Chronologische geschiedenis van het waterpolo

1956 - Olympische Spelen in Melbourne


Het Olympisch zwembad van Melbourne dat de geschiedenis zou halen met de ruwst gespeelde wedstrijd ooit. Toch willen we u de eindconclusie van het lokale Olympisch comité niet weerhouden:

"The general standard of play throughout the tournament was clean and fast and the control of play by the referees most satisfactory."

Dat noemt men dan 'zaken verbloemen'.

Op de Spelen van Melbourne werden de tien deelnemende landen verdeeld over drie groepen:

Groep A: Australië, Joegoslavië, Roemenië en USSR

Groep B: Groot-Brittannië, Hongarije en Verenigde Staten

Groep C: West-Duitsland, Italië en Singapore

 De twee beste landen van iedere groep stootten door naar de finale ronde, de overige landen speelden voor de plaatsen 7 t/m 10.

De Belg Julien Bauwens (1914-1981) floot de openingsmatch tussen Roemenië en Australië

Voorronde

Groep A

Roemenië - Australië: 4-2 (2-1)

Joegoslavië - Sovjet-Unie: 3-2 (2-1)

Sovjet-Unie - Roemenië: 4-3 (2-1)

Joegoslavië - Australië: 9-1 (5-0)

Joegoslavië - Roemenië: 3-2 (2-2)

Sovjet-Unie - Australië: 3-0 (1-0)

Groep B

Verenigde Staten - Groot-Brittannië: 5-3 (3-3)

Hongarije - Groot-Brittannië: 6-1 (4-0)

Hongarije - Verenigde Staten: 6-2 (6-2)

Groep C

Duits eenheidsteam - Singapore: 5-1 (2-0)

Italië - Singapore: 7-1 (3-1)

Italië - Duits eenheidsteam: 4-2 (1-1)

Finale ronde

Plaats 1 tot 6

Italië - Sovjet-Unie: 2-3 (2-3)

Joegoslavië - Verenigde Staten: 5-1 (3-0)

Verenigde Staten - Duits eenheidsteam: 4-3 (2-2)

Hongarije - Italië: 4-0 (3-0)

Joegoslavië - Duits eenheidsteam: 2-2 (1-2)

Verenigde Staten - Italië: 2-3 (1-1)

Sovjet-Unie - Verenigde Staten: 3-1 (2-0)

Hongarije - Duits eenheidsteam: 4-0 (2-0)

Sovjet-Unie - Hongarije: 0-4 (0-2)

Joegoslavië - Italië: 2-1 (1-1)

Sovjet-Unie - Duits eenheidsteam: 6-4 (3-3)

Joegoslavië - Hongarije: 1-2 (0-2)

Plaats 7 tot 10

Groot-Brittannië - Singapore: 11-5 (6-2)

Groot-Brittannië - Australië: 5-2 (3-1)

Roemenië - Singapore: 15-1 (8-0)

Groot-Brittannië - Roemenië: 5-2 (4-1)

Australië - Singapore: 3-2 (1-1)

Roemenië - Australië: 4-2 (3-1)

Wie anders dan Hongarije als winnaar, met opnieuw Joegoslavië op plaats twee en de Sovjet Unie als derde. Hongarije won in de finalepoule met 4-0 van Italië en versloeg ook Duitsland en Rusland met dezelfde cijfers. De Joegoslaven kregen met 2-1 het nakijken, en daarmee scoorden de Magyaren een vijf op vijf. Iedereen heeft het altijd over de wedstrijd Sovjet-Unie - Hongarije, die als meest brutale aller tijden bestempeld wordt, maar de laatste partij tussen Joegoslavië en Hongarije was de topwedstrijd van het tornooi. De Hongaren hadden genoeg aan een gelijkspel om de titel te halen, wonnen de Joegoslaven dan veroverden zij het goud. En het heeft erom gespannen, in een ontzettend knappe partij keepte de Hongaarse goalie Ottó Boros (1929-1988) briljant en vlekkeloos waardoor hij zijn zevental de overwinning schonk.

Een verrassing was het niet dat de wedstrijd tussen Hongarije en de Sovjet-Unie een emotionele aangelegenheid zou worden, om de opstand te onderdrukken waren de Russen drie weken voordien Hongarije binnengevallen. De ironie van het lot bepaalde dat de wedstrijd door een neutrale Zweedse scheidsrechter werd geleid. De Hongaren waren uit op revanche en de partij had meer weg van een kleine bloedige oorlog met ontzettend veel geweld. In de laatste minuut bokste de Rus Valentin Prokopov (1929-) het oog van de Hongaar Ervin Zador (1935-2012) open. Reden genoeg voor de scheidsrechter om de partij af te fluiten. De 4-0 van dat ogenblik bleef als einduitslag behouden. Onder gewapende politiebegeleiding moesten de Russen het bad verlaten, ook al om het gevecht niet buiten het zwembad te laten hervatten. De 5.500 aanwezige toeschouwers hadden zich immers volledig tegen de Russen gekeerd.

Na de wedstrijd vertelde Ervin Zádor (1935-2012):

"Wij voelden dat we niet alleen voor onszelf aan het spelen waren, maar voor alle Hongaren. Deze wedstrijd was de enige manier om terug te vechten tegen de Russische inval."

Zador wordt overigens beschouwd als één der grootste waterpolospelers aller tijden. In Melbourne was hij 21 jaar en scoorde hij in de strijd tegen de Russen twee van de vier doelpunten. Ook was hij één van de zes Hongaren die na de Spelen naar het Westen vluchtte, maar wel de enige die nooit terugkeerde. Ook niet toen de Hongaarse regering hem in september 2006 uitnodigde om in Boedapest de vijftigste verjaardag van die heugelijke overwinning te vieren. Hij week uit naar de Verenigde Staten waar hij zwemcoach werd. Mark Spitz (1950-) was één van de talenten die hij klaarstoomde.


 
De enige bekommernis van de hevig bloedende Ervin Zádor (1935-2012): "kan ik de volgende wedstrijd spelen?"


In April 2006 vond de première plaats van de film Freedom's Fury, met Lucy Liu (1968-) en Quentin Tarantino (1963-) als producers. De film was een documentaire over de fameuze Russische invasie in 1956, met de waterpolowedstrijd als één van de hoogtepunten. De documentaire volgde de geschiedenis van de jonge ster Ervin Zádor (1935-2012). Mark Spitz (1950-) sprak het verhaal van Freedom's Fury in.

De Hongaarse winnaars: Istvan Hevesi (1931-), Laszlo Jeney (1923-2006), Kalman Markovits (1931-2009), Antal Bolvari (1932-), Tivadar Kanizsa (1933-1975), Mihaly Mayer (1933-2000), Otto Boros (1919-1988). Dezso Gyarmati (1927-2013), Istvan Szivos Sr. (1920-1992), Gyorgy Karpati (1935-) en Ervin Zador (1935-2012).

Antal Bolvári (1931-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1952 en 1956

Kálmán Markovits (1931-2009) verdiende drie selecties: 1952, 1956 en 1960. Hij trouwde met Katalin Szöke (1935-), die in Melbourne goud haalde op de 100m vrije slag en de 4 x 100m vrije slag, dit laatste nummer met een wereldrecord. Katalin Szöke was dan weer de dochter van Márton Homonnai, (1906-1969), die in 1924, 1928, 1932 en 1936 de Hongaarse waterpolokleuren verdedigde. Ze nam echter de naam van haar moeder aan, omdat papa omwille van oorlogsmisdaden naar Argentinië gevlucht was. Na Melbourne vluchtte ze zelf met Markovits naar de Verenigde Staten waar ze trouwden. Later scheidden ze en  Szöke hertrouwde met Arpad Domjan, een van de ploegmaats van haar ex. In 1966 trok Markovits zich terug als speler en werkte hij zijn studies Lichamelijke Opvoeding af. Daarop werd hij aangeduid als coach van het Hongaarse zevental dat tijdens de Olympische Spelen van Mexico 'slechts' brons haalde. Vervolgens coachte hij de Mexicaanse waterpoloploeg tot 1976, waarna hij ploegen uit Mexico, Spanje en Hongarije onder zijn hoede. Zo haalde hij met CN Barcelona in 1981 de Super Cup. In 1994 werd hij opgenomen in de International Swimming Hall of Fame. Na zijn scheiding hertrouwde Markovits met Márta Balogh (1943-), wereldkampioene met de Hongaarse handbalploeg, hun zoon László Markovits (1970-) werd geselecteerd voor het tennis op de Spelen van 1988 en 1996.


Ottó Boros (1929-1988), de held van de finale verdedigde het Hongaarse doel op de Spelen van 1956, 1960 en 1964.

Dezsö Gyarmati (1927-2013) verdiende vijf selecties: 1948, 1952, 1956, 1960 en 1964. Na zijn actieve waterpolocarrière werd Gyarmati bondscoach van de Hongaarse mannen tijdens de spelen van 1972, 1976 en 1980. Hij trouwde met Éva Székely (1927-), een voormalige Olympisch kampioen  van 1952 op de 200 meter schoolslag. Samen hebben ze een dochter Andrea Gyarmati (1954-), zij veroverde twee medailles op de spelen van 1972 in vlinderslag en rugcrawl. Ook was ze wereldrecordhoudster over 100m vlinderslag.

István Hevesi (1931-) nam deel aan de Spelen van 1956 en 1960.


Tivadar Kanizsa (1933-1975) werd driemaal geselecteerd: voor de Spelen van 1956, 1960 en 1964. In totaal speelde hij 103 interlands en met zijn thuisclub Szolnok won hij het Hongaars kampioenschap in 1954, 1957, 1958, 1959, 1961 en 1964. In 1957 had hij ook de Hongaarse zwemtitels over 400 en 1.500m vrije slag binnengehaald. Hij stierf op 42-jarige leeftijd bij een auto ongeluk.

László Jeney (1923-2006) verdiende caps in 1948, 1952, 1956 en 1960.

György Kárpáti (1935-) werd viermaal verkozen: 1952, 1956, 1960 en 1964. Kárpáti had heel wat zwemvermogen en werd in die tijd aanzien als de snelste waterpolospeler. Hij was amper zeventien toen hij in 1952 zijn eerste Olympiade betwistte en meteen ook goud veroverde. In 1954 en 1962 hielp hij Hongarije ook het EK winnen.

 

Mihály Mayer (1933-2000) was als speler van de partij in 1956, 1960, 1964 en 1968. Daarna werd hij aangesteld als coach, maar zijn team door de Russische boycot miste de Spelen van Los Angeles. In 1980 in Moskou eindigde het Hongaars zevental onder zijn leiding als derde, maar vier jaar later in Seoel coachte hij hen naar het goud. Hij werd opgenomen in de International Hall of Fame.

István Szivós Sr. (1920-1992) verdiende drie selecties: 1948, 1952 en 1956. In 1948 in Londen waagde hij zich ook zonder succes aan de 200m vrije slag en in 1956 betwistte hij de 200m schoolslag, maar raakte hij met 3.18.7 niet door de reeksen.

Ervin Zádor (1935-2012) nam slechts éénmaal deel aan Olympisch Spelen, maar hij is wel de meest beroemde van alle waterpolospelers. Hij kreeg grote bekendheid na de 'bloed in het water' wedstrijd tegen de Sovjet-Unie. Na een klap op zijn oog van Valentin Prokopov (1929-) moest hij het water verlaten. Na de Spelen vluchtte hij naar de Verenigde Staten waar hij zwemtrainer werd. Zijn grootste succes haalde hij met Mark Spitz (1950-) die tijdens de Spelen van München zo maar eventjes zeven gouden medailles veroverde.

Joegoslavië: Marijan Žužej (1934-2011), Vladimir Ivkovic (1929-), Zdravko Ježic (1931-2005), Hrvoje Kacic (1932-), Zdravko-Ciro Kovacic (1925-2015), Lovro Radonjic (1925-), Tomislav Franjkovic (1931-2010) en Ivo Cipci (1933-)

Marijan Žužej (1934-2011) verdedigde als Kroaat de Joegoslavische kleuren op de Spelen van 1956 en 1960.

Vladimir Ivkovic (1929-) werd geselecteerd voor de Spelen van 1952 en 1956.


Professor Hrvoje Kacic (1932-) was amper 18 jaar oud toen hij met het Joegoslavisch zevental brons veroverde op het EK van 1950. Hij viel echter in ongenade en het communistische regime nam driemaal zijn paspoort in beslag. In 1952 belandde hij in de gevangenis, waardoor hij niet kon deelnemen aan de Spelen van 1952. Hij werd zelfs van de Universiteit gegooid. In 1956 werd hij dan toch opgeroepen voor de Spelen van Melbourne, waar zijn vriend en teamgenoot Ivo Štakula (1923-1958) overliep naar het Westen. In 1957 werd hij in Kroatië tot sportman van het jaar verkozen en in 1959 was hij lid van het zevental dat goud haalde op de Spelen van de Middellandse Zee. Inmiddels had hij zijn diploma Rechten gehaald in 1956 en negen jaar later verdedigde hij met succes zijn doctoraatsthesis aan de Universiteit van Zagreb. Bij de eerste democratische verkiezingen van 1990 werd hij als onafhankelijke verkozen voor het Kroatische parlement.


 
Zdravko-Ciro Kovacic (1925-2015) verdedigde het Joegoslavisch doel op de Spelen van 1948, 1952 en 1956 en in Helsinki werd hij zelfs uitgeroepen tot beste keeper van het tornooi. In 1957 stopte hij zijn sportieve carrière na 87 selecties voor de nationale ploeg. Dat hij hoog uit het water kwam had hij te danken aan zijn zwemcarrière die in 1934 gestart was met schoolslag. Hij was ook de eerste Joegoslaaf die in de International Swimming Hall of Fame werd opgenomen.

Lovro Radonjic (1925-) verdiende Olympische selecties in 1952, 1956 en 1960. Die laatste echter alleen om de 200m vlinderslag te zwemmen, maar met 3.00.6 ging hij roemloos onderuit in de reeksen 

Zdravko "Pusko" Ježić (1931–2005) was eveneens een Kroaat, die werd opgeroepen voor de Spelen van 1952, 1956 en 1960. Hij stierf in New York City.


De ploeg van de Sovjet Unie, in Melbourne goed voor brons: Boris Goykhman (1919-2005), Nodar Gvakharia (1932-1996), Mikhail Ryzhak (1927-2003), Yuri Shlyapin (1932-2009), Valentin Prokopov (1929-), Viktor Ageyev (1936-), Vyacheslav Kurennoy (1932-1992), Pyotr Breus (1927-2000), Boris Markarov (1935-) en P'et're Michvenieradze (1929-2003).

Boris Goykhman (1919-2005) verdedigde het Russische doel op de Spelen van 1952, 1956 en 1960

Viktor Ageyev (1936-) werd Olympisch geselecteerd in 1952, 1956 en 1960

P'et're Mshveniyeradze (1929-2003) werd eveneens driemaal Olympisch geselecteerd: 1952, 1956 en 1960.

Yuri Shlyapin (1932-2009) was er tweemaal bij, in 1952 en 1956. Heel zijn sportieve carrière van 1950 tot 1962, bleef hij zijn club Dynamo Moskou trouw, waarmee hij zeven nationale titels veroverde. Na zijn sportcarrière werd hij duik- en waterpolo official in het Russisch sportcomité. In 1977 werd hij aangesteld als coach van het zevental van Dynamo Moskou. Met succes, want hetzelfde jaar werd de ploeg tweede in de nationale beker en het jaar nadien finishte het eveneens als  tweede in de nationale competitie. In 1987 gooide hij het roer om en werd hij de eerste voorzitter van voetbalclub Spartak Moskou.

Vijacheslav Kurennoij (1932-1992) nam deel aan de Olympische Spelen van 1956 en 1960. In 1956 speelde hij alle zeven wedstrijden en scoorde hij drie doelpunten, in 1960 eveneens alle zeven wedstrijden maar nette hij negen goals.


Ondanks dat hij slechts tweemaal geselecteerd werd ging Valentin Prokopov (1929-) de geschiedenis in als diegene die de bloedigste waterpolowedstrijd aller tijden uitlokte. Het was hij die Ervin Zador (1935-2012) een bloedend oog sloeg, waardoor de scheidsrechter de wedstrijd stillegde bij een 4-0 stand in het voordeel van Hongarije.


Italië: Enzo Cavazzoni (1932-2012), Cesare Rubini (1923-2011), Angelo Marciani (1928-), Paolo Pucci (1935-), Fritz Dennerlein (1936-1992), Giuseppe D'Altrui (1934-), Alfonso Buonocore (1933-), Cosimo Antonelli (1925-2014), Luigi Mannelli (1939-) en Maurizio D'Achille (1932-)


 
Cesare Rubini (1923-2011) combineerde waterpolo met basketbal en in beide sporten blonk hij uit In zoverre dat hij zowel in de 'Basketball Hall of Fame' werd opgenomen als in de 'International Swimming Hall of Fame'. Hij startte met basketbal in het Universitaire team van Trieste, waar hij in 1941 afstudeerde. Datzelfde jaar werd hij door Olimpia Milano aangeworven, de meest prestigieuze basketbalploeg van dat ogenblik. In 1946 veroverde hij zilver op het EK basket in Genua, het jaar nadien hetzelfde eremetaal maar dit keer tijdens het EK waterpolo. Op dat ogenblik was hij nog steeds speler-coach van basketbalclub Olimpia Milano. Toen hij in 1948 voor beide sporten Olympisch geselecteerd werd koos hij resoluut voor waterpolo en dat leverde Italië de gouden plak op. Als speler-coach won Rubini met Canottieri Olona Milano, Rari Nantes Napoli en Camogli zes nationale waterpolotitels. Hij totaliseerde 84 caps voor het nationale poloteam, waarvan 42 als kapitein. In het basketbal won hij van 1950 tot 1954 vijf Italiaanse titels op rij. Nadien als coach kwamen daar nog eens tien bij. Al die jaren won hij 322 partijen en verloor hij er slechts 28. Als manager van het Olympische basketbalteam veroverde hij tijdens de Spelen van 1980 het zilver.

Paolo Pucci (1935-) links, samen met Carlo Pedersol (1929-2016), schreef in Melbourne ook in voor de 100m vrije slag maar werd in de halve finale uitgeschakeld.

Frits Dennerlein (1936-1992) demonstreerde op de foto het fameuze push-shot, dat in zijn eigen boek 'Fritz Dennerlein vi insegna la Pallanuoto' verscheen. Dennerlein nam als waterpoloër aan drie Olympische Spelen deel: 1956, 1960 en 1964. In 1956 eindigde hij met het Italiaanse team ook zevende op 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later tikte hij als vierde aan in de 200m vlinderslag, als zesde op 4 x 100m wisselslag en werd hij met de Italiaanse estafetteploeg uitgeschakeld in de eerste ronde van de 4 x 200m vrije slag.

Giuseppe d'Altrui (1934-) nam deel aan de Spelen van 1956, 1960 en 1964. In 1960 was hij in Rome kapitein van het gouden zevental. In de Italiaanse competitie speelde hij 305 wedstrijden voor RN Napoli, maar een nationale titel zat er nooit in. In totaal werd hij 75 keer voor het Italiaanse team opgeroepen. In 1960 werd hij coach van RN Napoli, en later verhuisde hij voor dezelfde functie naar Mameli en Pescara. Bij die laatste club coachte hij zijn zoon Marco (1964-), die eveneens voor drie Olympiades geselecteerd werd: 1984, 1988 en 1992.

Alfonso Buonocore (1933-) nam deel aan de Olympische Spelen van 1952 en 1956. In 1952 zwom hij enkel de 100m vrije slag, maar met een chrono van 1.02.6 werd hij er al in de reeksen uitgezwommen..

Luigi Mannelli (1939-) verdiende Olympische selecties in 1956 en 1960.

 

Het team van de Verenigde Staten: Wally Wolf (1930-1997), Ron Severa (1936-), Bill Kooistra (1926-1995), Bob Frojen (1930-2005), Jim Gaughran (1932-), Bob Hahn (1928-2006), Sam Kooistra (1935-2010), Bob Hughes (1930-2012), Bill Ross (1928-) en Bob Horn (1931-).

Wally Wolf (1930-1997) werd in 1948 en 1952 geselecteerd voor de Olympische zwemploeg en haalde de eerste keer in Londen goud met de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later was hij opnieuw van de partij, hielp hij zijn team in de finale, maar mocht daarin niet aantreden. Tijdens de Spelen van 1956 en 1960 trad hij aan met het waterpoloteam. Wolf werd later een succesvol advocaat in Los Angeles en had onder andere de bekende TV vedette Johnny Carson (1925-2005) onder zijn cliënteel.

Bob Hughes (1930-2012) was in 1952 al van de partij geweest en nu in Melbourne probeerde hij het ook in de 200m schoolslag en hoewel hij op dat ogenblik het wereldrecord over 100m schoolslag hield, werd hij er in de reeksen uitgezwommen.

William Kooistra (1926-1995) had in 1952 al een selectie verdiend, zijn broer Sam (1935-2010), was nu ook van de partij. Hij was hoofd van het Chicago Fire Department.

Ronald Severa (1936-) werd vier jaar later opnieuw opgeroepen


William Ross (1928-), geboren in het Canadese Toronto, liet zich in 1954 tot Amerikaan naturaliseren.

Robert Frojen (1930-2005) was Duitser van geboorte, maar ook hij liet zich nationaliseren.


Sam Greller (1907-1972) was de manager van het Amerikaanse poloteam. Zelf had hij bij Illinois Athletic Club gespeeld en werd hij in 1928 door de Verenigde Staten geselecteerd voor de Spelen van Amsterdam. Na zijn spelerscarrière werd hij coach van Illinois Athletic Club waarmee hij meerdere Amerikaanse kampioenschappen won. In 1959 coachte hij ook de Amerikaanse ploeg die goud veroverde op de Panamerikaanse Spelen.

Robert Horn (1931-) was in 1956 en 1960 van de partij. Nadien werd hij 28 jaar lang een zeer succesvolle coach, zo haalde hij met de Bruins drie NCAA titels, en met UCLA dertien kampioenschappen met als hoogtepunt met dat zevental ook de nationale titel in 1988. Hij loodste de Bruins naar vijftig opeenvolgende overwinningen en kon in heel zijn carrière zo maar eventjes 487 overwinningen voorleggen.

Duits eenheidsteam: Karl Neuse (1930-), Alfred Obschernikat (1926-2005), Wilfried Bode (1929-2012), Achim Schneider (1934-), Willi Sturm (1928-), Hans-Günther Hilker (1932-), Friedhelm Osselmann (1934-), Emil Bildstein (1931-), Erich Pennekamp (1929-2013) en Hans Werner Seher (1929-2005)

De beide Duitslanden en Saarland werden op de Spelen van Melbourne door het Duitse eenheidsteam vertegenwoordigd. Voor het eerst nam dit gemengd team aan de Zomerspelen deel.

Wilfried Bode (1929-2012), Emile Bildstein (1931-) en Willi Sturm (1928-) verdienden na Helsinki 1952 een tweede selectie. Bode was getrouwd met Elizabeth Rechlin (1930-), die in Helsinki met de estafetteploeg zevende werd over 4 x 100m vrije slag. Hijzelf moest zijn waterpolocarrière stoppen na een verkeersongeval maar kroonde zich nog tot Duits zwemkampioen bij de minder-validen.


Achim Schneider (1934-) en Friedhelm Osselmann (1934-) (foto) werden vier jaar later opnieuw geselecteerd voor de Spelen van Rome. Schneider veroverde met zijn club Duisburg 98 de Duitse titel in 1958, 1961 en 1962. Hij was de zoon van Hans-Joachim Schneider (1909-1972) die op de Spelen van Berlijn zilver haalde met de Duitse waterpoloploeg. Osselmann speelde bij concurrent en stadsgenoot ASC Duisburg, waarmee hij in 1957, 1963 en 1965 Duits kampioen werd. Hij was getrouwd met de zwemster Birgit Klomp (1940-), die in  Melbourne aantrad op de 100 en 4 x 100m vrije slag. Hun zoon Rainer (1960-) werd voor de Duitse waterpoloploeg geselecteerd voor de Spelen van Los Angeles in 1984 en die van Seoel in 1988.

Het combinatieteam Groot-Brittannië - Ierland dat aan de Spelen van Melbourne deelnam: Arthur Grady (1922-1995), Gerald Worsell (1930-), Jack Jones (1925-), Peter Pass (1933-), Ron Turner (1927-2007), Terry Miller (1932-), Cliff Spooner (1933-), Jack Ferguson (1930-) en Bob Knights (1931-2011).

Gerald Worsell (1930-), Jack Jones (1925-), Ron Turner (1927-2007), Terry Miller (1932-) en Jack Ferguson  (1930-) verdienden na 1952 een tweede Olympische selectie.


Roemenië: Alexandru Marinescu (1932-), Zoltan Hospodar (1933-), Aurel Zahan (1938-2010), Gavril Nagy (1932-2014), Francisc Simon (1927-), Ivan Bordi (1938-), Alexandru Szabo (1937-), Alexandru Bäditä (1937-) en Iosif Deutsch (1932-)

 

Zoltan Hospodar (1933-) was na Helsinki vier jaar geleden opnieuw van de partij.

 

Aurel Zahan (1938-2010) en Alexandru Szabo (1937-) traden aan op de Olympiades van 1956, 1960 en 1964. Szabo was getrouwd met Olga Orban-Szabo (1938-), die op Olympische Spelen liefst vijfmaal de Roemeense kleuren verdedigde in het schermen: 1956, 1960, 1964, 1968 en 1972, goed voor éénmaal zilver en tweemaal brons.

Francisc Simon (1927-) werd vier jaar eerder ook voor de Spelen van Helsinki opgeroepen.

Na de Spelen van Melbourne werd Alexandru Bäditä (1937-) vier jaar later opnieuw opgeroepen voor die van Rome.


De ploeg die Australië vertegenwoordigde in eigen land: Ray Smee (1930-), Doug Laing (1931-2014), Keith Whitehead (1931-), Peter Bennett (1926-2012), William Orchard (1929-2014), John Foster (1931-2013), Edward Pierce (1933-), John O'Brien (1931-) en William McCabe (1935-)

 

Na de Spelen in Helsinki een tweede selectie voor Doug Laing (1931-2014), Raymond Smee (1930-), Peter Bennett (1926-2012), William Orchard (1929-2014) en John Foster (1931-2013). Peter Bennet was getrouwd met Marjorie McQuade (1934-), die in 1948 en 1952 Olympische deelneemster was in het koninginnennummer

 

Keith Whitehead (1931-) (foto) en John O'Brien (1931-) werden opnieuw opgeroepen voor de Spelen van Rome in 1960.

Edward Pierce (1933-) verdiende Olympische selecties in 1956, 1960 en 1964.

Singapore: David Lim (1938-), Thio Gim Hock (1938-), Lionel Chee (1931-), Eric Yeo (1936-2015), Gan Eng Teck (1933-), Wiebe Wolters (1932-2001), Tan Eng Bock (1936-), Skip Wolters (1929-2003), Oh Chwee Hock (?-1996) en  Lim Teck Pan (1938-).

Eerste internationaal optreden van Eric Yeo (1936-2015), waarvan de waterpolocarrière duurde tot 1974, waarin hij vijf titels won op de SEAP Games (1965, 1967, 1969, 1971 en 1973), evenals drie medailles op de Asian Games. In 1995 volgde hij zijn maat Tan Eng Bock (1936-) op als coach van het waterpoloteam van Singapore.

   

De broers Wiebe Wolters (1932-2001) en Skip Wolters (1929-2003) waren in Nederland geboren, maar verzeilden om beroepsredenen in Singapore, waar ze de nationaliteit aannamen


<< 1955
>> 1957