Chronologische geschiedenis van het waterpolo

1992 - Olympische Spelen van Barcelona


Het waterpolotornooi van de Olympische Spelen in Barcelona werd betwist in Piscines Bernat Picornell, een zwemcomplex gelegen aan de Olympische Ring van Montjuïc. Het bestond uit drie baden: een indoor en een outdoor 50m-bad en een kuip voor schoonspringen. Het complex werd genoemd naar Bernat Picornell i Richier (1883-1970), de Catalaanse zwemmer die ook de Spaanse Zwembond oprichtte. In 1970 werd het gebouwd om het EK te herbergen, in 1990 werd het opgefrist voor de Olympische Spelen van 1992. In 2013 was het verzamelplaats voor het WK zwemmen.

De twaalf deelnemende landen waren verdeeld in twee groepen:

Groep A: Australië, Duitsland, Frankrijk, GOS, Tsjecho-Slowakije en Verenigde Staten.

Groep B: Cuba, Griekenland, Hongarije, Italië, Nederland en Spanje.

De twee beste landen van iedere poule plaatsten zich voor de halve finales, de nummers 3 en 4 speelden in groep D om de 5de t/m 8ste plaats, de nummers 5 en 6 in groep E om de 9de t/m 12de plaats. Voor de plaatsingsgroepen D en E telden ook de onderlinge resultaten uit de voorronde mee.

Titelverdediger Joegoslavië had zich als wereldkampioen van 1991 rechtstreeks voor de Spelen geplaatst. Vanwege de Balkanoorlog werd het land één maand voor de Spelen echter uitgesloten van deelname aan teamsporten. Als vervanger mocht Tsjecho-Slowakije opdraven. Het GOS (Gemenebest van Onafhankelijke Staten) bestond uit de voormalige Sovjetrepublieken met uitzondering van de Baltische staten.

In voorronde A een zeer sterke prestatie van de voormalige Sovjet-Unie, een vijf op vijf met de 8-5 overwinning tegen de Verenigde Staten als kers op de taart. Overigens het enige verlies van de Amerikanen, die zich dus ook voor de halve finale plaatsten. In de B-reeks ging het er spannender aan toe, Spanje finishte als eerste, Italië als tweede. Hun onderling duel eindigde op 9-9. De eerste halve finale tussen het GOS en de Italianen was een thriller van formaat, waarbij de Transalpijnen, met 8-9, aan het langste eind trokken. Spanje haalde het met 4-6 van de Yankees. En daarmee kregen we opnieuw een finale om van te snoepen. De Italianen liepen halfweg uit tot 2-4 uit en leidden bij het ingaan van het laatste kwartje nog steeds met 5-6, maar toen ontbonden de Spanjaarden hun duivels en net voor het eindsignaal netten ze de gelijkmaker. Verlengingen dan maar. De eerste verliep scoreloos, in de tweede netten beide ploegen om beurt maar in de derde trokken de Italianen het laken naar zich toe met nipte 8-9 winst.

Voorronde

Groep A

GOS – Tsjecho-Slowakije: 10-6 (2-1, 1-1, 4-3, 3-1)

Australië – Verenigde Staten: 4-8 (1-1, 1-2, 1-3, 1-2)

Duitsland – Frankrijk: 7-7 (2-2, 2-2, 3-2, 0-1)

Tsjecho-Slowakije - Verenigde Staten: 3-9 (2-2, 0-2, 0-3, 1-2)

Frankrijk – Australië: 5-9 (1-2, 0-2, 2-2, 2-3)

GOS – Duitsland: 11-7 (4-3, 3-2, 2-0, 2-2)

Verenigde Staten – Frankrijk: 11-7 (2-0, 3-3, 3-1, 3-3)

Duitsland – Tsjecho-Slowakije: 15-9 (2-2, 4-1, 6-3, 3-3)

Australië – GOS: 9-12 (2-3, 3-4, 2-1, 2-4)

Tsjecho-Slowakije – Frankrijk: 6-14 (1-4, 1-5, 2-2, 2-3)

GOS – Verenigde Staten: 8-5 (0-2, 3-2, 2-0, 3-1)

Duitsland – Australië: 7-7 (1-2, 3-2, 1-0, 2-3)

Australië – Tsjecho-Slowakije: 15-9 (5-2, 2-2, 3-1, 5-4)

Verenigde Staten – Duitsland: 7-2 (1-0, 2-0, 3-2, 1-0)

GOS – Frankrijk: 9-5 (3-2, 1-0, 2-1, 3-2)

Groep B

Hongarije – Italië: 7-7 (1-2, 2-1, 2-2, 2-2)

Griekenland – Cuba: 9-10 (2-4, 3-0, 3-3, 1-3)

Spanje – Nederland: 12-6 (5-3, 3-2, 1-1, 3-0)

Nederland – Italië: 4-6 (0-2, 2-1 ,0-1, 2-2)

Cuba – Hongarije: 11-12 (3-4, 3-3, 4-4, 1-1)

Spanje – Griekenland: 11-6 (1-3, 2-1, 4-1, 4-1)

Italië – Cuba: 11-8 (2-3, 2-2, 4-2, 3-1)

Griekenland – Nederland: 4-4 (0-0, 1-0, 2-2, 1-2)

Hongarije – Spanje: 5-8 (0-2, 1-1, 3-4, 1-1)

Nederland – Cuba: 9-11 (5-3, 1-4, 0-2, 3-2)

Griekenland – Hongarije: 7-12 (3-5,1-2,1-1,2-4)

Spanje – Italië: 9-9 (3-2, 1-2, 2-2, 3-3)

Hongarije – Nederland: 13-13 (5-3, 3-4, 1-3, 4-3)

Italië – Griekenland: 8-6 (2-2, 1-1, 3-2, 2-1)

Spanje – Cuba: 12-10 (2-3, 4-3, 4-2, 2-2)

Finale ronde

Groep D

Australië – Cuba: 7-5 (2-0, 3-1, 2-2, 0-2)

Duitsland – Hongarije: 7-8 (3-2, 0-1, 2-3, 2-2)

Duitsland – Cuba: 10-6 (2-2, 4-1, 1-1, 3-2)

Australië – Hongarije: 9-8 (2-2, 3-4, 3-2, 1-0)

Groep E

Frankrijk – Griekenland: 6-10 (0-2, 2-4, 2-1, 2-3)

Tsjecho-Slowakije – Nederland: 8-9 (2-0, 3-2, 2-3, 1-4)

Tsjecho-Slowakije – Griekenland: 8-10 (2-2, 2-3, 3-2, 1-3)

Frankrijk – Nederland: 8-15 (0-8, 1-2, 4-4, 3-1)

Halve Finales

GOS – Italië: 8-9 (3-2, 2-3, 2-2, 1-2)

Verenigde Staten – Spanje: 4-6 (1-1, 1-3, 1-0, 1-2)

Derde Plaats

Verenigde Staten – GOS: 4-8 (2-1, 0-2, 1-4, 1-1)

Finale

Spanje – Italië: 8-9 (0-1, 2-3, 3-2, 2-1, 0-0, 1-1, 0-1)

De Italiaanse winnaars: Francesco Attolico (1963-), Alessandro Bovo (1969-), Alessandro Campagna (1963-), Paolo Caldarella (1964-1993), Massimiliano Ferretti (1966-), Giuseppe Porzio (1966-), Marco D'Altrui (1964-), Mario Fiorillo (1962-), Ferdinando Gandolfi (1967-), Amedeo Pomilio (1967-), Francesco Porzio (1966-), Francesco Posttglioni (1972-) en Carlo Silipo (1971-).


Francesco Attolico (1963-) keepte meer dan vierhonderd wedstrijden voor het Italiaanse team. Hij werd voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000 geselecteerd. Na het goud van Barcelona, won hij vier jaar later brons op de Spelen van Atlanta. Met Italië werd hij in 1994 in eigen land wereldkampioen en kroonde hij zich in 1993 en 1995 tot Europees kampioen. In de finale tegen Spanje werd hij bij een 9-8 stand in het voordeel van Italië de held van het tornooi met tien reddingen in de extra times. In 1997 en 1998 haalde hij de Italiaanse titel met Pescara, waarna hij naar Posillipo verhuisde waarmee hij in 2001 kampioen werd en op het einde van dat seizoen zijn sportcarrière stopte. De Italiaanse bond duidde hem daarop aan als coach van de doelverdedigers.


Alessandro Bovo (1969-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992 en 1996. Hij won ook een wereldtitel, twee Europese titels en een World Cup met Italië. In clubverband speelde hij voor Pescara en Savona, waarmee hij vijf kampioenschappen won en vier bekerfinales.


Paolo Caldarella (1964-1993) was actief op de Olympische Spelen van 1988 en 1992. Op die laatste Spelen scoorde hij zes treffers, waarvan twee in de finale tegen Spanje. Het jaar nadien stierf hij toen hij met zijn moto op een Van knalde die omkeerde op de weg. Caldarella won twee keer Europees brons (1987 en 1989) en één keer zilver in 1986. Met de 'Seven of Diamonds' won hij in 1992 op de Spelen van Barcelona goud, en hetzelfde eremetaal tegen de Sovjet-Unie tijdens het EK in Sheffield. In Italië kwam hij uit voor Siracusa.


Alessandro Campagna (1963-) was van de partij in 1988 en 1992. Buiten het goud van Barcelona, hielp hij ook de EK's in Sheffield en Rome winnen. Na zijn sportieve loopbaan werd hij trainer van de Italiaanse jeugd en in 2001 trainer van de nationale ploeg waarmee hij dat jaar Europees zilver haalde. Van 2003 tot 2008 coachte hij het Griekse zevental, met als hoogtepunt het brons tijdens het WK van Montreal en brons tijdens de Wereldbekers van 2004 in Long Beach en van 2006 in Athene. In 2008 keerde hij terug naar het Italiaanse team dat hij naar brons coachte tijdens de Mediterrane Spelen in Pescara. Op het EK 2010 in Zagreb werd zijn Italië in de finale geklopt door gastgever Kroatië. Hij kwam uit voor AS Roma Nuoto en Ortigia Siracusa


Opgeroepen voor de Spelen van 1988 en 1992 was Massimiliano Ferretti (1966-) waarschijnlijk de kleurrijkste figuur van het Italiaanse waterpolo. Hij werd met drie verschillende clubs landskampioen: in 1991 en 1992 met RN Savona, in 1999 met A.S. Roma en met Pro Recco in 2002.


Marco D'Altrui (1964-) was lid van de Italiaanse ploeg op de Olympiades van 1984, 1988 en 1992. Hij kwam uit voor Pro Recco en CUS d'Annunzio Pescara.


Mario Fiorillo (1962-) verdedigde de Italiaanse kleuren op de Spelen van 1984, 1988 en 1992. C.N. Posillipo Napoli was zijn thuishaven.  


Olympische selecties voor Francesco Porzio (1966-) in 1988 en 1992. Aan de zijde van zijn broer Guiseppe (1967-) speelde hij zijn hele loopbaan voor Posillipo, waarmee hij acht bekerfinales won en in 1997 en 1998 de Europa Cup voor bekerhouders. In augustus 2010 werd Porzio gearresteerd wegens dagelijkse losse handjes tegenover zijn vrouw. De onderzoekrechter dacht er echter anders over en liet hem vrij.


Amedeo Pomilio (1967-) won een bronzen medaille op de Olympische Spelen van Atlanta 1996 en goud op die van Barcelona in 1992. De Italiaanse bondscoach riep hem ook op voor de Spelen van 2000 in Sydney. In clubverband speelde hij voor CUS d'Annunzio Pescara.


Carlo Silipo (1971-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. De 1m98 grote kapitein van het Italiaanse zevental speelde eerst voor Canottieri Napoli (1989-1993), daarna in dezelfde stad voor Club Nautico Posillipo (1993-2006). Hij was een keihard verdediger die ook de rol van spelverdeler naar zich toehaalde en steevast speelde hij met het nummer 12 en haalde zeven Italiaanse titels en een Italiaanse beker, drie Europese kampioenschappen voor clubkampioenen, een Europese LEN Cup en een Europese Super Cup.


 
De Italiaanse goalie Francesco Attolico (1963-) ziet een Spaans schot op de kruising stranden.

Spanje: Daniel Ballart (1973-), Jesús Miguel Rollán (1968-2006), Jordi Sans (1965-), Josep Picó (1964-), Manuel Estiarte (1961-), Marco Antonio González (1966-), Miguel Ángel Oca (1970-), Pedro Francisco García (1968-), Ricardo Sánchez (1971-), Rubén Michavila (1970-), Salvador Gómez (1968-) en Sergi Pedrerol (1969-).


Daniel Ballart (1973-) nam deel aan Olympische Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. In 1992 eindigde hij met het Spaanse team op de tweede plaats, vier jaar later in Altanta veroverde hij goud. In competitie kwam Ballart uit voor vijf Spaanse ploegen: Club Natació Montjuïc (-1991), Club Esportiu Mediterrani (1991-1994), Club Natació Barcelona (1994-1996), Club Natació Sabadell (1996-2007) en Club Esportiu Mediterrani Barcelona (2007-). In 1995 en 1996 vierde hij de Spaanse titel, in 1992, 1995, 1996 en 2004 de nationale beker en in 2002 en 2005 zat hij mee aan het feest voor de Spaanse Super Cup.


Goalie Jesús Miguel Rollán (1968-2006) nam deel aan de Olympiades van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitie kwam Rollán uit voor Club Natación San Blas, Club Natación Vallehermoso, Club Natació Catalunya, de Italiaanse kampioen Pro Recco en F.C. I.E.S. Molí Del Sol. Hij was goed bevriend met prinses Cristina van Spanje (1965-), die hij in contact bracht met haar toekomstige man Inaki Urdangarin (1968-), de Spaanse handbal international. Samen met zijn team won hij goud tijdens de Spelen in Atlanta, maar won hij ook het WK van 1998 en 2000. Met CN Catalunya won hij zeven Spaanse titels, evenveel Spaanse bekers en in 1995 de Europa Cup. Daaraan voegde hij een tweede Europa Cup toe, toen hij in 2003 bij het Italiaanse Pro Recco speelde. Na de Spelen van 2004 trok Rollán zich terug uit de actieve sport en belandde hij in een depressie. Hij overleed na een val van een balkon in een revalidatiecentrum vlakbij Barcelona, waar hij in behandeling was voor zijn depressie. Waarschijnlijk pleegde hij zelfmoord.


Er bestaan uiteraard de nodige discussies over wie de titel “beste speler ter wereld” verdient, feit is dat Manuel Estiarte (1961-) een schitterende speler was. In totaal kwam hij in een periode van 22 jaar 578 keer uit voor de nationale ploeg. Los Angeles was zijn debuut, in Barcelona veroverde hij met zijn zevental het zilver en vier jaar later in Atlanta zelfs goud. Estiarte is de enige waterpolospeler die aan zes Olympische Spelen deelnam. Zijn laatste optreden, op 38-jarige leeftijd was in 2000 in Sydney en met een totaal van 125 doelpunten is hij de topscorer tijdens Olympische Spelen. Tijdens zijn gloriejaren woog de 1m72 grote Spanjaard slechts 62 kg. In clubverband speelde hij voor CN Barcelona, CUS d'Annunzio Pescara, CN Catalunya Barcelona en CN Atlètic-Barceloneta.


Olympische selecties voor Marco Antonio González (1966-) in 1988 en 1992. Hij speelde voor vier Spaanse clubs: Club Natació Barcelona, Club Natació Montjuïc, Club Natació Sabadell en Grup Excursionista i Esportiu Gironí.


Jordi Sans Juan (1965-) nam deel aan Olympiades van 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Daarmee was hij samen met de Griek Georgios Mavrotas (1967-), de Brit Paul Radmilovic (1886-1968), de Braziliaan João Gonçalves Filho (1934-2010), de Hongaar Dezso Gyarmati (1927-2013), de Italiaan Gianni De Magistris (1950-) en ploegmaats Manuel Estiarte (1961-) en Salvador Gomez (1968-) de zevende waterpolospeler die daarin ooit slaagde. Jordi Sans Juan speelde liefst twintig jaar voor het nationale team, goed voor 483 wedstrijden en vijf Olympische Spelen. Later werd hij directeur van Unió de Federacions Esportives de Catalunya. Zijn broer Juan (1952-) verdedigde de Spaanse kleuren tijdens de Olympiade van München in 1972.


Sergio Pedrerol (1969-) verdiende selecties in 1992, 1996, 2000 en 2004. Hij eindigde met het Spaanse team in 1992 op de tweede plaats, vier jaar later veroverde hij Olympisch goud in Atlanta. In de competitie kwam Pedrerol uit voor Club Natació Molins de Reii, Club Natació Catalunya en Club Natació Sabadell, wat hem in 1995 een Europese Beker voor landskampioenen opleverde, in 1992 een Europese Beker voor bekerhouders, twee Europese Super Cups (1992 en 1995) zeven nationale landstitels en evenveel Spaanse bekers.


Salvador Gómez (1968-) werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1988, 1992, 1996, 2000 en 2004. In competitieverband speelde Gómez uitsluitend in Spanje, wel bij zeven verschillende clubs: Club Natació Montjuïc, Club Natación Ondarreta Alcorcón, Club Natació Atlètic Barceloneta, Waterpolo Aguas de Valencia, Waterpolo Pla-Za Zaragoza, Club Natación Martiánez en Real Canoe Natación Club. Hij debuteerde in de nationale ploeg op het EK 1987 in Straatburg en won in Perth 1998 en Fukuoka 2000 de Wereldtitel. In zijn prijzenkast pronken zeven Spaanse titels, evenveel bekers en een Europese LEN Cup.


Pedro García (1968-) werd geselecteerd voor de Olympiades van 1988, 1992, 1996 en 2000. In zijn jeugd had hij van de verboden snoepjes en de alcohol geproefd en daarover schreef hij in 2008 het boek ‘Mañana lo dejo’ (Morgen stop ik) waarin hij het verhaal doet van zijn afkicken. Hij presenteerde de programma's ‘Big Brother’ en ‘El Campamento’ op de Spaanse TV-zender Cuatro. In dat laatste programma leerde hij coaching technieken aan om conflictsituaties tussen ouders en kinderen te helpen oplossen. Op 12-jarige leeftijd startte hij op school in Madrid met waterpolo. In 1986 verhuisde hij samen met zijn beste vriend Jesus Rollan (1968-2006) naar Barcelona, waar ze aansloten bij Swimming Club Catalunya. In Barcelona leefde hij zonder de minste controle in een residentie, hij stortte zich in het uitgangsleven en vulde zijn nachten met alcohol en drugs. Hij beterde echter zijn leven en in 2001 werd hij tot beste speler van de Spaanse liga verkozen. In totaal werd hij 565 keer opgeroepen voor net nationale zevental. Buiten zijn TV-werk was hij ook actief als therapeut in het revalidatiecentrum waar hij afkickte. Hij speelde bij de Spaanse clubs Club Natación San Blas, Club Natación La Latina, Club Natació Catalunya, Club Natació Barcelona en Club Natació Terrasa.


Miguel Ángel Oca (1970-) nam deel aan de Spelen van 1992 en 1996. In competitie kwam Oca uit voor Club Náutico Barcelona.


Het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) bestond uit de voormalige Sovjet republieken met uitzondering van de Baltische staten. Het team droeg de naam 'Equipe Unifiée', had de IOC-code "EUN" en voerde de olympische vlag. De volgende staten waren onderdeel van het Gezamenlijk team: Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Tadsjikistan en Turkmenistan: Sergej Naumov (1962-), Aleksandr Ogorodnikov (1967-), Aleksandr Cigir (1967-), Dmitrij Apanasenko (1967-), Andrej Belofastov (1969-), Evgenij Šharanov (1958-), Dmitrij Gorškov (1967-), Vladimir Karabutov (1967-), Aleksandr Kolotov (1964-), Andriy Kovalenko (1970-), Nikolaj Kozlov (1972-), Sergej Marcoc (1963-) en Aleksej Vdovin (1963-).


Door de Russische boycot miste Evgeni Sharonov (1958-) in 1984 de Spelen van LA, maar in 1988 en 1992 was hij er telkens bij. In 1982 vierde hij mee op het WK, in 1983, 1985 en 1987 was hij van de partij toen zijn ploeg Europees goud won. Evgeni Sharonov begon op 14-jarige leeftijd met waterpolo tijdens de Jeugd Spartakiade, waar hij meteen tot beste keeper van het tornooi werd uitgeroepen. Hij groeide uit tot één van de beste keepers ter wereld en dat leverde hem in Guayaquil tijdens het WK van 1982 de titel ‘beste speler’ van het tornooi op. Op het EK van 1987 in Straatsburg bezorgden zijn enorme reflexen de Sovjet Unie het goud. Sharonov werd beloond met de titel Swimming World’s Male Water Polo Player of the Year. In 1992 hing hij de muts aan de haal en werd hij Vice President van de Russische Waterpolo Federatie en in 1996 lid van het Technische Waterpolo Comité van de FINA.


Dmitry Gorshkov (1967-) tekende present op de Olympiades van 1992, 1996 2000 en 2004. In 2000 tijdens de finale in Sydney scoorde hij de winning goal in de marathon halve finale tegen Spanje. Hij debuteerde bij Central Sport Klub VMF Moskvan maar het Italiaanse Pro Recco haalde hem binnen als topvedette

Aleksandr Kolotov (1964-), Sergey Naumov (1962-) en Sergey Marcoci (1963-) werden geselecteerd voor de Spelen van 1988 en 1992


Dmitry Apanasenko (1967-) kreeg selecties in de bus voor de Spelen van 1988, 1992 en 1996. Van 1983 tot 1991 speelde hij voor Dinamo Moskou, waarmee hij twee Russische titels vierde met in 1984 ook de Europacup voor bekerhouders. Voor de Russische nationale ploeg speelde hij van 1986 tot 1996. In 1986 was hij er bij toen de Russen brons haalden op het WK in Madrid en in 1987 hetzelfde eremetaal op het EK. Hij speelde ook zeven jaar in het buitenland, in 1992 bij het Italiaanse Poseidon, in 1993 en 1995 bij het Franse Nice, van 1996 tot 2000 bij het Griekse Chios en  Panathinaikos Athene. In totaal zou hij in officiële wedstrijden tweeduizend keer gescoord hebben.


Nikolay Kozlov (1972-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1992, 1996, 2000 en 2004. Hij speelde zijn hele carrière voor Spartak Volgograd, waarvan hij coach werd na zijn spelerscarrière en met dat zevental won hij in 2009 de dubbel titel/beker.


Aleksandr Tchigir (1967-) verdiende selecties in 1992, 2004 en 2008. In 1992 verdedigde hij de kleuren van het GOS, de twee volgende speelde hij voor het Duitse nationale team. In clubverband was hij aangesloten bij Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. In totaal kwam Tchigir 344 keer uit voor de Russische ploeg, maar op 4 december 1997 werd hij Duits staatsburger. Daarna speelde hij ook nog eens 279 wedstrijden voor de Duitse Mannschaft. Hij was een gediplomeerde sportleraar


Vladimir Karabutov (1967-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 1996. In competitieverband kwam hij uit voor Lukoil-Spartak Volgograd


Andriy Kovalenko (1970-) was driemaal actief op Olympische Spelen: in 1992 voor het GOS, in 1996 voor Oekraïne en in 2000 voor Australië.

Verenigde Staten: Chris Duplanty (1965-), John Vargas (1961-), Alex Rouseau (1967-), Jeff Cam)bell (1962-), Mike Evans (1960-), Charles Harris (1963-), Kirk Everist (1967-), Erich Fisher (1966-), Terry Schroeder (1958-), Doug Kimbell (1960-), Chris Humbert (1969-), Craig Klass (1965-) en Craig Wilson (1957-).


Craig Wilson (1957-) werd door de Amerikaanse coach uitverkoren voor de Spelen van 1984, 1988 en 1992. Tijdens de twee eerste edities won hij met het zevental zilver. Met zijn enorme armspan van meer dan twee meter ranselde hij heel wat quasi gemaakte doelpunten uit zijn kooi. In totaal speelde hij 211 wedstrijden voor de Amerikaanse ploeg. Wilson leidde het keepersklassement aller tijden met 88 reddingen tijdens de Spelen van Los Angeles 1992, een efficiëntie van 70%. Op de Spelen van Seoel 1988 ranselde hij 68 gemaakte goals uit zijn doel, tien meer dan de Spaanse goallie Jesus Rollan (1968-2006). Wilson speelde twee jaar in de Italiaanse profliga waterpolo, hij tekende een contract bij het Siciliaanse Ortegia. Iedere wedstrijd van dat zevental werd door tienduizend supporters bijgewoond en ook uitgezonden via radio en TV. Nadien werd hij zwermcoach van zowel de mannen- als de vrouwenploeg van zijn Alma Mater University of California, Santa Barbara.


Chris Duplanty (1965-) verdedigde niet alleen het Amerikaanse doel, maar was ook teamkapitein. In 1996 kreeg hij de onderscheiding Most Dominant Goalie. Geboren in Californië, studeerde hij in 1984 af aan de Punahou School op Honolulu. Met zijn schoolteam had hij op vier jaar tijd drie staatskampioenschappen gewonnen. Liefst vier Universiteiten wilden hem binnenhalen USC, UCLA, Stanford en UC Berkeley, Duplanty koos uiteindelijk voor UC Irvine, waarmee hij in 1987 het nationaal kampioenschap won. Bovendien trainde het nationale team in Newport Beach en dat lag in de onmiddellijke omgeving. En op die trainingen gaf hij altijd present. Niet eens geselecteerd speelde hij voor ballenjongen, de jongens in het water vroegen hem zelfs wat hij kwam doen, het was tenslotte vrijdagavond en dat betekende 'stappen'. Op één van de trainingen gaf de nationale goalie forfait, de coach vroeg Duplanty om in te springen. En vanaf toen ging hij steil opwaarts. Enkele maanden later was hij zelfs lid van het nationale zevental. In 1992 mocht hij in Barcelona al wat meer meedoen, maar de grote doorbraak kwam in eigen land nog eens vier jaar later.


Jeff Campbell (1962-) werd voor de Spelen van 1988 en 1992 geselecteerd. 


Terry Schroeder (1958-) was kapitein van het Amerikaanse team in 1984, 1988 en 1992 en leidde zijn manschappen naar het zilver in 1984 en 1988. Deze arts was een echte sportamateur, want beroepshalve was hij chiropractor, en dat bleek een erfelijke belasting. Want buiten vader en grootvader waren er nog 59 andere chiropractors in de familie, waaronder zijn vrouw Lori, zijn dochters Leannan en Sherdian, zijn broer en zuster, zeven neven en een schoonbroer. Binnen de ploeg was hij niet alleen kapitein maar ook de spelbepalende figuur en meestal ook de topscorer. En dat veertien jaar lang. Bovendien verzorgde hij niet alleen zijn eigen ploegmaats, maar ook tegenstrevers. Voor deze Spelen in eigen land stond hij model voor één van de bronzen beelden die het Olympisch stadion sierden. Hij trainde het waterpoloteam van de Universiteit van Pepperdine, maar sedert juni 2007 is hij de hoofdcoach van het nationale mannenteam.  


Doug Kimbell (1960-) en de in Duitsland geboren Craig Klass (1965-) werden ook al in 1988 geselecteerd.

Mike Evans (1960-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1988, 1992 en 1996.


Kirk Everist (1967-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1992 en 1996


Chris Humbert (1969-) was erbij op de Spelen van 1992, 1996 en 2000.


Als kind verhuisde de in Parijs geboren Alex Rousseau (1967-) met zijn ouders naar Canada en vervolgens naar Californië. In 1985 werd hij Amerikaans staatsburger en in 1992 en 1996 selecteerde de Amerikaanse coach hem voor het Olympisch zevental. In 1990 studeerde hij aan de UCLA af als economist.

Australië: Daniel Marsden (1970-), Geoffrey Clark (1969-), Guy Newman (1969-), Paul Oberman (1969-), Greg McFadden (1964-), Simon Asher (1967-), Mark Oberman (1967-), Troy Stockwell (1967-), Raymond Mayers (1960-), Christopher Wybrow (1961-), Glenn Townsend (1962-), John Fox (1963-) en Andrew Wightman (1967-).


Raymond Mayers (1960-), Glenn Townsend (1962-) en Chris Wybrow (1961-) (foto) waren er ook al in 1984, 1988 en 1992 bij.


Troy Stockweel (1967-) (foto), Andrew Wightman (1967-), Geoffrey Clark (1969-) en Simon Asher (1967-) waren olympisch actief in 1988 en 1992.


John Fox (1963-) verdedigde de Australische kleuren in 1988 en 1992. Zijn zus Joanne Fox (1979-) trad met de Australische dames aan op de Spelen van 2000 en 2004. Daarna werd hij coach van de Australische ploeg.


Daniel Marsden (1970-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 2000. In zijn 21-jarige carrière speelde hij 708 internationale wedstrijden en coachte hij meerdere heren- en damesteams.


Mark Oberman (1967-) was olympisch actief in 1992 en 2000. Zijn broer Paul Overman (1969-) werd eveneens voor de Olympiade van 1992 geselecteerd.

Hongarije: Péter Kuna (1965-), Gábor Schmiedt (1962-), Zsolt Petováry (1965-), Balázs Vincze (1967-), László Tóth (1968-), András Gyöngyösi (1968-), Imre Tóth (1963-), Tibor Benedek (1972-), István Dóczi (1965-), Gábor Nemes (1964-), Imre Péter (1970-), Frank Tóth (1970-) en Zsolt Varga (1972-).

 

Péter Kuna (1965-) verdedigde het Hongaarse doel op de Spelen van 1988, 1992 en 1996, spijtig genoeg voor hem zonder podiumplaatsen te halen. Hij fungeerde als speler-trainer bij de Zwitserse kampioen SC Horgen, verhuisde daarna naar Galatasaray Istamboel.


Gábor Schmiedt (1962-) en Zsolt Petováry (1965-) (foto) werden in 1988 en 1992 geselecteerd.


Balázs Vincze (1967-) maakte de Spelen mee van 1988, 1992 en 1996. Tussen 1987 en 2000 werd hij 358 keer opgeroepen voor het Hongaarse zevental. Van 1977 tot 1996  speelde hij voor UTE Boedapest, van 1996 tot 2000 bij het Joegoslavische Becej, daarna één seizoen bij het Turkse Galatasaray. In 2005 werd hij hoofdcoach bij BVSC Boedapest. In totaal werd hij vijf keer Hongaars kampioen, won hij drie Hongaarse bekers, vijf Joegoslavische titels en twee Turkse. Na  2003 werd hij turnleraar aan de Eötvös Lóránd Academy of Sport Science, waar hij de specialist waterpolo was.


László Tóth (1968-) was erbij in 1988, 1992 en 1996


Ook András Gyöngyösi (1968-) werd voor die Spelen van 1988, 1992 en 1996 uitverkoren. Hij speelde achtereenvolgens voor Ferencvárosi TC Budapest, het Italiaanse Pro Recco en BVSC Budapest.


Imre Tóth (1963-) was van de partij in 1988 en 1992


Zo maar eventjes vijf olympische selecties voor Timor Benedek (1972-): 1992, 1996, 2000, 2004 en 2008, met telkens het goud op de laatste drie Spelen. Hij speelde voor het Hongaarse Újpesti Torna Egylet, verhuisde vervolgens naar Italië, waar hij eerst voor AS Roma speelde maar al vlug verhuisde naar de topploeg Pro Recco, Genoa, om daarna terug te keren naar de heimat bij Domino Honvéd Sportegyesület, Budapest.


De in het Duitse Erfurt geboren Frank Tóth (1970-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992 en 1996. Opmerkelijk: drie Tóth’s in het Hongaarse team, maar geen familie van elkaar.


Zsolt Varga (1972-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Hij speelde in eigen land voor Budapesti Vasutas Sport Club, maar verkaste naar Mladost Zagreb, waarmee hij de EuropaCup won.

Duitsland: Frank Otto (1959-), Uwe Sterzik (1966-), Ingo Borgmann (1965-), Hagen Stamm (1960-), Dirk Theismann (1963-), René Reimann (1965-), Piotr Bukowski (1963-), Raúl de la Peña (1966-), Jörg Dresel (1968-), Torsten Dresel (1967-), Carsten Kusch (1967-) en Guido Reibel (1968-).


Frank Otto (1959-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1984, 1988 en 1992. Vanaf zijn jeugd speelde hij voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. Tussen 1976 en 1984 werden zes Duitse titels gewonnen, zes Duitse bekers en zes Duitse SuperCups. In 1982 kwam daar de Europabeker bij tegen het Russische Alma Ata. In 1985 verhuisde hij voor drie seizoenen naar het Italiaanse Rari Nantes Camogli, waar hij een profcontract tekende. Na die periode kwam hij terug naar Duitsland om bij SV Cannstatt te spelen. Met 500 internationale wedstrijden met de nationale ploeg is Frank Otto Duits recordhouder qua selecties. Zijn palmeres vertoont twee Europese titels (Split 1981 en Bonn 1989), Olympisch brons in Los Angeles (1984), brons op het WK van Guayaquil (1982), Europees brons in Sofia 1985, goud tijdens de Wereldcup in Duisburg 1985, zilver tijdens de Wereldbeker in Malibu/Californië 1983 en brons op de Wereldbeker in Thessaloniki 1987. Otto nam deel aan vier WK's, zeven EK's en zes Wereldbekers. Bij SV Cannstatt was hij van 1994 tot 1999 clubvoorzitter.


Dirk Theismann (1963-) werd uitverkoren voor de Olympiades van 1984, 1988 en 1992. Tot 1987 speelde hij voor SC Rote Erde Hamm, daarna wisselde hij naar Wasserfreunde Spandau 04 Berlin, waarmee hij in 1987 zijn eerste Duitse titel haalde en één jaartje later zelfs Europees kampioen werd. De linkshandige was de Duitser met veruit het hardste shot.


De in Tsjechië geboren Uwe Sterzik (1966-) nam deel aan de Spelen van 1988, 1992 en 1996. In 1997 speelde hij één seizoen bij het Spaanse CN Martianez op Tenerife, daarna startte zijn trainerscarrière. In 1998 werd hij nationaal trainer van de Duitse ploeg, maar na twee jaar kreeg hij zijn ontslagbrief omdat hij het team niet voor de Olympische Spelen kon kwalificeren. Hij trok naar Zwitserland en trainde er SC Horgen, dat hij in 2001 naar een eerste Zwitserse titel voerde.


Het Duitse zevental steunde op het kunnen van Hagen Stamm (1960-), de beste Duitse speler van de laatste twintig jaar. In Los Angeles was brons het eindresultaat, maar nadien ging het bergafwaarts. Nadat de ploeg zich niet kon kwalificeren voor de Spelen van Sydney, werd Stamm bondstrainer en met succes, want in Athene 2004 was de Mannschaft er opnieuw bij. Met de vijfde plaats als eindresultaat. Bovendien was hij voorzitter van zijn thuisploeg Wasserfreunde Spandau 04, waar zijn zoon Marko (1988-) nu één van de vedetten werd en die in 2008 werd opgeroepen voor Olympische deelname in Beijing.


Selecties voor Ingo Borgmann (1965-) in 1988, 1992 en 1996, die in clubverband uitkwam voor ASC Duisburg. De 1m96 grote doelverdediger werd 75 keer geselecteerd voor de Duitse ploeg en werd in 1988 uitgeroepen tot Wasserballer des Jahres. Hij woonde samen met Britta Dahm (1968-), die met de Duitse estafetteploeg in 1988 zevende eindigde in de finale van de 4 x 100m wisselslag op de Spelen van Mexico.


En ook René Reimann (1967-) kreeg selecties in de bus voor de Spelen van 1988, 1992 en 1996. Als jeugdspeler wisselde hij van SC Wedding naar Wasserfreunde Spandau 04. Met dat team won hij acht Duitse titels en zes Duitse bekers, daar bovenop drie Europabekers voor Landskampioenen en twee keer de LEN-Supercup. Na de Spelen van 1992 verhuisde hij naar Delphin Wuppertal, waarmee hij in 1993 de Duitse beker haalde, daarna naar Rote Erde Hamm en tenslotte naar het Spaanse Tenerife. Hij was kapitein van het Duitse zevental.

De in Polen geboren Piotr of Peter Bukowski (1963-) werd voor de Duitse Olympische ploeg geselecteerd in 1992 en 1996. In clubverband speelde hij, met één jaartje onderbreking, van 1985 tot 1999 voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. Na zijn sportieve loopbaan werd hij bij die club jeugdtrainer. Zoon Erik Bukowski (1986-) speelde eveneens voor Spandau en hielp er van 2004 tot 2011 zeven Duitse titels winnen


Raúl de la Peña Vega (1966-) werd in Mexico geboren, maar speelde voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin toen hij door de Duitse bondscoach geselecteerd werd voor de Spelen van 1992 en 1996. Later verhuisde hij naar SVW 05, Würzburg. Wuppertal, Düsseldorf, het Italiaanse Catania en Rote Erde Hamm. In 2000 keerde hij echter op 34-jarige leeftijd terug naar zijn geboorteland Mexico. Raul de la Pena werd eerst honderd keer voor het Mexicaanse zevental opgeroepen, nadien 207 keer voor de Duitse ploeg.


De broers Jörg Dresel (1968-) en Torsten Dresel (1967-) (foto) werden eveneens voor de Spelen van 1992 en 1996 opgeroepen. In clubverband kwamen ze uit voor Rote Erde Hamm en Hohenlimburger SV. Torsten Dresel werd tussen 1988 en 1996 maar liefst 221 keer opgeroepen voor de Duitse nationale ploeg.

Cuba: Juan Carlos Barreras (1964-), Norge Blay (1967-), Pablo Cuesta (1962-), Jorge del Valle (1961-), Marcelo Derouville (1962-), Bárbaro Díaz (1960-), Lazaro Fernández (1970-), Juan Hernández Olivera (1966-), Juan Hernández Silveira (1968-), Guillermo Martínez Luis (1968-), Iván Pérez (1971-), José Ángel Ramos (1964-) en Ernesto García (1969-).


Na de Spelen van Moskou 1980 een tweede selectie voor Bárbaro Díaz (1960-).


Eerste Olympische selectie voor Iván Pérez (1971-), die tijdens deze Spelen in Barcelona was opgevallen bij de Spaanse coach, die hem naar CN Barcelona haalde, hem tot Spanjaard liet naturaliseren en daarmee werd Vargas ook in 2004 en 2008 voor de Spaanse Olympische ploeg uitgenodigd. Met de Spaanse ploeg won hij twee wereldtitels.

Nederland: Arie van de Bunt (1969-), Marc van Belkum (1965-), Gijsbert van der Leden (1967-), Harry van der Meer (1973-), John Scherrenburg (1963-), Hans Nieuwenburg (1968-), Koos Issard (1971-), Jalo de Vries (1972-), John Jansen (1963-), Robert Havekotte (1967-), Jan Wagenaar (1965-), Remco Pielstroom (1965-) en Bert Brinkman (1968-).


Goalie Arie van de Bunt (1969-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1992, 1996 en 2000. Bovendien nam hij deel aan acht EK's en twee WK's, in totaal speelde hij 350 interlands. Van 1986 tot 2005 speelde hij in clubverband bij AZ&PC en met die ploeg uit Amersfoort won hij vier titels en drie bekers.


Ook Harry van der Meer (1973-) werd driemaal voor de Spelen uitverkoren: 1992, 1996 en 2000. Hij speelde professioneel waterpolo in het Italiaanse Savona en kreeg in 2002 een Italiaans paspoort, waardoor hij niet meer voor het Nederlandse zevental mocht uitkomen. Van der Meer maakte hier een rechtszaak van die hij in 2005 verloor.


Hans Nieuwenburg (1968-) en Koos Issard (1971-) waren olympisch actief in 1992 en 1996. Van Nieuwenburg speelde bij De Zijl-LGB Leiden en Polar Bears Ede, waarmee hij samen met Issard acht Nederlandse titels veroverde en drie nationale bekers. In 1996 was hij kapitein van het Olympisch team en later was hij medeoprichter van het waterpoloblad ManMeer!.


Remco Pielstroom (1965-) was actief op de Spelen van 1984 en 1992

Griekenland: Vangelis Patras (1968-), Filippos Kaiafas (1968-), Epaminondas Samartzidis (1965-), Konstantinos Loudis (1969-), Kyriakos Giannopoulos (1959-), Tasos Papanastasiou (1964-), Nikolaos Venetopoulos (1969-), Dimitrios Seletopoulos (1963-), Dimitrios Bitsakos (1972-), Evangelos Pateros (1962-), Georgios Mavrotas (1967-), Theodoros Lorantos (1971-) en Gerasimos Voltyrakis (1968-).


Kyriakos Giannopoulos (1959-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1980, 1984, 1988 en 1992. In totaal verzamelde hij 492 caps in de nationale ploeg. Na zijn sportieve loopbaan studeerde hij rechten en legde hij zich toe tot sportmanagement. Hij maakte deel uit van het organisatiecomité van de Olympische Spelen van 2004 in Athene, waar hij directeur was van alle watersporten.. Na de Spelen werd hij General Manager van het Olympisch complex en in 2009 werd hij door de Dubai Sports Council uitgenodigd om er een uniek sportcomplex op te starten. Het new state-of-the-art Dubai Sports Complex wordt omschreven als het meest modern indoor stadion van de wereld. Het complex bevat 15.000 zitplaatsen en er kunnen tien Olympische disciplines beoefend worden. Het zwembad kan bijvoorbeeld overdekt worden met een vloer zodat er basket- of volleybalwedstrijden kunnen gespeeld worden. In december 2010 werd er het WK zwemmen korte baan betwist.


Olympische selecties voor Tasos Papanastasiou (1964-) in 1984, 1988, 1992 en 1996 en voor Dimitrios Seletopoulos (1963-) in 1984, 1988 en 1992.

Filippos Kaiafas (1968-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1988, 1992, 1996 en 2000.

Epaminondas Samartzidis (1965-), Evangelos Pateros (1962-) en Nikolaos Venetopoulos (1969-) waren in 1988 en 1992 olympisch actief en Vangelis Patras (1968-) gaf present in 1988, 1992 en 1996


Georgios Mavrotas (1967-) verdiende een Olympische selectie in in 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Hij speelde 511 keer voor het Griekse zevental en kwam uit voor Nautiacal Club of Vouliagmeni. Beroepshalve was hij Professor Chemie aan de Technische Universteit van Athene met expertise in Operationeel Onderzoek.


Konstantinos Loudis (1969-) werd geselecteerd voor de Olympiades van 1992, 1996, 2000 en 2004. Na PAOK Thessaloniki, de club uit zijn geboorteplaats, speelde hij eveneens voor de Atheense clubs Olympiakos, Panathinaikos en Panionios. In 2007 werd hij coach van Panionios en zijn grootste prestatie tot nog toe is de LEN Cup finale in het seizoen 2008-2009.

Frankrijk: Jean-Marie Olivon (1967-), Christian Grimaldi (1965-), Patrice Tillie (1964-), Pierre Garsau (1961-), Émmanuel Ducher (1971-), Émmanuel Charlot (1966-), Vincent de Nardi (1967-), Pascal Loustenau (1968-), Thierry Alimondo (1963-), Gilles Madelenat (1967-), Nicolas Jeleff (1960-), Christophe Gautier (1966-) en François Besson (1968-).

De in Algerije geboren Pierre Garsau (1961-) (rechts op de foto) was op de Spelen van 1988 en 1992 kapitein van de ploeg, met daarin ook Thierry Alimondo (1963-) en Nicolas Jeleff (1960-), die nadien het Franse zevental leidde.

Tsjecho-Slowakije: Štefan Kmeto (1960-), Ladislav Vidumanský (1961-), Tomáš Bundschuh (1965-), Roman Polacik (1963-), Vidor Borsig (1963-), Peter Hornák (1964-), Eduard Balúch (1971-), Pavol Dindžík (1971-), Roman Bacík (1959-), Peter Veszelits (1968-), Miroslav Jancich (1968-) en Július Iždinský (1971-).


Peter Veszelits (1968-) verdiende selecties voor de Spelen van 1992 met Tsjecho-Slowakije, in 2000 met Slovakije


<< 1991
>> 1993