Chronologische geschiedenis van het waterpolo

1976 - Olympische Spelen van Montreal


In Montreal werden de twaalf deelnemende landen in drie groepen verdeeld:

•    Groep A: Cuba, Iran, Italië en Joegoslavië
•    Groep B: Mexico, Nederland, Roemenië en USSR
•    Groep C: Australië, Canada, Hongarije en West-Duitsland

De twee beste landen van iedere poule gingen naar groep D en speelden om de medailles, de overige landen speelden in groep E om de 7de plaats. Onderlinge resultaten uit de voorronde werden voor het eerst niet meegenomen naar de finaleronde.

Voorronde

Groep A

Italië – Iran: 12-1 (4-0, 2-0, 2-0, 2-1)

Joegoslavië – Cuba: 4-4 (1-0, 0-2, 2-1, 1-1)

Italië – Cuba: 8-6 (1-1, 2-1, 2-1, 3-3)

Joegoslavië – Iran: 15-0 (3-0, 4-0, 4-0, 4-0)

Cuba – Iran: 12-3 (2-1, 4-0, 3-1, 3-1)

Joegoslavië – Italië: 6-6 (2-0, 2-3, 2-2, 0-1)

Groep B

Roemenië – Sovjet-Unie: 5-5 (1-1, 2-2, 2-2, 0-0)

Nederland – Mexico: 5-3 (1-1, 1-1, 2-0, 1-0)

Roemenië – Mexico: 8-3 (4-1, 1-1, 2-1, 1-0)

Nederland - Sovjet-Unie: 3-2 (1-0, 1-0, 1-1, 0-1)

Mexico - Sovjet-Unie: 4-7 (1-2, 1-1, 1-1, 1-3)

Nederland – Roemenië: 6-5 (1-2, 1-2, 2-0, 2-1)

Groep C

Hongarije – Australië: 7-6 (2-1, 2-3, 3-1, 0-1)

West-Duitsland – Canada: 5-0 (0-0, 2-0, 1-0, 2-0)

Hongarije – Canada: 4-2 (2-0, 1-0, 1-1, 0-1)

West-Duitsland – Australië: 4-3 (2-0, 1-1, 1-1, 0-1)

Canada – Australië: 6-5 (2-1, 3-0, 0-1, 1-3)

West-Duitsland – Hongarije: 0-4 (0-2, 0-1, 0-1, 0-0)

Finale

Groep D

Italië – Hongarije: 5-6 (1-1, 2-1, 1-3, 1-1)

Roemenië – Joegoslavië: 5-5 (1-1, 1-2, 2-1, 1-1)

Nederland - West-Duitsland: 3-2 (0-0, 2-1, 1-0, 0-1)

Italië – Joegoslavië: 5-4 (1-1, 1-2, 1-0, 2-1)

Nederland – Roemenië: 4-4 (1+1, 2-1, 1-1, 0-1)

Hongarije -  West-Duitsland: 3-2 (2-1, 0-1, 2-0, 0-1)

West-Duitsland – Joegoslavië: 4-4 (1-1, 1-1, 0-1, 2-1)

Nederland – Hongarije: 3-5 (0-2, 0-1, 1-2, 2-0)

Italië – Roemenië: 4-4 (0-1, 3-1, 0-2, 0-1)

Roemenië – Hongarije: 8-9 (1-3, 2-2, 3-2, 2-2)

Italië - West-Duitsland: 4-3 (0-1, 1-1, 1-1, 2-0)

Nederland – Joegoslavië: 5-3 (1-1, 1-1, 2-0, 1-1)

Joegoslavië – Hongarije: 5-5 (0-1, 1-0, 2-2, 2-2)

West-Duitsland – Roemenië: 3-5 (0-1, 0-2, 3-1, 0-1)

Nederland – Italië: 3-3 (1-1, 0-1, 0-0, 2-1)

Groep E

Cuba – Sovjet-Unie: 5-0 (forfait)

Canada – Australië : 4-3 (2-0, 0-0, 1-2, 1-1)

Mexico – Iran: 11-3 (3-0, 2-1, 1-1, 5-1)

Canada – Cuba: 5-7 (2-2, 1-1, 1-3, 1-1)

Mexico - Sovjet-Unie: 3-4 (0-2, 1-1, 1-1, 1-0)

Australië – Iran: 8-2 (4-0, 3-0, 1-1, 0-1)

Canada – Iran : 8-1 (4-0, 1-1, 2-0, 1-0)

Mexico – Cuba: 4-4 (3-2, 1-0, 0-0, 0-2)

Australië - Sovjet-Unie: 2-7 (0-2, 0-2, 0-1, 2-2)

Canada - Sovjet-Unie: 6-6 (2-0, 2-2, 0-2, 2-2)

Cuba – Iran: 10-2 (2-0, 3-0, 5-1, 0-1)

Mexico – Australië: 4-4 (0-2, 2-1, 2-1, 0-0)

Sovjet-Unie – Iran: 16-0 (4-0, 3-0, 4-0, 5-0)

Cuba – Australië: 5-8 (1-3, 0-2, 2-1, 2-2)

Canada – Mexico: 4-4 (0-0, 2-0, 0-3, 2-1)

De Hongaren namen revanche voor het nipte verlies van het goud vier jaar voordien. Wel hadden ze dit keer niet zoveel overschot, de resultaten zijn er om het te bewijzen. In de voorronde werd het nog een drie op drie, maar in de finale was het steeds nipt: 5-6 tegen Italië, 5-3 tegen Duitsland, 3-5 tegen Nederland, 8-9 tegen Roemenië en 5-5 tegen Joegoslavië. Van de 30 Hongaarse doelpunten nam Tamas Farago (1952-) er liefst 22 voor zijn rekening. Rusland, winnaar van de vorige editie werd er in de kwalificatie uitgebonjourd.

Goud voor Hongarije: Edre Molnar (1945-), Dr. Istvan Szivos Jr. (1948-), Tamas Farrago (1952-), Dr. Laszlo Sarosi (1946-), Gyorgy Horkai (1954-), Gabor Csapo (1950-), Attila Sudar (1954-), Gyorgy Kenez (1956-), Gyorgy Gerendas (1954-), Dr. Ferenc Konrad (1945-2015) en Tibor Cservenyak (1948-).


Ferenc Konrád (1945-2015) versierde Olympische selecties in 1968, 1972 en 1976. Hij was de broer en ploegmaat van Sándor Konrád (1940-) en János Konrád (1941-2014). In totaal werd hij 178 maal geselecteerd voor de Hongaarse ploeg. Na zijn spelerscarrière legde hij zich toe tot coachen en vanaf 1984 ook als internationaal scheidsrechter. In 1971 studeerde hij af als tandarts aan de ‘Semmelweis Medical University (SOTE)’  en in 1992 werd hij aan dezelfde Universiteit tot Professor benoemd.

Endre Molnár (1945-), geboren in Roemenië, werd viermaal opgeroepen voor het Hongaarse team: 1968, 1972, 1976 en 1980. Molnar begon zijn carrière in 1945 bij Epitok Budapest en in 1966 verhuisde hij naar BP Spartacus. Na zijn spelerscarrière coachte hij eerst Spartacus Boedapest, daarna stadsgenoot Vasutas Sport Club Boedapest. In 1987 verhuisde hij naar Koeweit en van 1990 tot 1992 coachte hij Tungsram SC. Hij verdedigde het Hongaarse doel ook op de WK's van Belgrado in 1973, Cali in 1975 en Berlijn in 1978, en deed dat eveneens op de EK's van 1966 in Utrecht 1966, van 1974 in Wenen en van 1977 in het Zweedse Jonkoping.


Voor László Sárosi (1946-) waren er Olympische selecties weggelegd in 1968, 1972 en 1976, Hij was de zoon van de Hongaarse voetbalspeler György Sárosi (1912-1993), die in de jaren '30 furore maakte. Vanaf 1958 speelde hij voor Ouipest Budapest en nam deel aan de WK's van Belgrado in 1973 en Cali in 1975. Hij werd ook opgeroepen voor de EK's van 1970 in Barcelona en van 1974 in Wenen. In 1975 studeerde hij af als dierenarts aan de Universiteit, waar hij in 1980 tot assistent Professor benoemd werd. In 1995 opende hij een eigen dierenkliniek.


István Szivós, Jr. (1948-) nam deel aan Olympische Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In competitie kwam Szivós Jr. uit voor Ferencvárosi Torna Club, Orvostudományi Egyetem Sport Club en Orvostudományi Egyetem Sport Club-Medicor. Met Hongarije werd hij in 1973 wereldkampioen in Belgrado en Europees Kampioen in 1974 en 1977. Hij verdiende 308 nationale selecties. Met OSC Budapest speelde hij meer dan vijfhonderd wedstrijden en won István Szívós negen titels, vijf bekerfinales en twee EK's. Na zijn spelerscarrière werd hij coach van Ferencvaros, waarmee hij twee nationale titels won. In 1996 werd hij opgenomen in de International Hall Of Fame. Na zijn studies aan de Universiteit van Boedapest vestigde István Szívós zich als tandarts in de Hongaarse hoofdstad. Hij is de zoon van de legendarische Istvan Szivos, Sr. (1920-1992), die aan drie Olympische Spelen deelnam.


Tibor Cservenyák (1948-) werd als doelverdediger geselecteerd van het Hongaarse waterpoloteam voor de Olympische Spelen van 1972 en 1976. In München won hij zilver en vier jaar later in Montréal goud. Hij studeerde af als arts maar specialiseerde zich in Nucleaire Geneeskunde. Hij vestigde zich in Zwitserland waar hij baanbrekende onderzoek deed over prostaatkanker.


Bij de Hongaren Tamas Farago (1952-) in het water, hij was ongetwijfeld één van de grootste waterpolospelers ooit. Bewijs hiervan: in Montreal scoorde hij 22 van de 30 Hongaarse doelpunten, inclusief de vier doelpunten in de kapitale wedstrijd tegen Italië, met 5-6 door Hongarije gewonnen. Het was net of hij altijd wist wat de keeper op ieder ogenblik dacht. Hij was de auteur van enkele schitterende video’s over waterpolo en schreef ook heel wat handboeken over de sport. Hij speelde voor Vasas Boedapest, het Italiaanse Arenzano en het Duitse Düsseldorf. Hij trainde ook de Hongaarse damesploeg.


György Horkai (1954-), Attila Sudár (1954-) en György Gerendás (1954-) kregen na vier jaar opnieuw een oproep in de bus. Alle drie schopten het later ook tot coach.

Gábor Csapó (1950-) werd ook opgeroepen voor de Spelen van 1980 en kroonde zich met Hongarije n 1973 tot wereldkampioen en tot Europees kampioen in 1974 en 1977.

Hij trouwde met Katalan, een bekend ‘TV-gezicht’ in Hongarije.


Italië: Gianni De Magistris (1950-), Alberto Alberani Samaritani (1947-), Roldano Simeoni (1948-), Slivio Baracchini (1950-), Sante Marsili (1950-), Marcello Del Duca (1950-), Alessandro Ghibellini (1947-), Luigi Castagnola (1953-), Riccardo De Magistris (1954-), Vicenzo D' Angelo (1951-2008) en Umberto Panerai (1953-).

Selecties voor Alberto Alberani (1947-) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1968 speelde hij negen wedstrijden, in 1972, 1976 en 1980 telkens acht. In clubverband kwam hij uit voor Pro Recco en Sisport Fiat.


Gianni de Magistris (1950-) was Olympisch actief in 1968, 1972, 1976, 1980 en 1984, en daarmee is hij Italiaans recordhouder qua selecties en één van de acht spelers wereldwijd die daarin ooit slaagden. Tijdens die vijf Olympiades lukte hij zestig treffers. Hij speelde met Fiorentina kampioen in 1976 en 1980, verhuisde nadien naar Rari Nantes Bologna en Camogli. In 1986 zette hij een punt achter zijn spelerscarrière, nadat hij 382 partijen had gespeeld voor Fiorentina en 775 potten had gescoord. In totaal zou zijn doelsaldo rond de zesduizend liggen. Hij was ook lid van het Italiaanse team op drie WK's en evenveel EK's Op zesjarige leeftijd was hij beginnen zwemmen en in 1967 kroonde hij zich tot Italiaans kampioen 1500m vrije slag. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de vrouwenploeg van Fiorentina.



Alessandro Ghibellini (1947-) werd in 1968, 1972 en 1976 geselecteerd.

Roldano Simeoni (1948-) en Sante Marsili (1946-) verdienden hun selectie voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.

Silvio Baracchini (1950-) was erbij in 1972 en 1976.



Enzo D'Angelo (1951-2008) kreeg ook een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1980 en 1984.

Umberto Panerai (1953-) werd vier jaar later nog eens geselecteerd.

Een beeld uit Nederland – Joegoslavië, waarbij Hans van Zeeland (1954-) hoog uit het water komt om de 5-3 eindscore in het voordeel van zijn ploeg vast te leggen.

Succescoach Ivo Trumbic (1935-) met de Nederlandse ploeg: Toni Buunk (1952-), Andy Hoepelman (1955-), Evert Kroon (1946-), Nico Landeweerd (1954-), Hans Smits (1956-), Gijze Stroboer (1954-), Rik Toonen (1954-), Jan Evert Veer (1950-), Hans van Zeeland (1954-) en Piet de Zwarte (1948-).

Grootste verrassing kwam wel vanuit Nederlandse hoek. Klaargestoomd door Ivo Trumbic (1935-) plaatsten onze noorderburen zich met glans voor de eindstrijd, een hard bevochten drie op drie met 5-3 tegen Mexico, 3-2 tegen de Russen en 6-5 tegen Roemenië. De laatste wedstrijd van de eindronde ging om het zilver, de Nederlanders speelden 3-3 gelijk tegen Italië, nadat ze in het laatste kwartje de 1-2 achterstand ophaalden. Beide ploegen eindigden met gelijke punten en zelfs met hetzelfde doelsaldo. De Italianen konden echter 21-20 voorleggen, de Hollanders 18-17. Al bij al een prachtige prestatie. Vooral de wedstrijd tegen Rusland was er eentje om in te lijsten. De regerend wereldkampioen werd door Nederland met 3-2 verslagen met een heldenrol voor Evert Kroon (1946-). Met overslaande stem vertelde de radioverslaggever hoe de keeper in de laatste seconde een schot van de Russen stopte en Oranje daarmee aan een verrassende overwinning hielp. Uiteindelijk liep de ploeg van bondscoach Ivo Trumbic (1935-) tegen Hongarije tegen zijn eerste nederlaag aan.

Op de foto pepte Ivo Trumbic (1935-) zijn team op.


Goallie Evert Kroon (1946-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976. Niemand ter wereld kon zo goed 'watertrappelen' als Evert Kroon, die tot aan zijn zwembroek uit het water kwam. Wat bij velen de reactie uitlokte: “O, die. De man die tot aan zijn middel uit het water kwam en dan ook nog gewoon bleef staan!”  Zijn trainingen waren er dan ook naar: de armen omhoog, het 1.93 meter lange en 88 kilo's zware lichaam tot aan de witte zwembroek uit het water, en dan maar op en neer en op en neer door het twintig meter brede zwembad 'lopen'. Altijd bij het Hilversumse HZC/De Robben gespeeld, 182 interlands achter zijn naam, bejubeld en gehaat omdat hij vaak niet te kloppen was. De Robben begon eind jaren zestig met een nieuw systeem, de zone-dekking. De tegenstander moest maar schieten. De beste-waterpolokeeper-ter-wereld was tevens belastingambtenaar, maar begon later een sportzaak.

Bij Jan Evert Veer (1950-) viel ook een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1972 en 1980. Na zijn actieve waterpolo carrière werd Veer trainer/coach bij TW Zaanstreek.

Ton Buunk (1952-) was in 1972, 1976, 1980 en 1984 van de partij. Bij zijn laatste Olympisch optreden in Los Angeles droeg hij tijdens de openingsceremonie de Nederlandse vlag.

Bij zijn eerste selectie in 1972 was Gijze Stroboer (1954-) amper 17 jaar, nu vier jaar later was hij er opnieuw bij. Hij speelde ruim 150 keer voor het nationale team waaronder met ook een deelname aan EK en drie WK’s. De waterpoloploeg werd tijdens het 'Nationale Sportgala' in dat jaar gekozen tot 'Sportploeg van het Jaar'.

Nico Landeweerd (1954-) was olympisch actief in 1976, 1980 en 1984.


Hans van Zeeland (1954-) werd ook in 1980 geselecteerd.

 

Joegoslavië: Miloš Markovic (1947-2010), Ozren Bonacic (1942-), Uroš Marovic (1946-2014), Predrag Manojlovic (1951-2014), Ðuro Savinovic (1950-), Damir Polic (1953-), Siniša Belamaric (1947-), Dušan Antunovic (1947-2012), Dejan Dabovic (1944-), Boško Lozica (1952-) en Zoran Kacic (1953-).

Actie tijdens de wedstrijd Hongarije – Joegoslavië, waarbij Tamas Farrago (3) (1952-) bij een Joegoslavische aanval een helpende hand reikte aan zijn goalie Endre Molnar (1945-). De partij eindigde tenslotte op 5-5.


Hoewel Vlaho "Bata" Orlic (1934-2010) afstudeerde als arts, oefende hij dat beroep nooit uit. Hij spendeerde heel zijn leven aan het coachen van waterpoloploegen. Zo was hij de grote mentor van Partizan Belgrado, dat bij de landskampioenen liefst zes Europese titels veroverde. In 1972 en 1976 coachte hij het Joegoslavische zevental tijdens de Olympische Spelen. Hij wordt beschouwd als één van de meest briljante waterpolo coaches ter wereld en het was hij die Joegoslavië naar de wereldtop loodste.



Olympische selecties voor Ozren Bonacic (1942-) in 1964, 1968, 1972 en 1976. Met zijn club HAVK Mladost won hij viermaal de Europabeker voor landskampioenen. Vanaf 1978 nam hij onafgebroken de coaching waar van die ploeg, met als grootste succes de Europese titel in 1996.  

Selecties voor Miloš Markovic (1947-2010) Dušan Antunovic (1947-2012) en Siniša Belamaric (1947-) in 1972 en 1976.

 

Drie selecties voor Uroš Marovic (1946-2014): 1968, 1972 en 1976. Na zijn spelerscarrière coachte hij VK Partizan Belgrado.

Predrag Manojlovic (1951-2014), Damir Polic (1953-) en Boško Lozica (1952-) werden opgeroepen voor de Spelen van 1976 en 1980

Roemenië: Ilie Slavei (1952-), Liviu Raducanu (1954-), Doru Spanu (1955-), Adrian Schervan (1956-), Florin Slavei (1951-), Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-), Gheorghe Zamfirescu (1946-), Andrian Nastasiu (1951-) en Cornel Rusu (1944-). 

Gheorghe Zamfirescu (1946-) en Cornel Rusu (1946-) verdienden selecties in 1972  in 1976.


Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-) (foto) en Viorel Rus (1952-) werden opgeroepen voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.


Florin Slavei (1951-) en broer Ilie Slavei (1952-),  Adrian Nastasiu (1951-) (foto) , Liviu Raducanu (1954-),  Adrian Schervan (1956-) en Doru Spînu (1955-) kregen vier jaar later een tweede Olympische selectie in de bus.

Duitsland: Günter Kilian (1950-), Ludger Weeke (1949-), Hans Simon (1947-), Jürgen Stiefel (1953-), Roland Freund (1955-), Wolfgang Mechler (1955-), Martin Jellinghaus (1954-), Werner Obschernikat (1955-), Horst Kilian (1950-), Peter Röhle (1957-) en Günter Wolf (1949-).

Goallie Günter Kilian (1950-) plaatste zich voor de Spelen van 1968 en 1976 en verdedigde het Duitse doel tijdens de EK's van 1974 in Wenen, van 1977 in het Zweedse Jönköpping en van 1981 in Split waar de Duitsers de titel weg kaapten. Ook vier keer geselecteerd voor WK's: 1973 in Belgrado, 1975 in Cali/Columbië, 1978 in Berlijn en 1982 in Guayaquil/Peru. Met Würzburg 05 haalde hij vijf Duitse titels tussen 1970 en 1978. Tweelingbroer Horst Kilian (1950-) werd eveneens voor de Spelen van 1976  geselecteerd.

Ludger Weeke (1949-): nam deel aan de Spelen van 1968, 1972 en 1976. In totaal werd hij 180 keer geselecteerd voor de nationale ploeg en nam hij deel aan de EK's van 1970 in Barcelona en die van 1974 in Wenen. Met SC Rote Erde Hamm haalde hij de Duitse titel in 1969, 1971, 1973 en 1975. Weeke bleef actief in het waterpolo wereldje en trad ook aan bij de Masters. In juni 2012 verloor het Duitse team de halve finale voor de wereldtitel van de Verenigde Staten. Ze haalden tenslotte brons door een overwinning tegen Estland. Op de foto is Weeke te zien met doelman Udo Schäckermann, die vroeger ook met hem bij Hamm speelde. Een massaal bijgewoond WK overigens, met volle tribunes en schitterend weer. Bovendien noteerde men 12 500 deelnemers uit honderd verschillende poloteams, het grootste aantal ooit.

Ook doelverdediger Günter Wolf (1949-) was tweemaal olympisch actief: in 1972 en 1976. Tussen 1969 en 1976 werd hij 131 keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Tijdens de Spelen van Montreal  werd hij opgenomen in het wereld zevental. Met zijn thuisploeg SV Würzburg 05 kroonde hij zich vijfmaal Duits kampioen: 1970, 1974, 1976, 1977 en 1978 en won hij de Duitse beker in 1978. Met hetzelfde zevental haalde hij ook driemaal de finaleronde van de Europabeker voor landskampioenen.

Jürgen Stiefel (1953-) en Hans-Georg Simon (1949-) waren eveneens van de partij in 1972 en 1976. Tijdens het WK van 1978 in Berlijn werd Stiefel topscorer met 21 doelpunten.Van 1971 tot 1983 werd hij in totaal 229 keer geselecteerd voor de Duitse ploeg.

Roland Freund (1955-), geboren in het Roemeense Temeschburg, verdiende een selectie in 1976 en 1984. Vanaf 1978 speelde hij voor WF Spandau 04, daarvoor bij Aegir Uerdingen. In 1981 kroonde hij zich met de Duitse ploeg in Split tot Europees kampioen en ook in Jönköpping 1977 en in Rome 1983 was hij van de partij. De Duitsers haalden brons op het WK in Guayaquil 1982, maar traden ook aan in Cali 1975 en Berlijn 1978. In 1985 vierde Freund zijn internationaal afscheid met het winnen van de FINA-Cup in Duisburg. Met Wasserfreunde Spandau 04 won hij tussen 1979 en 1987 negen Duitse  titels, evenveel bekerfinales en zeven supercups. In de Europacup voor landskampioenen werd driemaal goud gewonnen (1982, 1985 en 1986) en twee LEN-Supercups (1985 en 1986). Freund trouwde met Kerstin Jorkisch, die in Rome brons haalde op het EK kunstzwemmen. Hij studeerde af als arts en specialiseerde zich in de orthopedische heelkunde. In 1987 werd hij sportarts van het Duitse waterpoloteam.


Werner Obschernikat (1955-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1976, 1984 en 1988. Zijn vader Alfred Obschernikat (1926-) verdedigde de Duitse kleuren tijdens de Spelen van 1956.

Vier selecties voor Peter Röhle (1957-): 1976, 1984, 1988 en 1992. Hij is de meest succesvolle Duitse waterpolospeler met liefst 47 titels als speler en vijf als trainer. Ook hij maakte deel uit van Wasserfreunde Spandau 04, waarmee hij tussen 1979 en 1997 achttien titels binnenhaalde. Won met Duitsland, buiten het Europees brons 1995 alle medailles die de Germanen de laatste twintig jaar binnenhaalden: twee Europese titels (1981 en 1989), Olympisch brons in 1984, goud op de Wereldcup van 1985, Europees brons in 1985. Met Spandau won hij onder drie verschillende trainers, (Balen, Gassmann en Rusoran) vier keer de Europacup voor landskampioenen en tweemaal de LEN-Supercup. Na zijn spelersloopbaan werd hij trainer van Spandau en in 2010 haalde hij met dat zevental zijn 26ste titel binnen.

Beeld uit de wedstrijd Joegoslavië-Cuba, met een vrijworp van Joegoslaaf Ozren Bonacic (1942-). Tot ieders grote verrassing hielden de Cubanen de Joegoslaven in bedwang met 4-4.

Cuba: Oscar Periche (1949-), Osvaldo García (1950-), Ramon Peña (1953-), Lazaro Costa (1957-), David Rodríguez (1955-), Nelson Domínguez (1957-), Jorge Rizo (1952-), Eugenio Almenteros (1952-), Jesús Pérez (1948-), Gerardo Rodríguez (1954-) en Oriel Domínguez (1953-).


In het Cubaanse doel Oscar Periche Cardet (1949-), die selecties verdiende voor de Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In totaal speelde hij meer dan vijfhonderd internationale wedstrijden.

Osvaldo García del Poso (1950-) en Jesús Pérez Leal (1948-) deden mee aan de Olympiades van 1968, 1972 en 1976

David Pedro Rodríguez Rodríguez (1955-), Jorge Rizo Pereda (1952-) en Gerardo Rodríguez Penalver (1954-) verdienden selecties voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.

Orlando Cowley del Barrio (1953-) deed mee in 1972 en 1980 en Eugenio Almenteros Pérez (1952-) in 1972 en 1976.

Lazaro Costa Méndez (1957-) en de broers Nelson Roman Domínguez Ávila (1957-) en Oriel Domínguez Ávila (1953-) vertegenwoordigden hun land vier jaar later opnieuw.

Sovjet Unie: Anatoly Klebanov (1952-2011), Sergey Kotenko (1956-), Aleksandr Dreval (1944-), Aleksandr Dolgushin (1946-2006), Vitaly Romanchuk (1950-), Aleksandr Kabanov (1946-2012), Aleksey Barkalov (1946-2004), Nikolay Melnikov (1948-), Nugzar Mshveniyeradze (1952-), Vladimer Iselidze (1948-) en Aleksandr Zakharov (1954-).

De Russen zorgden voor één van de eigenaardigste momenten van deze competitie. Gefrustreerd omdat ze de finaleronde misten, trachtten ze aan de kleine finale te ontkomen. Als reden gaven ze op dat de meeste spelers ziek waren en jawel hoor, tegen Cuba kwamen de Sovjets gewoon niet opdagen. Daarop dreigde het Olympisch Comité met sancties en besloten de Russen de rest van de competitie toch maar af te werken, met een achtste plaats als resultaat.


Olympische selecties voor Aleksey Stepanovich Barkalov (1946-2004) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1975 was hij ook van de partij toen zijn zevental wereldkampioen werd, in 1973 hielp hij zilver halen op het WK en in 1974 ook zilver tijdens het EK. In totaal verdiende hij 412 selecties voor de Russische ploeg. Na de Olympische Spelen van 1980 was hij tien jaar lang coach van Oekraïne en van 1990 tot 1994 trainde hij het Joegoslavische Novi Sad. Hij was getrouwd met de Russische zwemkampioene Lyudmila Valievna Khaziyev en hun zoon Dmitry Barkalov (1969-2001) speelde waterpolo bij het nationale team van Oekraïne, maar verongelukte op tragische wijze

Aleksandr Dolgushin (1946-2006) werd in 1968, 1972 en 1976 opgeroepen. In 1966 en 1970 hielp hij mee de Europese titel te veroveren. Hij was een bikkelhard verdediger en kreeg van de Italianen de bijnaam 'assassino'. In de Russische competitie kwam hij uit voor CSK VMF Moskva, de ploeg van de zeemacht, waarmee hij tussen 1964 en 1978 tien titels won.

Sergey Kotenko (1956-) tekende present op de Spelen van 1976, 1980 en 1988. Hij was aangesloten bij Dynamo Almaty uit Kazakhstan.

Na 1972 een tweede selectie voor Aleksandr Dreval (1944-) en Nikolay Melnikov (1948-).

Aleksandr Kabanov (1946-2012) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1972, 1976 en 1980.

Canada: Guy Leclerc (1955-), Gabor Csepregi (1950-), David Hart (1951-), Paul Pottier (1956-), Gaétan Turcotte (1954-), Clifford Barry (1946-), Jim Ducharme (1953-), Rick Pugliese (1952-), George Gross (1952-), John MacLeod (1957-) en Dominique Dion  (1957-).


De Canadezen werden gecoacht door de legendarische Hongaar Dezso Lemhényi (1917-2003), op de foto omringd door Rick Pugliese, John McLeod en Gabor Csepregi.

George Gross Jr. (1952-) leerde de knepen van het vak aan de Yale University, waar hij vanaf 1971 drie jaar met het waterpoloteam meedraaide en mee verantwoordelijk was voor een fabuleuze record van 39 overwinningen en niet een wedstrijd verloren. Nadat hij in 1974 afstudeerde, speelde hij twee seizoenen bij de University of Toronto. Hij werd geselecteerd voor de Spelen van 1976 en 1984. In dat laatste jaar werd hij in de partij tegen China beroemd met de verste treffer ooit. Hij trad ook aan op vijf Pan Am Games (1975, 1979, 1983, 1987 en 1995), waar hij met Canada twee keer brons won en in één wedstrijd zelfs zes keer scoorde. Daarbij kwamen drie World Aquatics Games (1975, 1978 en 1986) en twee World Student Games (1977 en 1979). In de 170 wedstrijden die hij voor Canada speelde scoorde hij 162 goals. Na zijn spelersloopbaan werd hij coach van de Canadese ploeg, eerst van 1987 tot 1991 en nog eens van 1994 tot 1996. Hij leidde het team naar twee World Aquatic Games, een Pan Am Games en door de kwalificaties van twee Olympische Spelen. In 1980 stichtte Gross de Toronto City Golden Jets water polo club waar hij van 1980 tot 1984 en van 1986 tot 1991 speler/coach was.

David Hart (1951-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1972 en 1976. Hart speelde veertig jaar waterpolo en was een groot promotor van de sport met zijn programma 'I Love Water Polo'.

Ook Rick Pugliese (1952-), Clifford Barry (1946-), Gabor Csepregi (1950-) en Guy Leclerc (1955-) verdienden in eigen land hun tweede Olympische selectie.

 

Paul Pottier (1956-) en Dominique Dion (1957-) verdienden ook een selectie voor de Spelen van 1984.


Mexico: Daniel Gómez (1948-), Francisco García (1947-), Javier Guerra (1954-), Maximiliano Aguilar (1950-), Arturo Valencia (1951-), Juan Manuel García (1951-), Armando Fernández (1955-), Víctorino Beristain (1956-), Jorge Coste (1959-), Juan Yañez (1958-) en  Alfred Schmidt (1957-).

Armando Fernandez Alatorre (1955-) scoorde 11 van de 25 Mexicaanse doelpunten. Vier jaar later was hij in Montreal opnieuw van de partij en nette hij 16 van de 36 treffers. Tussen 1971 en 1978 had hij 223 selecties verdiend. Na het WK van 1977 bleef hij achter in Berlijn en speelde hij één seizoen bij Honved Boedapest. In 1979 trok profclub Wasserfreunde Spandau 04 hem aan en met die Berlijnse ploeg won hij twaald opeenvolgende Duitse titels. In 1982, 1984, 1985 en 1988 werd ook de Europabeker voor landskampioenen aan de trofeeënkast toegevoegd. In 1992 speelde hij zijn laatste Duits seizoen bij Delphin Wüppertal. In 1984 had hij zich tot Duitser laten nationaliseren en werd hij voor Duitsland geselecteerd voor de Spelen van 1984 en 1988. Het grootste succes was het brons tijdens de Olympiade van 1984 en hetzelfde eremetaal op het EK één jaartje later.

Francisco García Moreno (1947-), Juan Manuel García Moreno (1951-) en Daniel Gómez Bilbao (1948-) werden geselecteerd voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976.

Maximiliano Aguilar Salazar (1950-) speelde Olympisch waterpolo in 1972 en 1976, in 1968 vloog hij er met 1.04.0 uit in de eerste ronde van de 100m vlinderslag.

Voor Arturo Valencia Cadena (1951-) viel vier jaar voordien ook al een selectie in de bus.

Australië: Paul Williams (1955-), David Neesham (1946-), Ian Mills (1945-), Peter Montgomery (1950-), Edmond Brooks (1950-), Andrew Kerr (1954-), Ross Langdon (1951-), Charles Turner (1952-), David Woods (1944-), Randall Goff (1953-) en Rodney Woods (1954-).


David Woods (1944-) vertegenwoordigde zijn land in 1972 en 1976. ‘Woodsy’ werd 219 keer voor het nationale zevental opgeroepen en was ploegkapitein tijdens het WK van 1973 in Belgrado en dat van 1975 in Cali. Tussen 1966 en 1975 won hij vijf nationale titels met 'The Blues' en in 1967 kroonde hij zich met 43 treffers tot topscorer in de hoogste divisie. Van 1966 tot 1971 speelde hij ook rugby voor Drummoyne. Na zijn spelersloopbaan won hij als coach nog eens vijf titels. Van 1991 tot 1994 coachte hij ook de Australische vrouwenploeg, waarmee hij zilver haalde tijdens de World Cup in het Amerikaanse Long Beach. Zijn zoon Gavin Woods (1978-) trad met het Australisch waterpoloteam aan op de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Ook dochter Taryn Woods (1975-) was Olympisch actief en veroverde met het zevental zelfs goud tijdens de Spelen van 2000.

Peter Montgomery (1950-) vertegenwoordigde Australië in 1972, 1976, 1980 en 1984. Bovendien werd hij ook geselecteerd voor de WK's van 1973, 1975, 1978 en 1982. In totaal werd hij zo maar eventjes 441 keer opgeroepen voor het nationale team. Op nationaal vlak kroonde hij zich met NSW acht keer tot kampioen.

David Neesham (1946-) verdiende drie selecties: 1972, 1976 en 1980. Tijdens die twee laatste edities was hij ploegkapitein. Rol die hij ook vervulde tijdens de WK's in Belgrado (1973), Cali (1975) en Berlijn (1978). Hij totaliseerde 288 caps. Van 1995 tot 1998 coachte hij de nationale vrouwenploeg met een gouden en twee bronzen plak als resultaat. Van 2005 tot 2007 leidde hij de mannenploeg. Zijn zoon Tim Neesham (1979-) werd eveneens driemaal geselecteerd: 2000, 2004 en 2008.


Andrew Kerr (1954-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1976, 1980, 1984 en 1988. In 1973 speelde hij geselecteerd voor het NSW Open team, waarmee hij tien opeenvolgende jaren de titel won. Hij speelde er zeventien jaar en dat was goed voor dertien Australische titels. In 1975 verdiende de 1m96 grote ‘Acre’ zijn eerste nationale selectie en hij bleef tot 1989 lid van dat zevental. In 1975, 1978, 1982 en 1986 speelde hij met Australië op de WK's. Na het WK van 1978, waar hij de op één na beste scorer was, werd hij voor het wereldteam geselecteerd. In totaal verzamelde hij 470 caps in de Australische ploeg.



Charles Turner (1952-) werd olympisch geselecteerd in 1976, 1980 en 1984. Zijn broer Michael Turner (1951-) was in 1980 en 1984 olympisch actief.



Randall Goff (1953-) vertegenwoordigde Australië op de Spelen van 1976 en 1980.


Twaalf jaar na zijn eerste selectie van Mexico tekende Ian Mills (1945-) opnieuw present in Montréal.


Na Mexico in 1968 en München vier jaar voordien een derde selectie in Montreal voor Leon Wiegard (1939-), Leslie Nunn (1942-) en Nicky Barnes  (1941-). 

Iran: Jahangir Tavakoli (1946-), Firouz Abdul Mohammadian (1942-), Haydar Shonjani (1945-), Ahmed Paidayesh (1947-), Darioush Mohammadi (1950-), Bahram Tavakoli (1953-), Kamran Firouzpour (1954-), Manouchehr Parchami-Araghi (1952-), Hussain Nassim (1952-), Abdul Reza Majdpour (1952-) en Ahmed Yaghoti (1951-).

Haydar Shonjani (1945-) had in 1964 op de Spelen van Tokio al de 100m vrije slag gezwommen, maar was daar jammerlijk als laatste geëindigd.

<< 1975
>> 1977