Chronologische geschiedenis van het waterpolo
1996 - Olympische Spelen van Atlanta
Op de Olympische Spelen van Atlanta werden de twaalf deelnemende landen in twee groepen verdeeld:
Groep A: Duitsland, Hongarije, Joegoslavië, Nederland, Rusland en Spanje
Groep B: Griekenland, Italië, Kroatië, Oekraïne, Roemenië en de Verenigde Staten
De vier beste landen van iedere poule plaatsten zich voor de kwartfinales, de nummers 5 en 6 speelden een halve competitie om de 9de t/m 12de plaats.
In de voorronde van groep A stond er geen maat op het Hongaarse zevental, dat vijf op vijf lukte: 8-7 tegen Rusland, 8-9 tegen Duitsland, 10-8 tegen Nederland, 7-8 tegen Spanje en 12-8 tegen Joegoslavië. De Spanjaarden kregen zelfs tweemaal op hun donder, na het verlies tegen de Hongaren kregen ze er ook met 7-9 van langs van de Joegoslaven. In groep B een oppermachtig Italië, met eveneens een vijf op vijf: 10-7 tegen USA, 8-6 tegen Oekraïne, 10-8 tegen Kroatië, 10-8 tegen Griekenland en 10-9 tegen Roemenië. Het enige verlies van de Amerikanen in de voorronde overigens, in de kwartfinale gingen ze echter met 5-4 de boot in tegen Spanje, dat zich goed herpakt had. Hongarije versloeg daar de Grieken met 12-8, Joegoslavië ging met 6-8 kopje onder tegen de Kroaten en Italië was de Russen te sterk af met 9-11.
Voorronde
Groep A
Nederland – Joegoslavië: 8-11 (2-3, 2-4, 2-3, 2-1)
Hongarije – Rusland: 8-7 (1-2, 1-3, 4-1, 2-1)
Spanje – Duitsland: 9-3 (3-0, 1-2, 2-1, 3-0)
Joegoslavië – Rusland: 9-9 (3-3, 1-1, 4-2, 1-3)
Duitsland – Hongarije: 8-9 (1-3, 3-3, 3-1, 1-2)
Nederland – Spanje: 7-8 (1-2, 0-2, 3-2, 3-2)
Rusland – Duitsland: 10-8 (3-2, 3-3, 2-1, 2-2)
Spanje – Joegoslavië: 7-9 (1-2, 1-3, 2-2, 3-2)
Hongarije – Nederland: 10-8 (2-2, 3-2, 3-2, 2-2)
Joegoslavië – Duitsland: 9-8 (2-1, 1-3, 5-2, 1-2)
Nederland – Rusland: 5-10 (2-2, 0-3, 1-2, 2-3)
Spanje – Hongarije: 7-8 (2-2, 2-3, 1-1, 2-2)
Hongarije – Joegoslavië: 12-8 (4-2, 3-1, 4-3, 1-2)
Rusland – Spanje: 6-8 (3-2, 0-2, 3-3, 0-1)
Nederland – Duitsland: 8-9 (2-2, 0-4, 5-2, 1-1)
Groep B
Kroatië- Griekenland: 8-5 (3-1, 1-1, 2-1, 2-2)
Oekraïne – Roemenië: 6-6 (0-1, 2-1, 0-2, 4-2)
Italië – Verenigde Staten: 10-7 (3-1, 1-3, 2-0, 4-3)
Roemenië – Kroatië: 6-11 (2-5, 2-1, 0-2, 2-3)
Italië – Oekraïne: 8-6 (2-2, 4-1, 1-1, 1-2)
Verenigde Staten – Griekenland: 9-7 (4-2, 3-1, 1-2, 1-2)
Griekenland – Roemenië: 8-5 (3-1, 2-1, 2-2, 1-1)
Kroatië – Italië: 8-10 (1-3, 2-2, 2-2, 3-3)
Oekraïne – Verenigde Staten: 7-9 (1-1, 2-1, 3-5, 1-2)
Italië – Griekenland: 10-8 (1-2, 2-1, 4-3, 3-2)
Oekraïne – Kroatië: 8-16 (0-3, 1-3, 1-4, 6-6)
Verenigde Staten – Roemenië: 10-5 (2-0, 4-1, 3-1, 1-3)
Griekenland – Oekraïne: 9-6 (0-0, 2-1, 4-1, 3-4)
Italië – Roemenië: 10-9 (2-2, 3-3, 3-1, 2-3)
Kroatië – Verenigde Staten: 8-10 (2-2, 2-2, 1-4, 3-2)
Groep Plaats 9/12
Duitsland – Oekraïne: 10-4 (3-0, 3-1, 1-1, 3-2)
Nederland – Roemenië: 10-8 (3-2, 2-1, 4-1, 1-4)
Duitsland – Nederland: 9-6 (1-0, 2-3, 3-1, 3-2)
Roemenië – Oekraïne: 11-8 (2-0, 4-3, 3-2, 2-3)
Nederland – Oekraïne: 9-9 (1-2, 5-1, 2-3, 1-3)
Duitsland – Roemenië: 10-6 (2-2, 2-0, 3-2, 3-2)
Kwartfinales
Hongarije – Griekenland: 12-8 (3-2, 4-2, 2-2, 3-2)
Joegoslavië – Kroatië: 6-8 (1-3, 1-2, 2-1, 2-2)
Spanje – Verenigde Staten: 5-4 (2-0, 2-1, 1-0, 0-3)
Rusland – Italië: 9-11 (4-4, 3-2, 1-3, 1-2)
Plaatsingsronde
5e t/m 8e plaats
Griekenland – Verenigde Staten: 7-6 (1-1, 3-0, 1-4, 3-1)
Joegoslavië – Rusland: 15-16 (5-4, 1-2, 3-3, 3-3, 1-2, 2-1, 0-1)
7e en 8e plaats
Verenigde Staten – Joegoslavië: 12-8 (2-1, 5-2, 2-2, 3-3)
5e en 6e plaats
Griekenland – Rusland: 8-10 (2-2, 1-1, 1-2, 3-2, 1-2, 0-1)
Ongemeen spannende wedstrijden in de halve finales: met 7-6 winst tegen Italië stootten de Kroaten voor het eerst door naar de finale. Na de reguliere speeltijd was het 4-4, in de eerste verlenging liepen de Italianen 5-6 uit, maar de laatste was volledig voor de Kroaten die de Italianen het scoren beletten en zelfs twee keer de weg naar de netten vonden. In de andere halve finale haalde Spanje het eveneens met 7-6 van de Hongaren. Bij het ingaan van de laatste periode stonden de Hongaren nog 5-4 voor, maar in een machtig slotoffensief trokken de Spanjaarden het laken naar zich toe. Voor het brons opnieuw verlengingen, met een hoge score als eindresultaat. Bij affluiten 16-16 op het scorebord, een nog nooit geziene einduitslag in een finale. In de eerste verlenging liepen de Italianen 3 doelpunten uit, de Hongaren speelden alles op alles in de laatste verlenging maar strandden uiteindelijk op 18-20.
Halve Finales
Kroatië – Italië: 7-6 (0-1, 2-1, 1-0, 1-2, 1-2, 2-0)
Hongarije – Spanje: 6-7 (2-2, 2-1, 1-1, 1-3)
Derde plaats
Hongarije – Italië: 18-20 (4-3, 4-4, 3-2, 5-7, 0-3, 2-1)
Finale
Spanje – Kroatië: 7-5 (0-1, 1-2, 4-2, 2-0)
En dan die eindstrijd tussen Spanje en Kroatië. De Kroaten leken voor de grootste verrassing van het tornooi te gaan zorgen toen ze na het eerste kwartje 0-1 voorstonden en halfweg zelfs 1-3. Nochtans moesten ze het doen zonder coach Bruno Silic (1958-2004), die in de halve finale zo hard te keer was gegaan dat hij daar een wedstrijd schorsing aan overhield. Via GSM trachtte hij vanuit de tribune met zijn zevental te communiceren, maar een cameraman kreeg hem in het vizier en de GSM van Silic werd zelfs in beslag genomen. De Spanjaarden vochten terug en bij het ingaan van het laatste kwartje was alles te herdoen: 5-5. Het liedje van de Kroaten was meteen uitgezongen, onder de magistrale leiding van Manuel Estiarte (1961-) plaatsten de Spanjaarden een kurkdroge 2-0 en haalden ze met 7-5 voor het eerst Olympisch goud.
De Spaanse winnaars: Josep María Abarca (1974-), Ángel Andreo (1972-), Daniel Ballart (1973-), Pedro Francisco García (1968-), Salvador Gómez (1968-), Manuel Estiarte (1961-), Iván Moro (1974-), Miguel Ángel Oca (1970-), Jorge Payá (1963-), Sergi Pedrerol (1969-), Jesús Rollán (1968-2006), Jordi Sans (1965-) en Carles Sans (1975-).
Ángel Andreo (1972-) speelde de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008, maar versleet in eigen land ook heel wat clubs: Club Encinas de Boadilla (-1991), Club Natació Barcelona (1991-1992), Club Natación Ondarreta Alcorcón (1992-1993), Real Canoe Natación Club (1993-1994), Club Natació Montjuïc (1994-1997), Club Natació Atlètic Barceloneta (1997-2005), Waterpolo Pla-Za Zaragoza (2005-2008), Club Natació Sant Andreu (2008-2010) en Club Natació Catalunya (2010-). In totaal won hij twee Spaanse titels (2001 en 2003), drie bekers (1999, 2001 en 2004) en drie Spaanse Super Cups (2001, 2003 en 2004).
Daniel Ballart (1973-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, nu vier jaar later in Atlanta veroverde hij Olympisch goud. In de competitie speelde Ballart voor vijf Spaanse ploegen: Club Natació Montjuïc (-1991), Club Esportiu Mediterrani (1991-1994), Club Natació Barcelona (1994-1996), Club Natació Sabadell (1996-2007) en Club Esportiu Mediterrani Barcelona (2007-). In 1995 en 1996 vierde hij de Spaanse titel, in 1992, 1995, 1996 en 2004 de nationale beker en in 2002 en 2005 was hij mee aan het feest voor de Spaanse Super Cup.
Goalie Jesús Rollán (1968-2006) nam deel aan de Olympiades van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitie kwam Rollán uit voor Club Natación San Blas, Club Natación Vallehermoso, Club Natació Catalunya, de Italiaanse kampioen Pro Recco en F.C. I.E.S. Molí Del Sol. Hij was goed bevriend met prinses Cristina van Spanje (1965-), die hij in contact bracht met haar toekomstige man Inaki Urdangarin (1968-), de Spaanse handbal international. Samen met zijn team won hij goud tijdens de Spelen in Atlanta, maar won hij ook de WK's van 1998 en 2000. Met CN Catalunya veroverde hij zeven Spaanse titels, evenveel Spaanse bekers en in 1995 de Europa Cup. Daaraan voegde hij een tweede Europa Cup toe, toen hij in 2003 bij het Italiaanse Pro Recco speelde. Na de Spelen van 2004 trok Rollán zich terug uit de actieve sport en belandde hij in een depressie. Rollán overleed na een val van een balkon in een revalidatiecentrum vlakbij Barcelona, waar hij in behandeling was voor zijn depressie. Waarschijnlijk pleegde hij zelfmoord.
Uiteraard bestaan er de nodige discussies over wie de titel 'beste speler ter wereld' verdient, feit is dat Manuel Estiarte (1961-) een schitterende speler was. In totaal kwam hij in een periode van 22 jaar 578 keer uit voor de nationale ploeg. Los Angeles was zijn debuut, in Barcelona veroverde hij met zijn zevental zilver en nu vier jaar later in Atlanta zelfs goud. Estiarte is de enige waterpolospeler die aan zes Olympische Spelen deelnam. Zijn laatste optreden, op 38-jarige leeftijd was in 2000 in Sydney en met een totaal van 125 doelpunten werd hij de topscorer van de Olympische Spelen. Tijdens zijn gloriejaren woog de 1m72 grote Spanjaard slechts 62 kg. In clubverband speelde hij voor CN Barcelona, CUS d'Annunzio Pescara, CN Catalunya Barcelona en CN Atlètic-Barceloneta.
Iván Moro (1974-) werd door de Spaanse coach in 1996, 2000 en 2004 geselecteerd. Hij was er eveneens bij toen de Spanjaarden wereldkampioen werden in Perth 1998 en Fukuoka 2001. In eigen land begon hij bij thuisclub Club Natación Ondaretta (1983-1993), samen met zijn broers Daniel en Oscar. Met Daniel verhuisde hij later naar Club Natation Barcelona (1993-1996), waarmee hij in 1995 de Europabeker voor landskampioenen won. Met dat zevental kroonde hij zich vijfmaal tot Spaans kampioen, won hij driemaal de beker en een keer de Supercup. Hij bleef actief in eigen land en kwam vervolgens uit voor Real Canoe Natación Club (1996-2001), Club Natació Atlètic-Barceloneta (2001-2005) maar keerde terug naar Club Natación Ondarreta (2005-). Vijf Spaanse titels, drie nationale bekers en een nationale Super Cup, maar daar bovenop een Europese LEN Cup (1995) pronkten in de trofeekast. In 2006 werd hij benoemd tot General Manager van de Sportfederatie van de stad Alcorcón en werd het lokale zwembad ook naar hem genoemd. Alcorcón ligt 13 km ten zuiden van Madrid en telt 169.000 inwoners. Broer Daniel (1973-) werd geselecteerd voor de Spelen van 2000 en 2004.
Jordi Sans (1965-) nam deel aan de Olympiades van 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Daarmee was hij samen met de Griek Georgios Mavrotas (1967-), de Brit Paul Radmilovic (1886-1968), de Braziliaan João Gonçalves Filho (1934-2010), de Hongaar Dezso Gyarmati (1927-), de Italiaan Gianni De Magistris (1950-) en ploegmaats Manuel Estiarte (1961-) en Salvador Gomez (1968-) de zevende waterpolospeler die daarin slaagde. Jordi Sans Juan speelde liefst twintig jaar voor het nationale team, goed voor 483 wedstrijden en vijf Olympische Spelen. Later werd hij directeur van Unió de Federacions Esportives de Catalunya. Zijn broer Juan (1952-) verdedigde de Spaanse kleuren tijdens de Olympiade van München in 1972.
Sergio Pedrerol (1969-) verdiende Olympische selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, nu vier jaar later veroverde hij Olympisch goud in Atlanta. In de competitie speelde Pedrerol voor Club Natació Molins de Reii, Club Natació Catalunya en Club Natació Sabadell, wat hem in 1995 een Europese Beker voor landskampioenen opleverde, in 1992 een Europese Beker voor bekerhouders, twee Europese Super Cups (1992 en 1995) zeven nationale landstitels en evenveel Spaanse bekers.
Olympische selecties voor Jordi Payá (1963-) in 1988 en 1996 In clubverband kwam hij uit voor Club Natació Manresa en Club Natació Catalunya. Als trainer bereidde hij de Spaanse vrouwen voor op de Spelen van Beijing 2008.
Salvador Gómez (1968-) werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitieverband speelde Gómez uitsluitend in Spanje, wel bij zeven verschillende clubs: Club Natació Montjuïc, Club Natación Ondarreta Alcorcón, Club Natació Atlètic Barceloneta, Waterpolo Aguas de Valencia, Waterpolo Pla-Za Zaragoza, Club Natación Martiánez en Real Canoe Natación Club. Hij debuteerde in de nationale ploeg op het EK 1987 in Straatburg en won in Perth 1998 en Fukuoka 2000 de Wereldtitel. In zijn prijzenkast pronken zeven Spaanse titels, evenveel bekers en een Europese LEN Cup.
Pedro García (1968-) werd in 1988, 1992, 1996 en 2000 geselecteerd. In zijn jeugd had hij van de verboden snoepjes en de alcohol geproefd en daarover schreef hij in 2008 het boek ‘Mañana lo dejo’ (Morgen stop ik) waarin hij het verhaal doet over zijn afkicken. Hij presenteerde de programma's ‘Big Brother’ en ‘El Campamento’ bij de Spaanse TV-zender Cuatro. In dat laatste programma leerde hij coaching-technieken aan om conflictsituaties tussen ouders en kinderen te helpen oplossen. Op 12-jarige leeftijd startte hij in Madrid met waterpolo op school. Samen met zijn beste vriend Jesus Rollan (1968-2006) verhuisde hij in 1986 naar Barcelona, waar ze aansloten bij Swimming Club Catalunya. In Barcelona leefde hij zonder de minste controle in een residentie, hij stortte zich in het uitgangsleven en vulde zijn nachten met alcohol en drugs. Hij beterde echter zijn leven en in 2001 werd hij tot beste speler van de Spaanse liga verkozen. In totaal werd hij 565 keer opgeroepen voor net nationale zevental. Buiten zijn TV-werk was hij ook actief als therapeut in het revalidatiecentrum waar hij afkickte. Hij speelde bij de Spaanse clubs Club Natación San Blas, Club Natación La Latina, Club Natació Catalunya, Club Natació Barcelona en Club Natació Terrasa..
Miguel Ángel Oca Gaia (1970-) nam deel aan de Spelen van 1992 en 1996. In competitieverband kwam hij uit voor Club Náutico Barcelona.
Kroatië: Perica Bukic (1966-), Damir Glavan (1974-), Igor Hinic (1975-), Vjekoslav Kobešcak (1974-), Joško Krekovic (1969-), Ognjen Kržic (1969-), Dubravko Šimenc (1966-), Siniša Školnekovic (1968-), Ratko Štritof (1962-), Renato Vrbicic (1970-), Tino Vegar (1967-) en Zdeslav Vrdoljak (1971-).
Ratko Štritof (1972-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Hij speelde voor CN Posillipo Napoli, maar transfereerde in 2010 naar Simply Sport Pessara, dat hij naar de Italiaanse hoogste reeks bracht.
Igor Hinic (1975-) tekende present op de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012. Hij speelde bij VK Mladost Zagreb. Hij werd 268 keer opgeroepen voor de nationale ploeg, waarmee hij zilveren medailles won op de EK's van 1999 in Florence en 2003. Tijdens het WK van 2007 in Melbourne was hij mee verantwoordelijk voor het Kroatisch goud.
Perica Bukic (1966-) won zowel in 1984 als in 1988 goud met het Joegoslavische team, nu was zilver het deel van de Kroaat. Hij studeerde af aan de Universiteit van Zagreb met een diploma economie. In clubverband speelde hij voor Solaris Šibenik, Mladost Zagreb en Jadran Split en later werd hij sportdirecteur bij Mladost Zagreb. Van 2003 tot januari 2008 zetelde hij voor de Kroatische Democratische Unie in het Kroatisch parlement en in 2004 werd hij voorzitter van de Kroatische waterpolofederatie. In 2008 werd hij opgenomen in de International Swimming Hall of Fame.
Vjekoslav Kobešcak (1974-) werd door de Kroatische coach opgeroepen voor de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In februari 2000 werd hij tot een gevangenisstraf van een jaar veroordeeld en mocht hij 4,5 jaar geen moto meer besturen omdat hij in 1993 landgenote Marijana Matašin had doodgereden. In clubverband was hij actief bij Mdalost Zagreb.
Dubravko Šimenc (1966-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1988, 1996, 2000 en 2004. Zijn vader Zlatko (1938-) won in 1964 met de Joegoslavische waterpoloploeg zilver op de Spelen van Tokio en schopte het later tot Professor aan de Faculteit Kinesiologie. Šimenc's moeder speelde volleybal. Hijzelf startte in 1975 met waterpolo en won zilver op het EK 1985. Met Mladost Zagreb haalde hij de Wereldtitel in Madrid. Hij was fel gegeerd als speler en versleet een hele reeks ploegen. Van 1975 tot 1992 speelde hij voor Mladost Zagreb, daarna een seizoen voor Jadran Spalato. Tijd om naar Italië te vertrekken moet hij toen gedacht hebben, want hij was achtereenvolgens lid van Volturno (1992-1993), Simply Pescara (1993-1994), Como (1994-1995) en opnieuw Simply Pescara (1995-1996). Daarna ging de reis op en af: POŠK (1996-1998), Mladost Zagreb (1998-2000), Savona (2000-2002), Mladost Zagreb (2002-2003), Chiavari (2003-2004), Bissolati Cremona (2004-2005) Bogliasco (2005-2006) en tenslotte Medvešcak (2006-2007).
Siniša Školnekovic (1968-) en Ognjen Kržic (1969-) waren in 1996 en 2000 olympisch actief.
Zdeslav Vrdoljak (1971-) was er bij in 1996 en 2008 en speelde voor Mdalost Zagreb
Italië: Alberto Angelini (1974-), Francesco Attolico (1963-), Fabio Bencivenga (1976-), Alessandro Bovo (1969-), Alessandro Calcaterra (1975-), Roberto Calcaterra (1972-), Marco Gerini (1971-), Alberto Ghibellini (1973-), Luca Guistolisi (1970-), Amedeo Pomilio (1967-), Francesco Postiglione (1972-), Carlo Silipo (1971-) en Leonardo Sottani (1973-).
Francesco Attolico (1963-) keepte meer dan 400 wedstrijden voor het Italiaanse team. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Na het goud van Barcelona vier jaar voordien, won hij nu vier jaar later brons tijdens de Spelen van Atlanta. Met Italië werd hij in 1994 wereldkampioen in eigen land en Europees kampioen in 1993 en 1995. Met Pescara haalde hij de Italiaanse titel in 1997 en 1998, waarna hij naar Posillipo verhuisde waarmee hij in 2001 kampioen werd en op het eind van dat seizoen zijn sportcarrière stopte. Daarop duidde de Italiaanse bond hem aan als coach van de doelverdedigers.
Alessandro Bovo (1969-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992 en 1996. Hij won met Italië ook een wereldtitel, twee Europese titels en een World Cup. In clubverband speelde hij voor Pescara en Savona, waarmee hij vijf kampioenschappen won en vier bekerfinales.
Fabio Bencivenga (1976-) speelde voor Italië de Olympiades van 1996, 2000, 2004 en 2008. De bijnaam van de 2m02 grote Bencivenga was il Drago di Curti, de draak van Curti. Van 2003 tot 2008 was C. N. Posillipo Napoli zijn thuishaven, daarna speelde hij een seizoen voor Pro Recco en van 2009 tot 2012 verdedigde hij de kleuren van Aquachiara.
Amedeo Pomilio (1967-) won nu op de Olympische Spelen van Atlanta een bronzen medaille na het goud van vier jaar voordien in Barcelona. De Italiaanse bondscoach riep hem in 2000 ook op voor de Spelen van Sydney. In clubverband speelde hij voor CUS d'Annunzio Pescara.
Carlo Silipo (1971-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. De 1m98 grote kapitein van het Italiaanse zevental speelde eerst voor Canottieri Napoli (1989-1993), daarna voor Club Nautico Posillipo (1993-2006) in dezelfde stad. Hij was een keihard verdediger die ook de rol van spelverdeler vervulde. Steevast droeg hij de cap hij met het nummer 12. Hij haalde zeven Italiaanse titels en een Italiaanse beker, drie EK's voor clubkampioenen, een Europese LEN Cup en een Europese Super Cup.
Alberto Angelini (1974-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In clubverband won hij acht nationale titels, twee met Rare Nantes Savona, eentje met Ina Assitalia Rome en vijf met Pro Recco. Dat maakt dat hij samen met Massimiliano Ferretti (1966-) en Ferdinando Gandolfi (1967-) de enige Italiaan was die kampioen werd bij drie verschillende clubs. Hij won ook zeven Italiaanse bekers, drie Europa cups, een UEFA Super Cup en drie Europese bekers. Van 1991 tot 2008 speelde hij voor zijn nationaal zevental, wat hem 416 selecties opleverde. Hij won ook zilver op het WK van 2003 in Barcelona, goud op het EK van 1995 in Wenen, zilver op dat van Boedapest in 2001 en brons in Firenze 1999. Met het Italiaanse team eindigde hij tweede op de Wereldbekers van 1995 in Atlanta en 1999 in Sydney, en tweede op het WK van 2003 in New York. In 1993 had hij zich al met de Italiaanse junioren tot wereldkampioen gekroond. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Pro Recco en RN Savona.
Alessandro Calcaterra (1975-) vertegenwoordigde Italië op de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2008. In totaal werd hij 400 keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Hij is de broer van Roberto (1972-), die ook voor de Spelen in Atlanta geselecteerd werd. Met Pescara won hij in 1996 en 1997 de Italiaanse titel en de Italiaanse beker in 1996. Daarna versaste hij naar Pro Recco, waar hij vijf titels verzamelde. In 2011 keerde hij terug naar Italië, meer bepaald naar Circolo Nautico Posillipo, nadat hij zes jaar in de Latijn Amerikaanse waterpolocompetitie had gespeeld.
Roberto Calcaterra (1972-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In eigen land speelde hij achtereenvolgens voor Leonessa, Brescia, d'Annunzio, Pescara en Rari Nantes Firenze.
Marco Gerini (1971-) verdedigde het Italiaanse doel in 1996 en 2004. In clubverband was hij aangesloten bij Leonessa Nuoto Pallanuoto Brescia (2003-2006), waarmee hij in 2003 niet alleen het Italiaans kampioenschap won maar ook de Europese beker voor landskampioenen. Van 2006 tot 2008 speelde hij voor Savona, vervolgens een seizoen bij Como en tenslotte bij Roma.
Alberto Ghibellini (1973-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1996 en 2000. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Rari Nantes Athena Savona
Francesco Postiglione (1972-) verdiende selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. Nochtans maakte hij zijn Olympisch debuut in de 200m schoolslag, waarin hij in 1992 als 16de finishte. Die selectie had hij te danken aan zijn vijf Italiaanse titels op dat nummer. Nu vier jaar later hielp hij de Italiaanse waterpoloploeg aan het brons. Hij kwam uit voor Circolo Nautico Posillipo Napoli. Met die club won hij drie nationale en drie Europese titels, een Europa Cup voor bekerwinnaars en twee Super Cups. Hij werd 409 maal opgeroepen voor het nationale team. Op 2 april 2008, enkele maanden voor de Spelen van Beijing moest hij zijn sportcarrière noodgedwongen stoppen na een angioplastie als gevolg van een coronaire stenose. Beroepshalve was hij advocaat in Napels en maakte hij deel uit van de Italiaanse technische waterpolocommissie.
De 1m97 grote aanvaller Leonardo Sottani (1973-) was van 2003 tot 2005 aangesloten bij Bissolati Cremona. Daarna verhuisde hij twee seizoenen naar Pro Recco, dat hem in 2007 versaste naar Bissolati Cremona. Tenslotte belandde hij in 2008 bij Rari Nantes Florentia, waar hij zijn carrière afsloot. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1996, 2000 en 2008.
Hongarije: Tamás Dala (1968-), Rajmund Fodor (1976-), András Gyöngyösi (1968-), Tamás Kásás (1976-), Zoltán Kósz (1967-), Péter Kuna (1965-), Attila Monostori (1971-), Zsolt Németh (1970-), Frank Tóth (1970-), László Tóth (1968-), Zsolt Varga (1972-), Balázs Vincze (1967-) en Benedek Tibor (1972-).
Péter Kuna (1965-) verdedigde het Hongaarse doel op de Spelen van 1988, 1992 en 1996, spijtig genoeg voor hem zonder podiumplaatsen te halen. Hij fungeerde als speler-trainer bij de Zwitserse kampioen SC Horgen, verhuisde daarna naar Galatasaray Istamboel.
Rajmund Fodor (1976-) nam als waterpolospeler deel aan de Spelen van 1996, 2000 en 2004. Hij veroverde twee keer een gouden medaille. In de competitie kwam Fodor uit voor Szegedi Vasutas Sportegyesület, RN Florentia en Domino Honvéd Sportegyesület Boedapest.
Balázs Vincze (1967-) maakte de Spelen mee van 1988, 1992 en 1996. Tussen 1987 en 2000 werd hij 358 keer opgeroepen voor het Hongaarse zevental. Van 1977 tot 1996 speelde hij voor UTE Boedapest, van 1996 tot 2000 bij het Joegoslavische Becej, daarna één seizoen bij het Turkse Galatasaray. In 2005 werd hij hoofdcoach bij BVSC Boedapest. In totaal werd hij vijf keer Hongaars kampioen, won hij drie Hongaarse bekers, vijf Joegoslavische titels en twee Turkse. Vanaf 2003 was hij turnleraar aan de Eötvös Lóránd Academy of Sport Science als specialist waterpolo.
László Tóth (1968-) kreeg een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1988, 1992 en 1996. In clubverband speelde hij voor Szentesi Vízmü Sport Club, Vasas Sport Club-Plaket en Ferencvárosi Torna Club
Ook András Gyöngyösi (1968-) werd uitverkoren voor de Spelen van 1988, 1992 en 1996. Hij speelde achtereenvolgens voor Ferencvárosi TC Budapest, het Italiaanse Pro Recco en BVSC Budapest.
Zoltán Kósz (1967-) nam deel aan de Spelen van 1988, 1996 en 2000. In 1993 werd bij hem de ziekte van Crohn vastgesteld, maar na een operatie herstelde hij hiervan en ging terug waterpolo spelen. In competitie kwam Kósz uit voor Vasas Sport Club en Ferencvárosi Torna Club. Zijn carrière werd ook door heel wat knieperikelen geremd.
Zo maar eventjes vijf olympische selecties voor Benedek Tibor (1972-): 1992, 1996, 2000, 2004 en 2008, met op de laatste drie telkens goud. Hij speelde voor het Hongaarse Újpesti Torna Egylet, verhuisde vervolgens naar Italië, waar hij eerst voor AS Roma speelde maar al vlug overstapte naar topploeg Pro Recco Genua. Nadien keerde hij terug naar de heimat waar hij aantrad voor Domino Honvéd Sportegyesület Budapest.
De in het Duitse Erfurt geboren Frank Tóth (1970-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 1996. Hij speelde zijn hele carrière voor Vasas Budapest.
Tamás Kásás (1976-) verdiende selecties voor de Spelen van 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012, waarin hij drie gouden medailles hielp winnen. Tussendoor won Kásás met het Hongaars team het EK van 1997 en 1999 en veroverde hij in 2003 goud op het WK. Hij was fel gegeerd, zo speelde hij achtereenvolgens bij Ksi, Újpesti TE Budapest, C. N. Posillipo Napoli, Vasas Budapest en Pro Recco. Kásás werd vaak beschreven als de beste speler van zijn generatie. Zijn ongekend inzicht maakte hem tot een van de beste verdedigers. Tevens stond hij bekend om zijn sprongkracht en blokvermogen, zijn zeer accurate schoten en passes. Deze levende legende won alles wat er te winnen was en genoot in Hongarije dan ook van een sterrenstatus. In de finale van het EK van 1997 scoorde hij de beslissende treffer tegen Joegoslavië: 3-2. In juni 2010 kondigde hij aan dat hij stopte als speler van de nationale ploeg, maar hij kwam op die beslissing terug toen de Hongaarse trainer hem opriep voor de Spelen van Londen. Papa Zoltán Kásás (1946-) was er in 1972 bij toen de Hongaarse ploeg zilver won op de Spelen van München.
Zsolt Varga (1972-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Hij speelde in eigen land voor Budapesti Vasutas Sport Club, maar verkaste naar Mladost Zagreb, waarmee hij de EuropaCup won.
Rusland: Dmitry Apanasenko (1967-), Dmitry Dugin (1968-), Sergey Garbuzov (1974-), Dmitry Gorshkov (1967-), Sergey Ivlev (1969-), Vladimir Karabutov (1967-), Ilya Konstantinov (1970-), Nikolay Kozlov (1972-), Nikolay Maksimov (1972-), Aleksey Panfily (1974-), Yury Smolovoy (1970-), Aleksandr Yeryshov (1973-) en Sergey Yevstigneyev (1974-).
Dmitry Apanasenko (1967-) kreeg selecties in de bus voor 1988, 1992 en 1996. Van 1983 tot 1991 speelde hij voor Dinamo Moskou, waarmee hij twee Russische titels vierde met in 1984 ook de Europacup voor bekerhouders. Voor de nationale ploeg speelde hij van 1986 tot 1996. In 1986 was hij er bij toen de Russen brons haalden tijdens het WK in Madrid en in 1987 hetzelfde eremetaal tijdens het EK. Hij speelde ook zeven jaar in het buitenland, in 1992 bij het Italiaanse Poseidon, in 1993 en 1995 bij het Franse Nice, van 1996 tot 2000 bij het Griekse Chios en Panathinaikos Athene. In totaal zou hij tweeduizend keer gescoord hebben in officiële wedstrijden
Nikolay Kozlov (1972-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. Hij speelde zijn hele carrière voor Spartak Volgograd, waarvan hij na zijn spelerscarrière coach werd en met dat zevental in 2009 de dubbel titel/beker won.
Vladimir Karabutov (1967-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 1996. In competitieverband kwam hij uit voor Lukoil-Spartak Volgograd
Dmitri Dugin (1968-) werd in 1996 en 2000 opgeroepen voor de Spelen. Hij speelde voor Central Sport Klub VMF Moskou
Sergei Garbuzov (1974-) naam deel aan de Olympiades van 1996, 2000 en 2004. Eerst kwam hij uit voor Central Sport Klub VMF Moskva, later verhuisde hij naar Firenze, maar hij keerde terug naar Rusland waar hij door Shturm 2002 Chekhov werd ingelijfd.
Nikolai Maksimov (1972-) verdedigde het Russische doel op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband hield hij de netten schoon van Dynamo Moskva (1990-1995 en 1997-2000), Mladost Zagreb (1996-1997), het Spaanse CN Sabadell (2000-2003), Lukoil Spartak Volgograd. (2003-2005) en Synthese Kazan (2005-). In 2012 werd hij opnieuw Olympisch geselecteerd, dit keer voor Kazakstan.
Yury Smolovoy (1970-) speelde in 1996 voor Rusland, in 2000 en 2004 voor Kazakstan. In ploegverband was hij aangesloten bij Lukoil-Spartak Volgograd
Ook drie selecties voor Aleksandr Anatolyevich Yeryshov (1973-): 1996, 2000 en 2004. Met drie treffers in de finale tegen Hongarije was Yeryshov in 2000 topschutter bij het verliezende Rusland. Eerst speelde hij voor thuisclub Dynamo Moskva, maar het Italiaanse C. N. Posillipo Napoli haalde hem binnen als profspeler. In 2001 werd hij met 21 treffers topschutter van het EK in Boedapest
Dmitry Gorshkov (1967-) tekende present op de Olympiades van 1992, 1996 2000 en 2004. Tijdens de finale in Sydney 2000 scoorde hij de winnende goal in de marathon halve finale tegen Spanje. Hij debuteerde bij Central Sport Klub VMF Moskvan maar het Italiaanse Pro Recco haalde hem binnen als topvedette
Aleksey Panfily (1974-) speelde op de Spelen van 1996 en werd zestien jaar later opgeroepen door de coach van Kazkakstan. Ook hij was actief bij Lukoil Spartak Volgograd.
Griekenland: Georgios Afroudakis (1976-) Thomas Khatzis (1972-), Theodoros Khatzitheodorou (1976-), Symeon Georgaras (1973-), Filippos Kaiafas (1968-), Theodoros Kalakonas (1974-), Theodoros Lorantos (1971-), Konstantinos Loudis (1969-), Georgios Mavrotas (1967-), Tasos Papanastasiou (1964-), Vangelis Patras (1968-), Georgios Psykhos (1973-) en Gerasimos Voltyrakis (1968-).
Georgios Afroudakis (1976-) speelde in 1996, 2000, 2004, 2008 en 2012 voor de Griekse Olympische ploeg. Zijn broer Khristos Afroudakis (1984-) verdedigde de Griekse kleuren tijdens de Olympiades van 2004, 2008 en 2012. Beiden bleven in eigen land en speelden eerst voor NO Vougliamgmeni Athinai, daarna verhuisden zij naar Olympiakos Piraeus.
Thomas Khatzis (1972-), Georgios Psykhos (1973-) (foto) en waren in 1996 en 2000 van de partij en Theodoros Lorantos (1971-) in 1992, 1996 en 2000.
Theodoros Khatzitheodorou (1976-) tekende present voor de Spelen van 1996, 2000, 2004 en 2012. Hij werd 156 keer geselecteerd voor het Griekse zevental en speelde achtereenvolgens voor Ilisiakos Athena (1993-1995), Oympiakos Piraeus Athena (1995-2010), het Servische VK Partizan Belgrado (2010-2011) en tenslotte bij het Griekse Nautical Club Chios (2011-). Met Olympiakos Piraeus won hij in 2002 de Europese Len Cup en met Partizan hetzelfde kleinood in 2011. Met Olympiakos Piraeus won hij ook elf Griekse titels, tien bekerfinales en twee Super Cups. Hij speelde steeds met het nummer 5.
Theodoros Kalakonas (1974-) was erbij in 1996 en 2004. In eigen land speelde hij voor Olympiacos Athina
Theodoros Kalakonas (1974-) tekende present in 1996 en 2004, Gerasimos Voltyrakis (1968-) in 1992 en 1996.
Filippos Kaiafas (1968-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1988, 1992, 1996 en 2000 en Vangelis Patras (1968-) in 1988, 1992 en 1996.
Olympische selecties voor Tasos Papanastasiou (1964-) in 1984, 1988, 1992 en 1996. Hij speelde zijn hele loopbaan voor ANO Glyfada Athinai.
Georgios Mavrotas (1967-) verdiende Olympische selecties in 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Hij speelde 511 keer voor het Griekse zevental en kwam uit voor Nautical Club of Vouliagmeni. Beroepshalve werd hij Professor Chemie aan de Technische Universteit van Athene met expertise in Operationeel Onderzoek.
Konstantinos Loudis (1969-) werd geslecteerd voor de Olympiades van 1992, 1996, 2000 en 2004. Na PAOK Thessaloniki, de club uit zijn geboorteplaats, speelde hij eveneens voor de Atheense clubs Olympiakos, Panathinaikos en Panionios. In 2007 werd hij coach van Panionios en zijn grootste succes was de LEN Cup finale in het seizoen 2008-2009.
Verenigde Staten: Gavin Arroyo (1972-), Troy Barnhart, Jr. (1971-), Chris Duplanty (1965-), Mike Evans (1960-), Kirk Everist (1967-), Dan Hackett (1970-), Chris Humbert (1969-), Kyle Kopp (1966-), Jeremy Laster (1974-), Rick McNair (1971-), Chris Oeding (1971-), Alex Rousseau (1967-) en Wolf Wigo (1973-).
Gavin Arroyo (1972-) werd verkozen voor de Spelen van 1996 en 2000, in clubverband was hij actief bij California Golden Bears, Berkeley. waarmee hij in 1990, 1991 en 1992 NCAA kampioen werd. In 1994 en 1998 won hij met de Verenigde Staten het WK, in 1997 de FINA-cup en in 1995 en 1997 de Pan-Amerikaanse Spelen. Hij werd binnengehaald door de Griekse ploegen Vouliagmeni, Glyfada en Olympiakos. Met die laatste won hij in 1998 het Grieks kampioenschap. Maar ook de Spaanse ploegen CN Barcelona en CN Barceloneta haalden hem binnen de rangen. In 2006 volgde hij Tony Azevedo (1981-) op als coach van de Long Beach State University. Hij verdiende 117 nationale selecties.
Chris Duplanty (1965-) verdedigde niet alleen het Amerikaanse doel, maar was tevens teamkapitein. In 1996 kreeg hij de onderscheiding Most Dominant Goalie. Geboren in Californië, studeerde hij in 1984 af aan de Punahou School op Honolulu. Met zijn schoolteam won hij op vier jaar tijd drie keer het staatskampioenschap. Liefst vier Universiteiten wilden hem binnenhalen USC, UCLA, Stanford en UC Berkeley, Duplanty koos uiteindelijk voor UC Irvine, waarmee hij in 1987 het nationaal kampioenschap won. Bovendien trainde het nationale team in Newport Beach en dat lag in de onmiddellijke omgeving. En op die trainingen gaf hij altijd present. Niet eens geselecteerd speelde hij voor ballenjongen, de jongens in het water vroegen hem zelfs wat hij kwam doen, het was tenslotte vrijdagavond en dat betekende 'stappen'. Op één van de trainingen gaf de nationale goalie forfait, de coach vroeg Duplanty om in te springen. En vanaf toen ging hij steil opwaarts. Enkele maanden later was hij zelfs lid van het nationale zevental. In 1992 in Barcelona mocht hij al wat meer meedoen, maar de grote doorbraak kwam nu in eigen land.
Dan Hackett (1970-) was goalie in 1996 en 2000, hij begon op 13-jarige leeftijd als veldspeler. Zijn jeugddroom was nochtans om baseball te spelen bij de New York Yankees, maar daarvoor was hij net niet goed genoeg. Zijn lange armen, zijn grote reikwijdte en zijn snelle handen zorgden er al vlug voor dat hij een goede keeper werd. In oktober 1995 onderging hij een zware rugoperatie, maar dank zij zijn gedreven doorzetten heroverde hij zijn plaats in de Amerikaanse ploeg. Zijn hoogtepunt was de winst op Hongarije voor het goud tijdens de Universiade van 1993. Ook hij werd door Europese topclubs aangetrokken, maar hij beëindigde zijn loopbaan bij de New York Athletic Club. Hij publiceerde een instructie handleiding voor keepers.
De 2 meter grote Kyle Kopp (1966-) werd gekozen voor de Spelen van 1996 en 2000. In 2010 werd hij als hoofdcoach van het National Youth Team van de Amerikaanse vrouwen aangesteld. Oorspronkelijk speelde Kopp basketbal, maar toen hij overschakelde op zwemmen ontwikkelde hij meteen ook vaardigheden voor waterpolo. Na amper drie seizoenen, werd hij voor de Olympische Spelen geselecteerd. Hij was vooral bekend omwille van zijn agressieve spelstijl. Van 2001 tot 2008 was hij assistent coach van de Amerikaanse vrouwenploeg, die zilver haalde op de Spelen van 2004 en 2008.
Chris Oeding (1971-) was aanwezig op de Olympiades van 1996 en 2000. In clubverband speelde hij voor California Golden Bears Berkeley. Door een gebroken hand miste hij de World Cup van 1995. Oeding haalde in 1994 een bachelor Politieke Wetenschappen aan de University of California.
Mike Evans (1960-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1988, 1992 en 1996. In 1982 en 1983 werd hij tot All-American uitgeroepen aan de UC Irvine en in 1984 haalde hij een graad Sociale Wetenschappen. Daarna werd hij eigenaar van de Cornerstone Benefits Insurance Company.
Ook Kirk Everist (1967-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1992 en 1996, hij speelde voor California Golden Bears
Chris Humbert (1969-) was er bij op de Spelen van 1992, 1996 en 2000 en ook hij speelde voor California Golden Bears. Tijdens de middelbare school blonk hij uit in waterpolo, basketbal en zwemmen. Hij beëindigde een bachelor in geschiedenis. Hij gaf waterpolo clinics voor kinderen en deed een gastoptreden in 'Baywatch' en MTV plus maakte hij op TV reclame voor Bell South.
De in Parijs geboren Alex Rousseau (1967-) verhuisde als kind met zijn ouders naar Canada en vervolgens naar Californië. In 1985 werd hij Amerikaans staatsburger en in 1992 en 1996 selecteerde de Amerikaanse coach hem voor het Olympisch zevental. In 1990 studeerde hij af als economist aan de UCLA en hij speelde professioneel waterpolo bij Roma.
Wolf Wigo (1973-) was olympisch actief in 1996, 2000 en 2004. In clubverband speelde hij bij NYAC New York. Op de Spelen van Sydney 2000 potte hij 16 doelpunten en werd daarmee topschutter bij de Amerikanen. Wolf speelde ook voor het Griekse Ethnikos Piraeus Athene waar hij een heuse vedette was. In 2006 scoorde hij driemaal tijdens de finale van het Amerikaanse kampioenschap, het leverde New York AC een tweede opeenvolgende titel op. Wigo was in 1996 assistent coach van Stanford, en opnieuw in 2001. Hij coachte ook twee jaar de Saddleback El Toro Water Polo Club, in april 2005 kreeg hij het roer in handen bij de mannenploeg van UC Santa Barbara. Tijdens de Spelen van 2008 in Beijing was hij analist voor het waterpolo bij de Amerikaanse zender NBC.
In de aanloop naar de Olympische Spelen in eigen land verschenen Rick McNair, Alex Rousseau, Chris Humbert en Chris Duplanty in adamskostuum op de cover van Life.
Servië en Montenegro: Aleksandar Šoštar (1964-), Petar Trbojevic (1973-), Vaso Subotic (1969-), Predrag Zimonjic (1970-), Igor Milanovic (1965-), Aleksandar Šapic (1978-), Mirko Vicevic (1968-), Veljko Uskokovic (1971-), Dejan Savic (1975-), Viktor Jelenic (1970-), Vlada Vujasinovic (1973-), Ranko Perovic (1968-) en Milan Tadic (1970-).
Aleksandar Šoštar (1964-) hield de Joegoslavische netten zuiver op de Spelen van 1988, maar in 1996 en 2000 deed hij dat voor het zevental van Servië-Montenegro. In 2001 werd hij in Joegoslavië uitgeroepen tot sportman van het jaar. In clubverband speelde hij voor Partizan Beograd en VK Bečej en na zijn sportieve loopbaan werd hij voorzitter van Vaterpolo klub Partizan Raiffeisen Belgrado, maar ook voorzitter van de Nationale Sportbond van Servië.
Petar Trbojevic (1973-) verdedigde in 1996, 2000 en 2004 de kleuren van Servië-Montenegro. In clubverband speelde hij voor de Spaanse kampioen CN Atlètic-Barceloneta.
Predrag Zimonjic (1970-) vertegenwoordigde Servië-Montenegro op de Spelen van 1996 en 2000. In clubverband kwam hij uit voor VK Becej.
Igor Milanovic (1965-) had op de Spelen van 1984 en 1988 voor Joegoslavië gespeeld, in 1996 vertegenwoordigde hij Servië-Montenegro. Velen beschouwen hem als één van de beste spelers van zijn generatie, hij speelde 349 keer voor het Joegoslavische zevental en nette 540 treffers. Met Joegoslavië werd hij twee keer Olympisch kampioen, won hij twee wereldtitels, evenveel FINA Cups en één Europese titel. Op clubniveau was hij van 1975 tot 1989 actief bij VK Partizan Belgrado, van 1989 tot 1991 bij Mladost Zagreb, daarna één seizoen bij Crvena Zvezda Belgrado, twee jaar bij het Spaanse Catalunya, vervolgens één seizoen bij PVK Budvanska Rivijera uit Montenegro, één jaartje Roma om tenslotte terug te keren bij VK Partizan Belgrado. In 2006 werd hij opgenomen in de International Swimming Hall of Fame en in 2009 werd hij hoofdcoach van zijn club VK Partizan.
Aleksandar {Aca) Šapic (1978-) kwam op de Spelen van 1996; 2000 en 2004 uit voor Servië-Montenegro, in 2008 verdedigde hij de kleuren van Servië. Hij eindigde met het Servische team tweemaal derde en eenmaal tweede. Šapic speelde professioneel waterpolo bij het Italiaanse Savona. Hij stond bekend om zijn enorm aantal doelpunten en zijn aanvallend gevaar. In totaal speelde hij 377 interlands en scoorde hij 953 doelpunten. Šapic begon op 8-jarige leeftijd met waterpolo en doorliep de jeugdteams van Rode Ster Belgrado. In 1992 verkaste hij naar VK Partizan Belgrado, waar hij op 13-jarige leeftijd debuteerde in de eerste ploeg. Anderhalf jaar later verhuisde hij naar Crvena Zvezda en werd hij voor het eerst voor het nationale zevental opgeroepen. Vanaf het seizoen 1994-1995 acteerde hij zeven seizoenen voor VK Becej, waarmee hij zes Joegoslavische titels en evenveel bekers veroverde. In 2000 haalde hij met dat team ook de Europabeker voor landskampioenen binnen, wat zeker te danken was aan zijn vijf treffers in de finale tegen VK Mladost Zagreb. Met 39 doelpunten werd hij ook topschutter van die competitie. In 2001 trok Šapic naar het Italiaanse Camogli en drie jaar later koos hij voor Savona, dat hij in zijn eerste seizoen naar de Italiaanse titel leidde. In mei 2006 transfereerde hij naar het Russische Shturm 2000 Chekhov. Vanaf 1995 was Šapic elf seizoenen lang topscorer van de competities waarin hij speelde.
Nadat eerst de Joegoslavische selectieheer hem opriep voor de Spelen van 1988, werd Mirko Vicevic (1968-) in 1996 voor Servië-Montenegro geselecteerd. Zijn eerste club was VK Primorac Kotor in Montenegro, later speelde hij voor het Italiaanse Pro Recco.
In 1996 en 2000 werd Veljko Uskokovic (1971-) opgeroepen voor het zevental van Servië-Montenegro, in 2008 voor Montenegro. In clubverband won hij met VK Becej het EK voor landskampioenen, werd hij met VK Becej en PVK Budvanska rivijera Budva viermaal kampioen van Joegoslavië en haalde hij met die ploegen ook vier keer de nationale beker binnen. Voor de nationale ploeg speelde hij meer dan driehonderd wedstrijden en scoorde hij meer dan vierhonderd treffers. Op het EK van 1991 in Athene en dat van 2001 in Boedapest haalde hij goud met Joegoslavië, zilver in Sevilla 1997 en brons op de Olympische Spelen van Sydney 2000, hetzelfde eremetaal op het WK van 1998 in Perth en dat van 2001 in Fukuoka, goud op de Universiade van Fukuoka 1995 en goud op de Mediterrane Spelen van 1997 in het Italiaanse Bari. In 2000 en 2001 werd hij uitverkoren om mee te spelen in de World's Best Water Polo Team.
Dejan Savic (1975-) maakte in 1996, 2000 en 2004 deel uit van de Olympische ploeg van Servië-Montenegro, in 2008 kwam hij uit voor Servië. Hij speelde achtereenvolgens bij Partizan Beograd (1989-1998), de Spaanse toppers CN Barcelona (1998-2000) en Barceloneta (2000-2001),de Italiaanse ploegen RN Florentia (2001-2003) en Pro Recco (2003-2005), het Russische Sintez Kazan en in eigen land voor VK Crvena Zvezda (2010-2011). Een en ander maakte dat hij een schitterend palmares kon voorleggen. Met VK Partizan Belgrado de Joegoslavische titel in 1995, zes nationale bekers, de LEN Cup van 1998 en de Super Cup van 1991. Bij CN Barcelona de Spaanse beker in 1999 en met CN Atlètic-Barceloneta in 2001 de Spaanse titel, de beker en de Super Cup. Bij Rari Nantes Fiorentina de LEN Cup van 2001 en met Pro Recco de Europese Super Cup van 2004. De Russische titel van 2007 met Sintez Kazan, de bekers van 2005 en 2010 plus de LEN Cup van 2010. Eind 2011 kondigde hij zijn afscheid aan als speler, nadat hij 444 interlands had gespeeld, waarin hij 405 goals scoorde.
Viktor Jelenic (1970-) vertegenwoordigde Servië-Montenegro op de Spelen van 1996, 2000 en 2004. In clubverband kwam deze reus van 2m03 uit voor het Italiaanse R.N. Savona, (1993-1995, 1998-2000, 2004-2006) waarmee hij in 2005 Italiaans kampioen werd en de Europabeker binnenhaalde. Voordien had hij met Stella Rossa (1985-1993) in 1992 en 1993 het kampioenschap van Servië-Montenegro gewonnen en met Becej (200-2001) lukte hij de dubbel kampioen/beker. Hij keerde echter terug naar Italië, waar hij voor Camogli (2001-2003) uitkwam en nadien voor Pescara (2003-2004), Bogliasco (2006-2008) en Latina (2008-2009).
Vladimir Vujasinovic (1973-) speelde voor Servië-Montenegro de Olympiades van 1996, 2000 en 2004, voor Servië op die van 2008. In clubverband koos hij voor het Kroatische Primorje Rijeka (1990-1991), het Servische Rode Ster Belgrado (1991-1994), het Spaanse Barcelona (1994-1997), het Servische VK Partizan Belgrado (1997-1998), het Italiaanse A.S. Roma Pallanuoto (1998-2001), het Italiaanse Pro Recco (2001-2008) en het Braziliaanse Fluminense. In de zomercompetitie van 2007 hielp hij Neptunes WPSC in de eerste Maltese liga handhaven. Vujasinovic won in 2007 en 2008 de Europabeker voor landskampioenen met Pro Recco en met VK Partizan in 2009. In 2010 keerde hij terug naar Malta waar hij met Neptunes Emirates St. Julians kampioen speelde. Vujasinovic wordt door velen de beste speler ter wereld genoemd.
Duitsland: Raúl de la Peña (1966-), Ingo Borgmann (1965-), Piotr Bukowski (1963-), Oliver Dahler (1969-), Jörg Dresel (1968-), Torsten Dresel (1967-), Davor Erjavec (1970-), Michael Ilgner (1971-), Dirk Klingenberg (1969-), René Reimann (1967-), Uwe Sterzik (1966-), Lars Tomanek (1965-) en Daniel Voss (1971-).
De in Tsjechië geboren Uwe Sterzik (1966-) nam deel aan de Spelen van 1988, 1992 en 1996. In 1997 speelde hij één seizoen bij het Spaanse CN Martianez op Tenerife, daarna startte zijn trainerscarrière. In 1998 werd hij nationaal trainer van de Duitse ploeg, maar na twee jaar kreeg hij zijn ontslagbrief omdat hij het team niet voor de Olympische Spelen kon laten kwalificeren. Hij trok naar Zwitserland en trainde er SC Horgen, dat hij in 2001 naar een eerste Zwitserse titel voerde.
Selecties voor Ingo Borgmann (1965-) in 1988, 1992 en 1996, die in clubverband uitkwam voor ASC Duisburg. De 1m96 grote doelverdediger werd 75 keer geselecteerd voor de Duitse ploeg en werd in 1988 uitgeroepen tot Wasserballer des Jahres. Hij woonde samen met Britta Dahm (1968-), die met de Duitse estafetteploeg in 1988 zevende eindigde in de finale van de 4 x 100m wisselslag op de Spelen van Mexico.
Ook René Reimann (1967-) kreeg selecties in de bus voor de Spelen van 1988, 1992 en 1996. Als jeugdspeler wisselde hij SC Wedding voor Wasserfreunde Spandau 04. Met dat team won hij acht Duitse titels en zes Duitse bekers, daar bovenop drie Europabekers voor Landskampioenen en twee keer de LEN-Supercup. Na de Spelen van 1992 verhuisde hij naar Delphin Wuppertal, waarmee hij in 1993 de Duitse beker haalde, daarna naar Rote Erde Hamm en tenslotte naar het Spaanse Tenerife. Hij was kapitein van het Duitse zevental.
De in Polen geboren Piotr of Peter Bukowski (1963-) werd in 1992 en 1996 voor de Duitse Olympische ploeg geselecteerd. In clubverband speelde hij, met één jaartje onderbreking van 1985 tot 1999 voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. Na zijn sportieve loopbaan werd hij bij die club jeugdtrainer. Zoon Erik Bukowski (1986-) speelde eveneens voor Spandau en hielp er van 2004 tot 2011 zeven Duitse titels winnen.
Raúl de la Peña Vega (1966-) werd in Mexico geboren, maar speelde voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin, waar hij zich tot Duitser liet nationaliseren. De Duitse bondscoach riep hem op voor de Spelen van 1992 en 1996. Later verhuisde hij naar SVW 05 Würzburg. Wuppertal, Düsseldorf, het Italiaanse Catania en Rote Erde Hamm. In 2000 echter keerde hij op 34-jarige leeftijd terug naar zijn geboorteland Mexico. Raul de la Pena werd eerst 100 keer voor het Mexicaanse zevental opgeroepen, nadien 207 keer voor de Duitse ploeg.
De broers Jörg Dresel (1968-) en Torsten Dresel (1967-) (foto) werden opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 1996. In clubverband kwamen ze uit voor Rote Erde Hamm en Hohenlimburger SV. Torsten Dresel werd tussen 1988 en 1996 maar liefst 221 keer voor de Duitse nationale ploeg geselecteerd.
Nederland: Arie van de Bunt (1969-), Gert de Groot (1970-), Arno Havenga (1974-), Koos Issard (1971-), Bas de Jong (1973-), Niels van der Kolk (1970-), Marco Kunz (1970-), Harry van der Meer (1973-), Hans Nieuwenburg (1968-), Joeri Stoffels (1973-), Eelco Uri (1973-) en Wyco de Vries (1968-).
Goalie Arie van de Bunt (1969-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Bovendien nam hij deel aan acht EK's en twee WK's en speelde hij 350 interlands. Van 1986 tot 2005 speelde hij in clubverband bij AZ&PC en met die ploeg uit Amersfoort won hij vier titels en drie bekers.
Harry van der Meer (1973-) werd driemaal voor de Spelen uitverkoren, in 1992, 1996 en 2000. Eerst speelde hij bij Z.V. De Dolfijn Amsterdam maar schakelde daarna over op professioneel waterpolo bij het Italiaanse Savona. In 2002 kreeg hij een Italiaans paspoort, waardoor hij niet meer voor het Nederlandse zevental in aanmerking kwam. Van der Meer maakte hiervan een rechtszaak, die hij in 2005 verloor.
Hans Nieuwenburg (1968-) en Koos Issard (1971-) waren olympisch actief in 1992 en 1996. Samen met Issard speelde Nieuwenburg bij het Leidense De Zijl-LGB, nadien bij Polar Bears uit Ede, waarmee hij acht Nederlandse titels veroverde en drie nationale bekers. In 1996 was hij kapitein van het Olympisch team en later was hij medeoprichter van het waterpoloblad ManMeer!.
Arno Havenga (1974-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1996 en 2000. In de competitie speelde hij professioneel waterpolo voor het Franse ONN Nice, in Nederland kwam hij uit voor ZPB Barendrecht en GZC Donk uit Gouda. Na zijn professionele carrière werd Havenga teammanager van het Nederlands vrouwenteam, waarmee hij deelnam aan de Olympische Spelen van 2008 en meteen ook de Olympische titel binnenhaalde.
Bas de Jong (1973-) speelde de Olympiades van 1996 en 2000. Hij kwam meer dan 200 keer uit voor het Nederlands team en speelde eerst voor Nunspeet, daarna achttien seizoenen voor Polar Bears Ede. In die periode werd hij zes keer landskampioen en veroverde hij drie keer de KNZB beker.
Eelco Uri (1973-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1996 en 2000. In clubverband speelde hij professioneel waterpolo voor het Franse ONN Nice en in Nederland voor VZC Veenendaal. Na zijn actieve carrière werd hij bondscoach van Engeland, nadien Directeur Waterpolo bij de Zwembond van Nieuw-Zeeland.
Roemenië: Edward Andrei (1975-), Florin Bonca (1971-), Robert Dinu (1974-), Nicolae Fulgeanu (1971-), Vlad Hagiu (1963-), Gelu Lisac (1967-), Istvan Moldvai (1974-), Daniel Radu (1977-), Bogdan Rath (1972-), Radu Sabau (1968-), Stefan Sanda (1975-), Dinel Stamate (1968-) en Liviu Totolici (1969-).
Bogdan Rath (1972-) werd in 1996 voor Roemenië geselecteerd, maar in 2004 voor Italië nadat hij getrouwd was met de Francesca Conti (1972-), in 2004 op de Spelen Athene de doelverdedigster van de gouden Italiaanse vrouwenploeg. Zelf speelde hij voor Rari Nantes Athena Savona, GS Orizzonte Catania en later op 39-jarige leeftijd zelfs voor het Maltese Sliema.
Oekraïne: Dmytro Andriyev (1970-), Ihor Horbach (1968-), Vadym Kebalo (1967-), Vitaliy Khalchaytskiy (1964-), V'iacheslav Kostanda (1963-), Andriy Kovalenko (1970-), Oleksandr Potulnytskiy (1969-), Vadym Rozhdestvenskiy (1967-), Vadym Skuratov (1967-), Anatoliy Solodun (1962-), Dmitry Stratan (1975-), Oleh Volodymyrov (1967-) en Oleksiy Yehorov (1964-).
Andriy Kovalenko (1970-) was driemaal actief op Olympische Spelen: in 1992 voor het GOS, in 1996 voor Oekraïne en in 2000 voor Australië. In Rusland was hij lid van Dinamo Kiev, later werd hij coach van het Australische zevental UWA Torpedoes.
Dmitri Stratan (1975-) verdedigde de Oekraïnse kleuren in 1996, die van Rusland op de Spelen van 2000 en 2004. In competitie kwam hij uit voor Spartak Volgograd en Shturm 2002 Chekhov.