den Velde (1971-), Mirjam Overdam (1973-), Heleen Peerenboom (1980-), Karla Plugge (1968-), Carla Quint (1972-), Gillian van den Berg (1971-) en Ellen van der Weijden-Bast (1971-).


Danielle de Bruijn (1978-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2008. In Sydney was ze met zeventien treffers topscoorster van het tornooi. In de finale van 2008 in Beijing scoorde ze zeven van de negen Nederlandse treffers, goed voor goud. Ook nu in Sydney werd ze topscoorster van het tornooi, dit keer met zeventien doelpunten. De linkshandige De Bruijn was eigenlijk in 2003 gestopt bij het Nederlands team. Bondscoach Robin van Galen (1972-) kon haar echter overhalen om toch mee te gaan naar de Olympische Spelen van 2008. Van moed en doorzetting gesproken, De Bruijn bleek het hele toernooi gespeeld te hebben met een kapotte kruisband, iets wat ze wist. Haar gouden medaille droeg ze op aan Nick van den Heuvel, clubgenoot bij Widex GZC Donk Gouda, die kort voordien op 19-jarige leeftijd overleden was. Ze speelde achtereenvolgens voor De Walrus, Donk Gouda, het Italiaanse Athlon Palermo om terug te keren naar GZC Donk waar ze van 2004 tot 2011 actief was

 

Gillian van den Berg (1971-) nam deel aan de Spelen van 2000 en 2008. In oktober 2001 begon ze als professioneel waterpolospeelster bij het Italiaanse Athlon’90 Palermo. Maar ze besloot terug te keren naar Nederland om zich op de Spelen van 2008 in Beijing te kunnen voorbereiden. Het leverde Nederland het goud op.

Canada: Marie-Luc Arpin (1978-), Isabelle Auger (1969-), Johanne Bégin (1971-), Cora Campbell (1974-), Melissa Collins (1976-), Marie-Claude Deslières (1966-), Valérie Dionne (1980-), Ann Dow (1979-), Sue Gardiner (1980-), Waneek Horn-Miller (1975-), Sandra Lizé (1977-), Josée Marsolais (1973-) en Jana Salat (1979-).

Marie Luc Arpin (1978-) werd opgeroepen voor de Spelen van 2000 en 2004. Ze studeerde af als Ingenieur Machinebouw aan de McGill University van Montreal en werd wereldberoemd door de foto hierboven, die via internet de wereld rondging. In Canada speelde ze voor St.-Lambert Water Polo Club en St. Foy Hydres

Ook twee Olympische selecties voor Johanne Bégin (1971-): 2000 en 2004, die lid was van Les Hydres de St. Foy

Cora Campbell (1974-) nam deel aan de Spelen van 2000 en 2004 en kwam uit voor Calgary Renegades.

Melissa Collins (1976-) speelde voor Canada op de Olympiades van 2000 en 2004. Zij studeerde af als Bachelor in de Lichamelijke Opvoeding aan de McGill University van Montreal en speelde in die stad voor Dollard-des-Ormeux.

Valérie Dionne (1980-) vertegenwoordigde Canada op de Spelen van 2000 en 2004 en speelde voor Les Hydres de St. Foy

Ook voor Ann Dow (1979-) olympische selecties in 2000 en 2004, zij speelde bij CAMO Natation Montréal.

Jana Salat (1979-) werd geboren in het Slovaakse Košice, maar haar ouders emigreerden naar Canada. Voor dat land kwam ze uit op de Spelen van 2000 en 2004 en ze was aangesloten bij St.-Lambert Water Polo Club en Les Hydres de St. Foy.

Ook Sue Gardiner (1980-) werd in 2000 en 2004 geselecteerd, haar thuisclub was Vancouver Pacific Storm

Kazakstan: Rezeda Aleyeva (1967-), Anastasiya Boroda (1976-), Irina Borodavko (1979-), Svetlana Buravova (1973-), Nataliya Galkina (1973-), Yekaterina Gerzanich (1972-), Tatyana Gubina (1977-), Nataliya Ignatyeva (1978-), Asel Dzhakayeva (1980-), Svetlana Korolyova (1973-), Olga Leshchuk (1971-), Larisa Olkhina (1968-) en Yuliya Pyryseva (1967-).

Tatyana Gubina (1977-) actief in 2000 en 2004 speelde in clubverband bij Eurasia Rakhat Astana
 

Net als Nataliya Ignatyeva (1978-) en Svetlana Viktorovna Korolyova (1973-), beiden kwamen uit voor Eurasia Rakhat Astana .

Asel Dzhakayeva (1980-) van haar kant verdiende dezelfde Olympische selecties maar was aangesloten bij Kinef Kinishi


<< 2000
>> 2001