Chronologische geschiedenis van het waterpolo

 1968 - Olympische Spelen Mexico

In Mexico werden de vijftien deelnemende landen over twee groepen verdeeld:

Groep A: Brazilië, Cuba, Hongarije, Spanje, USSR, Verenigde Staten en West-Duitsland.
Groep B: Griekenland, Italië, Japan, Joegoslavië, Mexico, Nederland, Oost-Duitsland en Verenigde Arabische Republiek.

De beste twee landen van iedere poule plaatsten zich voor de halve finales, de overige landen speelden wedstrijden voor de plaatsen 5 t/m 15.

Aanvankelijk zouden zestien landen deelnemen aan het tornooi, maar een 'klein' dispuut tussen twee federaties besliste daar anders over: het Australische NOC en de Australische zwembond schoven de deelnamekosten door naar elkaar. De spelers zorgden dan maar zelf voor het nodige geld, maar nadat ze de halve wereldbol hadden afgereisd mochten ze van IOC voorzitter Avery Brundage (1887-1975) niet deelnemen. Tja.


Ook Belgische aanwezigheid tijdens de finale. Antwerpenaar Abe Fuchs (1930-2013), één van de beste Belgische scheidsrechters ooit, floot de beslissende partij tussen Joegoslavië en Sovjet-Unie.

Joegoslavië haalde het in die finale, na twee extra times, met 13-11 van de Sovjet-Unie, Hongarije won brons dank zij 9-4 winst tegen Italië. De Joegoslaven waren werkelijk outstandig, in de halve finale hadden ze Hongarije met 8-6 wandelen gestuurd en de Magyaren hadden tot op dat moment niet één wedstrijd verloren. Alleen in de voorronde lieten de Joegoslaven twee steekjes vallen: 5-4 verlies tegen Italië en 4-4 tegen Oost-Duitsland.

Voorronde

Groep A

Verenigde Staten - Brazilië: 10-5 (3-1, 2-1, 0-1, 5-2)

Sovjet Unie - Cuba: 11-4 (0-1, 4-1, 3-1, 4-1)

West-Duitsland - Spanje: 5-3 (3-0, 1-1, 0-1, 1-1)

Cuba - Brazilië: 9-2 (2-0, 3-1, 1-0, 3-1)

Hongarije - West-Duitsland: 6-4 (1-1, 3-2, 0-0, 2-1)

Verenigde Staten - Spanje: 10-7 (2-1, 3-2, 3-2, 2-2)

Sovjet-Unie - West-Duitsland: 6-3 (0-1, 2-1, 3-1, 1-0)

Cuba - Verenigde Staten: 6-6 (2-3, 1-1, 1-0, 2-2)

Hongarije - Spanje: 7-1 (1-0, 3-0, 2-0, 1-1)

Sovjet-Unie - Spanje: 5-0 (2-0, 1-0, 0-0, 2-0)

Hongarije - Verenigde Staten: 5-1 (2-1, 0-0, 1-0, 2-0)

West-Duitsland - Brazilië: 10-5 (1-2, 0-1, 5-1, 4-1)

Cuba - West-Duitsland: 7-6 (1-0, 1-1, 2-2, 3-3)

Spanje - Brazilië: 6-6 (1-0, 1-2, 3-2, 1-2)

Hongarije - Sovjet-Unie: 6-5 (2-2, 2-1, 1-2, 1-0)

Cuba - Spanje: 4-3 (1-1, 1-1, 1-1, 1-0)

Sovjet-Unie - Verenigde Staten: 8-3 (1-1, 2-1, 2-1, 3-0)

Hongarije - Brazilië: 8-2 (0-0, 3-0, 3-1, 2-1)

Sovjet-Unie ) Brazilië: 8-2 (1-0, 3-1, 3-1, 1-0)

Verenigde Staten - West-Duitsland: 7-5 (1-1, 2-2, 2-1, 2-1)

Hongarije - Cuba: 7-1 (1-0, 1-1, 2-0, 3-0)

Groep B

Nederland - Griekenland: 9-5 (2-0, 3-2, 0-1, 4-2)

Joegoslavië - Egypte: 13-2 (2-1, 1-0, 5-1, 5-0)

Italië - Japan: 9-2 (2-0, 2-2, 2-0, 3-0)

Oost-Duitsland - Mexico: 12-4 (3-0, 2-0, 3-2, 4-2)

Japan - Griekenland: 8-7 (3-1, 2-1, 2-3, 1-2)

Italië - Egypte: 10-1  (2-0, 1-0, 4-1, 3-0)

Oost-Duitsland - Joegoslavië: 4-4 (0-0, 1-0, 1-3, 2-1)

Nederland - Mexico: 8-1 (1-0, 3-1, 3-0, 1-0)

Griekenland - Egypte: 7-6 (0-2, 2-3, 2-1, 3-0)

Italië - Oost-Duitsland: 5-4 (1-1, 1-0, 1-2, 2-1)

Joegoslavië - Mexico: 9-0 (2-0, 3-0, 1-0, 3-0)

Nederland - Japan: 9-1 (1-0, 3-0, 1-1, 4-0)

Oost-Duitsland - Griekenland: 11-4 (3-1, 0-0, 5-1, 3-2)

Japan - Egypte: 7-4 (1-1, 2-1, 3-0, 1-2)

Italië - Mexico: 10-5 (3-1, 2-2, 4-1, 1-1)

Joegoslavië - Nederland: 7-4 (1-1, 2-1, 3-1, 1-1)

Oost-Duitsland - Japan: 8-0 (2-0, 2-0, 3-0, 1-0)

Mexico - Griekenland: 11-8 (4-3, 4-1, 1-2, 2-2)

Italië - Joegoslavië: 5-4 (1-1, 2-2, 2-0, 0-1)

Nederland - Egypte: 6-3 (1-1, 2-0, 2-1, 1-1)

Japan - Mexico: 6-3 (1-0, 3-1, 0-1, 2-1)

Joegoslavië - Griekenland: 11-1 (3-0, 4-0, 1-1, 3-0)

Nederland - Italië: 3-3 (0-1, 1-1, 2-1, 0-0)

Oost-Duitsland - Egypte: 19-2 (2-0, 7-0, 7-1, 3-1)

Mexico - Egypte: 3-3 (1-0, 1-1, 0-0, 1-2)

Italië - Griekenland: 6-2 (2-1, 1-0, 2-0, 1-1)

Oost-Duitsland - Nederland: 8-3 (2-0, 1-0, 2-2, 3-1)

Joegoslavië - Japan: 17-2 (6-1, 2-1, 5-0, 4-0)

Plaatsingsronden

13de tot 15de plaats

Brazilië - Egypte: 5-3 (0-0, 1-0, 1-2, 3-1)

9de tot 12de plaats

Spanje - Japan: 5-0 (0-0, 0-0, 2-0, 3-0)

West-Duitsland - Mexico: 6-3 (0-0, 2-1, 2-2, 2-0)

5de tot 8ste plaats

Oost-Duitsland - Cuba: 8-2 (1-0, 3-1, 2-0, 2-1)

Verenigde Staten - Nederland: 6-3 (1-0, 4-2, 1-0, 0-1)

13de en 14de plaats

Brazilië - Griekenland: 5-2 (0-1, 1-1, 3-0, 1-0)

11de en 12de plaats

Mexico - Japan: 5-4 (1-2, 2-1, 1-0, 1-1)

9de en 10de plaats

Spanje - West-Duitsland: 7-5 (1-1, 2-2, 3-1, 1-1)

7de en 8ste plaats

Nederland - Cuba: 8-5 (4-0, 2-2, 2-1, 0-2)

5de en 6de plaats

Verenigde Staten - Oost-Duitsland: 6-4 (1-1, 3-2, 1-1, 1-0)

Halve Finales

Sovjet-Unie - Italië: 8-5 (3-1, 1-2, 4-1, 0-1)

Joegoslavië - Hongarije : 8-6 (1-0, 1-3, 2-2, 4-1)

3de en 4de plaats

Hongarije - Italië: 9-4 (1-1, 4-1, 4-1, 0-1)

1ste en 2de plaats

Joegoslavië - Sovjet-Unie: 13-11 (2-3 ,3-2, 3-1, 3-5, 2-0, 0-0)

Voor de halve finales moest Joegoslavië het opnemen tegen Hongarije en de Sovjet-Unie kreeg Italië als tegenstander. De Russen haalden het moeiteloos van de Italianen en stonden heel de wedstrijd voor. Joegoslavië - Hongarije was echter een ander paar mouwen. Halfweg een 2-3 voorsprong voor de Hongaren en bij het ingaan van het laatste kwartje leidden ze nog steeds met 4-5. In die laatste herneming speelden de Joegoslaven echter de pannen van het dak en klopten ze de regerend Olympisch kampioen Hongarije met 8-6.

Hongarije haalde brons met zes treffers op rij en 9-4 winst tegen Italië. En toen kwam de grote finale. Een ruw partijtje overigens, dat vlot op en neer ging, waar beide tegenstanders het motto huldigden om één goaltje meer te scoren dan de tegenpartij. 11-11 op het bord na affluiten van de reguliere speeltijd, en dat betekende twee verlengingen van vijf minuten. Hoewel beide teams volledig uitgeput waren netten de Joegoslaven twee treffers in dat eerste extra time. De laatste herneming was een maat voor niets, geen van beide ploegen kwam nog tot scoren en Joegoslavië haalde voor het eerst in zijn bestaan Olympisch goud. Opvallend in deze finale, liefst 20 van de 24 doelpunten werden op penalty gescoord. De foto toont één van de weinige afstandsschoten van Mirko Sandic (1942-2006) die raak trof. Karlo Stipanic (1941-) groeide uit tot de held van de wedstrijd toen hij in de laatste herneming een strafworp stopte. Oekraïner Oleksiy Barkalov (1946-2004) nam zeven van de elf Russische treffers voor zijn rekening.

De winnaars uit Joegoslavië: Ivo Trumbic (1935-), Karlo Stipanic (1941-), Ozren Bonacic (1942-), Zoran Jankovic (1940-2002), Uroš Marovic (1946-2014), Ronald Lopatni (1944-), Miroslav Poljak (1944-), Dejan Dabovic (1944-), Corce Perišic (1941-), Mirko Sandic (1942-2006) en Zdravko Hebel (1943-).


Eigenaardig genoeg werd Ivo Trumbic (1935-) slechts tweemaal opgeroepen voor de Joegoslavische deelname aan Olympische Spelen, in 1964 en 1968. Van 1946 tot 1962 speelde hij (aanvankelijk als keeper!) voor PK Jadran Split, daarna verkaste hij naar Mladost Zagreb, was hij met PK Jadran driemaal en met Mladost viermaal landskampioen geworden en met dat laatste team veroverde hij ook twee keer Europa Cup I. In 1959 debuteerde hij voor het nationale team van Joegoslavië, in totaal speelde hij 152 interlands. In Tokio werd hij uitgeroepen tot 'beste verdediger' en veroverde hij met zijn ploegmaats zilver. Vier jaar later in Mexico was het pas echt bingo: goud voor Joegoslavië en Trumbic uitgeroepen tot beste speler van het Olympisch toernooi. In 1970 vertrok hij naar het buitenland en diende hij meerdere clubs in Griekenland, Italië, Nederland en Duitsland. De Koninklijke Nederlandse Zwembond bood hem een contract aan als trainer van het nationale zevental en dat stuwde hen naar grote hoogten, met als grootste succes brons tijdens de Spelen van 1976 in Montreal. In 1982 werd hij als coach van het Joegoslavisch team aangeduid, waarna hij terugging naar het Griekse Nautical Club Patras. Vanaf 1985 was hij de leider van het Griekse zevental en daarna trok hij naar het Italiaanse Pescara waarmee hij Europees kampioen werd. Vanaf 2005 trainde hij in Nederland AZ&PC Amersfoort. Ivo Trumbic is tevens de auteur van 'Waterpolo', een veel gebruikt boek voor de opleiding van nieuwe waterpolotrainers, en van meerdere videotapes.

De Serviër Zoran Jankovic (1940-2002) werd opgeroepen voor de Spelen van 1964, 1968 en 1972. In totaal speelde hij 221 wedstrijden voor het Joegoslavische zevental, waarin hij 259 keer scoorde. Ook was hij van de partij toen Joegoslavië in 1967 en 1970 brons veroverde tijdens het EK. Met VK Partizan Belgrado won hij zes keer het nationaal kampioenschap en vier keer de beker. In 2004 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame.


Mirko Sandic (1942-2006) nam als Serviër voor Joegoslavië deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In totaal veroverde hij 235 caps en scoorde hij meer dan 250 doelpunten. Met Partizan Belgrado, waar hij meer dan duizend wedstrijden speelde, won hij elf nationale titels, zeven Joegoslavische bekerfinales en vijf keer de Europabeker. In 1966 en 1970 eindigde hij met Joegoslavië derde op het EK.. Mirko Sandic was een keiharde spits die van een stevig partijtje genoot. Niets kon hem stoppen, zelfs geen gebarsten trommelvlies. Sandic behaalde het universitaire diploma Buitenlandse Zaken en werd in Singapore, Maleisië en Indonesië commercieel manager van JAT Yugoslav Airlines. Van 1975 tot 1980 coachte hij het 'Singapore National Water Polo Team', dat brons won op de Aziatische Spelen. Daarbuiten trainde hij ook twee Joegoslavische ploegen GOC en Partizan, de nationale ploegen van Egypte en Maleisië, het New South Wales State Team en Queensland State Team. In 1999 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame. Eigenaardig genoeg werd zijn doodsoorzaak nooit vrijgegeven.

Vier Olympische selecties voor Ozren Bonacic (1942-): 1964, 1968, 1972 en 1976. Met zijn club HAVK Mladost won hij viermaal de Europabeker voor landskampioenen. Vanaf 1978 nam hij de coaching waar van die ploeg, met als grootste succes de Europese titel in 1996. Hij werd 275 keer opgeroepen door de Joegoslavische bondscoach.

 

Corce Perišic (1941-) verdiende selecties in 1968 en 1972. In 1960 had Perišic deelgenomen aan de zwemcompetitie waar hij met een achtste plaats en een tijd van 2.44.2 in de halve finales 200m schoolslag werd uitgeschakeld.

Ronald Lopatni (1944-) werd geselecteerd  voor de Spelen van 1968 en 1972

Dejan Dabovic (1944-) werd acht jaar later nog eens geselecteerd voor de Spelen van Montreal.

Drie selecties voor Uroš Marovic (1946-2014): 1968, 1972 en 1976. Na zijn spelerscarrière coachte hij VK Partizan Belgrado.


Karlo Stipanic (1941-) werd opgeroepen voor de Olympische ploeg in 1964, 1968 en 1972. Hij startte zijn loopbaan in zijn woonplaats bij Crikvenicki plivacki klub, later versaste hij naar Mladost Zagreb. Kenners beschouwen hem als één van de beste doelverdedigers uit de jaren 60, als opvolger van die twee andere Joegoslavische legendes Ciro Kovacic (1925-) (OS 48, 52 en 56) en Milan Muskatirovic (1934-1993) OS 60 en 64). Met Mladost Zagreb won hij meerdere landtitels en de Europese titel voor landskampioenen in 1968, 1969, 1970 en 1972. Tijdens het EK voor landenteams won hij brons in Utrecht 1966 en Barcelona 1970.

Sovjet Unie: Vadim Gulyayev (1941-1998), Givi Chikvanaia (1939-), Boris Grishin (1938-), Aleksandr Dolgushin (1946-2006), Oleksiy Barkalov (1946-2004) Yury Grigorovsky (1939-), Vladimir Semyonov (1938-), Aleksandr Shidlovsky (1941-), Vyacheslav Skok (1946-), Leonid Osipov (1943-) en Oleg Bovin (1946-).

Aleksandr Dolgushin (1946-2006) werd drie keer uitverkoren: 1968, 1972 en 1976. In 1966 en 1970 hielp hij mee om de Europese titel te veroveren. Hij was een bikkelhard verdediger en kreeg van de Italianen de bijnaam 'assassino'. In de Russische competitie kwam hij uit voor CSK VMF Moskva, de ploeg van de zeemacht, waarmee hij tussen 1964 en 1978 tien titels won.

Leonid Osipov (1943-) werd in 1964, 1968 en 1972 opgeroepen

Boris Grishin (1938-) werd door de Russische coach geselecteerd voor de Spelen van 1964 en 1968. Hij trouwde de schermster Valentina Rastvorova (1933-) die op de Spelen van 1956, 1960 en 1964 goed was voor een gouden en twee zilveren medailles. Hun zoon Yevgeny Grishin (1959-) viel met het waterpoloteam in de prijzen tijdens de Spelen van 1980 en 1988: 1x goud en 1x brons.

Vier Olympische selecties voor Aleksiy Barkalov (1946-2004): 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1975 was hij van de partij toen zijn zevental wereldkampioen werd, in 1973 hielp hij zilver halen op het WK en in 1974 ook zilver tijdens het EK. In totaal verdiende hij 412 selecties voor de Russische ploeg. Na de Olympische Spelen van 1980 was hij 10 jaar lang coach van Oekraïne en van 1990 tot 1994 trainde hij het Joegoslavische Novi Sad. Hij was getrouwd met de Russische zwemkampioene Lyudmila Khaziyev en hun zoon Barkalov Dmitry (1969-2001) speelde eveneens waterpolo bij het nationale team van Ukraïne, maar verongelukte op tragische wijze

De Russische selectieheer koos Vladimir Semyonov (1938-) in 1960, 1964 en 1968

Aleksandr Shidlovsky (1941-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1968 en 1972, zijn zoon Aleksandr (1974-) verdedigde de Russische kleuren op de Spelen van 2004 in Athene.

Twee selecties voor Givi Chikvanaia (1939-) (foto), Vadim Gulyayev (1941-1998) en Yury Grigorovsky (1939-).

Oleg Bovin (1946-) mocht slechts eenmaal opdraven, zijn dochter Elena Bovina (1983-) draaide mee in het internationale tenniscircuit.

Hongarije winnaar van het brons: Endre Molnar (1945-), Mihaly Mayer (1933-2000), Istvan Szivos jr (1948-), Janos Konrad (1941-2014), Laszlo Sarosi (1946-), Laszlo Felkai (1941-2014), Ferenc Konrad (1945-2015), Denes Pocsik (1940-2004), Andras Bodnar (1942-), Zoltan Dömötör (1935-) en Janos Steinmetz (1947-2007).

Mihály Mayer (1933-2000) was als speler van de partij in 1956, 1960, 1964 en 1968. Daarna werd hij aangesteld als coach, maar door de Russische boycot miste zijn team de Spelen van Los Angeles. In 1980 in Moskou eindigde het Hongaars zevental onder zijn leiding als derde, maar vier jaar later in Seoel coachte hij hen naar goud. Hij werd opgenomen in de International Hall of Fame.

Zoltán Dömötör (1935-) verdiende Olympische selecties in 1960, 1964 en 1968. Tijdens zijn eerste Spelen speelde hij zes wedstrijden en scoorde hij negen treffers, waarvan twee in de beslissende partij tegen Italië. Vier jaar later dook hij zes keer het water in en nette hij zeven goals. In 1968 tenslotte speelde hij alle acht wedstrijden, goed voor twee treffers.

László Felkai (1941-2014) werd opgeroepen voor de Spelen van 1960, 1964 en 1968. Tijdens dat eerste optreden probeerde hij het ook op 200m schoolslag, maar sneuvelde in de reeksen. In de polocompetitie mocht hij driemaal het water in en potte hij vier goals. Vier jaar later speelde hij zes wedstrijden, goed voor evenveel treffers en nog eens vier jaar later speelde hij alle acht partijen en nette hij zo maar eventjes 24 treffers.

Olympische caps voor János Konrád (1941-2014) in 1960, 1964 en 1968. Tijdens zijn eerste Spelen schreef hij ook in op de 100m rugslag, maar daarin geraakte hij niet door de reeksen. In 1967 studeerde hij af als dierenarts. In 1974 haalde hij het Hongaarse Universitaire diploma waterpolotrainer met als bekroning de Europese titel voor bekerhouders met Orvosegyetemi Sport Club in 1978 en tevens de SuperCup van dat jaar. In 1981 kreeg hij de Nationale ploeg van Koeweit onder zijn hoede, en in 1985 keerde hij terug naar Hongarije om er de nationale damesploeg te coachen. Met de dames haalde hij brons op het WK en driemaal zilver op het EK. Van 1990 tot 1992 kreeg hij de Hongaarse mannenploeg onder zijn hoede en vanaf 2004 was hij voorzitter van de Hongaarse zwembond.

András Bodnár (1942-) was er bij in 1960, 1964, 1968 en 1972. Op die laatste Spelen in München speelde hij alle acht wedstrijden en scoorde hij zeven doelpunten. In 1960 werd hij met 20.22.2 uitgeschakeld in de reeksen van de 1500m vrije slag, in 1964 met 5.03.7 in de eerste ronde van de 400m vrije slag. In 1973 maakte hij deel uit van het zevental dat de eerste wereldtitel voor landenteams won en één jaartje later haalde hij met zijn maats ook de Europese titel binnen. In 1975 startte hij een artsenpraktijk aan de Universiteit van Semmelweis.

Buiten zijn drie Olympische selecties voor het Hongaarse team, haalde Dénes Pócsik (1940-2004) met dat zevental ook goud op het EK van 1962.

Ferenc Konrád (1945-2015) versierde Olympische selecties in 1968, 1972 en 1976. Hij was de broer en ploegmaat van Sándor Konrád (1940-) en János Konrád (1941-2014). In totaal werd hij 178 maal geselecteerd voor de Hongaarse ploeg. Na zijn spelerscarrière legde hij zich toe op coachen en vanaf 1984 ook als internationaal scheidsrechter. In 1971 studeerde hij als tandarts af aan de Semmelweis Medical University (SOTE) en in 1992 werd hij aan dezelfde Universiteit tot Professor benoemd.

Endre Molnár (1945-), geboren in Roemenië, werd in 1968, 1972, 1976 en 1980 opgeroepen voor het Hongaarse team. Molnar begon zijn carrière in 1945 bij Epitok Budapest en in 1966 verhuisde hij naar BP Spartacus. Na zijn spelerscarrière coachte hij eerst Spartacus Boedapest, daarna stadsgenoot Vasutas Sport Club Boedapest. In 1987 verhuisde hij naar Koeweit en van 1990 tot 1992 coachte hij Tungsram SC. Hij verdedigde het Hongaarse doel op de WK's van Belgrado in 1973, Cali in 1975 en Berlijn in 1978, en deed dat eveneens op de EK's van 1966 in Utrecht 1966, van 1974 in Wenen en van 1977 in het Zweedse Jonkoping.


Voor László Sárosi (1946-) waren er Olympische selecties weggelegd in 1968, 1972 en 1976, Hij was de zoon van de Hongaarse voetbalspeler György Sárosi (1912-1993), die in de jaren '30 furore maakte. Vanaf 1958 speelde hij voor Ouipest Budapest en naam deel aan de WK's van Belgrado in 1973 en Cali in 1975. Hij werd ook opgeroepen voor de EK's van 1970 in Barcelona en van 1974 in Wenen. In 1975 studeerde hij af als dierenarts aan de Universiteit, waar hij in 1980 tot assistent Professor benoemd werd. In 1995 opende hij een eigen dierenkliniek.

István Szivós, Jr. (1948-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In competitie kwam Szivós Jr. uit voor Ferencvárosi Torna Club, Orvostudományi Egyetem Sport Club en Orvostudományi Egyetem Sport Club-Medicor. Met Hongarije werd hij in 1973 wereldkampioen in Belgrado en Europees Kampioen in 1974 en 1977. Hij verdiende 308 nationale selecties. Met OSC Budapest speelde István Szívós meer dan vijfhonderd wedstrijden en won  hij negen titels, vijf bekerfinales en twee EK's. Na zijn spelerscarrière werd hij coach van Ferencvaros, waarmee hij twee nationale titels won. In 1996 werd hij opgenomen in de International Hall Of Fame. Na zijn studies aan de Universiteit van Boedapest vestigde István Szívós zich als tandarts in de Hongaarse hoofdstad. Hij is de zoon van de legendarische Istvan Szivos, Sr. (1920-1992), die aan drie Olympische Spelen deelnam.

Italië: Alberto Alberani (1947-), Alessandro Ghibellini (1947-), Mario Cevasco (1938-), Paolo Ferrando (1941-1987), Gianni Lonzi (1938-), Franco Lavoratori (1941-2006), Enzo Barlocco (1944-), Eugenio Merello (1940-), Eraldo Pizzo (1938-), Giancarlo Guerrini (1939-) en Gianni De Magistris (1950-).

Opvallend was de aanwezigheid van zeven spelers van Pro Recco.

Eraldo Pizzo (1938-) bijgenaamd Il Caimano, was één van de pijlers van het Italiaanse zevental. Hij werd de 'Pele van het waterpolo' genoemd en ook als één der beste waterpolospelers ter wereld beschouwd. Hij nam deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. Met Pro Recco speelde hij 450 wedstrijden in Serie A van de Italiaanse competitie, goed voor elf titels en een Italiaanse beker. In heel zijn carrière scoorde hij meer dan 1200 doelpunten. In 1960 veroverde Italië Olympisch goud. Pizzo speelde zes wedstrijden en scoorde zeven goals. In 1964 speelde hij zes wedstrijden en scoorde vijf goals. In 1968 dook hij negenmaal het water in en potte hij zo maar eventjes 29 treffers. In 1972 tenslotte speelde hij acht wedstrijden, goed voor twaalf doelpunten. Met het Italiaanse zevental haalde hij ook de Europese titels van 1958, 1966 en 1970 binnen. Tijdens zijn 29-jarige loopbaan werd hij 178 keer voor de nationale ploeg geselecteerd, in München 1972 speelde hij zijn laatste partij. In de nationale competitie echter draaide hij nog tien jaar extra mee. In 1962 en 1969 kroonde hij zich tot topscorer van de Italiaanse serie A met respectievelijk 29 en 69 (!) doelpunten. Op 42-jarige leeftijd stopte hij als speler en werd hij sportief directeur van zijn club Pro Recco.

Gianni Lonzi (1938-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1960, 1964 en 1968. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Rari Nantes Firenze, Rari Nantes Camogli en Pro Recco. Met die laatste ploeg speelde hij kampioen in 1967 en 1968. In de jaren '70 trainde hij de Italiaanse ploeg, met als grootste successen het Olympisch zilver van 1976 en de Wereldtitel in 1978. In de jaren '80 trainde hij ook de Maltese ploeg. Lonzi trouwde met Antonella Ragno-Lonzi, (1940-) die in 1960 met de Italiaanse ploeg brons haalde in het schermen, in 1964 individueel brons en tenslotte goud in 1972. Schoonvader Saverio Ragno (1902-1969) was goed voor drie zilveren en een gouden medaille in het schermen op vier Olympische Spelen. In 2009 werd Lonzi opgenomen in de International Hall of Fame.


Franco Lavoratori (1941-2006) nam deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In 1960 in eigen land speelde hij zes wedstrijden, goed voor vier treffers, in 1964 opnieuw zes wedstrijden, dit keer zonder scoren, in 1968 negen partijen met zes goals en tenslotte in Munchen 1972 acht partijen met drie doelpunten.

Giancarlo Guerrini (1939-) verdiende Olympische selecties in 1960, 1964 en 1968. In de twee partijen die hij in 1960 speelde scoorde hij driemaal. In Tokio 1964 dook hij vijfmaal het water in maar lukte hij geen treffers en in Mexico 1968 tenslotte mocht hij in negen partijen aantreden en trof hij driemaal raak.

Voor Mario Cevasco (1938-) selecties in 1964, 1968 en 1972, voor Eugenio Merello (1940-) in 1964 en 1968.  


De eerste selectie voor de amper 17-jarige Gianni de Magistris (1950-), er volgden er nog vier in 1972, 1976, 1980 en 1984. Met die vijf stuks is hij Italiaans recordhouder qua selecties en één van de acht waterpolospelers wereldwijd die daarin ooit slaagden. Tijdens die vijf Olympiades lukte hij zestig treffers. Hij speelde kampioen met Fiorentina in 1976 en 1980, verhuisde nadien naar Rari Nantes Bologna en Camogli. In 1986 zette hij een punt achter zijn spelerscarrière, nadat hij 382 partijen had gespeeld voor Fiorentina en 775 potten had gescoord. In totaal zou zijn doelsaldo rond de zesduizend liggen. Hij was ook lid van het Italiaanse team op drie WK's drie EK's. Op zesjarige leeftijd was hij beginnen zwemmen en in 1967 kroonde hij zich tot Italiaans kampioen 1500m vrije slag. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de vrouwenploeg van Fiorentina.

Selecties voor Alberto Alberani (1947-) in 1968, 1972, 1976 en 1980. In 1968 speelde hij negen wedstrijden, in 1972, 1976 en 1980 telkens acht. Alberani kwam uit voor Pro Recco en Sisport Fiat.


Alessandro Ghibellini (1947-) werd driemaal geselecteerd: 1968, 1972 en 1976.  Zijn zoon Alberto (1973-) werd voor het Italiaanse waterpoloteam geselecteerd op de Spelen van 1996 en 2000

Verenigde Staten: Tony Van Dorp (1936-2010), Dave Ashleigh (1943-), Russ Webb (1945-), Ronald Crawford (1939-2015), Stan Cole (1945-), Charles McIlroy (1938-), Bruce Bradley (1947-), Dean Willeford (1944-), Barry Weitzenberg (1947-), Gary Sheerer (1947-), John Parker (1946-) en Steve Barnett (1943-).

Selecties voor Dave Ashleigh (1943-) in 1964 en 1968. Het zwembad van Modesto Junior College werd naar hem genoemd.

Russ Webb (1945-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1968 en 1972. Hij studeerde af als tandchirurg en vestigde zich in California.

 

Bruce Bradley (1947-) verdiende 51 nationale selecties, waaronder de Spelen van 1968 en 1972. In 1968 studeerde hij af als psycholoog aan de UCLA, maar vestigde zich in India

Ronald Crawford (1939-2015) verdiende selecties in 1960, 1964 en 1968. In Rome speelde hij zes wedstrijden en scoorde hij vijfmaal, in Tokio en Mexico tekens drie partijen en telkens vier goals. Na de Spelen van 1960 kreeg hij een beurs aangeboden van de California Long Beach State University, waar hij zijn sport met studie combineerde.

Barry Weitzenberg (1946-) noteerde 60 interlands en nam deel aan de Spelen van 1968 en 1972. In 1969 studeerde hij af als industrieel ingenieur aan de Californische Berkeley University.


Ook twee Olympische selecties selecties voor Gary Sheerer (1947-) in 1968 en 1972, in 1969 studeerde hij af als ingenieur aan de Universiteit van Stanford.


John Parker (1946-) was er zowel in 1968 als 1972 bij, maar was eveneens van de partij doe de USA goud haalde op de Panamerikaanse kampioenschappen van 1971. Na zijn studies startte hij een eigen investeringsbank.

Steve Barnett (1943-) verdedigde de Amerikaanse netten op de Spelen van 1968 en 1972. Hij studeerde af als LO aan de Universiteit van Long Beach State in 1965 en werd leraar.

Tony Van Dorp (1936-2010) werd door de Amerikaanse coach geselecteerd in 1964 en 1968.

Stan Cole (1945-) werd voor de Olympiades van 1964, 1968 en 1972 geselecteerd.

Voor het eerst twee Duitse ploegen op de Spelen: Oost- en West-Duitsland. 


Oost-Duitsland: Peter Rund (1943-), Manfred Herzog (1946-), Jurgen Schuler (1945-), Klaus Schlenkrich (1939-), Veit Hermanns (1946-), Siegfried Ballerstedt (1937-), Hans-Rudolph Lange (1946-), Jurgen Thief (1937-), Hans Georg Fehn (1943-), Peter Schmidt (1937-) en Jurgen Kluge (1939-). 


Op de Spelen van Mexico verdedigde Hans Georg Fehn (1943-) voor het eerst maar meteen ook voor het laatst het DDR-doel. De goallie van Magdeburg werd door het Amerikaans magazine 'Swimming World' uitverkoren tot beste doelverdediger van de Spelen.

   

Jürgen Thiel (1937-), Peter Schmidt (1937-), Jürgen Kluge (1939-), Klaus Schlenkrich (1939-) en Siegfried Ballerstedt (1937-) traden vier jaar later opnieuw aan voor de DDR. Ballerstedt was de echtgenoot van Barbara Göbel (1943-), die tijdens de Spelen van Rome 1960 brons haalde op de 200m schoolslag. Jürgen Kluge werd later een succesvolle trainer, hij voerde Dynamo Magdeburg naar de landstitel, met Amateur SC Duisburg 1989 veroverde hij de Duitse beker en samen met Uwe Brinckmann (Hannover) coachte hij de Duitse ploeg tijdens het WK van 1991 in Perth.


Peter Rund (1943-) trouwde met Evelyn Stolze (1954-) die in 1972 in de finale van de 200m wisselslag als zesde aantikte en in de eindstrijd van de 400m wisselslag als vijfde. Hun dochter Cathleen Rund (1977-) veroverde in 1996 brons op de 200m rugslag.

Nederland: Bart Bongers (1946-), Fred van Dorp (1938-), Loet Geutjes (1943-), André Hermsen (1942-), Hans Hoogveld (1947-), Evert Kroon (1946-), Ad Moolhuijzen (1943-), Hans Parrel (1944-), Nico van der Voet (1944-), Feike de Vries (1943-) en Hans Wouda (1941-).

Hans Wouda in de wedstrijd tegen Cuba die Holland met 8-5 won.

  

Hans Wouda (1941-), Hans Parrel (1944-) en Hans Hoogveld (1947-) vertegenwoordigden hun land op de Spelen van 1968 en 1972. Wouda trouwde met de voormalige zwemster Betty Heukels (1942-), die in Tokio zesde eindigde op de 400m wisselslag en in 1966 met een tijd van 5.25.0 in Utrecht Europees kampioen en recordhoudster werd op dat nummer.

Goallie Evert Kroon (1946-) verdiende een selectie voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976. Wereldwijd kon niemand zo goed 'watertrappelen' als Evert Kroon. De keeper van het bronzen team van de Spelen in Montreal (1976) kwam tot aan zijn zwembroek uit het water, wat bij velen de reactie uitlokte:

"De man die tot aan zijn middel uit het water kwam en dan ook nog gewoon bleef staan!"

Zijn trainingen waren er dan ook naar: de armen omhoog, het 1.93 meter lange en 88 kilo's zware lichaam tot aan de witte zwembroek uit het water, en dan maar op en neer en op en neer door het twintig meter brede zwembad 'lopen'. Hij speelde heel zijn carrière bij het Hilversumse HZC/De Robben, kreeg 182 interlands achter zijn naam, en werd bejubeld of gehaat omdat hij vaak niet te kloppen was. De Robben begonnen eind jaren zestig met een nieuw systeem, de zone-dekking. De tegenstander moest maar schieten. De beste-waterpolokeeper-ter-wereld was tevens belastingambtenaar, maar startte later een sportzaak.

Fred van Dorp (1938-) trad aan op de Spelen van 1960, 1964 en 1968. Tijdens die laatste editie in Mexico was hij vlaggendrager van de Nederlandse delegatie in de openingsceremonie. Na zijn actieve waterpolo-carrière floot van Dorp als scheidsrechter heel wat internationale wedstrijden. Zijn broer Tony van Dorp (1936-2010) verdiende een selectie voor de Spelen van 1964 en 1968, eigenaardig genoeg voor het Amerikaans zevental.

Nico van der Voet (1944-) nam deel aan Olympische Spelen van 1964 en 1968. In Mexico scoorde hij 25 doelpunten in zeven wedstrijden.

Cuba: Oscar Periche (1949-), Waldimiro Arcos (1948-), Miguel García (1946-), Rolando Valdés (1941-), Rubén Junco (1950-), Guillermo Martínez Ginoris (1943-), Chepe Rodríguez (1951-2006), Osvaldo García (1950), Roberto Rodríguez (1951-), Guillermo Cañete (1949-) en  Jesús Pérez (1948-)

In het Cubaanse doel de amper 18-jarige Oscar Periche Cardet (1949-), die selecties verdiende voor de Spelen van 1968, 1972, 1976 en 1980. In totaal speelde hij meer dan vijfhonderd internationale partijen.

Guillermo Martínez Ginoris (1943-) en Guillermo Cañete Reyes (1949-) waren er zowel in 1968 als in 1972 bij.

Osvaldo García del Poso (1950-) en Jesús Pérez Leal (1948-) deden mee aan drie Olympiades: 1968, 1972 en 1976.


Spanje: Santiago Zubicoa (1947-), Juan Jane (1953-), Juan Rubio (1951-), Vicente Brugat (1947-), Jose Padros (1947-), Fermin Mas (1946-), Luis Meya (1951-), Manuel 'Lolo' Ibern (1946-), Agustin Codera (1949-), Luis Bestit (1945-) en Jorge Borrell (1943-).


Het palmares van de toen 15-jarige Juan Jané (1953-) mag gezien, waterpolospeler sedert 1964, Olympische selecties in 1968 en 1972, vanaf 1983 coach van Barcelona Club en in 1993 coach van de Spaanse mannenploeg. En dit laatste met overdonderend succes: zilver op het WK van 1994, goud op de Olympische Spelen van 1996 en hetzelfde eremetaal op de WK's van 1998 en 2001.


De eerste keer op Olympische Spelen dat er ook vier spelers geselecteerd werden die niet bij Club Natacion Barcelona aktief waren: Padros van Poble Nou, Ibern van Barceloneta, Meya van CN Terrassa en Brugat van CN Sabadel. Een piepjonge ploeg met Luis Bestit Carcasona (1945-) (foto 1), Juan Rubio Espinosa (1951-) (foto 2) en José Padrós Rebollo (1947-). 


West-Duitsland: Dietmar Seiz (1942-), Günter Kilian (1950-), Heinz Kleimeier (1941-), Hermann Haverkamp (1942-), Kurt Schuhmann (1948-), Ludger Weeke (1949-), Ludwig Ott (1937-), Peter Teicher (1944-), Wolf-Rüdiger Schulz (1940-), Johannes Hoffmeister (1936-) en Lajos Nagy (1936-).

Hans Hoffmeister (1936-) was al eens geselecteerd voor de Olympiade van 1960 en in 1972 werd hij opnieuw opgeroepen. Hoffmeister kwam oorspronkelijk uit voor Lokomotive Chemnitz, maar vluchtte naar het Westen en sloot in 1954 aan bij SC Rote Erde Hamm, waarmee hij tussen 1955 en 1971 acht Duitse titels haalde. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van Hamm, later van Bayer Uerdingen. Hij verdiende ook selecties voor de EK's van 1958 in Boedapest  en die van 1966 in Utrecht. Kenners bestempelden hem als één der beste doelverdedigers in Europa.

Olympische selecties voor Hermann Haverkamp (1942-) in 1968 en 1972. Ook voor de EK's van 1966 in Utrecht en die van 1970 in Barcelona. Met Amateur SC Duisburg kroonde hij zich in 1963, 1965, 1967 en 1968 tot Duits kampioen. Zwemmen kon hij echter ook als de beste, getuige het Europees record 4 x 100m vrije slag in 1963. Haverkamp trouwde met Wiltrud Urselmann (1942-), die op de Spelen van Rome zilver haalde in de 200m schoolslag en met 2.50.2 in 1960 enkele maanden het wereldrecord over die afstand hield.

Ludger Weeke (1949-) nam deel aan de Spelen van 1968, 1972 en 1976. In totaal werd hij 180 keer voor de nationale ploeg geselecteerd en nam hij deel aan de EK's van 1970 in Barcelona en die van 1974 in Wenen. Met SC Rote Erde Hamm haalde hij de Duitse titel in 1969, 1971, 1973 en 1975. Weeke bleef actief in het waterpolo wereldje en trad ook aan bij de Masters. In juni 2012 verloor het Duitse team van de Verenigde Staten de halve finale voor de wereldtitel in het Italië. De Duitsers haalden brons door een overwinning tegen Estland. Op de foto is Weeke te zien met  doelman Udo Schäckermann, die ook vroeger met hem speelde bij Hamm. Een massaal bijgewoond WK overigens, met volle tribunes en schitterend weer. Bovendien noteerde men 12 500 deelnemers uit 100 waterpoloteams, het grootste aantal ooit.

Goalie Günter Kilian (1950-) plaatste zich voor de Spelen van 1968 en 1976 en verdedigde het Duitse doel tijdens de EK's van 1974 in Wenen, van 1977 in het Zweedse Jönköpping en van 1981 in Split waar de Duitsers de titel wegkaapten. Ook werd hij geselecteerd voor de WK's van 1973 in Belgrado, 1975 in Cali/Columbië, 1978 in Berlijn en 1982 in Guayaquil/Peru. Met Würzburg 05 haalde hij vijf Duitse titels tussen 1970 en 1978. Zijn tweelingbroer van Horst Kilian (1950-) werd voor de Spelen van 1976 geselecteerd.

Olympische selecties voor Peter Teicher (1944-) in 1968 en 1972. De gepensioneerde ingenieur kon er echter niet genoeg van krijgen en na zijn sportieve carrière bij SV Ludwigsburg en Cannstatt, bond hij de muts aan bij de Masters. Zijn zevental SV Cannstatt werd in 2006 in het Californische Stanford wereldkampioen bij de Senioren +55, dank zij vijf treffers van zijn hand. Peter Teicher sprokkelde tweehonderd nationale selecties.

 

Lajos Nagy (1936-) verdedigde de Duitse kleuren 1960 en 1968. Nochtans had hij voordien al zestig wedstrijden gespeeld met de Hongaarse nationale ploeg, maar in 1959 vroeg hij de Duitse nationaliteit aan. Bij de Germanen werd hij nog eens 115 keer geselecteerd. Met Rote Erde Hamm veroverde hij zeven Duitse titels (1959, 1960, 1964, 1966, 1969, 1971 en 1973). Na zijn spelersloopbaan werd hij tornooi-arts bij waterpolowedstrijden.

Selecties voor Kurt Schuhmann (1948-) in 1968 en 1972. Hij werd tien keer voor de nationale ploeg geselecteerd en kroonde met zijn club SV Würzburg 05 vijfmaal tot Duits kampioen. Beroepshalve werd hij de zaakvoerder van een televisiebedrijf en twee radiozenders.


Mexico: Oscar Familiar (1941-), Rolando Chávez (1943-), Francisco García (1947-), Germán Chávez (1943-), Carlos Morfin (1949-), Luis Guzmán (1945-), Virgilio Botella (1949-), Juan Manuel García (1951-), José Luis Vásquez (1947-), Sergio Ramos (1941-) en Daniel Gómez (1948-).

De broers Francisco García (1947-), Juan Manuel García (1951-) en Victor Garcia (1953-) lagen in 1972 op de Spelen van München samen in het water.

Francisco en Juan werden samen met Daniel Gómez (1948-) geselecteerd voor de Spelen van 1968, 1972 en 1976.

Virgilio Botella (1949-) was de jongere broer van schoonspringer Juan Botella (1941-1970), die op 15-jarige leeftijd aantrad op de Olympiade van 1956 en vier jaar later in Rome brons haalde bij het torenspringen

Japan: Tetsunosuke Ishii (1944-), Hirokatsu Kuwayama (1942-), Koji Nakano (1947-), Shuzo Yajima (1946-2006), Shigeharu Kuwabara (1940-), Haruo Sato (1945-), Kazuya Takeuchi (1941), Kunio Yonehara (1941-) en Seiya Sakamoto (1944-).

Twee selecties voor Hirokatsu Kuwayama (1942-), Shuzo Yajima (1946-2006), Koji Nakano (1947-) en Kazuya Takeuchi (1941-)


Brazilië: Ivo Carotini (1942-), Marc de Vicoso (1940-), Henrique Filellini (1939-), João Gonçalves Filho (1934-2010), Cláudio Lima (1948-), Aluísio Marsili (1947-), Arnaldo Marsili (1947-), Pedro Pinciroli Júnior (1943-), Alvaro Pires (1941-) en Fernando Sandoval (1942-).


João Gonçalves Filho (1934-2010) was vijfmaal lid van het Braziliaanse Olympische team. In 1952 sneuvelde hij met de estafetteploeg in de reeksen van de 4 x 200m vrije slag, maar haalde hij de halve finale 100m rugslag met een chrono van 1.09.7. Vier jaar later geraakte hij met een chrono van 1.07.9 niet door de reeksen van diezelfde 100m rugslag. Daarna werd hij voor de Olympische Spelen van 1960, 1964 en 1968 geselecteerd voor de Braziliaanse waterpoloploeg .


Ivo Carotini (1942-) (foto) verdiende een selectie in 1968 en 1972, hij was de broer van Paolo Carotini (1945-), die in 1964 met de Braziliaanse waterpoloploeg aantrad op de Spelen van Tokio.


Kapitein Pedro Pinciroli Júnior (1943-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1964 en 1968.

Vier jaar eerder had Alvaro Pires (1941-) een eerste Olympische selectie verdiend. In de 100m vrije slag sneuvelde hij echter in de reeksen met zijn chrono van 56.9.

Met Arnaldo (1947-) en Aluísio Marsili (1947-) had Brazilië een tweeling in zijn ploeg.


Griekenland: Ioannis Thymaras (1934-), Georgios Theodorakopoulos (1944-), Kyriakos Iosifidis (1946-), Andreas Garyfallos (1931-), Dimitrios Kougevetopoulos (1948-), Panagiotis Mathioudakis (1944-), Ioannis Palios (1946-), Georgios Palikaris (1946-), Nikolaos Tsangas (1940-), Thomas Karalogos (1951-) en Panagiotis Mikhalos (1947-2010).

Thomas Karalogos (1951-) haalde de Olympiades van 1968, 1972 en 1980, zijn broer Ioannis Karalogos (1949-) werd in 1972 geselecteerd .


Georgios Theodorakopoulos (1944-) (foto), Kyriakos Iosifidis (1946-), Dimitrios Kougevetopoulos (1948-) en Ioannis Palios (1946-) vertegenwoordigden Griekenland op de Spelen van 1968 en 1972. Sofia (1981-), de dochter van Iosifidis verdedigde de Griekse waterpolokleuren op de Spelen van 2008 in Beijing.

Panagiotis "Takis" Michalos (1947-2010) verdedigde het Griekse doel tijdens de Spelen van 1968 en 1972, op het Wereldkampioenschap van 1973 en de Europacup van 1970. Van 1963 tot 1975 stond hij in doel bij Olympiacos, waarmee hij in 1969 en 1971 de nationale titel won, waarmee de heerschappij van concurrent Ethnicos doorbroken was. Van 1979 tot 1985 coachte hij Ano Glyfada, waarmee hij in 1984 de finale van de Griekse beker haalde. Van 1985 tot 1986 coachte hij Olympiacos. In 2000 coachte hij de Griekse dames en in 2002 de mannen.

Egypte: Mohamed Abid Soliman (1945-), Salah El-Din Shalabi (1949-), Mohamed El-Bassiouni (1948-), Sameh Soliman (1941-), Galal Touny (1950-), Adel El-Moalem (1946-), Alaa El-Din El-Shafei (1950-), Khaled El-Kashef (1946-), Hossam El-Baroudi (1950-), Haroun Touny (1947-) en Ashraf Gamil (1946-)

Na vier jaar na Rome een tweede selectie voor Mohamed Abid Soliman (1945-), Adel El-Moalem (1946-) en Ashraf Gamil (1946-).

De Australische ploeg kon zich als één van de zestien ploegen plaatsen voor de Spelen van 1968 in Mexico, maar helaas voor hen mochten ze niet aantreden, als gevolg van een technisch conflict tussen het Australian Olympic Committee (AOC) en de Australian Swimming Union (ASU). Beide comités weigerden de kosten te betalen en schoven die naar elkaar door. De spelers zelf zorgden dan maar voor de nodige fondsen en nadat ze de halve wereld hadden afgereisd om uiteindelijk in Mexico aan te komen weigerde de toenmalige IOC President Avery Brundage (1887-1975) de deelname van de Aussies.

De ploeg: Tom Hoad (1940-), Graham Samuels, John Harrison (1946-), Tony Harrison, Ian Mills (1945-), Oscar Charles (1925-2008), Mick Withers (1938-), David Neesham (1946-), Bill McAtee (1943-), Nick Barnes (1943-), Bill Berge, Phillips Jnr en Dave Woods (1944-).



<< 1967
>> 1969