Chronologische geschiedenis waterpolo
1920 - Olympische Spelen in Antwerpen
Bij de Olympische Spelen van 1920 blijven we dat ietsje langer stilstaan, omdat ze tenslotte voor het eerst maar waarschijnlijk ook voor het laatst in eigen land georganiseerd werden. Toevallig kwamen wij te weten dat het organisatiecomité van deze Spelen bankroet ging en er geen officieel rapport over de Antwerpse Spelen gepubliceerd werd. De documenten van de verschillende wedstrijden en onderdelen werden op de hoofdzetel van het Belgisch Olympisch Comité bewaard en in 1957, dus 37 jaar na datum, werd uit deze documenten toch nog een verslag opgemaakt, dat qua datums, activiteiten en statistieken vrij compleet blijkt te zijn. Alleen ontbreken er uitgebreide verslagen van de verschillende waterpolowedstrijden en zijn dus ook de goalgetters niet gekend.
Waterpolo werd met een deelname van liefst twaalf ploegen pas echt internationaal populair tijdens deze VII° Olympiade van Antwerpen. De Duitsers, Oostenrijkers en Hongaren waren niet welkom omwille van hun betrokkenheid bij Wereldoorlog I, reden waarom ze ook uit de FINA werden gestoten. De twaalf deelnemende landen, België, Brazilië, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Italië, Nederland, Spanje, Tsjecho-Slowakije, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland speelden net als in de vorige editie een knock-out tornooi. Daarna volgde een tornooi voor de tweede plaats waaraan die landen konden deelnemen die van de winnaar verloren hadden. Vervolgens was er ook nog een tornooi om de derde plaats, waaraan die landen deelnamen die van de winnaar en de nummer twee hadden verloren.
Voorronde
Spanje - Italië: 1-1
Zweden - Tsjecho-Slowakije: 12-0
Frankrijk - Brazilië: 1-1
België - Zwitserland: 11-0
Spanje - Italië: 5-0 ff (replay)
Brazilië - Frankrijk: 5-1 (replay)Kwartfinales
Verenigde Staten - Griekenland: 7-0
Groot-Brittannië - Spanje: 9-0
Zweden - Brazilië: 7-3
België - Nederland: 2-1Halve finales
Groot-Brittannië - Verenigde Staten: 7-2
België - Zweden: 5-3Finale
Groot-Brittannië - België: 3-2
Voor de tweede plaats
Verenigde Staten - Spanje: 5-0
België - Verenigde Staten: 7-2Voor de derde plaats
Zweden - Nederland: 9-1
Zweden - Verenigde Staten: 5-2Voor de vijfde plaats
Nederland - Tsjecho-Slowakije: 6-1
Griekenland - Italië: 6-1
Het openluchtbad voor de Olympische Spelen van Antwerpen, waarin zowel, waterpolo, schoonspringen als zwemmen betwist werd. Het was 100 meter lang, het water was donker en ijskoud, bovendien was ook het weer vochtig en koud. Om zich op te warmen worstelden de atleten met elkaar.
Foto van de finale, let op het aantal toeschouwers in de tribunes!
In de voorronde stond er geen maat op de Belgen, Zwitserland kreeg 11-0 rond de oren. De kwartfinale was spannend, een hevig bevochten 2-1 overwinning tegen Nederland.
Duels voor doel tijdens de halve finale tussen België en Zweden, met 5-3 gewonnen door onze landgenoten waardoor ze zich voor de finale tegen Groot-Brittannië plaatsten.
Actie voor doel tijdens de finale tussen Groot-Brittannië en België, opnieuw gewonnen door de Britten, zij het dit keer minder overtuigend in vergelijking met de vorige Spelen. De 3-2 bij affluiten was helemaal niet naar de zin van de Belgische fans, die hadden verwacht dat hun zevental voor het eerst goud zou halen. Het was een hard bevochten wedstrijd met een eerste doelpunt van de Brit Bill Dean (1887-1949). Daarna nam België de overhand en kwam het 2-1 voor, beide doelpunten werden door Maurice Blitz (1891-1975) gescoord. Maar net voor affluiten van de eerste helft bracht Dean zijn ploeg terug langszij. In de tweede helft viel er slechts één doelpunt, gescoord door waterpololegende Paul Radmilovic (1886-1968). De Belgische supporters waren helemaal niet gelukkig met de beslissingen van de Zweedse scheidsrechter en enkelen vielen zelfs de Britse spelers aan. Die vluchtten onder gewapende bescherming naar de kleedkamers. Maar nog was het tumult niet geluwd. De medaille-uitreiking moest uitgesteld worden omdat de muzikanten het vertikten om het Britse volkslied te Spelen en omdat de vlaggenmannen de 'Union Jack' weigerden te hijsen. Toen het 'God Save the King' uiteindelijk toch weerklonk was de hymne door het luide boegeroep van de Belgen nauwelijks hoorbaar.
'The New York Times' wijdde er op 28 augustus 1920 zelfs een artikel aan en kopte vrij vertaald:
"Publiek overjouwt de Britse hymne tijdens de Olympics. Overwinning van Engeland in de waterpolowedstrijd maakt de toeschouwers woedend. Er worden verontschuldigingen gevraagd...".
Winnaar Groot-Brittannië dat voor de derde opeenvolgende maal goud veroverde: Charles Smith (1876-1951), Noel Purcell (1899-1962), Christopher Jones (1886-1937), Charles Bugbee (1887-1959), Billy Dean (1887-1949), Paul Radmilovic (1886-1968) en William Peacock (1891-1948). Toch even meegeven dat dit het vierde, maar ook het laatste goud was van de Engelse ploeg en dat Groot-Brittannië sedert 1956 zelfs helemaal niet meer olympisch actief was. Enkel in 2012 mochten de Britten als gastheer opnieuw aantreden.
Charles Smith (1876-1951) was er drie keer bij, terwijl de Londense politie agent Charles G. Bugbee (1887-1959) in de gouden ploeg van 1912 en 1920 stond en er vier jaar later eveneens bij was.
Charles Smith (1876-1951) speelde nog bij Salford Swim Club in 1908, maar tijdens de Spelen van 1912 en 1920 was hij lid van Southport Swim Club. Hij verdedigde het Engels doel zo maar eventjes 25 jaar en nam ook deel aan de Spelen van 1924, maar daar verloren de Britten in de eerste ronde van Hongarije na een extra time.
Paul Radmilovic (1886-1968) maakte ook in 1924 en 1928 deel uit van het Britse team. Hij was een uitstekend zwemmer die in 1901 een eerste nationaal kroontje haalde en zijn laatste in 1929. Hij won titels over al de afstanden tussen 100 yards en 5 miles. Dit laatste nummer werd in de Thames gezwommen. In 1967 werd hij als eerste Brit opgenomen in de 'International Swimming Hall of Fame'. In totaal won hij in zijn 20-jarige Olympische carrière vier gouden medailles.
Noel Purcell (1899-1962) vertegenwoordigde Engeland tijdens de Spelen van 1920. Hij speelde ook rugby, zowel voor het Belvedere College als voor de Ierse nationale ploeg. Hij kon er prat op gaan dat hij de enige Ier was die ooit goud veroverde in waterpolo. Purcell was een uitstekende zwemmer over de halve mijl en een uitmuntende roller skater. Op de Spelen van Amsterdam in 1924 was hij de kapitein van de Ierse ploeg die voor het eerst als onafhankelijk land aantrad. Beroepshalve was hij advocaat.
William Dean (1887-1949) was lid van de fameuze Hyde Seals Swimming Club, toen hij deelnam aan de Spelen van 1920. Met zijn twee doelpunten in de finale had hij een groot aandeel in de Britse overwinning tegen de Belgen.
De Belgische ploeg: Albert Durant (1892-?), Paul Gailly (1884-?), Pierre Nijs (1890-1939), Joseph Pletincx (1888-1971), Maurice Blitz (1891-1975), René Bauwens (1894-1959), Gérard Blitz (1901-1979) en Pierre de Win (1884-?). Trainer van het zevental was Victor Boin (1886-1974), die tijdens de openingsceremonie in Antwerpen als eerste atleet ooit de Olympische eed aflegde. Bovendien behaalde Boin met de Belgische ploeg zilver in het schermen.
De nederlaag in de finale verzekerde België helemaal niet van het zilver. Integendeel, de ploeg moest terug het water in tegen de Verenigde Staten. Met 7-2 trok onze nationale ploeg het laken echter naar zich toe.
Maurice Blitz (1891-1975) en Gerard Blitz (1901-1979) haalden olympisch zilver met de Belgische ploeg tijdens de Spelen van 1920 en 1924. Na zijn spelerscarrière werd Maurice Blitz internationaal scheidsrechter, zo floot hij de Olympische finale van 1932, en was hij ook lid van het Belgisch Olympisch Comité. In 1948 richtte hij in Antwerpen Zwemclub Scaldis op. Gerard Blitz was zwemmer en waterpolospeler. In Antwerpen tikte hij als derde aan in de finale van de 100m rug. Eén jaar later vestigde hij met 5min59sec20 een nieuw wereldrecord op de nu onbekende afstand 400m rug, een record dat zes jaar stand hield. Tijdens zijn lange sportcarrière kroonde hij zich liefst 36 maal tot Belgisch zwemkampioen.
Gérard Blitz werd in 1990 opgenomen in de 'International Swimming Hall of Fame' . Hij wordt nogal makkelijk verwisseld met zijn neef en naamgenoot, de zoon van zijn oudere broer Maurice. Die andere Gerard Blitz (1912-1990) staat bekend als de stichter van de Club Méditérannée.
Joseph Pletinckx (1888-1971) won in zijn 22-jarige carrière vier opeenvolgende medailles met het Belgisch waterpoloteam: 1908, 1912, 1920 en 1924. En daarmee verdiende ook hij een plaatsje in die prestigieuse 'International Swimming Hall of Fame'.
Paul Gailly (1884-?) en Pierre Dewin (1884-?) (foto) veroverden zowel in 1920 als in 1924 zilver tijdens het Olympisch waterpolotornooi.
Léon Pierre Nijs (1890-1939) nam als waterpoloër tweemaal deel aan de Olympische Spelen. In 1912 speelde hij voor het team dat een bronzen medaille won. Acht jaar later in Antwerpen won hij met België de zilveren medaille.
René Bauwens (1894-1959) nam als waterpoloër deel aan de OS: 1920 en 1928. In 1920 zwom hij ook mee in de 4 x 200m vrije slag, maar de ploeg werd in de eerste ronde uitgeschakeld. In 1928 speelde hij de twee wedstrijden en scoorde hij tweemaal.
Albert Paul Durant (1892-?) was driemaal actief op de Spelen: 1912 met brons, 1920 en 1924 zilver.
Zweden: Theodor Nauman (1885-1947), Pontus Hansen (1894-1962), Max Gumpel (1890-1965), Torsten Kumfeldt (1886-1966), Wilhelm Andersson (1891-1933), Nils Backlund (1896-1964), Robert Andersson (1886-1972), Erik Andersson (1896-1985), Harald Julin (1890-1967) en Erik Bergqvist (1891-1954).
Robert Andersson (1886-1972) vertegenwoordigde Zweden niet alleen in het waterpolo maar ook in duiken en meerdere vrije slag nummers. Hij nam deel aan de tussentijdse Spelen van 1906, die overigens in Zweden betwist werden en verder in die van 1908, 1912 en 1920. Hij veroverde met de poloploeg drie opeenvolgende medailles.
Torsten Kumfeldt (1886-1966) was er ook al op de Spelen van 1908 en 1912 present geweest.
Max Gumpel (1890-1965) was lid van de Zweedse waterpolo ploeg die tijdens de Spelen van 1912 en 1920 medailles won. In 1908werd hij niet voor de poloploeg geselecteerd maar zwom hij enkel de 200m schoolslag.
Erik Bergqvist (1891-1954) van zijn kant maakte deel uit van de ploeg in 1912 en 1920 en streed in 1912 ook mee in het koninginnennummer waar hij de finale niet haalde.
Erik "Nello" Andersson (1896-1985), de jongste van de Andersson broers, nam ook deel aan de Spelen van 1912, 1920 en 1924. In 1912 schreef hij enkel in voor de 100m vrij maar raakte hij niet door de reeksen
Nils Backlund (1896-1964) en Theodor Nauman (1885-1947) maakten in 1920 en 1924 deel uit van de Olympische ploeg
De waterpoloploeg van de USA: Preston Steiger (1898-1931), Sophus Jensen (1889-1945), Michael McDermott (1893-1970), Clement Browne (1886-1964), Herbert Vollmer (1895-1961), Harry Hebner (1891-1960), James Carson (1901-1964), William Vosburgh (1890-1953), Herbert Taylor (1892-1965), Perry McGillivray (1893-1944), Duke Kahanamoku (1890-1968) en Norman Ross (1896-1953).
Norman "Moose" Ross (1896-1953) was niet alleen lid van het Amerikaanse waterpoloteam, maar met drie gouden zwemmedailles was hij zowat de ster van de Spelen in Antwerpen. Hij tikte als eerste aan in de 400m en 1500m vrije slag en won met zijn ploegmaats Perry McGillivray (1893-1944), Pua Kela Kealoha (1902-1989) en Duke Kahanamoku (1890-1968) de 4 x 200m vrije slag. In zijn zwemcarrière brak Ross tien wereldrecords en 72 Amerikaanse besttijden. In Wereldoorlog I diende hij zijn land als piloot, waardoor hij de status 'nationale oorlogsheld' verwierf. Hij studeerde af als advocaat maar koos voor sportjournalistiek, eerst voor de geschreven pers, later bij televisie. Hij stortte zich ook op de radio en bij een radiostation in Chicago werd hij met de nickname 'Uncle Normie' de eerste DJ klassieke muziek. Tijdens de Wereldoorlog II was hij de assistent van Luitenant-Generaal Jimmy Doolittle (1886-1993).
Mike J. McDermott (1893-1970) vertegenwoordigde Amerika in 1912 al als zwemmer. Eigenaardig genoeg werd hij toen zowel op de 200 als de 400m schoolslag gediskwalificeerd. Acht jaar later was hij opnieuw van de partij, maar werd hij in de halve finales van beide nummers uitgeschakeld. McDermott werd later voorzitter van het organisatiecomité van de Pan-American Games in Chicago,
Voor Herb Vollmer (1895-1961) waren het de eerste spelen, maar vier jaar later verdiende hij een nieuwe selectie voor de waterpoloploeg. Hij speelde toen de vijf wedstrijden en scoorde drie doelpunten waarmee hij aan de basis lag van het brons. Vollmer was vele jaren trouwe aanhanger van New York AC, ploeg waarmee hij heel wat titels won met een laatste in 1936 op 41-jarige leeftijd. Zoals de meeste polospelers startte Vollmer zijn carrière als zwemmer. Zijn grootste succes behaalde hij op 17 februari 1916 toen hij tijdens de titelstrijd 220y schoolslag drie wereldrecords zwom. Na zijn sportcarrière werd hij een welstellende makelaar in onroerend goed.
In 1908 werd Harry Hebner (1891-1960) uitgeschakeld in de halve finales van de 100m vrije slag, hij won toen wel brons in de 4 x 100m vrije slag. In 1912 kroonde hij zich tot Olympisch kampioen 100m rug. Met de estafetteploeg was hij toen ook goed voor zilver in de 4 x 200m vrij. In Antwerpen droeg hij tijdens de openingsceremonie de Amerikaanse vlag en in 1968 werd hij opgenomen in de 'International Hall of Fame'. Tussen 1910 en 1917 was hij houder van alle wereldrecords rugslag. Hij won 35 AAU titels vrije slag en rugslag. Als waterpolospeler was hij lid van Illinois AC, waarmee hij tussen 1914 en 1924 liefst zeven Amerikaanse titels won. In de States wordt hij beschouwd als één van de grootste zwemmers ooit. In Europa kreeg hij de titel 'grootste US waterpolospeler'. Op de Olympische Spelen van Stockholm demonstreerde hij in 1912 de rugcrawl.
Perry McGillivray (1893-1944) haalde in 1912 de halve finale 100m vrije slag en zilver op de 4 x 200m vrije slag. Nu in Antwerpen eindigde hij vierde in de 100m rug en won hij goud op de 4 x 200m vrij. Meer dan twinitig jaar was McGillivray was een zwemmer en waterpolospeler van topklasse. Tussen 1908 en 1927 veroverde hij 36 AAU titels, bovendien won hij met Illinois AC zeven keer de Amerikaanse titel waterpolo. In 1920 en 1924 was hij lid van het Amerikaanse waterpoloteam, acht jaar later coachte hij de ploeg. McGillivray wordt beschouwd als de uitvinder van het lobshot en het BC-afwijkingsshot (= Battery Commander). In totaal zwom hij één wereldrecord en negen Amerikaanse besttijden.
Tijdens zijn twintigjarige sportcarrière won Duke Kahanamoku (1890-1968) drie gouden olympische medailles. Geboren in Honolulu bracht hij zijn jeugd grotendeels op de hagelwitte stranden van Hawaïi door, waar hij zich in surfen en zwemmen bekwaamde. De Amerikaanse rechter William T. Rawlins ontdekte de toen 21-jarige beach boy in 1911. Hij was fel onder de indruk van zijn kracht, nam hem mee naar Honolulu Harbor en motiveerde hem tot deelname aan de nationale amateurkampioenschappen. Tot ieders verbijstering verbeterde Kahanamoku het toenmalige wereldrecord 100m vrije slag met 4,6 seconden. Toen Rawlins het verbluffende nieuws per telegram aan de Amateur Athletic Union (AAU) doorzond, barstte men daar uit in een bulderlach. Het lachen verging de jongens echter vrij vlug toen Kahanamoku zich tijdens de kwalificatiewedstrijden in Philadelphia voor de Olympische Spelen plaatste van 1912 in Stockholm. Op die Spelen won hij goud op het koninginnennummer en brak hij het wereldrecord opnieuw. In de 4 x 100m vrije slag haalde hij ook nog eens zilver. En toen stak racisme de kop op. Niet in Europa, want hier werd hij geprezen als een sensatie. In eigen land daarentegen werd zijn olympische ploeggenoot George Cunha (1904-) bewierookt als ' 's werelds beste blanke sprinter'. Het kon Kahanamoku niet deren, want acht jaar later tijdens de Spelen in Antwerpen won hij opnieuw twee gouden medailles op de 100 en 4 x 200m vrije slag. Net als collega en landgenoot Johnny Weissmuller (1904-1984) kreeg hij in Hollywood rollen aangeboden voor maar liefst 28 speelfilms.
De Amerikaanse winnaars van de 4 x 200m vrije slag: Norman Ross (1896-1953), Pua Kele Kealoha (1902-1989), Perry McGillivray (1893-1944) en Duke Kahanamoku (1890-1968). Alleen Pua Kele Kealoha maakten geen deel uit van de Amerikaanse waterpoloploeg.
Omdat de oorspronkelijk gecharterde 'USS Northern Pacific', een up-to-date en snel passagiersschip, tijdens het aanmeren in New York beschadigd werd, moest de Amerikaanse ploeg de overtocht naar Antwerpen noodgedwongen met de oude, trage en ver van ideale 'Princess Matoika' doen. Het team omschreef de sloep als "vuil, vergeven van ongedierte,vooral met ratten, zwakke service, slechte kamers met onvoldoende sanitaire voorzieningen en incompetente bemanning". Gezien de Amerikaanse spelers vanuit het hele land kwamen was het de eerste keer dat ze met elkaar konden oefenen. Daarom liet hun legendarische coach Otto Wahle (1879-1963) een speciaal bad van 12 foot op 9 foot = 3m65 op 2m75 op de Matoika bouwen.
Het loont echter de moeite om ook even terug te komen op de andere waterpolowedstrijden van Antwerpen.
Een beeld uit Spanje - Italië. Bij een 1-1 stand halfweg hielden de Italianen de partij voor bekeken omdat het water veel te koud was. Grote opwinding bij het organisatiecomité, dat uiteindelijk besliste om de wedstrijd te laten herspelen. Toen dat enkele dagen later gebeurde vonden de Italiaanse spelers het water nog steeds te koud en alleen de kapitein van de ploeg was bereid om te spelen. Onbegonnen werk natuurlijk, één man tegen zeven. Uitgeput en met de tong op de tenen moest hij bij 7-0 het water te verlaten.
De Spaanse ploeg was eigenlijk het team van Club Natacion Barcelona: Luis Gibert (1903-1979), Alfonso Tusell (1906-1960), Ramón Berdomás (1900-1963), Manuel Armanqué (1901-1985), Antonio Vila-Coro (1895-1977), Francisco Gibert (1900-1977), Enrique Granados (1898-1953) en José Fontanet (1900-1941). Coach was de Zweed Albert Berglund.
De Italiaanse ploeg die voor het eerst aan Olympisch Spelen deelnam: Salvatore Cabella (?-?) Ercole Boero (1890-?), Amilcare Beretta (1892-?), Luigi Burlando (1899-1967), Achille Olivari (?-?), Alberto Lungavia (1901-?), Mario Boero (1893-?) en Angelo Vassallo (?-?).
Amilcare Beretta (1892-?) werd door de bondscoach gekozen voor het Olympische team op de Spelen van Antwerpen. In 1908 had hij in Londen al deelgenomen aan de Spelen, waar hij niet door de reeksen raakte van de 100m rugslag en de 200m schoolslag.
Luigi Burlando (1899-1967) was ook voor het Italiaanse voetbalteam geselecteerd.
De Nederlandse ploeg: Karel Struijs (1892-1974), Karel Kratz (1893-1962), Karel Meijer (1884-1967), George Cortlever (1885-1972), Piet Plantinga, (1886-1944), Gé Bohlander (1885-1940), Jean van Silfhout (1902-1956), Piet van der Velden (1899-1975) en Leen Hoogendijk (1890-1969).
Weinig of geen Nederlands succes tijdens deze Olympische Spelen van 1920. Een reporter omschreef het als volgt:
"De zwemvaardigheid was nog steeds te gering, waardoor er te weinig beweeglijkheid in de voorhoede was. Van een goede voorbereiding was in die dagen geen sprake."
Gé Bohlander (1885-1940) nam tweemaal deel aan Olympische Spelen: in 1920 en 1924, met een zevende en vijfde plaats als eindresultaat. Hij overleed bij een auto ongeval op 45-jarige leeftijd.
Johan Cortlever (1885-1972) speelde in 1908 al met het poloteam dat toen in Londen vierde eindigde, maar zwom er ook de 100m rug, waarin hij niet door de reeksen raakte.
Jean van Silfhout (1902-1956) nam deel aan de Spelen van 1920, 1924 en 1928. In Antwerpen zwom hij ook het koninginnennummer maar werd hij in de reeksen uitgeschakeld. De Nederlanders bekloegen er zich over dat de lengte van het Antwerpse bad 100m was en geen 50 en dat de start vanuit het water gebeurde. Vier jaar later in Parijs maakte Van Silfhout deel uit van de Nederlandse de roei-equipe vier met stuurman. De boot bereikte de finale, maar viel naast het podium. Nog eens vier jaar later in Amsterdam dook hij opnieuw het water in met de waterpolo-selectie.
Karel Struijs (1892-1974) werd in 1920 en 1924 voor de Olympische waterpoloploeg geselecteerd.
Voor het eerst een Braziliaanse ploeg: Agostinho Sampaio de Sá (?-?), Orlando Amendola (?-?), Victorino Fernandes(?-?), Abrahão Soliture (1885-), João Jório (?-?), Angelo Gammaro (1895-1977) en Alcides de Barros Paiva (?-?).
Orlando Amendola (?-?) en Angelo Gammaro (1895-1977) stonden ook ingeschreven voor de 100m vrije slag maar geraakten niet door de reeksen.
João Jório (?-?) en Abrahão Soliture (1895-) maakten deel uit van de 4 met stuurman in het roeien.
De Griekse delegatie die eveneens voor het eerst meedeedaan waterpolo : Pantelis Psykhas (1887-?), Andreas Asimakopoulos (1889-?), Georgios Pilavakhis (?-?), Konstantinos Nikolopoulos (?-?), Mikes Tsamis (1895-?), Aristidis Rousias (?-?), Savvas Mavridis (?-?), Dionysios Vasilopoulos (1902-1964), Nikolaos Baltatzis-Mavrokordatos (1887-?)
Andreas Assimakopoulos (1889-) schreef ook in voor het koninginnennummer maar geraakte niet door de reeksen.
Frankrijk: Jean Thorailler (1888-?), Émile-Georges Drigny (1883-1957), Albert Mayaud (1899-1987), Henri Padou, Sr. (1898-1981), Henri Duvanel (?-?), Marcel Hussaud (?-?) en Paul Vasseur (1884-1971)
Paul Vasseur (1884-1971) was vijftien jaar oud tijdens zijn eerste Olympiade. Nadien werd hij ook voor de Spelen van 1912 en 1920 geselecteerd. Tijdens die laatste uitgave probeerde hij het ook in de 400 en 4 x 200m vrije slag, maar geraakte hij niet door de reeksen.
Albert Mayaud (1899-1987) was ook lid van het estaffetteam 4 x 200m vrije slag en werd vier jaar later opnieuw geselecteerd voor de poloploeg.
Henri Padou sr. (1898-1981) was één van de zwemmers in de 4 x 200m vrije slag en probeerde het zonder succes ook in de 100m vrije slag. Vier jaar later in Parijs naaide hij België een 3-2 rond de oren in de finale, meteen ook het eerste en laatste olympisch waterpologoud voor de Fransen. Padou was er ook bij in 1928, waar Frankrijk in de halve finale met 3-5 van Hongarije verloor, maar door verdere overwinningen tegen Amerika, Groot-Brittannië en Argentinië werd brons gehaald. De Spelen van 1932 sloeg hij over, maar in 1936 op de Spelen van Berlijn gaf hij als 38-jarige opnieuw present. Henri Padou is de vader van Henri Padou Jr. (1828-1999), die op de Spelen van Helsinki brons haalde in de 4 x 200m vrije slag. Vader Padou verzamelde vijf Franse titels 100m vrij, was driemaal succesvol in de 400m vrij, en éénmaal Frans kampioen 200m vrij en 200m wisselslag. Met zijn club 'Enfants de Neptune de Tourcoing' haalde hij tussen 1919 en 1946 liefst 25 nationale titels.
Emile Georges Drigny (1883-1957) was van 1928 tot 1932 President van de FINA en van 1938 tot 1948 voorzitter van de LEN. Hij stichtte het tijdschrift ‘Natation’, dat niet alleen het magazine van de Franse Zwemfederatie was maar gedurende acht jaar ook het officiële magazine van de FINA en de LEN. IN 1924 en 1948 coördineerde hij het zwemmen op de Olympische Spelen en hij was ook actief als sportjournalist.
Zwitserland: Albert Mondet (1898-?), Charles Biefer (1896-?), Charles Horn (?-?), Henri Demiéville (1888-1956), Jean Jenni (?-?), Armand Boppart (1894-1975) en René Ricolfi-Doria (1901-1970)
Henri Demiéville (1888-1956) haalde de halve finale van de 400m schoolslag
Jean Jenni (?-?) raakte niet door de reeksen 100m vrije slag
René Ricolfi-Doria (1901-1970) kwalificeerde zich voor de tweede ronde 400m vrije slag en zwom de reeksen van de 1500m vrije slag.
Tjechoslowakije: František Franek (1901-1973), Antonín Novotný (?-?), Václav Lancinger (?-?), Eduard Stibor (?-?), Hugo Sedlácek (?-?), Emil Cirl (?-?), František Cerník (1900-1982) en Jan Hora (1900-?)
Eduard Stibor (?-?) schreef ook in voor de 200 en 400m schoolslag, maar sneuvelde in de reeksen.
Op deze Spelen maakten twee Nederlandse clubteams voor het eerst promotie voor damespolo. Een Nederlandse krant meldde dat de partij fel gesmaakt werd, dat het een zeer succesrijke demonstratie was en dat heel wat zwemautoriteiten uit het buitenland de wedstrijd apprecieerden.
De samenstelling van de ploegen, bestaande uit speelsters van Rotterdam en Amsterdam:
Team A: T. Nijland, Helweg, Wijninck, Van Laar, Maria M. Beisenherz, G. Klapwijk en Knuyt.
Team B: C. van Stok , T. Nyland, Van Tol, Evelein, Duykers, Hoogakker en A. C. Bolten.
De wedstrijd werd geleid door de Belg Delahaye en eindigde op 2-2.
In het officiële jaarrapport 1920-21 van de Nederlandse Zwembond is over deze partij het volgende te lezen:
"Wij zijn vrij zeker dat deze exhibitiewedstrijd een grote propaganda was voor het vrouwenwaterpolo en we hopen ten zeerste dat het Internationaal Olympisch Comité de vraag van de Nederlandse Zwembond zal inwilligen om het vrouwenwaterpolo toe te voegen aan het toekomstige programma van de Olympisch Spelen."
IJdele hoop, want het duurde tot 2000 eer dit gebeurde. In de Verenigde Staten ging men nog een stap verder. Tot dan waren er hier en daar vrouwenwedstrijden geweest, maar de opvoeders lichamelijke opvoeding besloten in 1920 dat waterpolo te hard en te ruw was voor vrouwen. Gevolg daarvan was dat de clubs en de scholen de sport afvoerden voor het vrouwelijke geslacht. Het duurde tot 1950 vooraleer waterpolo in de Verenigde Staten terug aanvaard werd als vrouwensport.