Chronologische geschiedenis van het waterpolo
1980 - Olympische Spelen van Moskou
De twaalf deelnemende landen op de Olympische Spelen in Moskou werden over drie groepen verdeeld:
• Groep A: Griekenland, Hongarije, Nederland en Roemenië
• Groep B: Italië, Spanje, USSR en Zweden
• Groep C: Australië, Bulgarije, Cuba en Joegoslavië
De twee beste landen van iedere poule gingen naar finalegroep A en speelden om de medailles, de overige landen vochten in finalegroep B om de 7de plaats. Onderlinge resultaten uit de voorronde werden niet meegenomen naar de finaleronde.
Voorronde
Groep A
Hongarije – Roemenië: 6-6 (2-2, 1-0, 1-3, 2-1)
Griekenland – Nederland: 7-8 (1-1, 3-1, 2-2, 1-4)
Hongarije – Nederland: 5-3 (2-1, 2-0, 1-1, 0-1)
Griekenland – Roemenië: 4-6 (1-0, 0-2, 2-3, 1-1)
Hongarije – Griekenland: 8-5 (1-0, 2-3, 3-0, 2-2)
Roemenië – Nederland: 3-5 (1-2, 2-1, 0-1, 0-1)
Groep B
Zweden – Spanje: 3-7 (0-2, 1-1, 0-0, 2-4)
Sovjet-Unie – Italië: 8-6 (4-3, 1-1, 1-2, 2-0)
Zweden – Italië: 4-4 (2-1, 2-1, 0-1, 0-1)
Sovjet-Unie – Spanje: 4-3 (0-1, 2-0, 0-1, 2-1)
Zweden – Sovjet-Unie: 1-12 (0-3, 1-2, 0-4, 0-3)
Spanje – Italië: 5-4 (1-1, 2-0, 0-1, 2-2)
Groep C
Joegoslavië – Cuba: 6-6 (2-4, 1-1, 1-0, 2-1)
Australië – Bulgarije: 9-5 (1-0, 3-0, 2-3, 3-2)
Joegoslavië – Bulgarije: 9-2 (1-1, 2-0, 2-1, 4-0)
Australië – Cuba: 4-6 (1-2, 2-1, 1-1, 0-2)
Joegoslavië – Australië: 9-2 (0-0,3-0,2-1,4-1)
Cuba – Bulgarije: 7-1 (0-0, 2-0, 2-1, 3-0)
Finale ronde
Groep A
Hongarije – Sovjet-Unie: 4-5 (2-2, 1-1, 1-2, 0-0)
Nederland – Spanje: 5-6 (1-2, 1-2, 3-1, 0-1)
Joegoslavië – Cuba: 7-7 (1-1, 4-3, 1-1, 1-2)
Hongarije – Joegoslavië: 7-8 (2-3,2-2,0-1,3-2)
Nederland – Cuba: 7-7 (3-1, 2-2, 0-2, 2-2)
Sovjet-Unie – Spanje: 6-2 (1-0,1-1,3-1,1-0)
Hongarije – Spanje: 6-5 (1-1, 2-0, 2-3, 1-1)
Nederland – Joegoslavië: 4-5 (0-1, 1-1, 0-2, 3-1)
Sovjet-Unie – Cuba: 8-5 (1-1, 1-1, 3-1, 3-2)
Hongarije – Cuba: 7-5 (1-1, 1-3, 2-0, 3-1)
Nederland – Sovjet-Unie: 3-7 (0-1, 1-1, 1-3, 1-2)
Spanje – Joegoslavië: 6-7 (1-2, 1-1, 2-4, 2-0)
Hongarije – Nederland: 8-7 (2-2, 2-1, 2-3, 2-1)
Sovjet-Unie – Joegoslavië: 8-7 (3-2, 2-2, 1-0, 2-3)
Spanje – Cuba: 9-7 (2-2, 4-1, 1-2, 2-2)
Groep B
Roemenië – Italië: 3-5 (1-1, 1-1, 1-1, 0-2)
Griekenland – Zweden: 9-5 (1-3, 4-0, 3-2, 1-0)
Australië – Bulgarije: 8-5 (3-1, 2-2, 1-1, 2-1)
Roemenië – Australië: 4-4 (0-0, 0-1, 2-1, 2-2)
Griekenland – Bulgarije: 6-4 (0-1, 2-1, 2-1, 2-1)
Italië – Zweden: 8-3 (3-1, 3-1, 0-0, 2-1)
Roemenië – Zweden: 8-3 (1-1, 2-1, 1-1, 4-0)
Griekenland – Australië: 2-4 (1-1, 0-1, 1-1, 0-1)
Italië – Bulgarije: 5-4 (0-2, 2-0, 1-0, 2-2)
Roemenië – Bulgarije: 10-6 (0-0, 5-2, 2-1, 3-3)
Griekenland – Italië: 3-4 (1-1, 0-2, 2-0, 0-1)
Zweden – Australië: 4-9 (1-2, 2-2, 0-2, 1-3)
Roemenië – Griekenland: 11-8 (3-2, 3-2, 2-2, 3-2)
Italië – Australië: 4-5 (1-1, 1-2, 1-1, 1-1)
Zweden – Bulgarije: 8-6 (0-2, 3-1, 1-0, 4-3)
Meer dan 118.000 toeschouwers woonden 48 wedstrijden bij. De Sovjetploeg was oppermachtig in eigen land. Na een drie op drie in de voorronde volgde een vijf op vijf in de finalereeks: 4-5 tegen Hongarije, 6-2 tegen Spanje, 8-5 tegen Cuba, 7-3 tegen Nederland en 8-7 tegen Joegoslavië, dat tweede eindigde, terwijl Hongarije ditmaal met brons moest tevreden zijn.
Sovjet-Unie: Evgeni Sharonov (1958-), Sergei Kotenko (1956-), Vladimir Akimov (1953-1987),
Evgeni Grishin (1959-), Mait Rissman (1956-), Aleksandr Kabanov (1948-), Aleksei Barkalov (1946-2004),
Erkin Shagaev (1959-), Georgi Mishvenieradze (1956-), Mikhail Ivanov (1958-) en Viacheslav
Sobcchenko (1949-).
Een eerste selectie voor de Russische doelman Evgeni Sharonov (1958-), door de boycot miste hij de Spelen van 1984 in Los Angeles, maar in 1988 en 1992 was hij er telkens opnieuw bij. In 1982 vierde hij mee op het WK, in 1983, 1985 en 1987 was hij van de partij toen zijn ploeg Europees goud won. Evgeni Sharonov begon op 14-jarige leeftijd waterpolo te spelen tijdens de Jeugd Spartakiade, waar hij meteen werd uitgeroepen tot beste keeper van het tornooi. Hij groeide uit tot één der beste keepers ter wereld en dat leverde hem tijdens het WK 1982 in Guayaquil de titel ‘beste speler’ van het tornooi op. Op het EK 1987 in Straatsburg bezorgden zijn enorme reflexen de Sovjet Unie het goud. Sharonov werd beloond met de titel Swimming World’s Male Water Polo Player of the Year. In 1992 hing hij de muts aan de haak en werd hij Vice President van de Russische Waterpolo Federatie en in 1996 lid van het Technisch Waterpolo Comité van de FINA.
Olympische selecties voor Sergei Kotenko (1956-) in 1976, 1980 en 1988. Hij was aangesloten bij Dynamo Almaty uit Kazakhstan. Kotenko studeerde af aan de Universiteit van Moskou en week uit naar de Verenigde Staten waar hij aan de Universiteit van New Jersey een autoriteit werd op het vlak van kankeronderzoek.
Eerste Olympische deelname van Georgy Mshveniyeradze (1960-), acht jaar later werd hij een tweede keer opgeroepen. Zijn broer Nugzar Mshveniyeradze (1952-) was in 1976 van de partij, terwijl hun vader P'et're Yakovlevich Mshveniyeradze (1929-2003) de Sovjet kleuren verdedigde op de Spelen van 1952, 1956 en 1960.
Olympische deelnames voor Yevgeny Grishin (1959-) en Mikhail Ivanov (1958-) in 1980 en 1988. De moeder van Grishin was Valentyna Rastvorova (1933-), die op vier Olympische Spelen twee zilveren en een gouden medaille won in het schermen. Zijn vader Boris (1938-) vertegenwoordigde Rusland in 1964 en 1968 in het waterpolo
Vier Olympische selecties voor Aleksey Stepanovich Barkalov (1946-2004): 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1975 was hij van de partij toen zijn zevental wereldkampioen werd, in 1973 hielp hij zilver halen op het WK en in 1974 ook zilver tijdens het EK. In totaal verdiende hij 412 selecties voor de Russische ploeg. Na de Olympische Spelen van 1980 was hij tien jaar lang coach van Oekraïne en van 1990 tot 1994 trainde hij het Joegoslavische Novi Sad. Hij was getrouwd met de Russische zwemkampioene Lyudmila Valievna Khaziyev en hun zoon Barkalov Dmitry (1969-2001) speelde waterpolo bij het nationale team van Oekraïne, maar verongelukte op tragische wijze
Na de Spelen van 1972 een tweede selectie voor Vyacheslav Sobchenko (1949-).
Aleksandr Kabanov (1948-) was van de partij op de Spelen van 1972, 1976 en 1980. Als 14-jarige was hij met waterpolo begonnen. Buiten het goud van München veroverde hij met de Russische ploeg hetzelfde eremetaal tijdens de Spelen van Moskou in 1980, het WK van 1975 in Cali en dat van Quayaquil in 1982 (telkens tegen de Hongaren), het EK van 1983 en de Wereldbekers van 1981 en 1983. Daar bovenop zilver op het eerste WK in Belgrado. In totaal werd Kabanov 432 keer opgeroepen voor de nationale ploeg en speelde hij 19 jaar lang voor het zevental van de nationale zeemacht uit Moskou. In 1985 hield hij het als speler bekeken, maar startte zijn coach carrière, eerst als assistent bij de nationale ploeg, van 1994 tot 1996 als hoofdcoach.
Zilveren medaille voor Joegoslavië: Luka Vezilic (1948-), Zoran Gopcevic (1955-2000), Damir Polic (1953-), Ratko Rudic (1948-), Zoran Mustur (1953-), Zoran Roje (1956-), Milivoj Bebic (1959-), Slobodan Trifunovic (1956-), Boško Lozica (1952-), Predrag Manojlovic (1951-2014) en Milorad Krivokapic (1958-).
Milorad Krivokapic (1956-) in het doel bij de Joegoslaven. In Moskou goed voor het zilver, vier jaar later in Los Angeles zelfs goud, na een onvergetelijke wedstrijd tegen de Verenigde Staten. In 1986 kroonde hij zich met de ploeg tot wereldkampioen. In totaal speelde hij 299 wedstrijden voor het nationale team en algemeen wordt hij beschouwd als één der beste keepers ter wereld. Na zijn sportcarrière coachte hij zeven jaar Crvena Zvezda uit Belgrado, dat hij tweemaal naar de nationale titel loodste. Na een poosje trainer van de Joegoslavische junioren geweest te zijn, werd hij in 2002 aangezocht om bondscoach van Saudi Arabië te worden.
Predrag Manojlovic (1951-2014), Damir Polic (1953-) en Boško Lozica (1952-) werden opgeroepen voor de Spelen van 1976 en 1980.
Ratko Rudic (1948-) verdedigde de Joegoslavische kleuren op de Spelen van 1972 en 1980, die van 1968 gingen door een blessure aan hem voorbij. Na zijn spelerscarrière werd hij een succesvolle coach: van 1983 tot 1984 de Joegoslavische junioren, van 1984 tot 1988 het Joegoslavische zevental, van 1990 tot 2000 de Italiaanse ploeg, van 2000 tot 2004 het US team en sedert 2004 het Kroatisch zevental. Met drie van die teams kroonde hij zich tot wereldkampioen: met Joegoslavië in Madrid (1986), met Italië in Rome (1994) en met Kroatië in Melbourne (2007). Ook drie keer Olympisch goud: met Joegoslavië in Los Angeles (1984) en Seoel (1988) en met Italië in Barcelona (1992). Voeg daar nog de FINA-cup bij met Joegoslavië (1987) en Italië (1993), de Pan-Amerikaanse titel met de USA (2003) en de Europese titel met Italië (1993 en 1995) en Kroatië (2010).
Zoran Roje (1956-), Milorad Krivokapic (1958-) en Milivoj Bebic (1959-) waren er vier jaar later in Los Angeles opnieuw bij.
Hongarije: Endre Molnar (1945-), István Szivós Jr. (1948-), György Horkai (1954-), Attila Sudár (1954-), György Gerendás (1954-), Gábor Csapó (1950-), Istvàn Kiss (1958-), Istvàn Udvardi (1960-2010), Làszlo Kuncz (1957-), Kàroly Hauszler (1952-) en Tamas Farago (1952-).
Endre Molnár (1945-), geboren in Roemenië, werd in 1968, 1972, 1976 en 1980 opgeroepen voor het Hongaarse team. In 1945 begon Molnar zijn carrière bij Epitok Budapest en in 1966 verhuisde hij naar BP Spartacus. Na zijn spelerscarrière coachte hij eerst Spartacus Boedapest, daarna stadsgenoot Vasutas Sport Club Boedapest. In 1987 verhuisde hij naar Koeweit en van 1990 tot 1992 coachte hij Tungsram SC. Hij verdedigde het Hongaarse doel ook op de WK's van Belgrado in 1973, Cali in 1975 en Berlijn in 1978, en deed dat eveneens op de EK's van 1966 in Utrecht 1966, van 1974 in Wenen en van 1977 in het Zweedse Jonkoping.
István Szivós, Jr. (1948-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In competitie kwam Szivós Jr. uit voor Ferencvárosi Torna Club, Orvostudományi Egyetem Sport Club en Orvostudományi Egyetem Sport Club-Medicor. Met Hongarije werd hij in 1973 wereldkampioen in Belgrado en Europees Kampioen in 1974 en 1977. Hij verdiende 308 nationale selecties. Met OSC Budapest speelde hij meer dan vijfhonderd wedstrijden en won hij negen titels, vijf bekerfinales en twee EK's. Na zijn spelerscarrière werd hij coach van Ferencvaros, waarmee hij twee nationale titels won. In 1996 werd hij opgenomen in de International Hall Of Fame. Na zijn studies aan de Universiteit van Boedapest vestigde István Szívós zich als tandarts in de Hongaarse hoofdstad. Hij is de zoon van de legendarische Istvan Szivos Sr. (1920-1992), die aan drie Olympische Spelen deelnam.
Tamas Farago (1952-) was ongetwijfeld één van de grootste waterpolospelers ooit. Bewijs hiervan: hij scoorde 22 van de 30 Hongaarse doelpunten in Montreal, inclusief de vier doelpunten in de kapitale wedstrijd tegen Italië, die Hongarije met 5-6 won. Het was net of hij altijd wist wat de keeper op ieder ogenblik dacht. Hij was de auteur van enkele schitterende video’s over waterpolo en schreef ook heel wat handboeken over de sport. Hij speelde voor Vasas Boedapest, het Italiaanse Arenzano en het Duitse Düsseldorf. Hij trainde ook de Hongaarse damesploeg.
György Horkai (1954-), Attila Sudár (1954-) en György Gerendás (1954-) kregen vier jaar voordien ook al een oproep in de bus. Alle drie schopten het later ook tot coach.
Gábor Csapó (1950-) werd ook opgeroepen voor de Spelen van 1980 en kroonde zich met zijn landenteam wereldkampioen in 1973 en Europees kampioen in 1974 en 1977. Hij trouwde met Katalan, een bekende ‘TV-gezicht’ in Hongarije.
Spanje: Manuel Delgado (1955-), Gaspart Ventura (1955-), Antonio Esteller (1955-), Federico Sabriá (1958-), Manuel Estiarte (1961-), Pedro Robert (1956-), Jorge Alonso (1958-), José Alcázar (1957-), Antonio Aguilar (1960-), Jorge Carmona (1958-) en Salvador Franch (1949-).
Salvador Franch (1949-) en Gaspart Ventura (1955-) vertegenwoordigden Spanje in 1972 en 1980
Allereerste Olympische selectie voor de 18-jarige Manuel Estiarte Duocastella (1961-), er zouden er nog vijf volgen: 1980, 1984, 1988, 1992, 1996 en 2000. Estiarte wordt door velen als één van de beste waterpolospelers ooit beschouwd. In 1980, 1984, 1988 en 1992 eindigde hij het tornooi als topscorer. In Moskou trof hij 21 keer raak, eentje meer dan de Italiaan Gianni De Magistris (1950-) en de Cubaan Jorge Rizo.(1952-). In totaal scoorde hij bijna tweeduizend doelpunten waarvan 127 op Olympische Spelen. Hij speelde 578 interlands voor het Spaanse nationale team. In de competitie kwam Estiarte uit voor Club Natación Barcelona, Pescara (Italië), Club Natación de Catalunya en Atlétic-Barcelona. Na zijn sportcarrière werd hij trainer bij Pescara en lid van het Spaanse Olympische Comité. Vanaf 2008 zetelde hij in het bestuur van FC Barcelona als directeur externe relaties.
Pedro Robert (1956-) was van de partij op Olympische Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Antonio Aguilar (1960-) en Jorge Carmona (1958-) werden door de Spaanse coach opgeroepen voor de Spelen van 1980 en 1984.
Cuba: Oscar Periche (1949-), Orlando Cowley (1953-), Bárbaro Díaz (1960-), Lazaro Costa (1957-), David Rodríguez (1955-), Nelson Domínguez (1957-), Jorge Rizo (1953-), Arturo Ramos (1960-), Carlos Benitez (1955-), Gerardo Rodríguez (1954-) en Oriel Domínguez (1953-).
David Pedro Rodríguez Rodríguez (1955-), Jorge Rizo Pereda (1952-) en Gerardo Rodríguez Penalver (1954-) verdienden selecties voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Orlando Cowley del Barrio (1953-) deed mee in 1972 en 1980.
Lazaro Costa Méndez (1957-), Nelson Roman Domínguez Ávila (1957-) en Oriel Domínguez Ávila (1953-) hadden hun land vier jaar voordien ook al vertegenwoordigd.
Bárbaro Agustin Díaz Cervantes (1960-) was tweemaal Olympisch aktief: 1980 en 1992.
Nederland: Wouly de Bie (1958-), Nico Landeweerd (1954-), Jan Evert Veer (1950-), Hans van Zeeland (1954-), Ton Buunk (1952-), Eric Noordegraaf (1960-), Stan van Belkum (1961-), Aad van Mil (1957-), Dick Nieuwenhuizen (1957-), Jan Jaap Korevaar (1957-) en Ruud Misdorp (1952-).
Bij Jan Evert Veer (1950-) viel ook een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1972 en 1976. Na zijn actieve waterpolo carrière werd Veer trainer/coach bij TW Zaanstreek.
Olympiades voor Ton Buunk (1952-) in 1972, 1976, 1980 en 1984. Zijn grootste internationale succes vierde hij in Montreal, waar Nederland in 1976 brons haalde, meteen ook het hoogtepunt uit de Nederlandse waterpologeschiedenis. Bij zijn laatste olympische optreden in Los Angeles droeg Buunk de Nederlandse vlag tijdens de openingsceremonie.
Nico Landeweerd (1954-) was in 1976, 1980 en 1984 olympisch actief.
Hans van Zeeland (1954-) werd ook in 1976 geselecteerd.
Wouly de Bie (1958-), Eric Noordegraaf (1960-), Stan van Belkum (1961-), Aad van Mil (1957-), Dick Nieuwenhuizen (1957-) en Ruud Misdorp (1952-) verdienden een selectie voor de Spelen van 1980 en 1984. Stan van Belkum was de broer van Marc Van Belkum (1965-) die in 1992 geselecteerd werd en beiden waren de oom van Iefke Van Belkum (1986-) die in 2008 met de vrouwenploeg goud won op de Spelen van Beijing.
Jan Jaap Korevaar (1957-) was de zoon van Nijs Koorevaar (1927-), die de Hollandse waterpolokleuren verdedigde op de Spelen van 1948 en 1952.
Australië: Michael Turner (1951-), David Neesham (1946-), Robert Bryant (1958-), Peter Montgomery (1950-), Julian Muspratt (1958-), Andrew Kerr (1954-), Tony Falson (1953-), Charles Turner (1952-), Martin Callaghan (1962-), Randall Goff (1953-) en Andrew Steward (1954-).
Peter Montgomery (1950-) vertegenwoordigde Australië in 1972, 1976, 1980 en 1984. Bovendien werd hij ook viermaal geselecteerd voor het WK van 1973, 1975, 1978 en 1982. In totaal werd hij zo maar eventjes 441 keer opgeroepen voor het nationale team. Op nationaal vlak kroonde hij zich met NSW acht keer tot kampioen.
David Neesham (1946-) verdiende selecties in 1972, 1976 en 1980. Tijdens die twee laatste edities was hij ploegkapitein, rol die hij ook vervulde op de WK's in Belgrado (1973), Cali (1975) en Berlijn (1978). Hij totaliseerde 288 caps. Van 1995 tot 1998 coachte hij de nationale vrouwenploeg met een gouden en twee bronzen plak als resultaat. Van 2005 tot 2007 leidde hij de mannenploeg. Zijn zoon Tim Neesham (1979-) werd eveneens driemaal geselecteerd, in 2000, 2004 en 2008.Andrew Kerr (1954-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1976, 1980, 1984 en 1988. In 1973 speelde Kerr voor het NSW Open team, waarmee hij 10 opeenvolgende jaren de titel won. Hij speelde er zeventien jaar, goed voor dertien Australische titels. In 1975 verdiende de 1m96 grote ‘Acre’ zijn eerste nationale selectie en hij bleef lid van dat zevental tot 1989. In 1975, 1978, 1982 en 1986 speelde hij met Australië op de WK's. Na het WK van 1978, waar hij de op één na beste scorer was, werd hij verkozen als lid van het wereldteam. In totaal verzamelde hij 470 caps in de Australische ploeg.
Charles Turner (1952-) werd olympisch geselecteerd in 1976, 1980 en 1984. Zijn broer Michael Turner (1951-) was in 1980 en 1984 olympisch actief.
Randall Goff (1953-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1976 en 1980.
Michael Turner (1951-) was olympisch actief in 1980 en 1984. Zijn jongere broer Charles Turner (1952-) werd voor drie Olympiades gekozen.
Robert Bryant (1958-) (foto 1), Julian Muspratt (1958-) (foto 2) en Martin Callaghan (1962-) vertegenwoordigden hun land op de Spelen van 1980 en 1984.
Italië: Alberto Alberani Samaritani (1947-), Roldano Simeoni (1948-), Alfio Misaggi (1959-), Sante Marsili (1950-), Massimo Fondelli (1954-), Gianni De Magistris (1950-), Antonello Steardo (1958-), Paolo Ragosa (1954-), Romeo Collina (1953-), Enzo D'Angelo (1951-2008) en Umberto Panerai (1953-).
Selecties voor Alberto Alberani (1947-) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1968 speelde hij negen wedstrijden, in 1972, 1976 en 1980 telkens acht. Alberani speelde voor Pro Recco en Sisport Fiat.
Gianni de Magistris (1950-) was in 1968, 1972, 1976, 1980 en 1984 olympisch actief, en daarmee is hij Italiaans recordhouder qua selecties en één van de acht spelers wereldwijd die daarin ooit slaagden. Tijdens die vijf Olympiades lukte hij zestig treffers. In 1976 en 1980 speelde hij kampioen met Fiorentina, verhuisde nadien naar Rari Nantes Bologna en Camogli. In 1986 zette hij een punt achter zijn spelerscarrière, nadat hij voor Fiorentina 382 partijen had gespeeld waarin hij 775 potten scoorde. In totaal zou zijn doelsaldo rond de zesduizend liggen. Hij was ook lid van het Italiaanse team op drie WK's en drie EK's. Op zesjarige leeftijd was hij beginnen zwemmen en in 1967 kroonde hij zich tot Italiaans kampioen 1500m vrije slag. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de vrouwenploeg van Fiorentina.
Roldano Simeoni (1948-) en Sante Marsili (1946-) verdienden een selectie voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Enzo D'Angelo (1951-2008) kreeg ook nog uitnodigingen in de bus voor de Spelen van 1976 en 1984.
Umberto Panerai (1953-) werd vier jaar voordien ook geselecteerd.Alfio Misaggi (1959-) en Antonello Steardo (1958-) werden uitverkoren voor de Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Romeo Collina (1953-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1980 en 1984.
Roemenië: Doru Spînu (1955-), Vasile Ungureanu (1957-), Viorel Costras (1959-), Adrian Nastasiu (1951-), Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-), Ilie Slavei (1952-), Liviu Raducanu (1954-), Viorel Rus (1952-), Adrian Schervan (1956-) en Florin Slavei (1951-).
Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-) en Viorel Rus (1952-) (foto) werden opgeroepen voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Florin Slavei (1951-), broer Ilie Slavei (1952-), Adrian Nastasiu (1951-) (foto), Liviu Raducanu (1954-), Adrian Schervan (1956-) en Doru Spînu (1955-) kregen vier jaar voordien een eerste Olympische selectie in de bus.
Griekenland: Ioannis Vossos (1960-), Thomas Karalogos (1951-), Sotirios Stathakis (1953-), Spyros Kapralos (1955-), Kyriakos Giannopoulos (1959-), Aristidis Kefalogiannis (1960-), Ioannis Garyfallos (1957-), Andreas Gounas (1957-), Antonios Aronis (1957-), Markellos Sitarenios (1956-) en Ioannis Giannouris (1958-).
Kyriakos Giannopoulos (1959-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1980, 1984, 1988 en 1992. In totaal verzamelde hij 492 caps van de nationale ploeg. Na zijn sportieve loopbaan studeerde hij rechten en legde hij zich toe tot sportmanagement. Hij maakte deel uit van het organisatiecomité van de Olympische Spelen van 2004 in Athene, waar hij de job kreeg van directeur van alle watersporten.. Na de Spelen werd hij General Manager van het Olympisch complex en in 2009 werd hij door de Dubai Sports Council uitgenodigd om er een uniek sportcomplex op te starten. Het new state-of-the-art Dubai Sports Complex werd omschreven als het meest moderne indoor-stadion ter wereld. Het complex bevat vijftienduizend zitplaatsen en er konden tien Olympische disciplines beoefend worden. Het zwembad kon bedekt worden met een vloer zodat men er basket- of volleybalwedstrijden kon spelen. In december 2010 werd er het WK zwemmen korte baan betwist.
Aristidis Kefalogiannis (1960-) en Antonios Aronis (1957-) (met witte cap 9) kregen een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1980, 1984 en 1988.
Ioannis Vossos (1960-), Sotirios Stathakis (1953-), Spyros Kapralos (1955-), Andreas Gounas (1957-) en Markellos Sitarenios (1956-) werden vier jaar later opnieuw geselecteerd.
Thomas Karalogos (1951-) haalde de Olympiades van 1968, 1972 en 1980, zijn broer Ioannis Karalogos (1949-) werd in 1972 geselecteerd.
Zweden: Anders Flodqvist (1959-), Kenth Karlsson (1957-), Hans Lundén (1957-), Tommy Danielson (1949-), Sören Carlsson (1953-), Christer Stenberg (1956-), Gunnar Johansson (1957-), Peter Carlström (1956-), Lars Skåål (1949-), Per-Arne Andersson (1958-) en Arne Claesson (1957).
De Zweedse coach bracht een volledig nieuwe ploeg op de been, maar alle spelers konden slechts eenmaal de Olympische lucht opsnuiven want ze werden nadien niet meer opgeroepen.
Bulgarije: Volodya Sirakov (1953-), Andrey Andreev (1957-), Kiril Kiryakov (1953-), Asen Denchev (1959-), Vasil Nanov (1959-), Antoni Partalev (1958-), Petar Kostadinov (1954-), Nikola Stamatov (1956-), Biser Georgiev (1953-), Matey Popov (1951-) en Georgi Gospodinov (1958-).
Matey Popov (1951-) was de enige die er acht jaar voordien ook al bij was.