Chronologische geschiedenis waterpolo

1924 - Olympische Spelen van Parijs

Op de Spelen van Parijs speelden de dertien deelnemende landen opnieuw een knock-out tornooi. Plaats van het watersportgebeuren was het Stade Nautique des Tourelles, speciaal voor deze Spelen aangelegd met voor het eerst afmetingen van 50m x 18m. De tribunes boden plaats aan 10.000 toeschouwers. Door het forfait van Oostenrijk geen voorronde voor België, in de kwartfinale versloegen onze landgenoten de Hongaren met 7-2, Tsjecho-Slowakije ging in de halve finale met 5-1 onderuit. Thuisland Frankrijk won echter het goud, België kreeg met 3-0 op zijn donder. Voor het zilver herpakten de Belgen zich en wonnen ze met 4-3 van de Zweden en met 2-1 van de Verenigde Staten.


Stade Nautique des Tourelles

Voorronde

Zweden - Italië: 7-0
Hongarije - Groot-Brittannië: 7-6
Frankrijk - Verengde Staten: 3-1
Nederland - Zwitserland: 7-0
Tsjecho-Slowakije - Griekenland: 6-1

Kwartfinales

Zweden - Spanje: 9-0
Tsjecho-Slowakije - Ierland : 4-2
België - Hongarije : 7-2
Frankrijk - Nederland: 6-3

Halve Finales

België - Tsjecho-Slowakije: 5-1
Frankrijk - Zweden: 4-2

Finale

Frankrijk - België: 3-0 (1-0)

Tweede plaats

België - Zweden: 4-3
Verenigde Staten - Nederland: 4-2
België - Verenigde Staten: 2-1
België - Verenigde Staten: 2-1 (wedstrijd werd na Amerikaans protest
herspeeld)

Derde plaats

Hongarije - Tsjecho-Slowakije: 7-0
Zweden - Hongarije: 4-1
Verenigde Staten - Zweden: 3-2


De winnaars uit Frankrijk: Paul Dujardin (1894-1959), Noël Delberghe (1897-1965), Georges Rigal (1890-1974), Henri Padou, Sr. (1898-1981), Robert Desmettre (1901-1936), Albert Mayaud (1899-1987), Albert Delborgies (1902-1984) R. Bertrand, A. Fasani, Jean Lasquin en L. Perol.

De meest emotionele wedstrijd voor de lokale toeschouwers speelden de Fransen tegen de Verenigde Staten, die ze met 3-1 wonnen en die uiteindelijk hun kwalificatie inluidde voor de finale tegen België. Hoewel ze in de kwartfinale ook de Nederlanders met 6-3 hadden ingeblikt en in de halve finale Zweden met 4-2 het nakijken gaven. De grote finale had echter één groot nadeel, ze werd midden in de week betwist, waardoor het grootste deel van het publiek verstek moest geven.

Paul L. Dujardin (1894-1959), keeper van het gouden team, speelde vier jaar later ook mee op het Olympisch tornooi van Amsterdam, waar de Fransen in de halve finale met 3-5 verloren van Hongarije, maar door overwinningen tegen Amerika, Groot-Brittannië en Argentinië toch nog brons veroverden.


 
Henri Padou senior (1898-1981) (met rechts zijn karikatuur) was tussen Wereldoorlog I en II de roemrijkste Franse waterpolospeler en zwemmer. Hij  sloot aan bij Enfants de Neptune de Tourcoing en maakte 27 jaar lang het schoon weer in de Franse nationale ploeg. In 1919 debuteerde hij tegen België en in 1946 sloot hij zijn internationale carrière af tegen Zwitserland. Zoon
Henri Padou junior (1928-1999) volgde de voetsporen van zijn vader en won in 1948 Olympisch brons op de 4 x 200m vrije slag. Door zijn lange carrière realiseerde Padou sr de stunt om samen met zijn zoon geselecteerd te worden voor de Franse nationale ploeg. Padou was bij de meeste Franse supporters gekend als de man die tegen Johnny Weismuller (1904-1984) zwom en hij werd door de Franse president tot Ridder in het 'Legion d'Honneur' gekroond. Bovendien werd hij ook 'Officier in de Nationale Orde van Verdienste'. Zijn bijnaam was 'le grand canard', 'grand' omwille van zijn 1m90 en 100kg, 'canard' wegens zijn zeer grote voeten. Beroepshalve was Padou beenhouwer en zijn populariteit wordt geïllustreerd door een brief die vanuit China bij hem werd afgeleverd met enkel "Henri Padou, France" op de enveloppe. Tourcoing had de reputatie een ruw team te zijn en voor Padou was het steeds opnieuw moeilijk het einde van de partij te halen, de scheidsrechters gooiden hem immers regelmatig uit het water. Een leuke anecdote dateert uit 1952: de Belgische sportjournalist Pierre Gérard was verliefd op de Hongaarse Olympische zwemkampioene Eva Szekely (1927-). Een liefde die blijkbaar wederkerig was en samen met Padou kidnapte de Belg de zwemster uit het Hongaarse olympisch kamp en trouwde hij nadien met haar. Henri Padou haalde tussen 1919 en 1948 zo maar eventjes 57 Franse zwem- en waterpolotitels. De Olympische titel in eigen land was geen toeval. Paul Beulque (1877-1943), coach van Tourcoing, spoorde iedere week met zijn spelers naar Parijs om er met de beste lokale spelers te trainen. Na de job meteen de trein in en na de training meteen terug huiswaarts. Op die manier smeedde Beulque een stevig ploegje dat uiteindelijk goud in eigen land haalde. De Franse zwemtitels van Henri Padou: 100m vrije slag in 1921, 1922, 1923, 1924, 1925 en 1927, 400m vrije slag in 1922, 1923, 1924 en 1925, 200m wisselslag in 1923, 250m aflossing in 1920, 1921, 1922, 1923, 1924, 1925 en 1926, 200m wisselslag aflossing in 1922 en de waterpolotitel tussen 1919 en 1928. Padou was ook gekend om zijn trucken, met een zalige glimlach rond de lippen en beide handen boven water, hield hij zijn tegenstander met beide benen onder. Hij kende elke truck van het spelletje en maakte daarvan gretig gebruik. Voor Padou was werken essentiëler dan sport.

"Sport bezorgt u vele vrienden," was zijn motto, "maar geen geld of carrière."

Meteen ook de reden waarom Henri jr. vanaf zijn 16de verjaardag twaalf uur per dag in de slagerij moest werken. Ongelukkig genoeg betaalde de zoon in 1980 hiervoor een zware prijs, bij het dragen van een ossenkarkas brak zijn ruggengraat en was hij daardoor tot het einde van zijn leven aan een rolstoel gekluisterd.

Georges Rigal (1890-1974) werd in 1912 al voor het Franse waterpoloteam geselecteerd, toen in Stockholm nam hij ook deel aan het koninginnennummer, maar werd hij er in de reeksen uitgezwommen. Hij was de eerste Fransman die crawl zwom. Hij kroonde zich met Libellule de Paris viermaal tot Frans waterpolokampioen en werd later president van de Franse federatie. Op de boulevard de Charonne in het Parijse elfde arrondissement is een zwembad naar hem vernoemd.


Albert Mayaud (1899-1987) maakte in 1920 al deel uit van Franse waterpoloploeg, in Antwerpen was hij ook lid van de 4 x 200m vrije slag ploeg die er in de eerste ronde uitvloog.

Topschutter bij de Fransen was 23-jarige Robert Desmettre (1901-1936), die negen keer scoorde in vier wedstrijden. Hij nam deel enkel deel aan de Parijse Spelen, want hij stierf op amper 34-jarige leeftijd net voor de Spelen in Berlijn.

De Belgische ploeg die nog maar eens zilver veroverde: Albert Durant (1892-?), Joseph Pletincx (1888-1971), Pierre Dewin (1884-?), Gérard Blitz (1901-1979), Joseph Cludts (1896-?), Georges Fleurix (1892-?), Paul Gailly (1884-?), Jules Thiry (1898-1931), Pierre Vermetten (1895-?), Joseph de Combe (1901-1965) en Maurice Blitz (1891-1975).

Gérard Blitz (1901-1979) had in 1920 tijdens de Spelen in Antwerpen al zilver veroverd in het waterpolo, maar tikte toen ook als derde aan in de 100m rugslag. In 1936 op de Spelen van Berlijn veroverde hij opnieuw brons in de waterpolocompetitie. In 1990 werd hij opgenomen in de 'International Hall of Fame'.


Maurice Blitz (1891-1975) haalde eveneens zijn tweede zilveren medaille, maar switchte na de Spelen van Antwerpen naar het scheidsrechteren. Met succes overigens want in 1932 floot hij de Olympische finale.

Joseph Cludts (1896-?) en Jean-Pierre Vermetten (1895-?) werden vier jaar voordien op de Spelen van Antwerpen uitgeschakeld in de 4 x 200m vrije slag

Joseph De Combe (1901-1965) won op de Spelen van Parijs zilver over 200m schoolslag. Vier jaar later in Stockholm geraakt hij niet door de reeksen 200m rugslag

Pierre Dewin (1884-?) en Paul Gailly (1884-?) haalden na Antwerpen voor de tweede maal Olympisch waterpolozilver. Dewin kroonde zich met veertien treffers tot topschutter van het tornooi.

Albert Paul Durant (1892-?) deed nog beter en veroverde zijn derde maar meteen ook laatste Olympisch eremetaal


Joseph Pletinckx (1888-1971) van zijn kant veroverde voor de vierde opeenvolgende maal een Olympische medaille

België - Hongarije: 7 - 2

Ondanks het grote verschil in doelpunten was dit ongetwijfeld één van de meest aantrekkelijke wedstrijden van het tornooi. De Hongaren openden de score, maar onze landgenoten kwamen via Pierre Dewin op gelijke hoogte en net voor de kampwissel nette Joseph Cludts het tweede Belgische doelpunt. In de tweede helft stond er geen maat op de Belgen, vijf doelpunten op rij: viermaal Dewin en ééntje van Georges Fleurix. Net voor affluiten konden de Magyaren milderen. Deze schitterende overwinning maakte van de Belgische ploeg de grote favoriet voor het goud, want de Hongaren hadden er in de voorronde oud Olympisch kampioen Groot-Brittannië met 7-6 uit gebonjourd.

Hongarije: István Barta (1895-1948), Tibor Fazekas (1892-1982), Márton Homonnai (1906-1969), Alajos Keserü (1905-1965), Lajos Homonnai (1904-), János Wenk (1894-1962), Ferenc Keserü (1903-1968) en József Vértesy (1901-1983).

De Hongaren zorgden voor de grootste stunt van het tornooi, zij elimineerden regerend Olympisch kampioen Groot-Brittannië. De zware dobber eindigde pas om 20h30, zodat de andere partijen naar 's anderendaags werden verschoven. Bij de rust leidde Groot-Brittannië nog, maar de Magyaren lukten een comeback en versloegen hun tegenstanders met 7-6 na drie extra times.

Márton Homonnai (1906-1969) en goallie István Barta (1895-1948) werden voor de olympiades van 1924, 1928, 1932 en 1936 geselecteerd. In 1928 was dat goed voor zilver en in 1932 en 1936 zelfs voor goud.

Tibor Fazekas (1892-1982) en János Wenk (1894-1962) (foto) namen in 1912 al deel aan de OS. Wenk zwom in 1912 ook de 100m rugslag, maar werd er in de reeksen uitgezwommen

  

Alajos Keserü (1905-1965)Ferenc Keserü (1903-1968) en József Vértesy (1901-1983) namen als waterpolospeler deel aan de Spelen van 1924, 1928 en 1932.

België - Tsjecho-Slowakije : 5 - 1

Onze landgenoten wonnen deze halve finale weliswaar met ruim verschil, het geleverde spel was echter  stukken minder dan tegen de Hongaren. In de eerste helft opnieuw een schitterende Pierre Dewin die drie keer op rij scoorde. In de tweede helft voegde hij er nog eentje toe aan zijn conto en 'ouwe getrouwe' Joseph Pletincx lukte de vijfde treffer. De scheidsrechter kieperde toen een hoop Belgische spelers uit het water waardoor Tsjecho-Slowakije de eer kon redden.

Tsjecho-Slowakije: Václav Ankrt (1902-?), František Franek (1901-1973), František Kúrka (1903-1952), Hugo Klempfner (1902-?), Josef Tomášek (1904-1979), Jiri Reitman (1905-?), Béla Nemenyi (1899-1945), Jan Hora (1900-) en František Vacin (1883-1965)

 

Beelden van de finale tussen Frankrijk en België

Frankrijk - België: 3 - 0

De finale werd dus 's donderdags voor weinig volk betwist. Een dom nadeel van het knock out systeem was dat de strijd om de eerste plaats niet de laatste partij van het tornooi was. De Franse ploeg domineerde de hele eindstrijd en bevestigde gewoon haar schitterende conditie van de vorige wedstrijden. Lange tijd was het spel gelijkopgaand, tot Padou Desmettre bediende die de score opende. In de tweede helft domineerde thuisland Frankrijk het gebeuren, met een tweede treffer voor Desmettre en als kers op de taart een derde goal voor Padou na een schitterende combinatie. De toeschouwers waren echter zo door het spel van de Belgen begeesterd dat ze scandeerden om na de 'Marseillaise' ook het Belgisch volkslied te laten spelen .

België - Zweden: 4 - 3

Een mooie partij van de Belgen in een fel betwiste en harde wedstrijd. Net voor affluiten lukte Dewin de winning goal, waarmee hij zijn doelsaldo in deze wedstrijd op drie bracht. De vierde Belgische treffer kwam op naam van Vermetten.


Zweden: Theodor Naumann (1885-1947), Gösta Persson (1904-1991), Wilhelm Andersson (1891-1933), Martin Norberg (1902-1991), Erik Andersson (1896-1985), Nils Backlund (1896-1964), Cletus Anderson (1893-1971) en Hilmer Wictorin (1894-1964)

  

Erik "Nello" Andersson (1896-1985), de jongste van de Andersson broers, nam ook deel aan de Spelen van 1912, 1920 en 1924. In 1912 schreef hij enkel in voor de 100m vrij maar raakte hij niet door de reeksen


Nils Backlund (1896-1964) en Theodor Nauman (1885-1947) maakten in 1920 en 1924 deel uit van de Olympische ploeg


Gösta Persson (1904-1991) werd geselecteerd voor de Spelen van 1924 en 1936. In 1924 won hij met Zweden brons in de 4 x 200m vrije slag.

België - Verenigde Staten: 2 - 1

Na Zweden kregen onze landgenoten de Verenigde Staten voorgeschoteld voor het definitief toekennen van het zilver. Het werden zelfs twee wedstrijden, die beide op dezelfde score eindigden. De eerste partij diende herspeeld omwille van een scheidsrechterlijke dwaling. De Yankees dienden immers een klacht in omdat de referee vergat om het hernemen van het spel te fluiten, nadat het spel door een blessure van Vermetten had stilgelegen. Die kwam terug het water in en meteen daarna werd gescoord. Geen doelpunten in de eerste helft, in de tweede vond Cludts de weg naar de netten, maar de Amerikanen scoorden meteen tegen. Het was Blitz die de overwinningstreffer nette.

België - Verenigde Staten: 2 - 1

De klacht van de Amerikanen werd aanvaard, maar heel wat Belgische spelers waren al huiswaarts vertrokken. Toch haalden ze het opnieuw met 2-1, beide doelpunten kwamen nog maar eens van de hand van Dewin. Ondanks de aanwezigheid van zwemvedette Johnny Weismuller toch nog zilver voor de Belgen en meteen ook de vierde medaille voor speler-trainer Joseph Pletincx.

De Verenigde Staten veroverden brons door een 3-2 overwinning tegen de Zweden. Hun eerste olympisch medaille overigens als we de Olympiade van 1904 even vergeten.

Verenigde Staten : Frederick Lauer (1898-1960), Oliver Horn (1901-1960), George Mitchell (1901-1988), George Schroth (1899-1989), Herbert Vollmer (1895-1961), “Johnny” Weissmuller (1904-1984), Arthur Austin (1902-1962), John Norton (1899-1987) en Wallace O’Connor (1903-1950).

Fred Lauer (1898-1960) was de keeper van het zevental en acht jaar later, tijdens de Olympische Spelen van Los Angeles, maakte hij opnieuw deel uit van de Amerikaanse ploeg die voor de tweede maal brons veroverde. In Berlijn in 1936 vloog hij er met zijn team uit in de eerste ronde

 

George Mitchell (1901-1988) (foto) en George Schroth (1899-1989) eindigden in 1928 met het Amerikaanse team vijfde op de Spelen van Amsterdam.


Wally O'Connor (1903-1950) werd ook na de Spelen in Parijs voor drie daaropvolgende olympiades geselecteerd. In Parijs veroverde hij ook goud in de 4 x 200m vrije slag. Op de Spelen van Berlijn droeg hij tijdens de openingsceremonie de Amerikaanse vlag. Hij werd opgenomen in de Hall of Fame. Hij startte zijn polocarrière in het Californische Venice Swimming Association, verhuisde nadien naar Stanford en speelde tenslotte jarenlang voor Los Angeles Athletic Club. Bij de drie clubs werd hij ook steeds tot kapitein benoemd.


Herb Vollmer (1895-1961) maakte vier jaar eerder in Antwerpen al deel uit van het Amerikaanse team.

In die Amerikaanse ploeg een zekere Johnny Weismuller (1904-1984) de meest bekende Tarzan van het witte doek. In 1922 dook hij als eerste onder de minuut op de 100m vrije slag. Wereldrecord dat hij afsnoepte van de andere zwem- en waterpololegende Duke Kahanamoku (1890-1968). Bovendien verwees Weismuller diezelfde Kahanamoku tijdens de Spelen van Parijs naar de tweede plaats in het koninginnennummer, en dat op dezelfde dag dat hij brons veroverde met het Amerikaanse waterpoloteam. Hij voegde daar ook nog eens goud aan toe van de 400 en de 4 x 200m vrije slag. Vier jaar later deed hij dat over met goud op 100m en 4 x 200m vrije slag. Maar het scheelde niet veel of Weismuller had in Parijs zelfs niet mogen deelnemen. Het Olympisch team was op weg naar Parijs in een traag rijdende trein. Op zeker ogenblik riep een lokale fietser obsceniteiten naar de Amerikanen. Weismuller bedacht zich niet, sprong van de trein, mepte de man van zijn fiets en sprong terug op de trein. Gelukkig kon het Amerikaans Olympisch comité de lokale autoriteiten overtuigen om Weismuller toch te laten starten. De erelijst van Johnny Weismuller mag gezien worden: vijf gouden en één bronzen Olympische medaille, 52 Amerikaanse titels en 67 wereldrecords. In heel zijn zwemcarrière werd hij niet éénmaal geklopt. Weissmuller werd geboren in Freidorf (nu Timişoara), een plaatsje in het toenmalige Oostenrijks-Hongaarse Rijk, als Janos Weissmuller. Een arts had hem na polio zwemmen voorgeschreven als therapie.

Jamison "Jam" Handy (1886-1983) was niet alleen een Olympische schoolslagzwemmer en waterpolospeler, maar professioneel ook één van de leiders op het gebied van commerciële audiovisuele communicatie. Als zwemmer introduceerde Handy een reeks nieuwe zwemstijlen in Amerika, onder andere de Australische crawl en de rugcrawl. In 1904 tijdens de Spelen in St-Louis haalde hij voor het eerst brons. Twintig jaar later was hij lid van de Amerikaanse waterpoloploeg die brons pakte in Parijs. Na de oorlog werd de 'Jam Handy Organization' gecontracteerd als de Chicago-Detroit afdeling van 'Bray Productions', die filmen maakte voor de auto industrie. 'General Motors' koos Handy's organisatie voor het produceren van kort trainings- en promotiemateriaal. Eén van die filmen was 'Hired!' een trainingsfilm voor de sales managers van 'Chevrolet'. Maar Handy had ook andere klanten, zowel bedrijven als scholen. In totaal produceerde hij ook meer dan zevenduizend films voor de gevechtstroepen tijdens Wereldoorlog II.

Een spaarkaart met een waterpolotekening, reclame voor het aperitief St-Raphael Quinquina en uitgegeven naar aanleiding van de Spelen in Parijs.

De Nederlandse ploeg: Gé Bohlander (1885-1940), Frederick Bohlander (1891-1939), Willem Bokhoven (1901-1982), Jan den Boer (1889-1944), Sjaak Köhler (1902-1970), Karel Struijs (1892-1974), Antoine van Senus (1900-1976).

Gé Bohlander (1885-1940) nam deel aan de Olympische Spelen van 1920 en 1924. Hij overleed in 1940 op 45-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeluk nabij Maastricht.

 

Sjaak Köhler (1902-1970) vertegenwoordigde Nederland tijdens de Spelen van 1924 en 1928. In de Franse hoofdstad maakte Köhler ook deel uit van de estafetteploeg, die in de 4 x 200m vrije slag werd uitgeschakeld in de halve finale. In de 400meter vrij strandde hij in de voorronde.


Han van Senus (1900-1976) nam deel aan de Spelen van 1924 en 1928, telkens was hij kapîtein van het team. In het dagelijkse leven was van Senus huisarts in Capelle aan de IJssel. Han van Senus is een van het merkwaardige stel van vier broers, die allen van goede tot uitblinkende spelers zijn geweest. Drie van hen, Han, Piet en Roel speelden in het Nederlandse zevental. Jaren kwamen ze ook samen uit in het eerste zevental van De Maas Rotterdam. Nadien verhuisde de oudste broer Roel van Senus naar U.Z.C en werden ze dus tegenstanders in het water.

De Nederlandse verslaggevers waren niet mals voor het beleid van hun bestuurslui, getuige daarvan de onderstaande beschouwing:

"Dat waren de gloriedagen van de toenmalige eersteklasser uit Rotterdam, maar de gloriedagen voor het Hollandse waterpolo waren het toen niet. Niet aan Han van Senus heeft dat gelegen en zeker ook niet aan vele anderen, die deel hebben uitgemaakt van het Nederlandse zevental, maar aan de toenmalige inzichten ten opzichte van de voorbereiding van een nationale ploeg, die succes zou moeten boeken. Die voorbereiding bestond uit het samenrapen van de spelers, die geacht werden de besten te zijn op de Nederlandse velden, het laten spelen van een paar oefenwedstrijden door die spelers en het dan loslaten van hen op de tegenstanders, die misschien stuk voor stuk als spelers niet beter waren dan de Hollanders, maar die steeds een betere ploeg hadden."

 

Spanje: Manuel Basté (1899-1977),  Enrique Granados (1898-1953), Jaime Cruells (1906-1968), José Fontanet (1900-1941), Francisco Gibert (1900-1977), Luis Gibert (1903-1979) en José María Puig (1903-1980).

Actiefoto uit de partij Hongarije - Groot-Brittannië. Een drama voor de Britten, want na de hele reeks gouden medailles werden ze er in de voorrondes uitgebonjourd na een 7-6 verlies in het extra time tegen de Magyaren.

Groot-Brittannië: Harold Annison (1895-1957), Jack Budd (1899-1952), Charles Bugbee (1887-1959), Arthur Huet (1886-1949), Richard Hodgson (1892-?), Paul Radmilovic (1886-1968) en Charles Sydney Smith (1879-1951).

Het Britse team was het oudste dat ooit aantrad op Olympische Spelen: Dick Hodgson was 32, Charlie Bugbee 37, Arthur Huet 40, Paul Radmilovic 38 en Charlie Smith zelfs 45 jaar.

Harold Annison (1895-1957) verdiende een selectie voor de Spelen van 1920 en 1924. In 1920 veroverde hij ook brons in de 4 x 200m vrije slag, werd hij er in de reeksen van het koninginnennummer uitgezwommen en haalde hij de halve finales van de 400 en 1500m vrije slag. Nu in Parijs werd hij achtste op 400m vrij, negende in de 1500m vrij en vijfde in de 4 x 200m vrije slag.

Charles G. Bugbee (1887-1957) haalde de Olympische selecties voor 1912, 1920 en 1924. Zijn Olympische carrière startte echter in 1906, al werden die Spelen nooit erkend, waar hij als vierde aantikte in het koninginnennummer en vijfde werd in de 400m vrij.


Paul Radmilovic (1886-1968) won in 1908 zijn eerste gouden medaille met een 9-2 overwinning tegen België. Twee dagen later dook hij opnieuw het water in voor de 4 × 200m vrije slag en na een dramatische race tegen het Hongaarse team, waar slotzwemmer  Zoltán Halmay bijna het bewustzijn verloor en in de slotmeters werd voorbij gezwommen door Henry Taylor, tikten de Britten als eersten aan. In totaal won Radmilovic vier gouden medailles met de poloploeg. Op 42-jarige leeftijd beëindigde hij zijn internationale carrière.

Charles Sydney Smith (1879-1951) de negende uit een gezin van elf kinderen was jarenlang de verdediger van het Britse doel met goud in 1908, 1912 en 1920. De laatste Spelen voor de 45-jarige Smith, maar zoals aangehaald verliepen deze Olympische Spelen rampzalig voor de Engelsen.


Ierland: Charles Barrett (1901-?), Jim Beckett (1884-?), James Brady (1891-?), John Convery (1896-?), Charles Fagan (1899-?), Michael O'Connor (1900-1957) en Noel Purcell (1899-1962)

Noel Purcell (1899-1962) had vier jaar voordien waterpologoud gehaald met Groot-Brittannië, nu in Parijs was hij aanvoerder van het Ierse team. Daarbuiten was hij ook een groot rugbyspeler.

Een opmerkelijk figuur in het Ierse team was Michael O'Connor (1900-1957), die heel wat oliemaatschappijen in handen had en voorzitter was van de Irish Swimming Association

Het Italiaanse team voor de afreis naar Parijs: Tito Ambrosini (1903-?), Mario Balla (1903-1964), Aroldo Berruti (1902-?), Achille Gavoglio (1892-?), Mario Cazzaniga (1900-?), Eugenio Della Casa (1901-?) en Giuseppe Valle (1904-1990)

Zwitserland: Albert Mondet (1898-?), Charles Biefer (1896-?), Henri Demiéville (1888-1956), Robert Girod (1901-?), Charles Kopp (1902-?), Robert Wyss (1901-1956) en Fernand Moret (1905-)

Griekenland: Pantelis Psykhas (1887-?), Andreas Asimakopoulos (1889-?), Dionysios Vasilopoulos (1902-1964), Nikolaos Baltatzis-Mavrokordatos (1887-?), Nikolaos Kaloudis (1899-?), Georgios Khalkiopoulos (1901-) en Anastasios Theodorakis (1902-?). 

De ploeg van Argentinië die aan de Spelen van Parijs deelnam buiten competitie, al kunnen we daar, buiten deze foto, helemaal niets van terugvinden. Vier jaar later in Amsterdam was ze wel officieel van de partij: Ricardo Bustamante, Carlos Castro Feijoo, Francisco Uranga, Enrique Jorge Moreau, Mario Bistoletti, Luciano Rovere, Francisco Uranga en Cesar S.Vasquez. 


<< 1923
>> 1925