Chronologische geschiedenis waterpolo

1960 - Olympische Spelen van Rome

Stadio del Nuoto, het Olympisch bad van Rome, dat in 1959 werd ingehuldigd en ontworpen was door de architecten Enrico Del Nebbio (1891-1973) en Annibale Vitellozi (1902-1990).

De 16 deelnemende landen werden in 4 groepen verdeeld:

Groep A: Italië, Japan, Roemenië en Verenigde Arabische Republiek
Groep B: Argentinië, Brazilië, Duitsland en USSR
Groep C: Australië, Joegoslavië, Nederland en Zuid-Afrika
Groep D: België, Frankrijk, Hongarije en Verenigde Staten

De twee beste landen van iedere poule gingen naar de halve finale groepen 1 en 2. De nummers 1 en 2 van de halve finale groepen speelden om de medailles, de nummers 3 en 4 om de plaatsen 5 tot en met 8.

De beide Duitslanden werden door het Duitse eenheidsteam vertegenwoordigd, dat uit spelers van Oost en West bestond. Vier jaar voordien waren ook spelers uit het Saarland geselecteerd, maar dat land had zich inmiddels  bij West-Duitsland aangesloten.

Twee Belgische scheidsrechters van de partij: Julien Bauwens (1914-1981) en Fons Delahaye.

Het Belgische liedje was vlug uitgezongen, in de voorronde kregen onze landgenoten op hun donder van alle tegenstrevers: 2-3 van Frankrijk, 9-4 van Hongarije en 5-2 van de Verenigde Staten.

In de finalepoule werd Italië opnieuw verrassend winnaar. Na het 3-3 gelijkspel tegen de Sovjet Unie en de 2-1 winst tegen Joegoslavië, was de partij tegen Hongarije beslissend voor het goud. De Hongaren stonden halfweg 2-3 voor, dank zij twee treffers van Zoltan Domotor (1935-) en eentje van Lazlo Felkai (1941-2014). Franco Lavoratori (1939-2006) en Rosario Parmegiani (1937-) scoorden langs Italiaanse kant. In een hevig betwist tweede time werd niet gescoord tot de Italianen op drie minuten van het einde een penalty kregen. Rosario Parmegiani (1937-) knalde hem binnen en schreef zich met dit gouden doelpunt in de annalen van de Olympische Spelen.


Hoe goed de Hongaarse klassebak Otto Boros (1929-1988) zijn doel ook verdedigde, hier had hij geen weerwerk op de pegel die Rosario Parmegiani (1937-) vanop de strafworplijn afvuurde. De 3-3 eindstand die daarmee bereikt werd betekende meteen ook goud voor de Italianen.

Voorronde

Groep A

Japan - Verenigde Arabische Republiek: 3-3 (2-1)
Italië - Roemenië: 4-3 (2-1)
Roemenië - Verenigde Arabische Republiek: 5-0 (3-0)
Japan - Italië: 1-8 (1-2)
Italië - Verenigde Arabische Republiek: 9-4 (6-2)
Roemenië - Japan: 4-1 (1-0)

Groep B

Argentinië - Brazilië: 2-2 (0-1)
Sovjet-Unie - Duits eenheidsteam: 5-4 (4-1)
Duits eenheidsteam - Brazilië: 6-3 (3-1)
Sovjet-Unie - Argentinië: 7-4 (5-2)
Sovjet-Unie - Brazilië : 8-2 (5-1)
Duits eenheidsteam - Argentinië: 5-1 (2-0)

Groep C

Joegoslavië - Nederland: 2-1 (1-1)
Zuid-Afrika - Australië: 3-2 (1-2)
Nederland - Australië: 5-3 (2-2)
Joegoslavië - Zuid-Afrika: 7-1 (3-0)
Nederland - Zuid-Afrika: 3-3 (0-1)
Joegoslavië - Australië: 6-2 (3-1)

Groep D

België - Frankrijk: 2-3 (1-1)
Hongarije - Verenigde Staten: 7-2 (2-1)
Verenigde Staten - Frankrijk: 10-4 (3-2)
Hongarije - België: 9-4 (6-3)
Verenigde Staten - België: 5-2 (3-2)
Hongarije - Frankrijk: 11-3 (5-3)

Halve Finales

Groep 1

Sovjet-Unie - Roemenië: 3-2 (1-0)
Italië - Duits eenheidsteam: 3-0 (1-0)
Roemenië - Duits eenheidsteam: 3-3 (0-1)
Sovjet-Unie - Italië: 0-2 (0-1)

Groep 2

Hongarije - Nederland: 3-1 (2-0)
Joegoslavië - Verenigde Staten: 6-2 (3-1)
Nederland - Verenigde Staten: 6-7 (2-3)
Hongarije - Joegoslavië: 1-2 (1-1)

Finale

Plaats 5-8

Duits eenheidsteam - Verenigde Staten: 4-3 (2-1)
Roemenië - Nederland: 5-4 (3-3)
Roemenië - Verenigde Staten: 6-4 (4-1)
Nederland - Duits eenheidsteam: 5-6 (2-3)

Plaats 1-4

Sovjet-Unie - Hongarije: 3-3 (1-1)
Italië - Joegoslavië: 2-1 (1-0)
Sovjet-Unie - Joegoslavië: 4-3 (2-2)
Italië - Hongarije: 3-3 (2-3)


De Italiaanse ploeg: Danio Bardi (1937-1991), Gianni Lonzi (1938-), Brunello Spinelli (1939-), Giuseppe D' Altrui (1934-), Dante Rossi (1936-2013), coach Bandy Zolyomi, Giancarlo Guerrini (1939-), Amedeo Ambron (1930-), Franco Lavoratori (1941-2006), Salvatore Gionta (1930-), Gigi Manelli (1939-), Rosario Parmegiani (1937-) en Eraldo Pizzo (1938-).

Dante Rossi (1936-2013) werd voor de Spelen van 1960 en 1964 geselecteerd. Bij het veroveren van het goud in eigen land keepte hij vijf wedstrijden. Vier jaar later in Tokio, waar het zevental vierde eindigde, verdedigde hij het Italiaanse doel zes keer.


Giuseppe D'Altrui (1934-): werd geselecteerd voor de Spelen van 1956, 1960 en 1964. In eigen land was hij kapitein van het zevental. Hij startte als zwemmer bij RN Napoli, haalde in 1952 een nationale titel bij de junioren, maar switchte toen naar waterpolo. Hij speelde zo maar eventjes 305 wedstrijden in de Italiaanse Serie A, zonder echter ooit een titel te veroveren. Voor het nationale team werd hij 75 keer opgeroepen en in 1954 won hij met dat zevental brons op het EK. In 1960 startte zijn carrière als coach, eerst bij thuisploeg RN Napoli, later bij Mameli en Pescara. In Pescara speelde zijn zoon Marco (1964-) mee, die net als zijn vader driemaal voor het Olympisch zevental werd opgeroepen: in 1984, 1988 en 1992. Tijdens die laatste Spelen in Barcelona won zoonlief olympisch goud, net zoals vader hem dat in 1960 had voorgedaan.


Eraldo Pizzo (1938-) bijgenaamd 'Il Caimano', was één van de pijlers van het Italiaanse zevental. Hij werd de 'Pele van het waterpolo' genoemd en ook als één der beste waterpolospelers ter wereld beschouwd. Hij nam deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. Met Pro Recco speelde hij 450 wedstrijden in Serie A van de Italiaanse competitie, goed voor elf titels en een Italiaanse beker. In zijn carrière scoorde hij meer dan 1200 doelpunten. In 1960 veroverde Italië het goud. Pizzo speelde zes wedstrijden en scoorde zeven goals. In 1964 speelde hij zes wedstrijden en scoorde vijf goals. In 1968 dook hij negenmaal het water in en potte hij zo maar eventjes 29 treffers. In 1972 tenslotte speelde hij acht wedstrijden, goed voor twaalf doelpunten. Met het Italiaanse zevental haalde hij ook de Europese titels binnen van 1958, 1966 en 1970. Tijdens zijn 29-jarige loopbaan werd hij 178 keer voor de nationale ploeg geselecteerd, in München 1972 speelde hij zijn laatste partij. In de nationale competitie echter draaide hij nog tien jaar extra mee. In 1962 en 1969 kroonde hij zich tot topscorer van de Italiaanse serie A met respectievelijk 29 en 69 (!) doelpunten. Op 42-jarige leeftijd stopte hij als speler en werd hij sportief directeur van zijn club Pro Recco.


Gianni Lonzi (1938-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1960, 1964 en 1968. In de Italiaanse competitie kwam hij uit voor Rari Nantes Firenze, Rari Nantes Camogli en Pro Recco. Met die laatste ploeg speelde hij in 1967 en 1968 kampioen. In de jaren '70 trainde hij de Italiaanse ploeg, met als grootste successen het Olympisch zilver van 1976 en de Wereldtitel in 1978. In de jaren '80 trainde hij ook de Maltese ploeg. Lonzi trouwde met Antonella Ragno-Lonzi (1940-), die in 1960 brons haalde met de Italiaanse schermploeg, in 1964 individueel brons en tenslotte goud in 1972. Schoonbroer Saverio Ragno (1902-1967) was op vier Olympische Spelen goed voor drie zilveren en een gouden medaille in het schermen. In 2009 werd Lonzi opgenomen in de International Hall of Fame.


Franco Lavoratori (1941-2006) nam deel aan Olympisch Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In 1960 in eigen land speelde hij zes wedstrijden, goed voor vier treffers, in 1964 opnieuw zes wedstrijden, dit keer zonder scoren, in 1968 negen partijen met zes goals en tenslotte in München 1972 acht partijen met drie doelpunten.

Rosario Parmegiani (1937-) verdiende Olympische selecties in 1956, 1960 en 1964. In 1956 gaf de coach hem geen spelgelegenheid, maar in 1960 in eigen land was hij het feestvarken toen hij de beslissende treffer scoorde die Italië goud opleverde. In totaal nette hij tijdens dat tornooi zeven doelpunten. Nog eens vier jaar later speelde hij alle zes partijen, maar kwam hij niet tot scoren.


Danio Bardi (1937-1991) trad aan op de Olympische Spelen van 1960 en 1964. Voor Rome werd hij als laatste opgeroepen, toen hij zijn legerdienst vervulde. Met een spectaculair 'splash shot' scoorde hij de beslissende vierde treffer tegen Roemenië, waardoor Italië met 4-3 het laken naar zich toehaalde. Na zijn spelerscarrière coachte hij New York Athletic Club en het Braziliaanse Pineiro of Sao Paolo.


Salvatore Gionta (1930-) werd opgeroepen voor de Olympiades van 1952 en 1960, waar hij telkens twee wedstrijden speelde.


Giancarlo Guerrini (1939-) verdiende Olympische selecties in 1960, 1964 en 1968. In de twee partijen die hij in 1960 speelde scoorde hij driemaal. In Tokio 1964 dook hij vijfmaal het water in maar lukte hij geen treffers en tenslotte in Mexico 1968 mocht hij in negen partijen aantreden en trof hij driemaal raak.


Luigi Mannelli (1939-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1956 en 1960. In 1956 speelde hij slechts één wedstrijd, vier jaar later twee maar daarin potte hij wel vier goals. 

Het team van de Sovjet Unie dat zilver haalde: Anatoly Kartashov (1937-2005), Victor Ageyev (1936-), Vladimir Novikov (1937-1980), Vladimir Semyonov (1938-), Vyacheslav Kurennoy (1932-1992), Yrin Grigorovskiy (1939-), Boris Goykhman (1919-2005), Vevgeny Saltsyn (1929-), Leri Gogoladze (1938-), Pyotr Mshvenieradze (1929-2003) en Gibi Chikvanaja (1939-).

P'et're Mshveniyeradze (1929-2003) vertegenwoordigde zijn land op de Spelen van 1952, 1956 en 1960. Zoon Giorgy Mshveniyeradze (1960-) veroverde met het Russisch zevental goud tijdens de Spelen van 1980 in eigen land en acht jaar later in Seoel brons, de oudste zoon Nuzgari (1952-) maakte deel uit van de Russische ploeg die in Montreal 1976 achtste eindigde

Ook Boris Goykhman (1919-2005) (foto) werd in 1952, 1956 en 1960 geselecteerd, terwijl Viktor Ageyev (1936-) en Vyacheslav Kurennoy (1932-1992) hun Olympische selectie verdienden in 1956 en 1960.


Gibi Chikvanaia (1939-) en Yury Grigorovsky (1939-) werden uitverkoren voor de Olympiades van 1960 en 1968.

Vladimir Semyonov (1938-) was één van de pionnen van de Russische ploeg in 1960, 1968 en 1972.

Leri Gogoladze ook gekend als Larry Gogoladze, (1938-) werd als Georgisch staatsburger opgeroepen voor de Russische Olympische ploeg van 1960. Het was zijn enige selectie waarin hij drie wedstrijden keepte. Later werd hij Professor Mathematica aan de Universiteit van Tbilisi en in 1980 werd hij daar benoemd tot vice-rektor.


De Hongaarse ploeg die brons haalde: Dezsi Gyarmati (1927-2013), György Kárpáti (1935-), Ottó Boros (1929-1988), István Hevesi (1931-), Mihály Mayer (1933-2000), Tivadar Kanizsa (1933-1975), Zoltán Dömötör (1935-), László Felkai (1941-2014), László Jeney (1923-2006), András Katona (1941-), Kálmán Markovits (1931-2009), Péter Rusorán (1940-2012), János Konrád (1935-2014) en András Bodnár (1942-).

Dezsi Gyarmati (1927-2013) verdiende vijf selecties: 1948, 1952, 1956, 1960 en 1964. Met een chrono van 58.5 op 100m vrij werd hij in zijn tijd 's werelds snelste waterpolospeler genoemd. In totaal werd hij 108 keer geselecteerd voor het Hongaarse team. Na zijn actieve waterpolocarrière werd Gyarmati bondscoach van de Hongaarse mannen op de Spelen van 1972, 1976 en 1980. Na zijn sportieve loopbaan werd hij voor het Hongaars parlement verkozen. Hij trouwde Éva Székely (1927-), de voormalige Olympische zwemkampioene 200 meter schoolslag van 1952, waarvan hij inmiddels gescheiden is. Hun dochter Andrea Gyarmati (1954-) veroverde twee Olympische medailles tijdens de Spelen van 1972, in vlinderslag en rugcrawl. Ook was ze wereldrecordhoudster over 100 meter vlinderslag. Andrea trouwde met en scheidde van Mihály Hesz (1943-), die in 1968 Olympisch kampioen kano werd.

Ottó Boros (1929-1988) nam deel aan de Spelen van 1956, 1960 en 1964. Hij speelde 101 wedstrijden voor het Hongaarse team, in 1954, 1958 en 1962 haalde dat zevental de Europese titel.

István Hevesi (1931-) nam deel aan de Spelen van 1956 en 1960. Voor het Hongaarse zevental werd hij 73 keer opgeroepen en in 1954 en 1958 won hij met de Hongaarse ploeg brons tijdens het EK.

Mihály Mayer (1933-2000) was van de partij in 1956, 1960, 1964 en 1968 als speler. Daarna werd hij aangesteld als coach, maar door de Russische boycot miste zijn team de Spelen van Los Angeles. In 1980 in Moskou eindigde het Hongaars zevental als derde onder zijn leiding, maar vier jaar later in Seoel coachte hij hen naar goud. Hij werd opgenomen in de International Hall of Fame.

Drie legendarische Hongaren: Kalman Markovits, Tivadar Kanizsa en György Karpati

Kálmán Markovits (1931-2009) verdiende selecties in 1952, 1956 en 1960. Hij werd 132 keer opgeroepen voor de nationale ploeg. Na zijn sportieve loopbaan coachte hij o.a. CN Barcelona, waarmee hij in 1981 de Supercup won. Hij was getrouwd met Katalin Szöke (1935-), die in Melbourne goud haalde op de 100 en de 4 x 100m vrije slag, dit laatste nummer met een wereldrecord. Hun zoon László Markovits (1970-) werd geselecteerd voor het tennis op de Spelen van 1988 en 1996. Later scheidde Markovits van Szöke, die hertrouwde met zijn ploegmaat Arpad Domjan. Katalin Szölke was de dochter van Márton Homonnai (1906-1966), die in 1924, 1928, 1932 en 1936 de Hongaarse waterpolokleuren verdedigd had. Ze nam echter de naam van haar moeder aan, omdat haar vader omwille van oorlogsmisdaden naar Argentinië gevlucht was. Na de Spelen in Melbourne vluchtte ze met Markovits naar de Verenigde Staten waar ze ook trouwden.

Tivadar Kanizsa (1933-1975) werd geselecteerd voor de Spelen van 1956, 1960 en 1964.  Hij speelde 103 wedstrijden met de Hongaarse ploeg en in 1958 en 1962 was hij één van de spelers die brons wonnen op het EK. Met zijn ploeg Szolnok won Kanizsa de Hongaarse titel in 1954, 1957, 1958, 1959, 1961 en 1964. In 1957 haalde hij ook goud tijdens de nationale kampioenschappen 400 en 1500m vrije slag. Amper 42 jaar oud verloor hij het leven bij een auto ongeval.

Vier Olympische selecties voor György Kárpáti (1935-): 1952, 1956, 1960 en 1964. In 1954, 1958 en 1962 kroonde hij zich met het nationaal zevental tot Europees kampioen. In totaal werd hij voor Hongarije in 165 wedstrijden opgeroepen. Met thuisploeg Ferencváros Budapest won Kárpáty de Hongaarse titel in 1956, 1962, 1963, 1965 en 1968. Amper 17 jaar oud won hij zijn eerste Olympisch goud . in 1952.

Zoltán Dömötör (1935-) verdiende Olympische selecties in 1960, 1964 en 1968. Tijdens zijn eerste Spelen speelde hij zes wedstrijden en scoorde hij negen treffers, waarvan twee in de beslissende partij tegen Italië. Vier jaar later dook hij zes keer het water in en nette hij zeven goals. In 1968 tenslotte speelde hij alle acht wedstrijden, goed voor twee treffers.

László Felkai (1941-2014) werd opgeroepen voor de Spelen van 1960, 1964 en 1968. Tijdens dat eerste optreden probeerde hij het ook op 200m schoolslag, maar sneuvelde hij in de reeksen. In de polocompetitie mocht hij driemaal het water in en potte hij vier goals. Vier jaar later speelde hij zes wedstrijden, goed voor evenveel treffers en nog eens vier jaar later speelde hij alle acht partijen en nette hij zo maar eventjes 24 treffers.

Vier caps voor László Jeney (1923-2006) 1948, 1952, 1956 en 1960. In totaal werd hij 64 keer uitverkoren voor de nationale ploeg, met een Europese titel in 1954 en 1958.


Péter Rusorán (1940-2012) verdedigde de Hongaarse kleuren tijdens de Spelen van 1960 en 1964. In 1960 speelde hij slechts twee partijen maar trof hij zesmaal raak. Vier jaar later alle zes wedstrijden, goed voor acht goals.

Olympische caps voor János Konrád (1941-2014) in 1960, 1964 en 1968. Tijdens zijn eerste Spelen schreef hij ook in op de 100m rugslag, maar daarin geraakte hij niet door de reeksen.

András Bodnár (1942-) was er viermaal bij, in 1960, 1964, 1968 en 1972. Op die laatste Spelen in München speelde hij alle acht wedstrijden en scoorde hij zeven doelpunten. In 1960 werd hij met 20.22.2 uitgeschakeld in de reeksen van de 1500m vrije slag, in 1964 met 5.03.7 in de eerste ronde van de 400m vrije slag. In 1973 maakte hij deel uit van het zevental dat de eerste wereldtitel voor landenteams won en één jaartje later haalde hij met zijn maats ook de Europese titel binnen. In 1975 startte hij een artsenpraktijk aan de Universiteit van Semmelweis.

Joegoslavië: Milan Muškatirovic (1934-1993), Hrvoje Kacic (1932-), Zlatko Šimenc (1938-), Zdravko Ježic (1931-2005), Zlatko Šimenc (1934-), Ante Nardelli (1937-1995), Mirko Sandic (1942-2006) en Božidar Stanišic (1938-2014).

Milan Muškatirovic (1934-1993) verdedigde het Joegoslavische doel op de Spelen van 1960 en 1964. In 1958, was hij al van de partij toen zijn zevental Europees goud veroverde. Met Partizan Belgrado won hij de Europese titel in 1964 en 1966. In 1959 studeerde hij af aan de Universiteit van Belgrado, waar hij in 1965 tot Professor Organische Scheikunde benoemd werd.


Hrvoje Kacic (1932-) was amper 18 jaar oud toen hij in 1950 met het Joegoslavisch zevental brons veroverde op het EK. Hij viel echter in ongenade en het communistische regime nam zijn paspoort driemaal in beslag. In 1952 belandde hij in de gevangenis, waardoor hij niet aan de Spelen van 1952 kon deelnemen. Hij werd zelfs van de Universiteit gegooid. In 1956 werd hij dan toch opgeroepen voor de Spelen van Melbourne, waar zijn vriend Ivo Štakula (1923-1958) het hazenpad koos en overliep naar het Westen. In 1957 werd hij in Kroatië verkozen tot sportman van het jaar en in 1959 was hij lid van het zevental dat goud haalde op de Mediterane Spelen. Inmiddels had hij in 1956 zijn diploma Rechten gehaald en negen jaar later verdedigde hij met succes zijn doctoraatsthesis aan de Universiteit van Zagreb. Bij de eerste democratische verkiezingen van 1990 werd hij als onafhankelijke verkozen voor het Kroatisch parlement.

Zlatko Šimenc (1938-) werd opgeroepen voor de Spelen van 1960 en 1964. Tijdens die laatste editie in Tokio haalde het zevental zilver. Zijn zoon Dubravko (1966-) kreeg een oproepingsbrief in de bus voor de Olympiades van 1988, 1996, 2000 en 2004, die hem een gouden en zilveren medaille opleverden. Zoonlief speelde voor Mladost, Zagreb en de Italiaanse ploegen CUS d'Annunzio Pescara en Chiavari Nuoto. de vader bleef heel zijn loopbaan bij Mladost Zagreb.

Zdravko 'Pusko' Ježic (1931-2005) werd voor de Olympiades van 1952, 1956 en 1960 opgeroepen. Tijdens die eerste editie in Helsinki droeg hij als 21-jarige de nationale vlag tijdens de openingsceremonie, was hij kapitein van het zevental, speelde hij alle negen wedstrijden en haalde zijn ploeg de tweede plaats. Vier jaar later in Melbourne hetzelfde eremetaal en was hij alle zeven wedstrijden van de partij. Op de Spelen van Rome speelde hij niet alleen de zeven wedstrijden maar scoorde hij ook vier doelpunten. Hij werd 113 keer opgeroepen voor de Joegoslavische ploeg en trad in meer dan 400 wedstrijden aan voor zijn thuisploeg Mladost Zagreb, waarmee hij zo maar eventjes zeven Europese titels won, het grootste aantal ooit door één club. Na zijn sportieve carrière verhuisde hij naar de Verenigde Staten waar hij in Ann Arbor technisch directeur werd bij Dow Chemical en trainer van het waterpoloteam van de Michigan University. In 1996 benoemde men hem tot Professor aan de School of Chemical Engineering and Materials Science van de University of Oklahoma. Hij stierf op 19 juni 2005 in Long Island, New York na een lange strijd tegen kanker.

Marijan Žužej (1934-2011) werd als Kroaat voor de Joegoslavische Olympische ploeg geselecteerd in 1956 en 1960. Tijdens dat eerste optreden speelde hij alle zeven partijen, vier jaar later opnieuw alle zeven, maar scoorde hij ook zes doelpunten.

Mirko Sandic (1942-2006) nam als Serviër voor Joegoslavië deel aan de Spelen van 1960, 1964, 1968 en 1972. In totaal veroverde hij 235 caps en scoorde hij meer dan 250 doelpunten. Met Partizan Belgrado, waar hij meer dan 1000 wedstrijden speelde, won hij elf nationale titels, zeven Joegoslavische bekerfinales en vijf keer de Europabeker. Op de EK's van 1966 en 1970 eindigde hij derde met de Joegoslavische ploeg. Na zijn spelerscarrière werd hij trainer van de nationale teams van Egypte, Maleisië en Singapore. In 1999 werd hij opgenomen in de International Hall of Fame. Hij werd verkozen voor het Joegoslavisch Olympisch Comité in 1987 en was Voorzitter van het Servisch Comité van 1996- tot 2003. Eigenaardig genoeg werd zijn doodsoorzaak nooit vrijgegeven.

Božidar Stanišic (1938-2014) verdiende zijn Olympische selectie in 1960 en 1964. In Montenegro was hij een legende en hij werd dan ook tot beste speler van Montenegro gekroond in 1959, 1961, 1963 en 1965.

Ook Ante Nardelli (1937-1995) werd gekozen voor de Olympiades van 1960 en 1964.


Het zevental van Roemenië: Anatol Grintescu (1939-2014), Alexandru Szabo (1937-), Gavrila Blajek (1939-), Mircea Stefanescu (1936-), Stefan Kroner (1939-), Alexandru Badita (1937-) en Aurel Zahan (1938-2010).


Mircea Stefànescu (1936-) (foto 1), Stefan Kroner (1939-) en Anatol Grincescu (1939-2014) (foto 2) werden geselecteerd voor de Spelen van 1960 en 1964. Grintescu werd later voorzitter van de Roemeense zwembond en vijzelde zijn olympische deelnames daarmee op naar zes.

Alexandru Badita (1937-) speelde polo op de Olympische Spelen van 1956 en 1960.

Aurel Zahan (1938-2010) nam deel aan de Olympische Spelen van 1956, 1960 en 1964. Hij was een uitstekend zwemmer en zwom heel wat titels en records bij de junioren. In 1956 was hij amper 18 jaar toen hij zijn eerste Olympiade betwistte. In totaal haalde hij meer dan tweehonderd nationale selecties en met zijn ploeg Dinamo Boekarest won hij 15 nationale titels. Na zijn spelersloopbaan werd hij eerst trainer van IEFS Boekarest, nadien van C.S Triumf Boekarest waarna hij Rote Erde Hamm tweemaal naar een Duitse titel coachte.

Alexandru Szabo (1937-) werd net als Zahan voor de Spelen van 1956, 1960 en 1964 uitverkoren. Hij trouwde met Olga Orban-Szabo (1938-) die voor Roemenië deelnam aan de Olympische Spelen van 1956, 1960, 1964, 1968 en 1972 en daar één zilveren en twee bronzen plakken won in het schermen.

Een foto uit de halve finale, waarin Italië Duitsland het nakijken gaf met 3-0

Duits eenheidsteam: Hans Hoffmeister (1936-), Achim Schneider (1934-), Hans Schepers (1930-2012), Bernd Strasser (1936-), Lajos Nagy (1936-), Friedhelm Osselmann (1936-), Dieter Seiz (1938-), Emil Bildstein (1931-) en Jürgen Honig (1940-).

Hans Hoffmeister (1936-) trad voor Duitsland aan op de Spelen van 1960, 1968 en 1972. Tussen 1955 en 1971 werd hij met SC Rote Erde Hamm acht keer Duits kampioen. Daarna coachte hij Hamm en stapte nadien over naar Bayer Uerdingen. In 1953 was hij van Oost- naar West-Duitsland gevlucht. En hoewel hij de 50m vrij aflegde in 25 sec. en daardoor één van de snellere Duitse spelers was, verkoos hij toch het doel te verdedigen

Achim Schneider (1934-) was lid van het Duitse team in 1956 en 1960. Zijn vader Hans-Joachim (1909-1972) had hem dat in 1936 voorgedaan. Met zijn team Duisburg 98 kroonde Achim zich tot Duits kampioen in 1958, 1961 en 1962.

Lajos Nagy (1936-) verdedigde de Duitse kleuren in 1960 en 1968. Nochtans had hij voordien al zestig wedstrijden gespeeld met de Hongaarse nationale ploeg, maar in 1959 vroeg hij de Duitse nationaliteit aan. Bij de Germanen werd hij nog eens 115 keer geselecteerd. Met Rote Erde Hamm veroverde hij zeven Duitse titels (1959, 1960, 1964, 1966, 1969, 1971 en 1973). Na zijn spelersloopbaan werd hij arts bij waterpolowedstrijden.


Friedhelm Osselmann (1934-) was er bij in 1956 en 1960. Met ASC Duisburg haalde hij de Duitse titel in 1957, 1963 en 1965. Hij trouwde de zwemster Birgit Klomp (1940-), die op de Spelen van Melbourne in 1956 met de Duitse ploeg vierde werd in de 4x100m vrije slag en hun zoon Rainer (1960-) speelde voor het Duitse waterpoloteam op de Spelen van 1984 en 1988 met brons in Los Angeles.

Emil Bildstein (1931-) was de Duitse goalie op de Olympische Spelen van 1952, 1956 en 1960

De Amerikaanse ploeg: Ron Volmer (1935-), Chuck Bittick (1939-2005), Ace Burns (1928-1990), Bob Horn (1931-), Gordie Hall (1935-), Ron Crawford (1939-2015), Chick Mcllroy (1938-), Fred Tissue (1938-), Ron Severa (1936-), Charles McIlroy (1938-) en Wally Wolf (1930-1997).


 
Ronald Crawford (1939-2015) verdiende selecties in 1960, 1964 en 1968. In Rome speelde hij zes wedstrijden en scoorde hij vijfmaal, in Tokio en Mexico tekens drie partijen en telkens vier goals. Na de Spelen van 1960 kreeg hij een beurs aangeboden van de California Long Beach State University, waar hij zijn sport met studie combineerde.

Wally Wolf, Jr. (1930-1997) werd in 1948 en 1952 voor de Olympische zwemploeg geselecteerd en haalde in Londen goud met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later was hij opnieuw van de partij, hielp zijn team in de finale, maar mocht daarin niet aantreden. Tijdens de Spelen van 1956 en 1960 trad hij aan met het waterpoloteam. Wolf werd later een succesvol advocaat in Los Angeles en had onder andere de bekende TV vedette Johnny Carson (1925-2005) onder zijn cliënteel.

Robert Horn (1931-) was in 1956 en 1960 van de partij. Nadien werd hij 28 jaar lang een zeer succesvolle coach, zo haalde hij met de Bruins drie NCAA titels, en won hij met UCLA dertien kampioenschappen met in 1988 ook de nationale titels met dat zevental als hoogtepunt. Hij loodste de Bruins naar vijftig opeenvolgende overwinningen en kon in zijn hele carrière zo maar eventjes 487 overwinningen voorleggen.


Marvin Burns (1928-1990) zn Ronald Severa (1936-) (foto) tekenden in 1956 en 1960 present

Charles McIlroy (1938-) werd door de Amerikaanse coach tweemaal olympisch geselecteerd, in 1960 en 1964.

De 21-jarige Frederick Tisue (1938-) werd met twaalf treffers topscorer van het toernooi bij de Amerikanen, maar werd nadien eigenaardig genoeg nooit meer opgeroepen. 


Het Nederlandse zevental: Fred van Dorp (1938-), Henk Hermsen (1937-), Ben Kniest (1927-1992), Bram Leenards (1940-), Hans Muller (1937-2015), Harro Ran (1937-1990), Harry Lamme (1935-), Harry Vriend (1938-) en Fred van der Zwan (1935-).

 

Olympische selecties voor Bram Leenards (1940-) in 1960 en 1964.

Ben Kniest (1927-1992), Hans Muller (1937-2015) en Henk Hermsen (1937-) speelden op de Olympiades van 1960 en 1964, Henk Hermsen is de broer van André Hermsen (1942-) die geselecteerd werd voor de Spelen van 1968 en van Wim Hermsen (1947-) die in 1972 werd opgeroepen.

Harry Vriend (1938-) werd eveneens voor de Spelen van 1960 en 1964 opgeroepen. Hij was de broer van Wim Vriend (1941-), die op de Olympiade van 1964 samen met zijn broer in het water lag. In de jaren '70 werd Harry Vriend bondscoach, daarna werkte hij als commentator voor zwemmen en waterpolo bij NOS Studio Sport.

Fred van Dorp (1938-) trad aan op de Spelen van 1960, 1964 en 1968. Tijdens die laatste editie in Mexico was hij vlaggendrager van de Nederlandse delegatie in de openingsceremonie. Na zijn actieve waterpolo-carrière floot van Dorp heel wat internationale wedstrijden als scheidsrechter Zijn broer Tony van Dorp (1936-2010) verdiende een selectie voor de Spelen van 1964 en 1968, eigenaardig genoeg voor het Amerikaans zevental.


De Nederlandse coaches Cor Braasem (1929-2009) en Frans Kuyper gaven hier de laatste richtlijnen aan hun zevental.

Argentinië: Diego Wolf (1934-), Jorge Lucey (1932-), Alfredo Carnovali (1937-), Roberto Fischer (1936-), Pedro Consuegra (1930-), Ernesto Parga (1930-) en Osvaldo Codaro (1930-).

 

Uiteraard werd Osvaldo Codaro (1930-) voor de Argentijnse ploeg geselecteerd voor de Spelen van 1948, 1952 en 1960. Hij werd immers als beste Argentijnse speler beschouwd in de jaren '50 en '60. Eerst zwom hij in competitie voor Club Atlético Independiente, maar schakelde al vlug over bij dezelfde club. Nadien verhuisde hij naar Club Comunicaciones en later naar Boca Juniors. Hij won met het Argentijnse zevental goud op de Pan-American Games van 1951 in Buenos Aires en die van Mexico in 1955.


Zuid-Afrika: William Aucamp (1932-1992), Ron Meredith (1932-), Leon Nahon (1938-), Frank Butler (1932-), Wally Voges (1936-), Ronald Tinkler (1934-), Stephanus Botha (1931-), Robert Schwartz (1939-) en Alan Brown (1937-).

William Aucamp (1932-1992) en Ron Meredith (1932-) speelden met de Zuidafrikaanse ploeg op de Spelen van 1952 en 1960.

Zijn naam doet het misschien niet vermoeden, maar Leon Nahon (1938-) werd in het Italiaanse Firenze geboren.

Frankrijk met zeven spelers van Straatsburg: Roland Moellé (1940-), René Daubinet (1933-), Alex Jany (1929-2001), Claude Haas (1933-), Claude Greder (1934-2005), Roger Neubauer (1938-), Charles Lambert (1932-1990), Gérard Faetibold (1932-), André Lochon (1932-), Jacques Meslier (1928-) en Jean-Paul Weil (1941-).


Voor Alex Jany (1929-2001), zoon van een zwembadirekteur, een eerste waterpolo selectie in 1960, maar op de Spelen van 1948 in Londen was hij met 4.51.4 zesde geëindigd in de finale 400m vrije slag,  met 58.3 vijfde in finale 100m vrije slag, en veroverde hij met een chrono van 9.08.0 brons met het estafetteteam in 4 x 200m vrije slag. In 1952 op de Spelen van Helsinki met 58.9 vierde in halve finale 100m vrije slag en met 8.45.9 opnieuw brons in 4 x 200m vrije slag. In eigen land won hij 28 zwemtitels. Hij was de broer van de zwemster Ginette Jany-Sendral (1932-) die Frankrijk vertegenwoordigde op de Olympiades van 1948,1952 en 1956. Alex Jany stierf in 2001 aan longkanker in Marseille. Hij werd opgenomen in de International Hall of Fame, in Frankrijk dragen heel wat zwembaden zijn naam en in 2006 werd in Marseille de 'place Alex Jany' geopend.

Verenigde Arabische Republiek: Mohamed Abdel Aziz Khalifa (1925-), Amin Abdel Rahman (1941-), Ibrahim Abdel Rahman (1940-), Mohamed Azmi (1921-), Moustafa Bakri (1939-), Moukhtar Hussain El-Gamal (1935-), Gamal El-Nazer (1930-), Dorri El-Said (1927-), Abdel Aziz El-Shafei (1931-) en Mohamed Abdel Hafiz (1939-).

Mohamed Abdel Aziz Khalifa (1925-) werd in 1952 en 1956 reeds voor de Spelen geselecteerd, maar trad toen aan voor Egypte. In Londen was hij ook lid van de 4 x 200m vrije slag.

Dorri El-Said (1927-) nam deel aan de Olympiades van 1948, 1952 en 1960. De twee eerste edities was hij nog lid van de Egyptische ploeg, nu vertegenwoordigde hij de VAR. Tijdens die twee vorige edities waagde hij ook zijn kans in het koninginnennummer, maar strandde toen in de reeksen.

Ibrahim Abdel Rahman (1942-) Amin Abdel Rahman (1941-) en Moukhtar Hussain El-Gamal (1935-) traden  in 1960 aan voor de VAR, vier jaar later werden ze voor Egypte geselecteerd.

Abdel Aziz El-Shafei (1931-) vertegenwoordigde Egypte in 1952, nu de VAR. In Helsinki zwom hij ook de 100m vrije slag, maar geraakte hij niet door de eerste ronde.

Japan: Mineo Kato (1934-), Kanji Asanuma (1934-), Takanao Sato (1933-), Yoji Shimizu (1941-), Motonobu Miyamura (1936-), Shigenobu Fujimoto (1939-) en Koki Takagi (1936-)

Mineo Kato (1934-), Yoji Shimizu (1941-), Shigenobu Fujimoto (1939-) en Koki Takagi (1936-) werden olympische geselecteerd in 1960 en 1964.

Brazilië: Jorge Cruz (1926-), Alvarez da Cruz Filho (1926-), Roland da Cruz (1930-), Luiz Daniel (1936-), Hilton de Almeida (1933-), Mario dos Santos (1934-), João Gonçalves Filho (1934-2010), Adhemar Grijó Filho (1931-) en Henry Samson (1927-).

João Gonçalves Filho (1934-2010) was vijfmaal lid van het Braziliaanse Olympische team. In 1952 sneuvelde hij met de estafetteploeg in de 4 x 200m vrije slag, maar haalde hij de halve finale 100m rugslag met een chrono van 1.09.7. Vier jaar later geraakte hij met 1.07.9 niet door de reeksen. Daarna werd hij voor de Olympische Spelen van 1960, 1964 en 1968 geselecteerd voor de Braziliaanse waterpoloploeg.

Luiz Daniel (1936-) was in 1960 en 1964 olympisch aktief.


Olympische selecties voor Mario dos Santos (1934-) in 1952, 1960 en 1964.

Adhemar Grijó Filho (1931-) was lid van het Brazilaanse team tijdens de Spelen van 1960 en 1964. In 1952 stond hij als zwemmer ingeschreven maar sneuvelde hij met een tijd van 2.47.6 in de reeksen 200m schoolslag.

Australië: Michael Withers (1938-), Graeme Sherman (1937-), Keith Whitehead (1931-), John O'Brien (1931-), Ted Pierce (1933-), Dick Thornett (1940-2011), Tom Hoad (1940-), Allan Charleston (1934-), Keith Wiegard (1938-) en Des Clark (1941-).


Tom Hoad (1940-) speelde voor het Australisch Olympisch zevental in 1960, 1964, 1968 en 1972. In 1976, 1980, 1984 en 1988 coachte hij de Olympische ploeg van zijn land. In de nationale competitie was hij de coach van de Fremantle Mariners, die hij naar drie nationale titels en negen opeenvolgende finales leidde.

Drie Olympische selecties voor goalie Michael Withers (1938-): 1960,1964 en 1972, die 149 keer werd opgeroepen voor het nationale zevental.

Keith Whitehead (1931-) (foto) en John O'Brien (1931-) deden mee in 1956 en 1960.

Ook drie selecties voor Ted Pierce (1933-): 1956, 1960 en 1964.

België: Bruno De Hesselle (1941-), Jozef Smits (1930-), Roger De Wilde (1940-), Jacques Caufrier (1942-2012), Nicolas Dumont (1940-), Karel De Vis (1937-) en Léon Pickers (1937-).

 

Jacques Caufrier (1942-2012) werd ook opgeroepen voor de Spelen van Tokio vier jaar later. Na zijn spelerscarrière werd hij een gewaardeerd scheidsrechter, werd hij ook tot bondsvoorzitter verkozen  en nam hij de nationale waterpoloploeg en verschillende clubteams in handen.


Bruno De Hesselle (1941-), Roger De Wilde (1940-) (foto), Nicolas Dumont (1940-), Karel De Vis (1937-), Léon Pickers (1937-1967) verdedigden de Belgische kleuren vier jaar later in Tokio opnieuw.

Jozef Smits (1930-) verdiende in 1952 al een selectie .

De piepjonge Belgische ploeg bracht er in Rome weinig van terecht. Drie nederlagen in de voorronde: 2-3 tegen Frankrijk, 9-4 tegen Hongarije en 5-2 tegen de Verenigde Staten. Daarmee eindigde het zevental roemloos als laatste.

.

<< 1959
>> 1961