Chronologische geschiedenis waterpolo

1936 - Olympische Spelen van Berlijn


 
Een zicht op het prachtige Olympisch bad van Berlijn, speciaal voor de Spelen gebouwd en dat nu nog altijd gebruikt wordt voor wedstrijden en tornooien.

De zestien deelnemende landen België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Hongarije, IJsland, Japan, Joegoslavië, Malta, Nederland, Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Uruguay, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland werden over vier groepen verdeeld.

Drie nieuwkomers: IJsland, Uruguay en Joegoslavië.

De beste twee landen van iedere groep gingen naar de tweede ronde. Hier werden de acht landen verdeeld over vier groepen.

De nummers 1 en 2 van iedere groep speelden om de medailles, de nummers 3 en 4 om de plaatsen 5 t/m 8. Onderlinge resultaten telden voor het gehele toernooi. Opnieuw goud voor de Hongaren en opnieuw zilver voor de Duitsers. Verrassend het brons van België, met Gérard Blitz (1901-1979) weer eens van de partij.

Zoals in het verleden werd er een Olympische competitie voor kunst gehouden. Op de tentoonstelling in Berlijn was deze mooie sculptuur van een waterpolospeler te zien, die gemaakt werd door de Zwitserse kunstenaar Frank.

België eindigde als winnaar van Groep 1, na overwinningen tegen Uruguay (1-0) en de Verenigde Staten (4-3) en een 1-1 gelijkspel tegen Nederland.

In de halve finale kregen ze 3-0 aangesmeerd van de latere Olympisch kampioen Hongarije, maar door de 6-1 winst tegen de Engelsen, eindigden onze landgenoten als tweede in deze reeks. In de finale tenslotte opende de 4-1 winst tegen Frankrijk perspectieven, maar door het 4-1 verlies tegen gastland Duitsland, samen met het 3-0 verlies in de halve finale tegen Hongarije, strandden onze landgenoten op de derde plaats.


Erepodium waterpolo, met de Duitsers in militair uniform

Eerste ronde

Groep 1

België – Uruguay: 1-0 (0-0)
Nederland – Verenigde Staten: 3-2 (3-0)
Verenigde Staten – Uruguay: 2-1 (0-1)
Nederland – België: 1-1 (1-1)
Nederland – Uruguay: 1-1 (1-0)
België – Verenigde Staten: 4-3 (3-0)
 
Groep 2

Groot-Brittannië: 8-2 (4-0)
Hongarije – Joegoslavië: 4-1 (2-0)
Hongarije – Malta: 12-0 (8-0)
Groot-Brittannië – Joegoslavië: 4-3 (3-3)
Joegoslavië – Malta: 7-0 (5-0)
Hongarije – Groot Brittannië: 10-1 (3-0)
 
Groep 3

Duitsland – Frankrijk: 8-1 (5-0)
Tsjecho-Slowakije – Japan: 4-3 (3-0)
Frankrijk – Japan: 8-0 (5-0)
Duitsland – Tsjecho-Slowakije: 6-1 (4-0)
Duitsland – Japan: 13-1 (5-1)
Frankrijk – Tsjecho-Slowakije: 3-2 (1-1)
 
Groep 4

Zwitserland – IJsland: 7-1 (3-1)
Oostenrijk – Zweden: 2-1 (1-1)
Oostenrijk – Zwitserland: 9-0 (3-0)
Zweden – IJsland: 11-0 (7-0)
Zweden – Zwitserland: 6-0 (4-0)
Oostenrijk – IJsland: 6-0 (3-0)

Halve finale

Groep 1

Nederland – Groot-Brittannië: 4-4 (3-1)
Hongarije – België: 3-0 (2-0)
België – Groot-Brittannië: 6-1 (3-1)
Hongarije – Nederland: 8-0 (3-0)
 
Groep 2

Duitsland – Oostenrijk: 3-1 (2-0)
Frankrijk – Zweden: 2-1 (2-0)
Frankrijk – Oostenrijk: 4-2 (1-2)
Duitsland – Zweden: 4-1 (2-0)

Finale plaatsen 5 tot 8

Nederland – Oostenrijk: 5-4 (3-2)
Zweden – Groot-Brittannië: 4-2 (2-1)
Nederland – Zweden: 4-3 (2-2)
Groot-Brittannië – Oostenrijk: 3-3 (2-1)

Finale plaatsen 1 tot 4

België – Frankrijk: 3-1 (1-0)
Duitsland – Hongarije: 2-2 (1-1)
Hongarije – Frankrijk: 5-0 (4-0)
Duitsland – België: 4-1 (3-0)

In zijn boek ‘From the Ghetto to the Games’, schreef auteur Andrew Handler:

“Op een regenachtige en kille 14 augustus, bekampten de Hongaren de Duitsers met een 2-2 gelijkspel in het zwemstadion, waar 20.000 Duitse fans oorverdovende aanmoedigingen schreeuwden.”

De beslissende wedstrijden werden ’s anderendaags gespeeld. Eerst versloeg Duitsland de Belgen met 4-1. Hongarije moest nadien met een groot doelpuntenverschil van Frankrijk winnen om, dank zij  een beter doelgemiddelde, de Olympische titel alsnog binnen te halen. In een zenuwslopende partij, met een resem gemiste kansen aan beide zijden, bleek goalie György Bródy (1908-1987) onklopbaar. Slechts weinig Hongaren lieten op die met tranen gevulde vreugdevolle dag na om ‘Uncle Komi’ in herinnering te brengen. De voormalige Great Master’ verdiende deze tweede opeenvolgende Hongaarse medaille in het waterpolo even goed als de spelers die hij naar wereldroem gecoacht had. Bij hun terugkeer uit Berlijn hield het zevental een herdenkingsgroet aan het graf van Béla Komjádi (1892–1933).


Het gouden team uit Hongarije: Marton Homonnai (1906-1969), Mihaly Bozsi (1911-1984), Gyorgy Brody (1908-1987), Janos Nemeth (1906-1988), Jeno Brandi (1913-1980), Miklos Sarkany (1908-1998), Oliver Halass (1909-1946), Kálmán Hazai (1913-1996), György Kutasi (1910-1977), István Molnár (1913-1983) en Sándor Tarics (1913-2016).


Jeno Brandi (1913-1980) verdiende een selectie voor de Spelen van 1936 en 1948

György Bródy (1908-1987) verdedigde het Hongaarse doel tijdens de Spelen van 1932 en 1936. In 1928 was hij er ook bij, maar kwam hij niet in actie. In Berlijn speelde hij een memorabele partij tegen de Duitsers, ‘s anderendaags deed hij dat nog eens over tegen de Fransen. In de beslissende wedstrijd, die met meer dan drie doelpunten verschil moest gewonnen worden, liet hij niet één doelpunt binnen, terwijl zijn maats vijfmaal scoorden. Het Olympisch goud was dus de tweede maal voor de Magyaren. Net zoals zoveel ploegmaats ontvluchtte hij Hongarije tijdens de opstand tegen de Russen. Hij stierf in Johannesburg.

De 95-jarige Sándor Tarics (1913-2016) was in 2008 op de Olympische Spelen van Beijing de oudst levende Olympisch medaillewinnaar. Samen met zijn zoon Robert C. Tarics, een gerenommeerd advocaat in Houston, volgde hij er alle waterpolowedstrijden en de sluitingsceremonie. Hij werd slechts eenmaal opgeroepen voor het Hongaarse Olympisch zevental, het leverde hem in 1936 wel goud op. Tarics zocht zijn geluk in Californië en startte in San Francisco een succesvol architectenbureau.

Kálmán Hazai (1913-1996) nam enkel deel aan de Spelen van Berlijn. Als gevolg van de Hongaarse opstand immigreerde Hazai naar Denemarken waar hij in 1996 overleed in Kopenhagen.

Márton Homonnai (1906-1969) werd geselecteerd voor de Olympische Spelen van 1924, 1928, 1932 en 1936. Hij verdiende 115 selecties, maar alles liep fout tijdens Wereldoorlog II. Márton Homonnai was een radicale rechtsgezinde politieman, die lid was van Arrow Cross, een partij die dweepte met Hitler en de Nazi's. Na de oorlog werd hij om die redenen en omwille van oorlogsmisdaden ter dood veroordeeld. Via Duitsland was hij echter naar Brazilië kunnen vluchten en later zelfs naar Argentinië, waar hij in 1969 stierf. Zijn dochter Katalin Szöke (1935-) nam haar moeders naam aan, anders had ze in 1952 en 1956 nooit voor het Hongaarse zwemteam kunnen aantreden. In Helsinki 1952 won ze goud op de 100m vrij en met de estafette 4 x 100m vrij. Zelf trouwde ze met Kálmán Markovits (1931-2009), die zowel in 1952 als 1956 goud haalde met het Hongaarse zevental en bron in 1960. Later gingen ze echter uit elkaar.

János Németh (1906-1988) en Miklós Sárkány (1908-1998) werden in 1932 en 1936 geselecteerd


Oliver Halassy (1909-1946), ook bekend als Oliver Haltmayer, werd driemaal geselecteerd: 1928, 1932 en 1936. Bovendien veroverde hij tijdens het EK van 1931 goud op de 1500m vrije slag en kroonde hij zich 25 keer tot Hongaars zwemkampioen, ondanks het feit dat zijn linkerbeen tot onder de knie geamputeerd werd na een verkeersongeval op jonge leeftijd. Zijn dood was tragisch, hij werd door een Russische soldaat doodgeschoten toen hij ’s avonds met een taxi thuiskwam. Drie dagen na zijn begrafenis beviel zijn vrouw van hun derde kindje. In 1978 werd hij opgenomen in de Hall of Fame.

Duitsland: Paul Klingenburg (1907-1964), Bernhard Baier (1912-2003), Fritz Gunst (1908-1992), Gustav Schürger (1908-1969), Josef Hauser (1910-1981), Alfred Kienzle (1913-1940), Hans Schulze (1911-1992), Helmuth Schwenn (1913-1983), Hans Schneider (1909-1972), Heinrich Krug (1911-?) en Fritz Stolze (1910-1973).

Bernhard Baier (1912-2003) verdiende 43 selecties voor de Duitse ploeg. In 1938 was hij er ook bij toen de Duitsers zilver veroverden op het EK in Londen. Met zijn team Wasserfreunden.98 Hannover werd hij Duits kampioen in 1936, 1937, 1938 en 1948. Na zijn sportieve carrière was hij van 1950 tot 1960 voorzitter van de Duitse zwembond en op politiek vlak bracht hij het tot staatssecretaris van het ‘Niedersächsischen Innenministerium’. Hij was getrouwd met Gertrud Meyer (1914-1999) die in Berlijn goud veroverde met het Duitse turnteam.

Gustav Schürger (1908-1969), een arts, had 32 caps op zijn naam en bleek tot een groot speler uit te groeien. Tijdens Wereldoorlog II  werd hij echter zo zwaar gewond dat hij er blind van werd.

Ook voor de 23-jarige Alfred Kienzle (1913-1940) was een internationale waterpolocarrière weggelegd, maar hij sneuvelde in het begin van Wereldoorlog II in de buurt van het Franse Reims.

Hans-Joachim Schneider (1909–1972) was ook van de partij in Londen toen het Duitse zevental zilver haalde tijdens het EK. Met zijn team Duisburger SV 1898 won hij de Duitse titels in 1939, 1940 en 1941. In Berlijn scoorde hij liefst 22 doelpunten. In totaal werd hij 55 keer voor de Duitse ploeg geselecteerd.

Hans Schulze (1911-1992) lag in 1932 en 1936 mee aan de basis van het Olympisch zilver. Eveneens zilver op het EK van 1931 in Parijs, 1934 in Magdeburg en 1938 in Londen. Hij trainde de Duitse Olympische ploeg van Melbourne (1956) en Rome (1960). In totaal werd hij honderd keer voor de Duitse ploeg geselecteerd.


Paul Klingenburg (1907-1964) verdedigde het Duitse doel, wat hem 37 selecties voor de nationale ploeg opleverde. Na de tweede Wereldoorlog nam hij met zijn vrouw het hotel ‘Unter dem Linden’ over van zijn schoonvader, gelegen aan de Rijn in Rüdesheim-Assmannshausen.


Fritz ‘Itze’ Gunst (1908-1992) nam driemaal deel aan de Olympische Spelen: 1928, 1932 en 1936. In 1926, op het eerste EK, won hij met het team de bronzen medaille, op de EK's van 1931, 1934 en 1938 was het zevental goed voor zilver. Met SV Wasserfreunde 1898 Hannover won hij de Duitse titel in 1927, 1936, 1937 en 1938. In totaal werd hij 86 keer geselecteerd voor het nationale team en in 1990 werd hij opgenomen in de ‘Hall of Fame’

Helmuth Schwenn (1913-1983) en goalie Fritz Stolze (1910-1973) kroonden zich met SV Wasserfreunde 1898 Hannover driemaal tot Duits kampioen. In Berlijn was Stolze tweede keuze na Klingenburg, hij moest slechts éénmaal het water in.

Dank zij de 3-1 (1-0) overwinning tegen Frankrijk haalde België brons. Op de foto een prachtig doelpunt van Gérard Blitz

België: Henry Disy (1913-1989), Joseph de Combe (1901-1965), Henri Stoelen (1906-1977), Fernand Isselé (1915-1994), Albert Castelyns (1917-?), Gérard Blitz (1901-1979), Pierre Coppieters (1907-?), Henri de Pauw (1911-?) en Edmond Michiels (1913-?).

Gérard Blitz (1901-1979) werd driemaal geselecteerd voor de OS en was 36 maal Belgisch zwemkampioen. Van 1921 tot 1927 hield hij het wereldrecord 400 meter rugslag.

Albert Casteleyns (1917-?) was lid van de Olympische waterpoloploeg in 1936. In 1952 eindigde hij met Marcel Leclef (1909-?) zesde in de tweemans bobslee op de Olympische Winterspelen van Oslo en vier jaar later in Cortina d’Ampezzo eindigde het tweetal dertiende.

Joseph De Combe (1901-1965) verdiende Olympische selecties in 1924, 1928 en 1936. In 1924 won hij ook zilver op de 200m schoolslag, maar vier jaar later geraakte hij niet door de reeksen van dat nummer.

Pierre Coppieters (1907-?) verdedigde in 1928 ook al de Belgische waterpolokleuren, maar zwom toen ook de 4 x 200m vrije slag.

Henri De Pauw (1911-?) was present op de OS van 1928, 1936 en 1948

Fernand Isselé (1915-1994) verdedigde op Olympisch vlak de Belgische kleuren in 1936 en 1948

Henri Stoelen (1906-1977), een van de weinige foto's die wij van een Belgisch waterpolospeler uit 1936 vonden.

Hongarije – Frankrijk: 5-0

Frankrijk: André Busch (1913-?), Georges Delporte (1912-?), René Joder (1913-?), Paul Lambert (1908-?), Maurice Lefèbvre (1913-?), Henri Padou Sr. (1898-1981) en Roger van de Casteele (1913-?).

 

Vierde en laatste Spelen voor Henri Padou sr (1898-1981)

Maurice Lefèbvre (1913-?) werd twaalf jaar later opnieuw geselecteerd


Nederland: Ru den Hamer (1917-1988), Lex Franken (1916-?), Gé Regter (1916-1987), Hans Maier (1916-?), Kees van Aelst (1916-2000), Jan van Heteren (1916-1992), Soesoe van Oostrom Soede (1911-1939), Joop van Woerkom (1912-1998) en Herman Veenstra (1911-2004).

Oostenrijk: Erwin Blasl (1911-?), Wilhelm Hawlik (1909-?), Anton Kunz (1915-2010), Alfred Lergetporer (1909-?), Otto Müller (1910-?), Sebastian Ploner (1907-?), Peter Riedl (1910-?), Franz Schönfels (1913-2005), Karl Seitz (1904-?), Karl Steinbach (1909-?) en Franz Wenninger (1910-?).

Anton Kunz (1915-2010) werd 16 jaar later opnieuw geselecteerd voor de Olympische ploeg

 

Een beeld uit de halve finale tussen Zweden en Duitsland, door de Duitsers met 4-1 gewonnen

Zweden: Åke Nauman (1908-1995), Göte Andersson (1909-1975), Bertil Berg (1910-1989), Erik Holm (1912-1999), Tore Lindzén (1914-2003), Tore Ljungqvist (1905-1980), Ake Nauman (1908-1995), Gösta Persson (1904-1991), Sven-Pelle Pettersson (1911-1995), Runar Sandström (1909-1985) en Georg Svensson (1908-1970).


Gösta Persson (1904-1991) speelde het waterpolotornooi van 1924 en 1936. In 1924 haalde hij met het Zweedse team brons in de 4 x 200m vrije slag.

   

Sven-Pelle Pettersson (1911-1995) nam deel aan de Olympiades van 1928 en 1936. In 1928 enkel in het zwemmen en in de reeksen van de 100m vrije slag werd hij uitgeschakeld.


Erik Holm (1912-1999) werd opgeroepen voor de Spelen van 1936, 1948 en 1952.


Åke Nauman (1908-1995) was de zoon van Theodor Nauman (1885-1947), die met Zweden brons won op de Spelen van Antwerpen in 1920 en vier jaar later in Parijs als vierde eindigde.

Groot-Brittannië – Joegoslavië: 4-3

Groot-Brittannië: Leslie Ablett (1904-1952), Ernest Blake (1912-2002), David Grogan (1914-1993), William Martin (1906-1980), David McGregor (1909-?), Frederick Milton (1906-1991), Robert Mitchell (1913-1996), Alfred North (1908-1988), Leslie Palmer (1910-?), Reginald Sutton (1909-1994) en Edward Temme (1904-1977).

Leslie Ablett (1904-1952) verdedigde als goalie tweemaal de Engelse Olympische kleuren: 1928 en 1936.


Frederick Milton (1906-1991) was ook een goed zwemmer: tijdens de Empire Games van 1930 won hij de zilveren medaille met zijn team in de 4 x 200 yards vrije slag. Hij was de schoonbroer van Bob Pirie (1916-1984), die op dezelfde Spelen de Canadese kleuren verdedigde op de 400 en 1.500m vrije slag en de 4 x 200m vrije slag. Zijn dochter Hamilton Milton (1938-) eindigde in 1960 met de Britse ploeg vierde op de 4 x 200m vrije slag op de Spelen van Rome, terwijl zijn vrouw Irene Pirie-Milton (1914-) op de Spelen van 1932 en 1936 Canada vertegenwoordigde op de 100 en 400m vrije slag en de estafette 4 x 100m vrije slag. 

Robert Mitchell (1913-1996) was er ook bij in 1948. Van 1946 tot 1986 was hij gemeenteraadslid van Londen.

Reginald Sutton (1909-1994) nam deel aan de OS van 1928, 1932 en 1936. In 1928 en 1932 zwom hij ook de 100m vrij en de 4 x 200m vrije slag, echter zonder potten te breken.

Edward Temme (1904-1977) verdedigde het Engelse doel in 1928 en 1936, maar het meest bekend werd hij toen hij als eerste het Kanaal in beide richtingen overzwom: van Frankrijk naar Engeland in 1927 en van Engeland naar Frankrijk in 1934.

David McGregor (1909-?) werd slechts eenmaal geselecteerd maar zijn zoon Bobby (1944-) haalde tijdens de Spelen van Tokio in 1964 zilver in het koninginnennummer, maar viel vier jaar later in Mexico met een vierde plaats net naast het podium.

Joegoslavië: Filip Bonacic (1911-?), Luka Ciganovic (1915-?), Vinko Cvjetkovic (1911-?), Miro Mihovilovic (1915-2010), Ante Roje (1905-?), Mirko Tarana (1913-?) en Bogdan Tošovic (1918-1941).

De legendarische keeper Miro Mihovilovic (1915-2010) in actie tijdens de wedstrijd Joegoslavië - Hongarije, door de Magyaren gewonnen met 4-1. Het was de eerste Olympische deelname van een Joegoslavisch zevental

Ante Roje (1905-?) was er voor de tweede maal bij, alleen had hij twaalf jaar voordien de 1.500m en de 4 x 200m vrije slag gezwommen.

Luka Ciganovic (1915-?) werd twaalf jaar later opnieuw opgeroepen voor de Spelen in Londen.

Bogdan Tošovic (1918-1941) stierf in augustus 1941 in een Kroatisch concentratiekamp

Door het 2-3 verlies tegen Nederland en de 3-4 nederlaag tegen België geraakten de Verenigde Staten niet door de reeksen.

Het team: coach Clyde Swendsen (1895-1979), Ray Ruddy (1911-1938), Charles McCallister (1903-1997), Herbert Wildman (1912-1989), Dixon Fiske (1914-1970), Kenny Beck (1915-1982), Fred Lauer (1898-1960), Charles Finn (1897-1974), Phil Daubenspeck (1905-1951) en Wally O'Conner (1903-1950).

Clyde Swendsen (1895-1979) is waarschijnlijk de enige coach die atleten naar olympische medailles leidde in drie verschillende disciplines. In 1920 was hij nog speler van het waterpoloteam, in 1932 (brons) en 1936 coachte hij de Amerikaanse ploeg. Zelf veroverde hij drie Amerikaanse titels schoonspringen. Tijdens zijn schitterende carrière leerde hij liefst 75.000 kinderen zwemmen en zeventien van zijn atleten werden uitgestuurd naar Olympische Spelen. Hij kneedde Buster Crabbe (1908-1983) en Johnny Weissmuller (1904-1984) tot zwemkampioen. Bovendien coachte hij vier Olympisch kampioenen schoonspringen: Better Becker Pinkston (1903-1989) in 1924 en 1928, Harold Dutch Smith (1909-1958) en Mickey Galitzen (1909-1959) in 1932 en Dorothy Poynton (1915-1995) in 1932 en 1936. Swendsen vond ook verschillende sprongen uit: back somersault, reverse one and one half, reverse double somersault, en de one and one-half back somersault. Swendsen coachte veertien jaar lang de Los Angeles Athletic Club en de Hollywood Athletic Club en telkens vijf haar UCLA en Hollywood High School. Hij was coach van negen poloploegen die kampioen speelden en kweekte nationale kampioenen in iedere zwem- en duikdiscipline. Van 1947 tot 1950 coachte hij de nationale ploeg van Guatemala die hij van niets naar de tweede plaats bracht op de Central Caribbean Games’.

Ray Ruddy (1911-1938) was één van de betere spelers in het Amerikaanse team. Niet verwonderlijk, zijn vader was de legendarische Joe Ruddy Sr. (1878-1962), een topspeler uit de ontzettend ruwe Amerikaanse competitie, die in 1904 Olympisch goud veroverde en jarenlang kampioen speelde met New York Athletic Club. Beiden waren aanwezig in Berlijn en vader Joe kon het niet nalaten zijn zoon tussen twee wedstrijden in de nodige instructies te geven, zoals op de foto duidelijk zichtbaar is. Probleem was dat in Berlijn niet volgens de ‘ruwe’ spelregels gespeeld werd. Op de Spelen van 1928 was Ray jr. ook al lid van het poloteam, maar veroverde hij ook een zesde plaats in de 400m vrij en werd hij  vierde over 1500m vrij.

Phil Daubenspeck (1906-1951), Charlie Finn (1899-1974), Charles "Dutch" McCallister (1903-1997) en Herbie Wildman (1912-1989) namen deel aan de Spelen van 1932 en 1936

Fred Lauer (1898-1960) werd al eens geselecteerd voor de Spelen van 1924.


Wally O'Connor (1905-1950) was van de partij op de OS van 1924, 1932 en 1936.

Dixon Fiske (1914-1970) en Kenneth Beck (1915-1982) namen deel aan de Olympiades van 1936 en 1948.

Tsjecho-Slowakije: Lešek Boubelá (1910-?), Josef Bušek (1901-?), Kurt Epstein (1904-1975), Konstantin Koutek (1909-?), Josef Medrický (1908-?), Michal Schmuck (1913-?) en Hugo Vondrejc (1910-?)

Michal Schmuck (1909-1980) werd zowel in 1928 als in 1936 geselecteerd.

Na 1928 een tweede selectie voor Josef Bušek (1901-?) en Kurt Epstein (1904-1975). De Jood Epstein werd in in Wereldoorlog II gevangen gezet in de nazi-concentratiekampen van Theresienstadt, Auschwitz en Frydlant. Hij overleefde, maar al zijn familieleden werden gedood. Na de oorlog keerde hij terug naar Praag en werd hij verkozen tot de nationale Olympisch Comite. Bij de komst van de communisten emigreerde hij tenslotte naar de Verenigde Staten, waar hij in 1975 overleed in New York.

Duitsland – Tsjecho-Slowakije: 6-1

Zwitserland: Ferdinand Denzler (1909-1991), Jean Gysel (1910-?), Werner Kopp (1902-?), Heinz Meier (1912-?), Robert Mermoud (1908-?), Benjamin Vessaz (1907-?), Robert Wyss (1901-1956) en Roger Zirilli (1910-?)

Ook voor de Spelen van 1948 werd Ferdy Denzler (1909-1991) uitverkoren. In Berlijn deed hij ook mee aan de Olympic Arts Competitions.

Roger Zirilli (1910-?) schreef zich ook in voor de 100m vrije slag, maar raakte met zijn chrono van 1.04.1 niet door de reeksen.

Na 1928 een tweede selectie voor Robert Mermoud (1908-?)

Derde Olympiade voor Robert Wyss (1901-1956): 1924, 1928 en 1936. In de twee vorige edities had hij zich ook aan de 200m schoolslag gewaagd, zonder succes overigens.


Uruguay: Alberto Batignani Trucco (1912-?), José Gabino Castro Porca (1915-?), Julio César Costemalle (1914-?), Francisco Figueroa Serantes (1906-?), Hugo García (1914-?, Maximino García Rodríguez (1915-?) en Enrique Pereira Kliche (1909-1983)

Enrique Pereira (1909-1983) en Julio César Costemalle (1914-?) gaven 12 jaar later ook present in Londen.

Japan: Jihei Furusho (1914-?), Torajiro Kataoka (1915-?), Shigetaka Katsuhisa (1911-?), Yasutaro Sakagami (1912-1984), Zenjiro Takahashi (1912-1990), Kosei Tano (1914-?), Koichi Wada (1916-?) en Takimi Wakayama (1914-?).


Yasutaro Sakagami (1912-1984) en Zenjiro Takahashi (1912-1990) (foto) werden vier jaar voordien ook al opgeroepen voor de Japanse ploeg, Sagagami voor het waterpolo, Takahashi bij het zwemmen waar hij vijfde werd in de finale van de 100m vrije slag.

IJsland: Jón Ingi Gumundsson (1909-1989), Þórður Gumundsson (1908-1988), Jonás O. Halldórsson (1914-2005), Þorsteinn Hjálmarsson (1911-1984), Jón D. Jónsson (1910-?), Stefán Jónsson (1918-?), Magnús B. Pálsson (1912-1990) en Úlfar Þórðarson (1911-2002).

 

De ploeg van Malta: Joseph Chetcuti Bonacia (1915-1981), Joseph Demicoli (1914-1985), Anthony J. Lanzon (1916-?), Arthur 'Babsie' Podesta (1912-2004), Wifred Podesta (1912-1973), Fortune “Pippo” Schembri (1911-?), Sidney Scott (1910-?), Frank Wismayer (1913-?) en Jack Frendo Azzopardi (1915-1981)

Joseph Demicoli (1914-1985) was één van de grootste allrounders uit de Maltese sportgeschiedenis. Hij was een uitstekend zwemmer, een topklasse waterpolospeler en een zeer nuttige voetbalspeler. Op zeker ogenblik was hij in het bezit van drie zwemtitels en kwam hij voor de atletiekploeg van het leger uit in het kogelstoten. Zijn enorme body zorgde ervoor dat hij doelverdediger werd in de waterpoloploeg van zijn regiment. In 1934 versloeg hij de Tunesische tegenstrevers in de 100 yards en met 56.4 sec zwom hij ook een nieuw nationaal record. In 1936 verdiende hij zijn olympische selectie bij het Maltese waterpoloteam. Hij werd ook voor de Europese zwemkampioenschappen geselecteerd, maar op dat moment vervulde hij zijn legerdienst. Tijdens een voetbalwedstrijd tussen zijn regiment en de beresterke ploeg van het Britse zeilschip scoorde hij vier doelpunten, goed voor de overwinning.


Arthur 'Babsie' (1912-2004) en Wilfred Podestà (1912-1973) waren de eerste tweelingbroers in een Olympisch waterpolotornooi.


<< 1935
>> 1937