Chronologische geschiedenis waterpolo
1932 - Olympische Spelen van Los Angeles
De Olympische Spelen van Los Angeles werden tijdens de dramatische periode van de 'Great Depression' gehouden, waardoor veel atleten en zelfs vele landen de Amerikaanse trip niet konden betalen. Er was dan ook aanzienlijk minder volk dan vier jaar voordien in Amsterdam. Bovendien stuurde de Amerikaanse president Herbert Clark Hoover (1874-1964) zijn kat, meteen ook de eerste keer dat het staatshoofd van het organiserende land niet aanwezig was.
Slechts vijf waterpoloploegen aanwezig, die de titel in een halve competitie betwistten en voor het eerst ook geen Belgen.
Met alle gewonnen wedstrijden en een doelsaldo 30-2 veroverde Hongarije zijn eerste gouden plak, het versloeg Duitsland met 6-2 (2-0). De Belg Fons Delahaye leidde deze eindstrijd in goede banen. Duitsland eindigde tweede, dank zij het betere doelgemiddelde van 16-10 tegen 14-11 voor de Verenigde Staten, die zich het brons toeëigenden. De onderlinge partij tussen de Yankees en de Duitsers was op 4-4 geëindigd.
Drie zware nederlagen voor Japan: 17-0 tegen Duitsland, 17-0 tegen Hongarije en 10-0 tegen de Verenigde Staten en niet één keer kunnen tegen scoren.
Duitsland - Hongarije: 2-6 (0-2)
Verenigde Staten - Brazilië: 6-1 (2-0)
Japan - Verenigde Staten: 0-10 (0-3)
Brazilië - Duitsland: 3-7 (1-4)
Hongarije - Japan: 17-0 (10-0)
Duitsland - Verenigde Staten: 4-4 (3-2)
Hongarije - Verenigde Staten: 7-0 (4-0)
Japan - Brazilië: 5-0 ff *
Duitsland - Japan: 17-0 (10-0)
Hongarije - Brazilië*: 5-0 ff
Volk genoeg tijdens de memorabele wedstrijd Brazilië - Duitsland, met 3-7 in het voordeel van de Duitsers.
* Wegens haar wangedrag na de wedstrijd tegen Duitsland, werd het Braziliaanse team uit competitie genomen. Wat was er gebeurd? Na een slopende reis, waarbij het team in elke aangemeerde haven koffiebonen verkocht om aan geld te geraken, moesten de Brazilianen in LA meteen aan de competitie beginnen. Tegen thuisland Amerika werd met 6-1 verloren, maar kregen ze volgens hun eigen bescheiden mening onterechte fouten aangesmeerd. Blijkbaar speelden ze in eigen land volgens andere regels en de zaak escaleerde pas goed tegen Duitsland. De Germanen scoorden vrij vlug enkele doelpunten. Zelf kregen de Brazilianen zo maar eventjes 40 fouls aangesmeerd, reden genoeg om de scheidsrechter te beschuldigen. Bij het eindsignaal stond er 3-7 op het scorebord en toen gebeurde het onvermijdelijke. Nadat het team een ovatie gaf aan zijn tegenstander, kroop het zevental onder leiding van de twee meter lange doelverdediger Luiz Henrique Da Silva uit het water en stormde het af op scheidsrechter Bela Komjadi (1892-1933). De Hongaar werd afgeranseld tot de politie eraan kwam en als straf sloot het Olympisch Comité Brazilië uit voor alle resterende wedstrijden.
Hongarije: György Bródy (1908-1967), Sánder Ivády (1903-1998), Márton Homonnai (1906-1969), Olivér Halassy (1909-1946), József Vértesy (1901-1983), Janös Németh (1906-1988), Ferenc Keserü (1903-1968), Alajos Keserü (1905-1965), István Barta (1895-1948) en Miklós Sárkány (1908-1998).
Hongarije vereerde zijn 'helden', ze werden op doek vereeuwigd en het prachtige schilderij kon bewonderd worden in het Museum van de Sport in Boedapest, waar het nog steeds hangt.
Bij de winnaars Gyorgy Brody (1908-1967) in het doel, één van de beste keepers aller tijden. Ook vier jaar later in Berlijn verdedigde hij het Hongaarse doel en opnieuw was dat goed voor goud. In totaal werd hij 74 maal voor de nationale ploeg geselecteerd, in 1931 en 1934 kroonde hij zich met zijn zevental ook tot Europees kampioen. In LA keepte Brody de openingspartij, die de Hongaren met 6-2 van de Duitsers wonnen. Japan was de volgende tegenstander en sportief stond Brody zijn plaats af aan Istvan Barta (1895-1948), die het Hongaarse doel de twee vorige Olympische Spelen verdedigd had. In de laatste wedstrijd tegen thuisland USA, opnieuw Brody in het Hongaarse doel en dank zij de 7-0 overwinning was het eerste Olympisch goud een feit. Na de mislukte Hongaarse opstand van 1956 emigreerde hij naar Zuid-Afrika, waar hij op 5 augustus 1967 in Johannesburg overleed.
Pivot Janos 'Jim' Nemeth (1906-1988) was er vier jaar later in Berlijn ook terug bij. In totaal verdiende hij 110 nationale selecties en daarvan werd slechts één partij verloren. In 1939 versloeg het Hongaarse team de 'European All Stars' met 9-2, acht van de negen doelpunten kwamen van de hand van Nemeth. In 1948 leidde hij als trainer de Hongaren op de Spelen van Helsinki naar 'slechts' zilver, waardoor hij bij zijn nationale Bond in ongenade viel. Tijdens de Hongaarse opstand week hij uit, eerst naar Groot-Brittannië, daarna naar Spanje, waar hij van 1956 tot aan zijn dood in 1988 nationaal coach was. Inmiddels had hij ook het Spaanse burgerschap verkregen en op de Spelen van Mexico in 1968 zwom zijn dochter voor de Spaanse ploeg. Hij overleed in de Spaanse hoofdstad Madrid.
Miklós Sárkány (1908-1998) won vier jaar later in Berlijn nog eens goud met het Hongaarse team en werd eveneens geselecteerd voor de EK's van 1931, 1934, en 1938 Nadien werd hij vele jaren trainer van het Hongaars zevental. In 1998 stierf hij in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen.
József Vértesy (1901-1983), Alajos Keserü (1905-1965), Ferenc Keserü (1903-1968) en goallie István Barta (1895-1948) waren er in 1924 en 1928 ook al bij geweest.
Olivér Halassy (1909-1946) was niet alleen een uitstekend waterpolospeler, maar blonk ook uit in vrije slag. Hoewel zijn linkerbeen op jeugdige leeftijd na een auto ongeval voor de helft geamputeerd werd, haalde hij op de Spelen van 1928 zilver met het Hongaarse team en de twee edities nadien goud. Tijdens de EK's van 1931, 1934 en 1938 was hij één van de smaakmakers van het Hongaarse team dat goud behaalde. In 1931 kroonde hij zich bovendien tot Europees kampioen 1500m vrije slag. Hij stierf echter een dramatische dood, in 1946 werd hij door een Russisch soldaat neergeschoten toen hij 's avonds laat met een taxi thuiskwam.
Márton Homonnai (1906-1969) schreef vier Olympiades op zijn naam: 1924, 1928, 1932 en 1936. In de laatste twee edities was hij telkens kapitein van het zevental. In totaal verdiende de beresterke verdediger 126 nationale selecties. Op de Spelen van Helsinki zag hij hoe zijn dochter Katalin Szőke (1935-) goud veroverde in de 100m vrije slag en 4 x 100m vrije slag. Katalin verhuisde samen met haar man Arpad Domyan (1905-1993), een andere Hongaarse waterpololegende, naar Los Angeles. In 1956 vluchtte Marton Homonnai voor het Communistische regime naar Brazilië, waar hij in 1969 in Rio de Janeiro overleed.
Sándor Ivády (1903-1998) had vier jaar voordien al zilver gehaald. Ook hij stierf in Wenen.
Duitsland: Joachim 'Acki' Rademacher (1906-1970), Otto Cordes (1905-1970), Emil Benecke (1898-1945), Itze Gunst (1908-1992), Erich Rademacher (1901-1979), Heiko Schwartz (1911-1973), Hans Schulze (1911-1992) en Hans Eckstein (1908-1985).
Met de 10-0 winst tegen Japan verzekerde Duitsland zich op de laatste speeldag van de zilveren medaille.
Voor Emil Benecke (1898-1945) waren het na 1928 de tweede Spelen waarop hij een medaille verdiende, na het goud van Amsterdam nu het zilver in LA. Daarnaast was hij ook een uitstekend zwemmer, die heel wat Duitse titels binnenhaalde: 1500 m vrije slag in 1918, in 1919, 1921, 1922 en 1926 de titels 'zijdezwemmen' (een discipline die we niet meer kennen) en 400m vrij in 1920. In 1945 stierf hij in een Russisch krijgsgevangenkamp.
Ook Otto Cordes (1905-1970) haalde na 1928 zijn tweede medaille binnen.
Reserve goallie Hans Eckstein (1908-1985) speelde slechts één partij, maar was in 1930 in Darmstadt studentenwereldkampioen waterpolo geworden en drie jaar later veroverde dat team zilver in Turijn. Zoals zovelen eindigde hij zijn carrière als scheidsrechter.
Fritz "Itze" Gunst (1908-1992) was er ook in 1928, 1932 en 1936 bij.
Voor wondergoallie Erich 'Ete' Rademacher (1901-1979) en zijn broer Joachim "Aki" Rademacher (1906-1970) waren het de tweede Spelen.
Nadat hij met het team zilver gewonnen had op de Europese kampioenschappen waterpolo werd Hans Schulze (1911-1992) in 1932 en 1936 eveneens geselecteerd voor de Olympische Spelen, en in 1934 en 1938 voor de Europese titelstrijd. In totaal haalde hij meer dan honderd selecties. In 1952 werd hij als reserve opgeroepen, maar speelde hij niet en in 1956 en 1960 trainde hij de Duitse Olympische ploeg.
Verenigde Staten: Herbert Wildman (1912-1989), Cal Strong (1907-2001), Charley Finn (1897-1974), Harold McAllister (1903-1997), Philip Daubenspeck (1905-1951), Austin Clapp (1910-1971) en Wallace O’Connor (1903-1950).
Austin Clapp (1910-1971) verdiende een eerste selectie in 1928 en had toen in Amsterdam goud veroverd in de 4 x 200m vrije slag. In de finale van de 400m vrije slag eindigde hij vijfde en de halve finale 1500m vrije slag liet hij aan zich voorbijgaan. Op de Spelen van Londen in 1948 coachte hij het Amerikaanse team.
Phil Daubenspeck (1906-1951), Charlie Finn (1899-1974) en Harold "Dutch" McCallister (1903-1997) werden vier jaar later opnieuw geselecteerd voor de Spelen van Berlijn.
Wally O'Connor (1905-1950) schreef vier olympiades op zijn naam: 1924, 1928, 1932 en 1936. In 1924 veroverde hij bovendien goud in de 4 x 200m vrije slag. Op de Spelen van Berlijn in 1936 droeg hij de Amerikaanse vlag tijdens de openingsceremonie.
Doelman Herb Wildman (1912-1989) zorgde voor spektakel en stopte de acht strafworpen die tijdens het hele tornooi tegen Amerika gefloten werden. Vier jaar later in Berlijn was hij opnieuw van de partij.
Twee beelden uit de partij Duitsland - Verenigde Staten, die eindigde op 4-4.
Japan: Takashige Matsumoto (1908-?), Akira Fujita (1908-2001), Shuji Doi (1909-?), Iwao Tokito (1908-?), Yasutaro Sakagami (1912-1984), Takaji Takebayashi (1909-?), Tosuke Sawami (1910-?) en Seibei Kimura (1911-?)
Japan legde een dramatische doelpuntensaldo voor van 37 doelpunten tegen en geen enkel gescoord.
Eén van de zeldzame keren dat de Japanse goallie Yasutaro Sakagami (1912-1984) een bal uit zijn doel kon slaan
Als speler, kapitein en assistent-coach nam Akira Fujita (1908-2001) in Los Angeles voor het eerst deel aan de Olympische Spelen. In 1952 in Helsinki was hij manager van de ploeg, in 1976 in Montreal assistent-trainer en in 1984 in Mexico adviseur. Bovendien was hij het hoofd van de Japanse zwemploeg tijdens de WK's van 1973, 1975 en 1988. Vanaf 1937 was hij 56 jaar lang direkteur van de Japanse 'Amateur Swimming Federation' . Ook professioneel deed hij het uitstekend, afgestudeerd aan de 'Waseda University' van Tokio werkte hij dertig jaar lang bij 'Yokohama Rubber Company' en veertien jaar bij 'Nikon Zeon Co., Ltd.', waarvan hij de laatste drie jaar 'Director President' was.
USA-Brazilië: 6-1
Brazilië: Salvador Amendola (1906-?), Carlos Branco (1898-?)), Luiz da Silva (?-?), Mario de Lorenzo (1912-?), Antônio Jacobina Filho (1906-?), Adhemar Serpa (1898-?), Jefferson Souza (1908-?) en Pedro Theberge (1911-?)
In 1924 eindigde Carlos Branco (1898-?) met zijn broer Edmundo (1900-?) vierde in roeien dubbel skull.