Chronologische geschiedenis van het waterpolo
1984 - Olympische Spelen van Los Angeles
Op de Olympische Spelen van Los Angeles werden de twaalf deelnemende landen verdeeld over drie groepen:
• Groep A: Canada, China, Joegoslavië en Nederland
• Groep B: Brazilië, Griekenland, Spanje en Verenigde Staten
• Groep C: Australië, Italië, Japan en West-Duitsland
De twee beste landen van iedere poule gingen naar groep D en speelden om de medailles, de overige landen speelden in groep E om de 7de plaats. Onderlinge resultaten uit de voorronde werden meegenomen naar de finaleronde.
Hongarije en Sovjet-Unie stuurden hun kat als represaille voor de Amerikaanse boycot in Moskou, vier jaar voordien.
Voorronde
Groep A
Canada – Joegoslavië: 4-13 (1-3, 3-3, 0-2, 0-5)
China – Nederland: 8-10 (3-2, 2-2, 1-2, 2-4)
China – Joegoslavië: 7-12 (0-3, 2-3, 4-3, 1-3)
Nederland – Canada: 10-9 (3-5, 3-1, 1-2, 3-1)
China – Canada: 6-5 (2-0, 1-2, 1-2, 2-1)
Nederland – Joegoslavië: 5-9 (1-4, 1-2, 2-1, 1-2)
Groep B
Brazilië – Spanje: 12-19 (3-7, 3-3, 3-4, 3-5)
Verenigde Staten – Griekenland: 12-5 (2-0, 2-1, 5-2, 3-2)
Griekenland – Spanje: 9-12 (1-1, 2-4, 4-3, 2-4)
Verenigde Staten – Brazilië: 10-4 (1-1, 1-1, 4-2, 4-0)
Griekenland – Brazilië: 9-9 (4-2, 2-3, 0-1, 3-3)
Verenigde Staten – Spanje: 10-8 (1-1, 3-2, 4-2, 2-3)
Groep C
Japan – Italië: 5-15 (1-4, 0-5, 3-2, 1-4)
Australië – West-Duitsland: 6-10 (0-3, 1-2, 3-2, 2-3)
Australië – Italië: 8-8 (2-3, 2-2, 2-3, 2-0)
Japan - West-Duitsland: 8-15 (2-7, 2-4, 2-1, 2-3)
Japan – Australië: 2-15 (0-3, 0-4, 2-3, 0-5)
Italië - West-Duitsland: 4-10 (0-3, 2-2, 1-2, 1-3)
Finale ronde
Groep D
Joegoslavië – Australië: 9-6 (3-1, 0-2, 3-2, 3-1)
Verenigde Staten – Nederland: 7-7 (2-2, 3-2, 3-2, 0-1)
Spanje – West-Duitsland: 8-8 (2-1, 2-2, 1-4, 3-1)
Australië - Verenigde Staten: 7-12 (2-3, 1-4, 1-1, 3-4)
Joegoslavië – West-Duitsland: 10-9 (3-4, 3-1, 3-1, 1-3)
Spanje – Nederland: 8-4 (2-1, 2-1, 2-2, 2-0)
Verenigde Staten - West-Duitsland: 8-7 (1-1, 1-2, 4-2, 2-2)
Australië - Nederland: 8-7 (2-1, 2-3, 1-1, 3-2)
Spanje – Joegoslavië: 8-14 (4-3, 0-3, 4-5, 0-3)
West-Duitsland - Nederland: 15-2 (5-1, 4-0, 2-1, 4-0)
Australië – Spanje: 10-10 (3-3, 3-2, 1-2, 3-3)
Verenigde Staten – Joegoslavië: 5-5 (1-1, 2-1, 2-1, 0-2)
Groep E
China – Japan: 10-4 (3-1, 3-2, 3-0, 1-1)
Canada – Griekenland: 8-11 (2-3, 2-3, 1-2, 3-3)
Brazilië – Italië: 4-13 (1-2, 2-4, 0-2, 1-5)
Japan – Griekenland: 7-14 (1-4, 2-4, 1-2, 3-4)
China – Italië: 8-11 (1-4, 2-4, 1-2, 3-4)
Canada – Brazilië: 10-10 (3-3, 2-5, 1-1, 2-2)
China – Brazilië: 11-9 (2-1, 2-2, 4-5, 2-2)
Japan – Canada: 5-8 (2-1, 4-3, 3-2, 2-3)
Griekenland – Italië: 8-8 (1-3, 1-1, 2-1, 1-3)
Japan – Brazilië: 9-8 (1-1, 4-0, 3-2, 5-1)
Italië – Canada: 16-9 (4-0, 3-1, 3-3, 6-5)
China – Griekenland: 9-10 (2-3, 4-3, 1-2, 3-1)
Een ongemeen spannende eindstrijd. In de voorrondes hadden Joegoslavië, West-Duitsland en de Verenigde Staten al hun wedstrijden gewonnen, die drie verdeelden zich ook de medailles. Zowel het thuisland als de Joego’s wonnen in de eindstrijd hun eerste drie wedstrijden, de allerlaatste partij tussen beide opponenten zou dus over het goud beslissen. En dat werd een heuse thriller die op 5-5 eindigde, nadat de Joegoslaven in het slotkwartje een 5-3 achterstand ophaalden. Gelijke punten dus, maar vermits Joegoslavië een beter doelsaldo (47-33 tegen 43-34) kon voorleggen was het goud voor hen. Brons ging naar West-Duitsland.
Joegoslavië: Milorad Krivokapic (1956-), Deni Lušic (1962-), Zoran Petrovic (1960-), Božo Vuletic (1958-), Veselin Ðuho (1960-), Zoran Roje (1956-), Milivoj Bebic (1959-), Perica Bukic (1966-), Goran Sukno (1959-), Tomislav Paškvalin (1961-), Igor Milanovic (1965-), Dragan Andric (1962-) en Andrija Popović (1956-).
Milorad Krivokapic (1956-) in het doel bij de Joegoslaven. In Moskou goed voor het zilver, vier jaar later in Los Angeles zelfs goud, na een onvergetelijke wedstrijd tegen de Verenigde Staten. In 1986 kroonde hij zich met de ploeg tot wereldkampioen. In totaal speelde hij 299 wedstrijden voor het nationale team en hij wordt algemeen beschouwd als één der beste keepers ter wereld. Na zijn sportcarrière coachte hij zeven jaar Crvena Zvezda Belgrado, dat hij tweemaal naar de nationale titel loodste. Na een korte periode als trainer van de Joegoslavische juniors, werd hij in 2002 aangezocht om bondscoach te worden van Saudi Arabië.
Deni Lušic (1962-) verdiende een Olympische selectie in 1984 en 1988, met twee gouden plakken als resultaat. In 1986 werd bovendien de wereldtitel binnengehaald, terwijl in 1985 en in 1987 zilver het resultaat was op het EK. Lušic werd 63 maal opgeroepen voor het nationale team, speelde bij Split en ook een tijdje bij het Italiaanse Arenzano.
Tomislav Paškvalin (1961-) hielp mee om goud te veroveren op de Spelen van 1984 en 1988. Hij werd liefst 285 keer opgeroepen voor het nationale zevental van Kroatië en 66 keer voor het Joegoslavische team. In clubverband speelde hij voor Betine, het Joegoslavische Maldost Zagreb, het Italiaanse Pro Recco en eveneens in Italië voor Brescia. Nadien verhuisde hij naar het Franse Nice om zijn sportcarrière bij Centar Zagreb te beëindigen. Na zijn sportieve carrière werd hij directeur van het Kroatische Olympisch Centrum Bjelolasica, lid van de Croatian Water Polo Federation, vice-president van het Kroatisch Olympisch Comité, voorzitter van de waterpoloclub Medvešcak en lid van de commissie voor kapitale projecten van de stad Zagreb.
Ook Veselin Ðuho (1960-) en Dragan Andric (1962-) verdienden een Olympische selectie in 1984 en 1988
Bij de winnende Joegoslaven Perica Bukic (1966-) in de ploeg, die van 2003 tot 2008 Kroatisch parlementslid was. Hij werd door de bondscoach voor de Spelen van 1984, 1988 en 1996 geselecteerd. Met een Mastertitel Economie studeerde hij af aan de Universiteit van Zagreb. Tijdens zijn sportieve loopbaan speelde hij voor Solaris Šibenik, Mladost Zagreb en Jadran Split. Later werd hij sportdirecteur bij Mladost Zagreb en in 2004 voorzitter van de Kroatische Waterpolofederatie.
Zoran Roje (1956-) en Milivoj Bebic (1959-) waren er vier jaar eerder in Moskou eveneens bij.
Igor Milanovic (1965-), één der beste spelers ooit, speelde liefst twintig jaar in competitie. In die periode sprokkelde hij 349 selecties voor de nationale ploeg en scoorde hij alleen voor dat team 540 doelpunten. Twee keer Olympisch goud, twee keer wereldkampioen en twee keer winnaar van de FINA cup. Op clubniveau speelde hij bij Partizan Belgrado, Roma, Crvena Zvesda, Mladost en Cataluna. Hij kreeg Olympische selecties in 1984, 1988 en 1996. Daarna werd hij coach bij VK Partizan Belgrado.
Zilver voor de Verenigde Staten: Drew McDonald (1955-), Doug Burke (1957-), Kevi Robertson (1959-), Gary Fifueroa (1956-), Tim Shaw (1957-), Jody Campbell (1960-), Chris Dorst (1956-), Terry Schroeder (1958-), Jon Svendsen (1953-), Peter Campbell (1960-), John Siman (1952-), Joe Vargas (1955-) en Graig Wilson (1957-).
Craig Wilson (1957-) werd door de Amerikaanse coach uitverkoren voor de Spelen van 1984, 1988 en 1992. Tijdens de twee eerste edities won hij met het zevental zilver. Met zijn enorme armspan van meer dan 2 meter stopte hij heel wat quasi gemaakte doelpunten. In totaal speelde hij 211 wedstrijden voor de Amerikaanse ploeg. Wilson leidt nog steeds het keepersklassement aller tijden met 88 reddingen op de Spelen van Los Angeles 1992, een efficiëntie van 70%. Tijdens de Spelen van Seoel 1988 ranselde hij 68 gemaakte goals uit zijn kooi, tien meer dan de Spaanse goalie Jesus Rollan (1968-2006). Wilson speelde twee jaar in de Italiaanse profliga, hij tekende een contract bij het Siciliaanse Ortegia. Elke wedstrijd van dat zevental werd door tienduizend supporters bijgewoond en uitgezonden via radio en TV. Daarna werd hij zwermcoach van zowel de mannen- als de vrouwenploeg van University of California, Santa Barbara.
Kevin Robertson (1959-), George Campbell (1960-) en Jody Campbell (1960-) waren Olympisch actief in 1984 en 1988
George Campbel is de oudere broer van Jeff Campbell (1962-), die erbij was op de Spelen van 1988 en 1992, maar geen familie van ploegmaat Jody Campbell.
Terry Schroeder (1958-) was in 1984, 1988 en 1992 kapitein van het Amerikaanse team en leidde zijn manschappen in 1984 en 1988 naar het zilver. Deze arts was een echte sportamateur, beroepshalve was hij chiropractor en dat bleek een erfelijke belasting. Want buiten vader en grootvader waren nog 59 andere chiropractors in de familie aktief, waaronder zijn vrouw Lori, zijn dochters Leannan en Sherdian, zijn broer en zuster, zeven neven en een schoonbroer. Binnen de ploeg was hij niet alleen kapitein maar ook de spelbepalende figuur en meestal ook de topscorer. En dat veertien jaar lang. Bovendien verzorgde hij niet alleen zijn eigen ploegmaats, maar ook de tegenstrevers. Voor deze Spelen in eigen land stond hij model voor één van de bronzen beelden die het Olympisch stadion sierden. Hij trainde het waterpoloteam van de Universiteit van Pepperdine en vanaf 2007 werd hij hoofdcoach van het nationale mannenteam.
Tim Shaw (1957-) werd slechts éénmaal geselecteerd voor de Amerikaanse waterpoloploeg, maar had in 1976 zilver gehaald in de 400m vrije slag en met de Amerikaanse estafetteploeg goud in de 4 x 200m vrije slag. Spijtig genoeg voor hem werden die Spelen pas in 1976 gehouden. In 1974 en 1975 was hij immers onklopbaar, met als hoogtepunt in 1974 de wereldrecords over 200, 400 en 1.500m vrije slag gezwommen in vier dagen tijd. Hij was toen amper 16 jaar oud. In 1975 voegde hij daar nog vijf wereldtijden aan toe en won hij vijf gouden medailles op het WK in Equador.
Duitsland: Peter Röhle (1957-), Thomas Loebb (1957-), Frank Otto (1959-), Rainer Hoppe (1962-), Armando Fernández (1955-), Thomas Huber (1963-), Jürgen Schröder (1960-), Rainer Osselmann (1960-), Hagen Stamm (1960-), Roland Freund (1955-), Dirk Theismann (1963-) en Werner Obschernikat (1955-).
Het Duitse zevental steunde op het kunnen van Hagen Stamm (1960-), de beste Duitse speler van de laatste twintig jaar. In Los Angeles was brons het eindresultaat, maar nadien ging het bergafwaarts. Nadat de ploeg zich niet kon kwalificeren voor de Spelen van Sydney, werd Stamm bondstrainer en met succes, want in Athene 2004 was de ‘Mannschaft’ er opnieuw bij. Met de vijfde plaats als eindresultaat. Bovendien was hij voorzitter van zijn thuisploeg Wasserfreunde Spandau 04, waar zoon Marko (1988-) één van de vedetten werd en in 2008 werd opgeroepen voor Olympische deelname in Beijing.
Frank Otto (1959-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1984, 1988 en 1992. Hij speelde vanaf zijn jeugd voor Wasserfreunde Spandau 04 Berlin. Tussen 1976 en 1984 werden zes Duitse titels gewonnen, zes Duitse bekers en zes Duitse Super Cups. In 1982 kwam daar de Europabeker bij tegen het Russische Alma Ata. In 1985 verhuisde hij voor drie seizoenen naar het Italiaanse Rari Nantes Camogli, waar hij een profcontract tekende. Na die periode keerde hij terug naar Duitsland om er bij SV Cannstatt te spelen. Met vijfhonderd wedstrijden in de nationale ploeg was Frank Otto Duits recordhouder qua selecties. Zijn palmares toonde twee Europese titels (Split 1981 en Bonn 1989), Olympisch brons in Los Angeles 1984, brons op het WK van Guayaquil 1982, Europees brons in Sofia 1985, goud op de Wereldcup in Duisburg 1985, zilver tijdens de Wereldbeker in Malibu/Californië 1983 en brons op de Wereldbeker in Thessaloniki 1987. Otto nam deel aan vier WK's, zeven EK's en zes Wereldbekers. Bij SV Cannstatt was hij van 1994 tot 1999 clubvoorzitter.
Selecties voor Peter Röhle (1957-) in 1976, 1984 en 1988. Hij was de meest succesvolle Duitse waterpolospeler met liefst 47 titels als speler en vijf als trainer. Ook hij maakte deel uit van Wasserfreunde Spandau 04, waarmee hij tussen 1979 en 1997 achttien titels binnenhaalde. Buiten het Europees brons van 1995 won hij met Duitsland alle medailles die de Germanen de laatste twintig jaar binnenhaalden: twee Europese titels in 1981 en 1989, Olympisch brons in 1984, goud op de Wereldcup van 1985, Europees brons in 1985. Met Spandau won hij onder drie verschillende trainers, (Balen, Gassmann en Rusoran) vier keer de Europacup voor landskampioenen en tweemaal de LEN-Supercup. Na zijn spelersloopbaan werd hij trainer van Spandau en in 2010 haalde hij met dat zevental zijn 26ste titel binnen.
Roland Freund (1955-), geboren in het Roemeense Temeschburg, verdiende een selectie in 1976 en 1984. Vanaf 1978 speelde hij voor WF Spandau 04, daarvoor bij Aegir Uerdingen. In 1981 kroonde hij zich met de Duitse ploeg tot Europees kampioen in Split en ook in Jönköpping 1977 en in Rome 1983 was hij van de partij. De Duitsers haalden brons op het WK in Guayaquil 1982, maar traden ook aan in Cali 1975 en Berlijn 1978. In 1985 vierde Freund zijn internationaal afscheid met het winnen van de FINA-Cup in Duisburg. Met Wasserfreunde Spandau 04 won hij tussen 1979 en 1987 negen Duitse titels, evenveel bekerfinales en zeven supercups. In de Europacup voor landskampioenen werd driemaal goud gewonnen (1982, 1985 en 1986) en twee LEN-Supercups (1985 en 1986). Freund trouwde met Kerstin Jorkisch, die in Rome brons haalde op het EK kunstzwemmen. Hij studeerde af als arts en specialiseerde zich in de orthopedische heelkunde. In 1987 werd hij sportarts van het Duitse waterpoloteam.
Werner Obschernikat (1955-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1976, 1984 en 1988. Zijn vader Alfred Obschernikat (1926-) verdedigde de Duitse kleuren op de Spelen van 1956.
Armando Fernandez Alatorre (1955-) was actief op de Spelen van 1972,1976, 1984 en 1988. De eerste twee Olympiades trad hij aan voor Mexico, de laatste twee voor Duitsland. Tussen 1971 en 1978 verdiende hij 223 Mexicaanse selecties. Na het WK van 1977 bleef hij in Berlijn en speelde hij één seizoen bij Honved Boedapest. In 1979 trok profclub Wasserfreunde Spandau 04 hem aan en met die Berlijnse ploeg won hij twaalf opeenvolgende Duitse titels. In 1982, 1984, 1985 en 1988 werd ook de Europabeker voor landskampioenen aan de trofeekast toegevoegd. In 1992 speelde hij zijn laatste Duits seizoen bij Delphin Wüppertal. In 1984 had hij zich tot Duitser laten nationaliseren en werd hij voor Duitsland geselecteerd voor de Spelen van 1984 en 1988. Het grootste succes was het brons op de Olympiade van 1984 en hetzelfde eremetaal op het EK één jaartje later.
Thomas Huber (1963-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1984 en 1988. Huber begon zijn carrière bij SV Cannstatt, wisselde in 1987 naar ASC Duisburg, waarmee hij in 1989 de Duitse beker won..
Rainer Osselmann (1960-) werd gekozen voor de Spelen van 1984 en 1988. Zijn vader Friedhelm Osselmann (1934-) was actief op de Spelen van 1956 en 1960 en zijn moeder Birgit Klomp (1940-) zwom in 1956 de finales 100m en 4 x 100m vrije slag. In 1989 werd het Duitse zevental Europees kampioen in Bonn, nadat Osselmann in de verlengingen tegen Joegoslavië met een fenomenaal afstandsschot de winnende goal lukte, waartegen Alexandar Sostar (1964-), de Joegoslavische doelverdediger van wereldklasse, geen enkel verhaal had. In totaal speelde Osselmann 312 wedstrijden voor het nationale zevental, maar na het WK 1991 in Perth kreeg hij hommeles met enkele bestuurslui en bedankte hij voor verdere selectie.
Dirk Theismann (1963-) werd uitverkoren voor de Olympiades van 1984, 1988 en 1992. Tot 1987 speelde hij voor SC Rote Erde Hamm, daarna wisselde hij naar Wasserfreunde Spandau Berlin, waarmee hij in 1987 zijn eerste Duitse titel haalde en één jaartje later zelfs Europees kampioen werd. De linkshandige was de Duitser met veruit het hardste shot.
Spanje: Leandro Ribera Perpiñá (1962-), José Morillo (1962-), Félix Fernández (1964-), Alberto Canal (1961-), Manuel Estiarte (1961-), Pedro Robert (1956-), Rafael Aguilar (1961-), Jorge Signes (1960-), Antonio Aguilar (1960-), Jorge Carmona (1958-), Jordi Sans (1965-), Mariano Moya (1963-) en Jorge Neira (1964-).
De Spaanse ploeg eindigde net naast het podium op rang vier. Binnen die ploeg een natuurtalent, dat door heel wat kenners als de beste speler aller tijden bestempeld. Hierover bestaat uiteraard de nodige discussies, maar feit is dat Manuel Estiarte (1961-) een schitterende speler was. In totaal kwam hij in een periode van 22 jaar 578 keer uit voor de nationale ploeg. Los Angeles was zijn debuut, in Barcelona veroverde hij met zijn zevental het zilver en vier jaar later in Atlanta zelfs goud. Estiarte was de enige waterpolospeler die aan zes Olympische Spelen deelnam. Zijn laatste optreden, op 38-jarige leeftijd was in Sydney 2000 en met een totaal van 125 doelpunten was hij de topscorer van de Olympische Spelen. In zijn gloriejaren woog de 1m72 grote Spanjaard slechts 62 kg. In clubverband speelde hij voor Club Natació Manresa (1975–1979), Club Natació Barcelona (1979–1985), Pallanuoto Pescara (1986–1989 en 1992-1999), Rari Nantes Savona (1989–1991), Club Natació Catalunya (1991–1992) en Club Natació Atlètic-Barceloneta (1999–2000).
Pedro Robert (1956-) was van de partij op Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Antonio Aguilar (1960-) en Jorge Carmona (1958-) werden door de Spaanse coach opgeroepen voor de Spelen van 1980 en 1984, Jorge Neira (1964-) en Mariano Moya (1963-) voor die van 1984 en 1988
Jordi Sans Juan (1965-) nam deel aan Olympiades van 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Daarmee was hij samen met de Griek Georgios Mavrotas (1967-), de Brit Paul Radmilovic (1886-1968), de Braziliaan João Gonçalves Filho (1934-2010), de Hongaar Dezso Gyarmati (1927-), de Italiaan Gianni De Magistris (1950-) en ploegmaats Manuel Estiarte (1961-) en Salvador Gomez (1968-) de zevende waterpolospeler die daarin ooit slaagde. Jordi Sans Juan speelde liefst twintig jaar voor het nationale team, goed voor 483 wedstrijden en vijf Olympische Spelen. Later werd hij directeur van Unió de Federacions Esportives de Catalunya. Zijn broer Juan (1952-) verdedigde de Spaanse kleuren op de Olympiade van München in 1972.
Australië: Michael Turner (1951-), Richard Pengelley (1950-), Robert Bryant (1958-), Peter Montgomery (1950-), Russell Sherwell (1960-), Andrew Kerr (1954-), Raymond Mayers (1960-), Glenn Townsend (1962-), Charles Turner (1952-), Martin Callaghan (1962-), Chris Wybrow (1961-), Russell Basser (1960-) en Julian Muspratt (1958-).
Richard Pengelley (1950-) speelde voor de Australische ploeg op de Spelen van 1984 en 1988
Raymond Mayers (1960-), Glenn Townsend (1962-) en Chris Wybrow (1961-) (foto) waren er in 1984, 1988 en 1992 bij.
Peter Montgomery (1950-) vertegenwoordigde Australië in 1972, 1976, 1980 en 1984. Bovendien werd hij ook viermaal geselecteerd voor de WK's van 1973, 1975, 1978 en 1982. In totaal werd hij zo maar eventjes 441 keer opgeroepen voor het nationale team. Op nationaal vlak kroonde hij zich met NSW acht keer tot kampioen.
Andrew Kerr (1954-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1976, 1980, 1984 en 1988. In 1973 werd Kerr door het NSW Open team aangetrokken, waarmee hij tien jaar op rij de titel won. Hij speelde er zeventien jaar, goed voor dertien Australische titels. In 1975 verdiende de 1m96 grote ‘Acre’ zijn eerste nationale selectie en hij bleef lid van dat zevental tot 1989. In 1975, 1978, 1982 en 1986 speelde hij met Australië op het WK. Na dat van 1978, waar hij de op één na beste scorer was, werd hij verkozen als lid van het wereldteam. In totaal verzamelde hij 470 caps in de Australische ploeg.
Charles Turner (1952-) werd olympisch geselecteerd in 1976, 1980 en 1984. Zijn broer Michael Turner (1951-) was in 1980 en 1984 olympisch actief.
Robert Bryant (1958-) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1980 en 1984
Ook Julian Muspratt (1958-) (foto) en Martin Callaghan (1962-) werden door de bondscoach geselecteerd voor de Spelen van 1980 en 1984.
Nederland: Wouly de Bie (1958-), Nico Landeweerd (1954-), Eric Noordegraaf (1960-), Ed van Es (1959-), Ton Buunk (1952-), Dick Nieuwenhuizen (1957-), Stan van Belkum (1961-), Aad van Mil (1957-), Johan Aantjes (1958-), Anton Heiden (1960-), Remco Pielstroom (1965-), Roald van Noort (1960-) en Ruud Misdorp (1952-).
Olympische optredens van Ton Buunk (1952-) in 1972, 1976, 1980 en 1984. Zijn grootste internationale succes vierde hij in 1976 in Montreal, waar Nederland brons haalde, meteen ook het hoogtepunt uit de Nederlandse waterpologeschiedenis. Bij zijn laatste olympische optreden in Los Angeles droeg Buunk de Nederlandse vlag tijdens de openingsceremonie.
Nico Landeweerd (1954-) was olympisch actief in 1976, 1980 en 1988.
Wouly de Bie (1958-), Eric Noordegraaf (1960-), Stan van Belkum (1961-), Aad van Mil (1957-), Dick Nieuwenhuizen (1957-) en Ruud Misdorp (1952-) verdienden een selectie voor de Spelen van 1980 en 1984. Stan van Belkum is de broer van Marc Van Belkum (1965-) die in 1992 geselecteerd werd en beiden zijn de ooms van Iefke Van Belkum (1986-) die in 2008 met de vrouwenploeg goud won op de Spelen van Beijing.
Remco Pielstroom (1965-) was actief op de Spelen van 1984 en 1992.
Italië: Roberto Gandolfi (1956-), Alfio Misaggi (1959-), Andrea Pisano (1961-), Antonello Steardo (1958-), Mario Fiorillo (1962-), Gianni De Magistris (1950-), Marco Galli (1957-1988), Marco D'Altrui (1964-), Marco Baldineti (1960-), Enzo D'Angelo (1951-2008), Romeo Collina (1953-) en Stefano Postiglione (1960).
Gianni de Magistris (1950-) was Olympisch actief in 1968, 1972, 1976, 1980 en 1984, en daarmee is hij qua selecties de Italiaanse recordhouder en één van de acht spelers wereldwijd die daarin ooit slaagden. Tijdens die vijf Olympiades lukte hij zestig treffers. Hij speelde met Fiorentina kampioen in 1976 en 1980, verhuisde nadien naar Rari Nantes Bologna en Camogli. In 1986 zette hij een punt achter zijn spelerscarrière, nadat hij voor Fiorentina in 382 partijen 775 potten had gescoord. In totaal zou zijn doelsaldo rond de zesduizend liggen. Hij was ook lid van het Italiaanse team op drie WK's en evenveel EK's. Op zesjarige leeftijd was hij beginnen zwemmen en in 1967 kroonde hij zich tot Italiaans kampioen 1500m vrije slag. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de vrouwenploeg van Fiorentina.
Enzo D'Angelo (1951-2008) kreeg ook nog voor de Spelen van 1976 en 1980 een uitnodiging in de bus.
Umberto Panerai (1953-) werd vier jaar voordien ook al geselecteerd
Alfio Misaggi (1959-) en Antonello Steardo (1958-) werden uitverkoren voor de Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Romeo Collina (1953-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1980 en 1984.
Marco Galli (1957-1988) was enkel present op de Spelen van Los Angeles. Van 1972 tot 1987 speelde hij voor SNC Chivitavecchia, met uitzondering van de periode 1981-1984 toen hij naar Pro Recco verhuisde. Met die ploeg won hij in 1982 en 1983 de Italiaanse titel en in 1983 ook de Europabeker voor landskampioenen. In 1988 stierf hij totaal onverwacht, over zijn doodsoorzaak is weinig geweten.
Marco D'Altrui (1964-) was lid van de Italiaanse ploeg tijdens de Olympiades van 1984, 1988 en 1992.
Zijn vader Giuseppe (1934-) haalde eveneens goud op de Spelen van Rome 1960. Hij was de trainer van zijn zoon bij Pescara. In totaal verzamelde hij vijf Italiaanse titels, twee Europabekers en vijf Italiaanse bekers. Hij werd 367 keer geselecteerd voor de nationale ploeg.
Andrea Pisano (1961-) en Stefano Postiglione (1960-) waren er in 1984 en 1988 bij.
Mario Fiorillo (1962-) verdedigde de Italiaanse kleuren op de Spelen van 1984, 1988 en 1992. C.N. Posillipo Napoli was zijn thuishaven.
Het Griekse team, gecoacht door de Catalaan Josep Brasco: Kyriakos Giannopoulos (1959-), Andreas Gounas (1957-), Xenofon Moudatsios (1960-), Tasos Papanastasiou (1964-), Aristidis Kefalogiannis (1960-), Stavros Giannopoulos (1961-), Markellos Sitarenios (1956-), Spyros Kapralos (1955-), Antonios Aronis (1957-), Sotirios Stathakis (1953-), Yiannis Vossos (1960-), Georgios Mavrotas (1967-) en Dimitrios Seletopoulos (1963-).
Joseph Brasco met de nickname 'Pepe' assisteerde de memorabele Hongaarse coach Bandy Zolyomy (1913-1922) in de Spaanse nationale ploeg van 1969 tot 1972, met van 1965 tot 1972 gelijktijdig het Spaanse Montjuic Barcelona. Van 1973 tot 1978 werd hij hoofdcoach van de Spaanse waterpoloploeg. In 1984 werd hij door de Griekse bond aangetrokken om hun Olympisch team op de Spelen van Los Angeles voor te bereiden. Daarna coachte hij ook het nationaal zevental van Saudi Arabia, het Italiaanse CN Ortigia Italy, de Spaanse zeventallen Sabadell, CN Martolell, , Barceloneta en CN Mediterrani, de Griekse teams NC Chios en NC Vouliagmeni (en het Egyptische Zamalek Cairo.
Kyriakos Giannopoulos (1959-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1980, 1984, 1988 en 1992. In totaal verzamelde hij 492 caps in de nationale ploeg. Na zijn sportieve loopbaan studeerde hij rechten en legde hij zich toe tot sportmanagement. Hij maakte deel uit van het organisatiecomité van de Olympische Spelen 2004 in Athene, waar hij de job van directeur kreeg van alle watersporten. Na de Spelen werd hij General Manager van het Olympisch complex en in 2009 werd hij door de Dubai Sports Council uitgenodigd om er een uniek sportcomplex op te starten. Het new state-of-the-art Dubai Sports Complex werd omschreven als het meest modern indoor stadion ter wereld. Het complex bevatte vijftienduizend zitplaatsen en er konden tien Olympische disciplines beoefend worden. Het zwembad kon bijvoorbeeld afgedekt worden met een vloer zodat men er basket- of volleybalwedstrijden kon spelen. In december 2010 werd er het WK zwemmen korte baan betwist.
Aristidis Kefalogiannis (1960-) en Antonios Aronis (1957-) (met witte cap 9) kregen een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Olympische selecties voor Tasos Papanastasiou (1964-) in 1984, 1988, 1992 en 1996 en voor Dimitrios Seletopoulos (1963-) in 1984, 1988 en 1992.
Georgios Mavrotas (1967-) verdiende een Olympische selectie in in 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Hij speelde 511 keer voor het Griekse zevental en kwam uit voor Nautiacal Club of Vouliagmeni. Nadien werd hij Professor Chemie aan de Technische Universiteit van Athene met expertise in Operationeel Onderzoek.
Ioannis Vossos (1960-), Sotirios Stathakis (1953-), Spyros Kapralos (1955-), Andreas Gounas (1957-) en Markellos Sitarenios (1956-) werden vier jaar later opnieuw geselecteerd
China: Deng Jun (1956-), Wang Xiaotian (1956-), Song Weigang (1958-), Li Jianming (1957-), Huang Ying (1957-), Cai Tianxiong (1954-), Qu Baowei (1956-), Zhao Bilong (1960-), Chen Zhixiong (1959-), Cai Shengliu (1956-), Pan Shenghua (1957-) en Huang Long (1963-).
Selecties voor Zhao Bilong (1960-), Cai Shengliu (1956-) en Huang Long (1963-) in 1984 en 1988
Canada: Rick Zayonc (1959-), Alexander Juhasz (1958-), George Gross (1952-), Sylvain Huet (1960-), John Anderson (1962-), Paul Pottier (1956-), Simon Deschamps (1962-), Bill Meyer (1958-), René Bol (1956-), Gordon Van Tol (1960-2010), Geoff Brown (1955-), Dominique Dion (1957-) en Brian Collyer (1961-).
George Gross (1952-) leerde de knepen van het vak aan de Yale University waar hij vanaf 1971 drie jaar met het waterpoloteam meedraaide en mee verantwoordelijk was voor een fabuleus 39-0 record. Nadat hij in 1974 afstudeerde, ging hij twee seizoenen bij de University of Toronto spelen. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1976 en 1984. In dat laatste jaar werd hij in de partij tegen China beroemd met de verste treffer ooit. Hij trad ook aan op vijf Pan Am Games (1975, 1979, 1983, 1987 en 1995), waarin hij met Canada twee keer brons won en in één wedstrijd zelfs zes keer scoorde. Daarbij kwamen drie World Aquatics Games (1975, 1978 en 1986) en twee World Student Games (1977 en 1979). In de 170 wedstrijden die hij voor Canada speelde scoorde hij 162 goals. Na zijn spelersloopbaan werd hij coach van de Canadese ploeg, eerst van 1987 tot 1991 en nog eens van 1994 tot 1996. Hij leidde het team naar twee World Aquatic Games, een Pan Am Games en door de kwalificaties van twee Olympische Spelen. In 1980 stichtte Gross de Toronto City Golden Jets water polo club, waar hij van 1980 tot 84 en van 1986 tot 1991 speler/coach was.
Paul Pottier (1956-) en Dominique Dion (1957-) kregen ook een selectie voor de Spelen van 1976 in eigen land.
Japan: Etsuji Fujita (1961-), Yoshifumi Saito (1958-), Koshi Fujimori (1961-), Shingo Kai (1963-), Narihito Taima (1961-), Daisuke Houki (1961-), Toshio Fukumoto (1960-), Toshiyuki Miyahara (1958-), Hisayoshi Nagata (1962-), Koji Wakayoshi (1961-), Hisaharu Saito (1962-), Shinji Yamasaki (1962-) en Asami Oura (1962-).
Brazilië: Paulo Abreu (1965-), Roberto Borelli (1963-), Eric Borges (1962-), Fernando Carsalade (1964-), Carlos Carvalho (1957-), Orlando Chaves (1963-), Mario Sérgio Lotufo (1960-), Silvio Manfredi (1964-) Solon dos Santos (1961-), Helio Silva (1962-), Mario Souto (1960-), Ricardo Tonieto (1962-) en André Campos (1962-).