Chronologische geschiedenis van het waterpolo
1972 - Olympische Spelen van München
Op de Olympische spelen van München werden de zestien deelnemende landen verdeeld over drie groepen.
• Groep A: Canada, Cuba, Joegoslavië, Mexico, Roemenië en Verenigde Staten
• Groep B: Australië, Griekenland, Hongarije, Nederland en West-Duitsland
• Groep C: Bulgarije, Italië, Japan, Spanje en USSR
De beste twee landen van iedere poule gingen naar finalegroep I en speelden om de medailles, de nummers 3 en 4 van iedere poule speelden in finalegroep II om de 7de plaats. Onderlinge resultaten uit de voorronde werden meegenomen naar de finaleronde.
Voorronde
Groep A
Joegoslavië – Canada 12-4 (3-1 ,4-1, 3-1, 2-1)
Mexico – Cuba: 4-6 (1-2, 0-1, 1-1, 2-2)
Roemenië – Verenigde Staten: 3-4 (0-1, 1-2, 1-0, 1-1)
Verenigde Staten – Cuba: 7-6 (1-1, 1-0, 2-1, 3-4)
Mexico – Canada: 7-3 (2-1, 0-1, 1-0, 4-1)
Roemenië – Joegoslavië: 7-8 (3-2, 2-1, 2-2, 0-3)
Verenigde Staten – Canada: 8-1 (2-0, 3-0, 1-0, 2-1)
Mexico – Joegoslavië: 3-5 (0-1, 1-1, 1-3, 1-0)
Roemenië – Cuba: 3-4 (0-2, 2-1, 0-1, 1-0)
Joegoslavië – Cuba: 7-5 (0-2, 3-1, 2-1, 2-1)
Roemenië – Canada: 16-4 (1-1, 6-1, 5-1, 4-1)
Mexico – Verenigde Staten: 5-7 (1-1, 1-4, 1-1, 2-1)
Cuba – Canada: 7-2 (2-0, 2-0, 1-2, 2-0)
Joegoslavië – Verenigde Staten: 3-5 (0-1, 1-1, 1-2, 1-1)
Roemenië – Mexico: 9-6 (2-2, 3-1, 2-0, 2-3)Groep B
Hongarije – Nederland: 3-0 (0-0, 2-0, 0-0, 1-0)
Griekenland – Australië: 7-7 (3-3, 2-1, 1-2, 1-1)
Australië – Nederland: 2-4 (1-0, 0-0, 0-1, 1-3)
West-Duitsland – Hongarije: 3-3 (1-0, 0-1, 0-2, 2-0)
West-Duitsland – Nederland: 4-4 (2-1, 1-0, 0-1, 1-2)
Griekenland – Hongarije: 1-6 (0-3, 0-0, 0-2, 1-1)
Australië – Hongarije: 2-10 (0-3, 1-2, 0-3, 1-2)
West-Duitsland – Griekenland: 8-3 (3-1, 3-1, 1-1, 1-0)
West-Duitsland – Australië: 6-3 (1-1, 2-0, 1-0, 2-2)
Griekenland – Nederland: 2-6 (1-0, 0-2, 1-3, 0-1)Groep C
Spanje – Japan: 6-4 (2-1, 1-2, 1-1, 2-0)
Italië – Sovjet-Unie: 1-4 (1-0, 0-2, 0-2, 0-0)
Sovjet-Unie – Japan: 11-1 (1-0, 4-1, 3-0, 3-0)
Italië – Bulgarije: 8-5 (3-1, 3-2, 2-1, 0-1)
Sovjet-Unie – Bulgarije: 7-2 (2-0, 2-1, 2-0, 1-1)
Italië – Spanje: 6-2 (1-0, 0-1, 2-1, 3-0)
Bulgarije- Japan: 7-4 (3-1, 0-1, 2-1, 2-1)
Spanje – Sovjet-Unie: 5-8 (0-1, 1-2, 2-2, 2-3)
Italië – Japan: 12-5 (4-1, 3-0, 1-1, 4-3)
Spanje – Bulgarije: 6-4 (0-0, 2-1, 2-1, 2-2)
Finale ronde
Groep 1
Hongarije – Italië: 8-7 (1-0, 2-1, 3-4, 2-2)
Verenigde Staten – West-Duitsland: 4-4 (3-1, 1-1, 0-0, 0-2)
Joegoslavië – Sovjet-Unie: 4-5 (1-2, 0-2, 2-0, 1-1)
Joegoslavië – Italië: 6-6 (2-2, 2-1, 1-1, 1-2)
West-Duitsland – Sovjet-Unie: 2-4 (1-1, 1-3, 0-0, 0-0)
Verenigde Staten – Hongarije: 3-5 (0-0, 1-2, 2-2, 0-1)
West-Duitsland – Italië: 2-2 (1-2, 0-0, 0-0, 1-0)
Joegoslavië – Hongarije: 2-4 (0-1, 1-1, 0-1, 1-1)
Verenigde Staten – Sovjet-Unie: 6-6 (0-1, 3-1, 2-2, 1-2)
Joegoslavië – West-Duitsland: 5-4 (3-0, 0-1, 1-1, 1-2)
Verenigde Staten – Italië: 6-5 (2-1, 1-1, 2-1, 1-2)
Hongarije – Sovjet-Unie: 3-3 (2-1, 1-1, 0-1, 0-0)Groep 2
Roemenië – Spanje: 7-4 (1-2, 2-0, 0-0, 4-2)
Nederland – Bulgarije: 5-2 (1-0, 0-1, 2-1, 2-0)
Cuba – Australië: 6-5 (1-1, 3-2, 1-1, 1-1)
Roemenië – Bulgarije: 4-3 (2-2, 1-0, 1-0, 0-1)
Australië – Spanje: 4-8 (0-1, 2-1, 1-3, 1-3)
Cuba – Nederland: 6-8 (2-1, 2-5, 0-2, 2-0)
Australië – Bulgarije: 4-4 (2-2, 1-0, 1-1, 0-1)
Roemenië – Nederland: 5-5 (2-2, 1-2, 0-1, 2-0)
Cuba – Spanje: 4-3 (2-1, 1-2, 0-0, 1-0)
Cuba – Bulgarije: 4-4 (0-0, 2-3, 1-0, 1-1)
Roemenië – Australië: 5-3 (1-1, 2-1, 1-0, 1-1)
Nederland – Spanje: 7-5 (0-1, 3-0, 2-2, 2-2)
Voor het eerst Russen op het hoogste schavot, voor Hongarije en de verrassende Verenigde Staten. Nochtans was het geen makkie geweest. De Russen wonnen in de voorronde weliswaar hun vier wedstrijden (4-1 tegen Italië, 11-1 tegen Japan, 7-2 tegen Bulgarije en 8-5 tegen Spanje), in de finale werden het echter twee nipte overwinningen (5-4 tegen Joegoslavië en 4-2 tegen West-Duitsland) en twee keer een gelijkspel (6-6 tegen USA en 3-3 tegen Hongarije). Wat maakte dat Rusland op gelijke hoogte eindigde van Hongarije, dat éénmaal meer scoorde dan USSR, maar ook twee doelpunten meer slikte. Hard bevochten heet dat dan. Nochtans zag het er halfweg de beslissende partij Rusland - Hongarije slecht uit voor de Sovjets, Via Alexandr Dreval (1944-) waren ze wel op voorsprong gekomen, maar met doelpunten van Zoltán Kásás (1946-), István Szivós Jr. (1948-) en László Sárosi (1946-) leidden de Hongaren in het tweede kwartje met 3-1. Leonid Ossipov (1943-) lukte net voor affluiten de aansluitingstreffer en Alexander Schidlovski (1941-) bracht de Russen in het derde kwartje langszij. De laatste herneming werd fel bevochten, maar geen van beide ploegen kon nog scoren: 3-3 bij affluiten.
Sovjet-Unie: Anatoli Akimov (1947-2002), Oleksiy Barkalov (1946-2004), Vadim Gulyayev (1941-1998), Alexandr Dolgushin (1946-2006), Alexandr Dreval (1944-), Vladimir Zhmudsky (1947-), Alexandr Kabanov (1948-), Leonid Osipov (1943-), Viacheslav Sobchenko (1949-), Nikolay Melnikov (1948-) en Alexandr Shidlovski (1941-).
Olympische selecties voor Oleksiy Barkalov (1946-2004) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1975 was hij van de partij toen zijn zevental wereldkampioen werd, in 1973 hielp hij zilver halen op het WK en in 1974 ook zilver op het EK. In totaal verdiende hij 412 selecties voor de Russische ploeg. Na de Olympische Spelen van 1980 was hij tien jaar coach van Oekraïne en van 1990 tot 1994 trainde hij het Joegoslavische Novi Sad. Hij was getrouwd met de Russische zwemkampioene Lyudmila Khaziyev en zijn zoon Dmitry Barkalov (1969-2001) speelde waterpolo bij het nationale team van Oekraïne, maar verongelukte op tragische wijze
Aleksandr Dolgushin (1946-2006) werd uitverkoren voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976. In 1966 en 1970 hielp hij mee de Europese titel te veroveren. Hij was een bikkelhard verdediger en kreeg van de Italianen de bijnaam 'assassino'. In de Russische competitie kwam hij uit voor CSK VMF Moskva, de ploeg van de zeemacht, waarmee hij tussen 1964 en 1978 tien titels won.
Leonid Osipov (1943-) werd in 1964, 1968 en 1972 opgeroepen
Aleksandr Shidlovsky (1941-) (foto) en Vadim Gulyayev (1941-1998) werden opgeroepen voor de Spelen van 1968 en 1972, zoon Aleksandr Shidlovsky (1974-) verdedigde de Russische kleuren op de Spelen van 2004 in Athene.
Selecties voor Aleksandr Dreval (1944-), Nikolay Melnikov (1948-) en Vyacheslav Sobchenko (1949-) in 1972 en 1976.
Aleksandr Kabanov (1948-) was van de partij op de Spelen van 1972 en 1980. Als 14-jarige was hij met waterpolo begonnen. Buiten het goud van München veroverde hij met de Russische ploeg in 1980 hetzelfde eremetaal op de Spelen van Moskou, het WK van 1975 in Cali en dat van Quayaquil in 1982 (telkens tegen de Hongaren), het EK van 1983 en de Wereldbekers van 1981 en 1983. Daar bovenop zilver tijdens het eerste WK in Belgrado. In totaal werd Kabanov 432 keer opgeroepen voor de nationale ploeg en speelde hij negentien jaar lang voor het zevental van de nationale zeemacht uit Moskou. In 1985 hield hij het als speler bekeken, maar startte zijn coach carrière, eerst als assistent bij de nationale ploeg, van 1994 tot 1996 als hoofdcoach.
Hongarije: Edre Molnar (1945-), Andras Bodnar (1942-), Istvàn Görgényi (1946-), Zoltan Kasas (1946-), Tamas Farago (1952-), Laszlo Sarosi (1946-), Istvan Szivos Jr. (1948-), Istvan Magas (1952-), Dénes Pocsik (1940-2004), Ferenc Konrad (1945-2015) en Tibor Cervenyak (1948-).
Ophef tijdens de wedstrijd Hongarije-Italië toen op amper 38 seconden tijd liefst acht Hongaren werden uitgesloten! Desondanks wonnen de Hongaren met 8-7.
András Bodnár (1942-) was er bij in 1960, 1964, 1968 en 1972. Op die laatste Spelen in München speelde hij alle acht wedstrijden en scoorde hij zeven doelpunten. In 1960 werd hij met 20.22.2 uitgeschakeld in de reeksen van de 1500m vrije slag, in 1964 met 5.03.7 in de eerste ronde van de 400m vrije slag. In 1973 maakte hij deel uit van het zevental dat de eerste wereldtitel voor landenteams won en één jaartje later haalde hij met zijn maats ook de Europese titel binnen. In 1975 startte hij een artsenpraktijk aan de Universiteit van Semmelweis.
Ferenc Konrád (1945-2015) versierde Olympische selecties in 1968, 1972 en 1976. Hij was de broer en ploegmaat van Sándor Konrád (1940-) en János Konrád (1941-2014). In totaal werd hij 178 maal geselecteerd voor de Hongaarse ploeg. Na zijn spelerscarrière legde hij zich toe tot coachen en vanaf 1984 ook als internationaal scheidsrechter. In 1971 studeerde hij af als tandarts aan de ‘Semmelweis Medical University (SOTE)’ en in 1992 werd hij aan dezelfde Universiteit tot Professor benoemd.
Buiten zijn drie Olympische selecties (1964, 1968 en 1972) voor het Hongaarse team, haalde Dénes Pócsik (1940-2004) met dat zevental ook goud op het EK van 1962.
Endre Molnár (1945-), geboren in Roemenië, werd in 1968, 1972, 1976 en 1980 opgeroepen voor het Hongaarse team. In 1945 begon Molnar zijn sportieve carrière bij Epitok Budapest en in 1966 verhuisde hij naar BP Spartacus. Na zijn spelerscarrière coachte hij eerst Spartacus Boedapest, daarna stadsgenoot Vasutas Sport Club Boedapest. In 1987 verhuisde hij naar Koeweit en van 1990 tot 1992 coachte hij Tungsram SC. Hij verdedigde het Hongaarse doel ook op de WK's van Belgrado in 1973, Cali in 1975 en Berlijn in 1978, en deed dat eveneens op de EK's van 1966 in Utrecht 1966, van 1974 in Wenen en van 1977 in het Zweedse Jonkoping.
Voor László Sárosi (1946-) waren er Olympische selecties weggelegd in 1968, 1972 en 1976, Hij was de zoon van de Hongaarse voetbalspeler György Sárosi (1912-1993), die in de jaren '30 furore maakte. Vanaf 1958 speelde hij voor Ouipest Budapest en naam deel aan de WK's van Belgrado in 1973 en Cali in 1975. Hij werd ook opgeroepen voor de EK's van 1970 in Barcelona en van 1974 in Wenen. In 1975 studeerde hij af als dierenarts aan de Universiteit, waar hij in 1980 tot assistent Professor benoemd werd. In 1995 opende hij een eigen dierenkliniek.
István Szivós, Jr. (1948-) nam deel aan de Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In competitie kwam Szivós Jr. uit voor Ferencvárosi Torna Club, Orvostudományi Egyetem Sport Club en Orvostudományi Egyetem Sport Club-Medicor. Hij verdiende 308 nationale selecties. Met OSC Budapest Ferencvaros, waarmee hij twee nationale titels won, speelde hij meer dan 500 wedstrijden. Na zijn spelerscarrière werd hij coach van de Hongaarse ploeg en won hij negen titels, vijf bekerfinales en twee EK's. In 1996 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame. Na zijn studies aan de Universiteit van Boedapest vestigde István Szívós zich als tandarts in de Hongaarse hoofdstad. Hij is de zoon van de legendarische Istvan Szivos, Sr. (1920-1992), die aan drie Olympische Spelen deelnam.
Tibor Cservenyák (1948-) werd als doelverdediger geselecteerd van het Hongaarse waterpoloteam voor de Olympische Spelen van 1972 en 1976. In München won hij zilver en vier jaar later in Montréal goud. Hij studeerde af als arts maar specialiseerde zich in Nucleaire Geneeskunde. Hij vestigde zich in Zwitserland waar hij baanbrekende onderzoek deed over prostaatkanker.
Bij de Hongaren het Olympisch debuut van de 20-jarige Tamas Farago (1952-) de start van een schitterende carrière. Vier jaar later in Montréal veroverde hij met zijn team goud en nog eens vier jaar later brons in Moskou. Farago was ongetwijfeld één van de grootste waterpolospelers ooit. Bewijs hiervan: hij scoorde 22 van de 30 Hongaarse doelpunten in Montréal, waarvan vier doelpunten in de kapitale wedstrijd tegen Italië, die Hongarije met 5-6 won. Het was net of hij altijd wist wat de keeper op dat ogenblik dacht. Hij was de auteur van enkele schitterende video’s over waterpolo en schreef ook heel wat handboeken over de sport. Hij speelde voor Vasas Boedapest, het Italiaanse Arenzano en het Duitse Düsseldorf. Hij trainde ook de Hongaarse damesploeg.
Verenigde Staten: Peter Asch (1948-), Steven Barnett (1943-), Bruce Bradley (1947-), Stanley Cole (1945-), James Ferguson (1949-), Eric Lindroth (1951-), John Parker (1946-), Gary Sheerer (1947-), James Slatton (1947-), Russell Webb (1945-) en Barry Weitzenberg (1946-).
Monte Nitzkowski (1930-2016) vertegenwoordigde de Verenigde Staten in 1952 op de Spelen van Helsinki, waar hij elfde werd op de 200m vlinderslag. In 1968 werd hij assistent-coach van het waterpoloteam en op de Spelen van 1972, 1980 en 1984 had hij het heft ervan in handen. Daarvoor had hij Long Beach City College gecoacht en dat team was acht jaar op rij ongeslagen
Stan Cole (1945-) verdiende selecties voor de Spelen van 1964, 1968 en 1972.
Russ Webb (1945-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1968 en 1972. Hij studeerde af als stomatoloog en vestigde zich in California.
Bruce Bradley (1947-) verdiende 51 nationale selecties, waaronder de Spelen van 1968 en 1972. In 1968 studeerde hij af als psycholoog aan de UCLA, maar vestigde zich in India
Barry Weitzenberg (1946-) noteerde zestig interlands achter zijn naam en nam deel aan de Olympisch Spelen van 1968 en 1972. In 1969 studeerde hij af als industrieel ingenieur aan de Berkeley University. Weitzenberg wordt algemeen beschouwd als één van de beste Amerikaanse spelers ooit. In 1968 tijdens de Spelen van Mexico werd hij geselecteerd voor de Galawedstrijd tussen de All-Stars van alle landen. In München veroverden de Yankees het brons, vooral hun voorronde was indrukwekkend: 5 op 5, met zelfs een 3-5 winst tegen Joegoslavië.
Olympische selecties selecties voor Gary Sheerer (1947-) in 1968 en 1972, in 1969 studeerde hij af als ingenieur aan de Universiteit van Stanford.
John Parker (1946-) was er zowel in 1968 als in 1972 bij, maar was eveneens van de partij toen de USA goud haalde op de Pan-Amerikaanse kampioenschappen van 1971. Na zijn studies startte hij een eigen investeringsbank.
Steve Barnett (1943-) verdedigde de Amerikaanse netten op de Spelen van 1968 en 1972. Hij studeerde Lichamelijke Opvoeding aan de Universiteit van Long Beach State en werd leraar in 1965.
West-Duitsland: Gerd Olbert (1948-), Hermann Haverkamp (1942-), Peter Teicher (1944-), Kurt Küpper (1948-), Günter Wolf (1949-), Ingulf Nossek (1944-1999), Ludger Weeke (1949-), Kurt Schuhmann (1948-), Jürgen Stiefel (1953-), Hans Simon (1949-) en Hans Hoffmeister (1936-).
Hans Hoffmeister (1936-) was al geselecteerd voor de Olympiades van 1960 en 1964 en in 1972 werd hij opnieuw opgeroepen. Hoffmeister kwam oorspronkelijk uit voor het Oost-Duitse Lokomotive Chemnitz, maar vluchtte naar het Westen en sloot in 1954 aan bij SC Rote Erde Hamm, waarmee hij tussen 1955 en 1971 acht Duitse titels haalde. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van Rote Erde Hamm, later van Bayer Uerdingen. Hij verdiende ook selecties voor de EK's van 1958 in Boedapest en die van 1966 in Utrecht. Kenners beschouwen hem als een der beste doelverdedigers in Europa.
Olympische selecties voor Hermann Haverkamp (1942-) in 1968 en 1972. Ook de EK's van 1966 in Utrecht en die van 1970 in Barcelona. Met Amateur SC Duisburg kroonde hij zich in 1963, 1965, 1967 en 1968 tot Duits kampioen. Zwemmen kon hij ook als de beste, getuige het Europees record 4 x 100m vrije slag in 1963. Haverkamp trouwde met Wiltrud Urselmann (1942-), die op de Spelen van Rome met 2.50.2 zilver haalde in de 200m schoolslag en in 1960 enkele maanden het wereldrecord over die afstand hield.
Ludger Weeke (1949-) nam deel aan de Spelen van 1968, 1972 en 1976. In totaal werd hij 180 keer voor de nationale ploeg geselecteerd en nam hij deel aan de EK's van 1970 in Barcelona en die van 1974 in Wenen. Met SC Rote Erde Hamm haalde hij de Duitse titel in 1969, 1971, 1973 en 1975. Weeke bleef actief in het waterpolo wereldje en trad ook aan bij de Masters. In juni 2012 verloor het Duitse team de halve finale voor de wereldtitel van de Verenigde Staten. De Duitsers haalden brons door een overwinning tegen Estland. Op de foto is Weeke te zien met doelman Udo Schäckermann, die vroeger ook met hem speelde bij Hamm. Een massaal bijgewoond WK overigens, met volle tribunes en schitterend weer. Bovendien noteerde men 12 500 deelnemers uit 100 verschillende waterpolo teams, het grootste aantal ooit.
Olympische selecties voor Peter Teicher (1944-) in 1968 en 1972. De gepensioneerde ingenieur kon er echter geen genoeg van krijgen en na zijn sportieve carrière bij SV Ludwigsburg und Cannstatt, bond hij de muts aan bij het Masters. Zijn zevental SV Cannstatt werd in 2006 in het Californische Stanford wereldkampioen bij de Senioren +55, dank zij vijf treffers van zijn hand.
Selecties voor Kurt Schuhmann (1948-) in 1968 en 1972. Hij werd tien keer voor zijn nationale ploeg geselecteerd en kroonde met zijn club SV Würzburg 05 vijfmaal tot Duits kampioen. Beroepshalve werd hij de zaakvoerder van een televisiebedrijf en twee radiozenders.
Günter Wolf (1949-) was Olympisch actief in 1972 en 1976. Tussen 1969 en 1976 werd hij 131 keer voor de nationale ploeg opgeroepen. Op de Spelen van Montréal werd hij opgenomen in het wereld-zevental. Met zijn thuisploeg SV Würzburg 05 kroonde hij zich vijfmaal Duits kampioen: 1970, 1974, 1976, 1977 en 1978 en won hij de Duitse beker in 1978. Met hetzelfde zevental haalde hij ook driemaal de finaleronde van de Europabeker voor landskampioenen.
Jürgen Stiefel (1953-) en Hans-Georg Simon (1949-) (foto) waren in 1972 en 1976 van de partij. Tijdens het WK van 1978 in Berlijn werd Stiefel topscorer met 21 doelpunten. Tussen 1971 en 1983 werd hij 229 keer geselecteerd voor de Duitse ploeg.
Joegoslavië: Dusan Antunovic (1947-2012), Ozren Bonacic (1942-), Ronald Lopatni (1944-), Uros Marovic (1946-2014), Mirko Sandic (1942-2006), Zoran Jankovic (1940-2002), Sinisa Belamariç (1947-), Karlo Stipanic (1941-), Ratko Rudic (1948-), Milos Markovic (1947-2010) en Djordje Perisic (1941-).
Hoewel Vlaho "Bata" Orlic (1934-2010) afstudeerde als arts, oefende hij dat beroep nooit uit. Hij spendeerde heel zijn leven aan het coachen van waterpoloploegen. Zo was hij de grote mentor van Partizan Belgrado, waarmee hij liefst zes Europese titels voor landskampioenen veroverde. In 1972 en 1976 coachte hij het Joegoslavische zevental tijdens de Olympische Spelen. Hij wordt beschouwd als één van de meest briljante waterpolo coaches ter wereld en hij was het die Joegoslavië naar de wereldtop loodste.
Karlo Stipanic (1941-) werd in 1964, 1968 en 1972 opgeroepen voor de Olympische ploeg. Hij startte zijn loopbaan in zijn woonplaats bij Crikvenicki plivacki klub, later versaste hij naar Mladost Zagreb. Kenners beschouwden hem als één van de beste doelverdedigers uit de jaren 60, als opvolger van die twee andere Joegoslavische legendes Ciro Kovacic (1925-) (OS 48, 52 en 56) en Milan Muskatirovic (1934-1993) (OS 60 en 64). Met Mladost Zagreb won hij meerdere landtitels en de Europese titel voor landskampioenen in 1968, 1969, 1970 en 1972. Tijdens het EK voor landenteams won hij brons in Utrecht 1966 en Barcelona 1970.
Ratko Rudic (1948-) verdedigde de Joegoslavische kleuren op de Spelen van 1972 en 1980, die van 1968 gingen door een blessure aan hem voorbij. Na zijn spelerscarrière werd hij een succesvolle coach: van 1983 tot 1984 de Joegoslavische junioren, van 1984 tot 1988 het Joegoslavische zevental, van 1990 tot 2000 de Italiaanse ploeg, van 2000 tot 2004 het US team en sedert 2004 het Kroatisch zevental. Met drie van die teams kroonde hij zich tot wereldkampioen: met Joegoslavië in Madrid (1986), met Italië in Rome (1994) en met Kroatië in Melbourne (2007). Ook drie keer Olympisch goud: met Joegoslavië in Los Angeles (1984) en Seoel (1988) en met Italië in Barcelona (1992). Voeg daar nog de FINA-cup bij met Joegoslavië (1987) en Italië (1993), de Pan-Amerikaanse titel met de USA (2003) en de Europese titel met Italië (1993 en 1995) en Kroatië (2010),
Olympische selecties voor Ozren Bonacic (1942-) in 1964, 1968, 1972 en 1976. Met zijn club HAVK Mladost won hij viermaal de Europabeker voor landskampioenen. Vanaf 1978 nam hij de coaching waar van die ploeg, met als grootste succes de Europese titel in 1996.
De Serviër Zoran Jankovic (1940-2002) werd opgeroepen voor de Spelen van 1964, 1968 en 1972. In totaal speelde hij 221 wedstrijden voor het Joegoslavische zevental, waarin hij zo maar eventjes 259 keer scoorde. Zo was hij van de partij toen Joegoslavië in 1967 en 1970 brons veroverde tijdens het EK. Met VK Partizan Belgrado won hij zes keer het nationaal kampioenschap en vier keer de beker. In 2004 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame.
Olympische selecties voor Miloš Markovic (1947-2010) Dušan Antunovic (1947-2012) en Siniša Belamaric (1947-) in 1972 en 1976
Drie selecties voor Uroš Marovic (1946-2014): 1968, 1972 en 1976. Na zijn spelerscarrière coachte hij VK Partizan Belgrado
Ðorde Perišic (1941-) verdiende Olympische selecties in 1968 en 1972. In 1960 nam Perišic deel aan de zwemcompetitie waar hij met een achtste plaats en een tijd van 2.44.2 in de halve finales 200m schoolslag werd uitgeschakeld.
Ronald Lopatni (1944-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1968 en 1972
Mirko Sandic (1942-2006) nam als Serviër voor Joegoslavië deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In totaal veroverde hij 235 caps en scoorde hij meer dan 250 doelpunten. Met Partizan Belgrado, waar hij meer dan 1000 wedstrijden speelde, won hij elf nationale titels, zeven Joegoslavische bekerfinales en vijf keer de Europabeker. In 1966 en 1970 eindigde hij met Joegoslavië derde op het EK.. Mirko Sandic was een keiharde spits die van een stevig partijtje genoot. Niets kon hem stoppen, zelfs geen gebarsten trommelvlies. Sandic behaalde het universitaire diploma Buitenlandse Zaken en werd in Singapore, Maleisië en Indonesië commercieel manager van JAT Yugoslav Airlines. Van 1975 tot 1980 coachte hij het 'Singapore National Water Polo Team', dat brons won op de Aziatische Spelen. Daarbuiten trainde hij ook twee Joegoslavische ploegen GOC en Partizan, de nationale ploegen van Egypte en Maleisië, het New South Wales State Team en Queensland State Team. In 1999 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame. Eigenaardig genoeg werd zijn doodsoorzaak nooit vrijgegeven.
Italië: Alberto Alberani Samaratini (1947-), Eraldo Pizzo (1938-), Ferdinando Lignano (1948-), Franco Lavoratori (1941-2006), Roldano Simeoni (1948-), Mario Cevasco (1938-), Guglielmo Marsili (1946-), Alessandro Ghibellini (1947-), Gianni De Magistris (1950-), Sante Marsili (1950-) en Silvio Baracchini (1950-).
Selecties voor Alberto Alberani Samaritani (1947-) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1968 speelde hij negen wedstrijden, in 1972, 1976 en 1980 telkens acht. Alberani kwam uit voor Pro Recco en Sisport Fiat.
Eraldo Pizzo (1938-) bijgenaamd Il Caimano, was één van de pijlers van het Italiaanse zevental. Hij werd de Pele van het waterpolo genoemd en ook als één der beste waterpolospelers ter wereld beschouwd. Hij nam deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. Met zijn ploeg Pro Recco speelde hij 450 wedstrijden in Serie A van de Italiaanse competitie, goed voor elf titels en een Italiaanse beker. In zijn hele carrière scoorde hij meer dan 1200 doelpunten. In 1960 veroverde Italië het goud. Pizzo speelde zes wedstrijden en scoorde zeven goals. In 1964 speelde hij zes wedstrijden en scoorde vijf goals. In 1968 dook hij negenmaal het water in en potte hij zo maar eventjes 29 treffers. In 1972 tenslotte speelde hij acht wedstrijden, goed voor twaalf doelpunten. Met het Italiaanse zevental haalde hij ook de Europese titels binnen van 1958, 1966 en 1970. Tijdens zijn 29-jarige loopbaan werd hij 178 keer voor de nationale ploeg geselecteerd, in München 1972 speelde hij zijn laatste partij. In de nationale competitie echter draaide hij nog tien jaar extra mee. In 1962 en 1969 kroonde hij zich tot topscorer van de Italiaanse serie A met respectievelijk 29 en 69 (!) doelpunten. Op 42-jarige leeftijd stopte hij als speler en werd hij sportief directeur van zijn club Pro Recco.
Franco Lavoratori (1941-2006) nam deel aan de Olympische Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In 1960 in eigen land speelde hij zes wedstrijden, goed voor vier treffers, in 1964 opnieuw zes wedstrijden, dit keer zonder scoren, in 1968 negen partijen met zes goals en tenslotte acht partijen in München 1972 met drie doelpunten.
Voor Mario Cevasco (1938-) selecties in 1964, 1968 en 1972.
De eerste selectie voor de amper 17-jaar oude Gianni de Magistris (1950-), er volgden er nog vier: 1972, 1976, 1980 en 1984. Met die vijf stuks is hij Italiaans recordhouder qua selecties en één van de acht spelers wereldwijd die daarin ooit slaagden. Op die vijf Olympiades potte hij zestig keer. Hij werd Italiaans kampioen met Fiorentina in 1976 en 1980, verhuisde nadien naar Rari Nantes Bologna en Camogli. In 1986 zette hij een punt achter zijn spelerscarrière, nadat hij voor Fiorentina 382 partijen had gespeeld en 775 potten scoorde. In totaal zou zijn doelsaldo rond de zesduizend liggen. Hij was ook lid van het Italiaanse team op drie WK's en drie EK's. Op zesjarige leeftijd was hij beginnen zwemmen en in 1967 kroonde hij zich tot Italiaans kampioen 1500m vrije slag. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de vrouwenploeg van Fiorentina.
Alessandro Ghibellini (1947-) werd in 1968, 1972 en 1976 voor het Italiaanse Olympisch zevental geselecteerd.
Roldano Simeoni (1948-) en Sante Marsili (1950-) verdienden een selectie voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Silvio Baracchini (1950-) was er in 1972 en 1976 bij.
Nederland: Evert Kroon (1946-), Hans Wouda (1941-), Jan Evert Veer (1950-), Hans Hoogveld (1947-), Wim Hermsen (1947-), Hans Parrel (1944-), Ton Schmidt (1948-), Mart Bras (1950-), Ton Buunk (1952-), Gijze Stroboer (1954-) en Wim Van de Schilde (1948-).
Hans Wouda (1941-), Hans Parrel (1944-) en Hans Hoogveld (1947-) vertegenwoordigden hun land op de Spelen van 1968 en 1972. Wouda trouwde de voormalige zwemster Betty Heukels (1942-), die in Tokio zesde eindigde op de 400m wisselslag en in 1966 met een tijd van 5.25.0 in Utrecht Europees kampioen en recordhoudster werd op dat nummer.
Goallie Evert Kroon (1946-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976. Niemand kon zo goed 'watertrappelen' als Evert Kroon, de keeper van het bronzen waterpoloteam van de Spelen in Montréal (1976), wat bij velen de reactie uitlokte: “De man die tot aan zijn middel uit het water kwam en dan ook nog gewoon bleef staan!” Hij speelde zijn hele loopbaan voor Hilversumse HZC/De Robben en heeft 182 interlands achter zijn naam. Eind jaren zestig begonnen De Robben met zone-dekking, of laat de tegenstander maar schieten. Kroon was belastingambtenaar, maar is later een sportzaak begonnen.
Ton Buunk (1952-) was in 1972, 1976, 1980 en 1984 Olympisch actief. Zijn grootste internationaal succes vierde hij in 1976 in Montréal, waar Nederland brons haalde, meteen ook het hoogtepunt uit de Nederlandse waterpologeschiedenis. Bij zijn laatste optreden in Los Angeles droeg Buunk de Nederlandse vlag tijdens de openingsceremonie.
Gijze Stroboer (1954-) was tijdens zijn eerste selectie in 1972 amper zeventien jaar oud en vier jaar later in Montréal was hij er opnieuw bij. Hij speelde ruim 150 keer in het nationale team waaronder met ook een deelname aan het EK en aan drie WK’s.
Wim Hermsen (1947-) verdiende enkel deze selectie, maar werd later hoogleraar sterrenkunde aan de Universiteit van Amsterdam en tevens verbonden aan het Nederlands Instituut voor Ruimte onderzoek.
Bij Jan Evert Veer (1950-) viel ook een uitnodiging in de bus voor de Spelen van 1976 en 1980. Na zijn actieve waterpolo carrière werd Veer trainer/coach bij TW Zaanstreek.
Roemenië: Serban Huber (1951-), Bogdan Mihailescu (1942-), Gheorghe Zamfirescu (1946-), Gruia Novac (1944-1999), Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-), Iosif Culineac (1941-), Cornel Rusu (1944-), Viorel Rus (1952-), Radu Lazar (1947-) en Cornel Fratila (1941-).
Gheorghe Zamfirescu (1946-) en Cornel Rusu (1946-) kregen in 1976 een tweede selectie.
Dinu Popescu (1949-), Claudiu Rusu (1949-) (foto) en Viorel Rus (1952-) werden opgeroepen voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Gruia Novac (1944-1999) en Iosif Culineac (1941-) waren in 1964 en 1972 Olympisch actief.
Cuba: Oscar Periche (1949-), David Rodríguez (1955-), Jorge Rizo (1952-), Guillermo Martínez Ginoris (1943-), Orlando Cowley (1953-), Eugenio Almenteros (1952-), Carlos Sánchez (1952-), Gerardo Rodríguez (1954-), Osvaldo García (1950-), Guillermo Cañete (1949-) en Jesús Pérez (1948-).
In het Cubaanse doel de amper 18-jarige Oscar Periche Cardet (1949-), die selecties verdiende voor de Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In totaal speelde hij meer dan vijfhonderd internationale partijen.
Guillermo Martínez Ginoris (1943-) en Guillermo Cañete Reyes (1949-) waren er zowel in 1968 als in 1972 bij.
Osvaldo García del Poso (1950-) en Jesús Pérez Leal (1948-) deden mee aan drie Olympiades : 1968, 1972 en 1976.
David Pedro Rodríguez Rodríguez (1955-), Jorge Rizo Pereda (1952-) en Gerardo Rodríguez Penalver (1954-) verdienden selecties voor de Spelen van 1972, 1976 en 1980.
Orlando Cowley del Barrio (1953-) deed mee in 1972 en 1980 en Eugenio Almenteros Pérez (1952-) in 1972 en 1976.
Spanje: Salvador Franch (1949-), Juan Rubio (1951-), Juan Sans (1952-), Juan Jané (1953-), Alfonso Cánovas (1952-), Gabriel Soler (1953-), Poncio Puigdevall (1953-), Enrique Guardia (1952-), José Padrós (1947-), Gaspart Ventura (1955-) en Luis Bestit (1945-).
Het palmares van Juan Jané (1953-) mag gezien, waterpolospeler sedert 1964, Olympische selecties in 1968 en 1972, vanaf 1983 coach van Barcelona Club en in 1993 coach van de Spaanse mannenploeg. En dit laatste met overdonderend succes: zilver op het WK van 1994, goud op de Olympische Spelen van 1996 en hetzelfde eremetaal op de WK's van 1998 en 2001.
Na 1968 een tweede selectie voor Juan Rubio (1951-) (foto), Luis Bestit (1945-), en José Padrós (1947-).
Salvador Franch (1949-) en Gaspart Ventura (1955-) (foto) speelden mee in 1972 en 1980.
Bulgarije: Biser Naumov (1942-), Ivan Kovachev (1943-), Aleksandar Shintser (1946-), Toma Tomov (1946-), Plamen Brankov (1949-), Mladen Khristov (1946-), Nedelcho Yordanov (1947-), Vasil Tomov (1948-), Andrey Konstantinov (1943-), Matey Popov (1951-) en Lyubomir Runtov (1942-).
Matey Popov (1951-) werd acht jaar later opnieuw geselecteerd
Australië: Michael Withers (1938-), Tom Hoad (1940-), David Woods (1944-), Peter Montgomery (1950-), Ian McLauchlain (1948-2008), Robert Menzies (1946-), David Neesham (1976-), Leslie Nunn (1942-), Nicky Barnes (1941-2008), Leon Wiegard (1939-) en William Tilley (1938-).
Tom Hoad (1940-) speelde in 1960, 1964, 1968 en 1972 voor het Australisch Olympisch zevental. In 1976, 1980, 1984 en 1988 coachte hij de Olympische ploeg van zijn land. In de nationale competitie was hij de baas bij de Fremantle Mariners, die hij naar drie nationale titels en negen opeenvolgende finales leidde.
Olympische selecties voor goalie Michael Withers (1938-) in 1960,1964 en 1972, die 149 keer werd opgeroepen voor het nationale zevental.
David Woods (1944-) vertegenwoordigde zijn land in 1972 en 1976. ‘Woodsy’ werd 219 keer voor het nationale zevental geselecteerd en was ploegkapitein op het WK van 1973 in Belgrado en dat van 1975 in Cali. Tussen 1966 en 1975 won hij vijf nationale titels met The Blues en in 1967 kroonde hij zich met 43 treffers tot topscorer in de hoogste divisie. Tussen 1966 en 1971 speelde hij ook rugby voor Drummoyne. Na zijn spelersloopbaan won hij, als coach van zijn team, nog eens vijf titels. Van 1991 tot 1994 coachte hij ook de Australische vrouwenploeg, waarmee hij zilver haalde tijdens de World Cup in Long Beach. Zijn zoon Gavin Woods (1978-) trad met het Australisch waterpoloteam aan op de Spelen van 2000, 2004 en 2008. Ook dochter Taryn Woods (1975-) was Olympisch actief en veroverde op de Olympiade van 2000 zelfs goud met haar zevental.
Peter Montgomery (1950-) vertegenwoordigde Australië in 1972, 1976, 1980 en 1984. Bovendien werd hij ook geselecteerd voor de WK's van 1973, 1975, 1978 en 1982. In totaal werd hij zo maar eventjes 441 keer opgeroepen voor het nationale team. Op nationaal vlak kroonde hij zich met NSW acht keer tot kampioen.
David Neesham (1946-) verdiende selecties in 1972, 1976 en 1980. Tijdens die twee laatste edities was hij ploegkapitein. Rol die hij eveneens op de WK's in Belgrado (1973), Cali (1975) en Berlijn (1978) vervulde. Hij totaliseerde 288 caps. Van 1995 tot 1998 coachte hij de Australische vrouwenploeg met een gouden en twee bronzen plakken als resultaat. Van 2005 tot 2007 leidde hij de mannenploeg. Zijn zoon Tim Neesham (1979-) werd in 2000, 2004 en 2008 opgeroepen voor het Olympisch zevental.
Leslie Nunn (1942-), Nicky Barnes (1941-2008) en Leon Wiegard (1939-) kregen een nieuwe kans na hun optreden van acht jaar voordien in Tokio. Broer Keith Wiegard (1938-) werd opgeroepen voor de Olympiade van 1960 in Rome.
Mexico: Daniel Gómez (1948-), Francisco García (1947-), Maximiliano Aguilar (1950-), Raúl Alanis (1948-), Arturo Valencia (1951-), Juan Manuel García (1951-), Armando Fernández (1955-), Alfredo Sauza (1952-), Ricardo Chapa (1948-), Víctor García (1951-) en Rafael Azpeitia (1952-).
Armando Fernandez Alatorre (1955-) scoorde elf van de 25 Mexicaanse doelpunten. Vier jaar later was hij in Montreal opnieuw van de partij en nette hij zestien van de 36 treffers. Tussen 1971 en 1978 had hij 223 selecties verdiend. Na het WK van 1977 bleef hij achter in Berlijn en speelde hij één seizoen bij Honved Boedapest. In 1979 trok profclub Wasserfreunde Spandau 04 hem aan de mouw en met die Berlijnse ploeg won hij twaalf achtereenvolgende Duitse titels. In 1982, 1984, 1985 en 1988 werd ook de Europabeker voor landskampioenen aan de trofeeënkast toegevoegd. In 1992 speelde hij zijn laatste Duits seizoen bij Delphin Wüppertal. In 1984 had hij zich tot Duitser laten nationaliseren en werd hij voor Duitsland geselecteerd voor de Spelen van 1984 en 1988. Het grootste succes was het brons op de Olympiade van 1984 en hetzelfde eremetaal één jaartje later op het EK.
Drie broers in het Mexicaanse team. Francisco García (1947-) en Juan Manuel García (1951-) werden geselecteerd voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976, jongere broer Victor Garcia (1951-) was enkel in München van de partij.
Daniel Gómez (1948-) kon drie selecties voorleggen,
Maximiliano Aguilar (1950-) waterpolo selecties in 1972 en 1976, in 1968 werd hij er met een chrono van 1.04.0 in de eerste ronde van de 100m vlinderslag uitgezwommen.
Voor Arturo Valencia (1951-) viel er vier jaar later opnieuw een selectie in de bus.
Griekenland: Dimitrios Konstas (?-), Georgios Theodorakopoulos (1944-), Evangelos Voultsos (1948-), Kyriakos Iosifidis (1946-), Dimitrios Kougevetopoulos (1948-), Periklis Damaskos (1952-), Thomas Karalogos (1951-), Ioannis Karalogos (1949-), Efstathios Sarantos (1952-), Ioannis Palios (1946-) en Panagiotis Mikhalos (1947-2010).
Thomas Karalogos (1951-) haalde de Olympiades van 1968, 1972 en 1980, zijn broer van Ioannis Karalogos (1949-) werd in 1972 geselecteerd.
Georgios Theodorakopoulos (1944-) (foto), Kyriakos Iosifidis (1946-), Dimitrios Kougevetopoulos (1948-) en Ioannis Palios (1946-) vertegenwoordigden Griekenland op de Spelen van 1968 en 1972. Sofia (1981-), de dochter van Iosifidis, verdedigde de Griekse waterpolokleuren op de Spelen van 2008 in Beijing.
Panagiotis "Takis" Michalos (1947-2010) verdedigde het Griekse doel op de Spelen van 1968 en 1972, het WK van 1973 en de Europacup van 1970. Van 1963 tot 1975 stond hij in doel bij Olympiacos, waarmee hij in 1969 en 1971 de nationale titel won en daarmee de heerschappij van concurrent Ethnicos doorbrak. Van 1979 tot 1985 coachte hij Ano Glyfada, waarmee hij in 1984 de finale van de Griekse beker haalde, van 1985 tot 1986 Olympiacos, in 2000 de Griekse dames en in 2002 de Griekse mannen.
Japan: Yukiharu Oshita (1949-), Hirokatsu Kuwayama (1942-), Toshio Takahashi (1949-), Shuzo Yajima (1946-2006), Hiroshi Hashimoto (1950-), Koji Nakano (1947-), Naoto Minegishi (1950-), Tatsuo Jihira (1948-), Takashi Kimura (1950-), Yoshihiro Yasumi (1949-) en Toru Arase (1935-).
Hirokatsu Kuwayama (1942-), Koji Nakano (1947-) en Shuzo Yajima (1946-2006) waren vier jaar voordien al present op de Spelen van Mexico
Canada: William Van der Pol (1938-), Alan Pyle (1946-), Rick Pugliese (1952-), Clifford Barry (1946-), Donald Packer (1948-), Stephen Hart (1953-), Jack Gauldie (1942-), Robert Thompson (1947-), David Hart (1951-), Gabor Csepregi (1950-) en Guy Leclerc (1955-).
Door het afhaken van Brazilië werd Canada op het laatste nippertje opgeroepen voor de Spelen van München. In allerijl werd een zevental klaargestoomd met oefenkampen in Hongarije, Oostenrijk en Tjechoslowakije. Vijf geselecteerden kwamen uit Hamilton, het zevental werd door de Hongaar Jenő Áts (1936-) gecoacht. Na de Spelen, waar Canada als zestiende en laatste eindigde, nam de legendarische Hongaar Denzo Lemhenyi (1917-2003) het roer in handen, bijgestaan door Rezo Galov. Vier jaar later, tijdens de Spelen in eigen land leverde dat een negende plaats op. Het grootste succes was het gelijkspel tegen het machtige Rusland
David Andrew Hart (1951-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1972 en 1976. Hart speelde veertig jaar in competitie. Met zijn programma 'I Love Water Polo' was hij een groot promotor van de sport.
Drie ‘vreemdelingen’ in de Canadese ploeg: William Van der Pol (1938-) werd geboren in het Nederlandse ’s Gravenzande, Jack Gauldie (1942-) in het Schotse Greenock en Gabor Csepregi (1950-) in het Hongaarse Boedapest. Vier jaar later waren ze opnieuw present. Gabor Csepregi werd nadien ‘President of the Dominican College of Philosophy and Theology in Ottawa’ en hoofdredakteur van het tijdschrift Science et Esprit.
Ook Rick Pugliese (1952-), Clifford Barry (1946-) en 16-jarige Guy Leclerc (1955-) verdienden vier jaar later in eigen land een tweede Olympische selectie.
Robert Thompson (1947-) was de zoon van Jimmy Thompson (1906-1966) die in 1928 brons veroverde in de 4 x 200m vrije slag en de broer van Patty Thompson (1945-), die in 1964 op de Spelen van Tokio met de Canadese estafetteploeg zevende eindigde in de 4 x 100m wisselslag.