Chronologische geschiedenis waterpolo
1912 - Olympische Spelen in Stockholm
Een heel eigenaardige waterpolocompetitie tijdens de Olympische Spelen van Stockholm. De zes deelnemende landen, België, Frankrijk, Groot-Brittannië, Hongarije, Oostenrijk en Zweden, speelden een knock-out tornooi, waarin Groot-Brittannië zijn drie wedstrijden won en de gouden medaille veroverde. Hierna volgde een tornooi om de tweede plaats waaraan die landen konden deelnemen die van de winnaar hadden verloren. Vervolgens was er nog een tornooi om de derde plaats met de landen die van de winnaar en het nummer twee hadden verloren.
Een zicht op het zwemstadion, waar ook de waterpolo- en duikcompetitie betwist werd. Het was een tijdelijke constructie aan het meer van Djurgårdsbrunnsviken, wat nodig was want geen enkel zwembad in Stockholm was langer dan 33,3 meter en de Internationale zwemregels schreven een minimum lengte van 100 meter voor als er wedstrijden van meer dan 500m werden gezwommen.
Uitslagen
Voorronde
Groot-Brittannië - België: 7-5 (2-3, 2-1, 3-1)
Zweden - Frankrijk: 7-2 (4-0, 3-2)
Oostenrijk - Hongarije: 5-4 (1-2, 4-1)Halve finale
Groot-Brittannië - Zweden: 6-3 (2-1, 4-1)
Finale
Groot-Brittannië - Oostenrijk: 8-0 (4-0, 4-0)
Herkansingsronde
België - Hongarije: 6-5 (2-3, 4-2)
België - Frankrijk: 4-1 (2-1, 2-0)Kwalificatie voor de tweede plaats
Zweden - Oostenrijk: 8-1 (5-1, 3-0)
Kwalificatie voor de derde plaats
België - Oostenrijk: 5-4 (2-1, 3-3)
Wedstrijd voor de tweede plaats
Zweden - België: 4-2 (1-1, 3-1)
In de voorronde ging België na een verlenging met 7-5 onderuit tegen favoriet Groot-Brittannië. Halfweg stonden de Belgen nog 2-3 voor en na de reguliere wedstrijd was de stand 4-4. In de herkansingen herpakten onze landgenoten zich en stuurden ze Hongarije wandelen met 6-5 en Frankrijk met 4-1. In de kwalificatiewedstrijd voor de derde plaats ging Oostenrijk met 5-4 voor de bijl, de wedstrijd voor de tweede plaats werd met 4-2 van Zweden verloren. Absurde situatie eigenlijk: de Britten wonnen goud met drie weliswaar gewonnen wedstrijden, België dook vijfmaal het water, de Zweden en de Oostenrijkers viermaal, Hongarije en Frankrijk elk slechts twee.
Groot-Brittannië, winnaar van het goud: Charles Smith (1876-1951), George Cornet (1877-1952), Charles Bugbee (1887-1959), Arthur Hill (1888-?), George Wilkinson (1879-1946), Paul Radmilovic (1886-1968) en Isaac Bentham (1886-1917).
In de Britse ploeg Paul "Raddy" Radmilovic (1886-1968), de in Wales geboren zoon van een Macedonische vader en een Ierse moeder, die op de vijf Olympische Spelen waaraan hij deelnam vier gouden medailles won.
Charles Smith (1876-1951), keeper en kapitein van de ploeg, nam deel aan Olympische Spelen van 1908, 1912, 1920 en 1924. In totaal verdedigde hij 24 jaar lang de Britse kooi.
George Wilkinson (1879-1946) won olympisch goud in 1900, 1908 en 1912.
Voor Charles Bugbee (1887-1959) was het de eerste Olympische deelname, meteen ook goed voor goud. Dat deed hij in 1920 nog eens over en ook in 1924 was hij van de partij, maar toen vlogen de Britten er verrassend uit in de eerste ronde
Ook een eerste maar enige deelname voor Isaac Bentham (1886-1917). Hij stierf immers als sergeant van de ‘Royal Field Artillery’ tijdens Wereldoorlog I aan het Westelijk Front in Frankrijk. Men heeft nooit gevonden waar hij begraven werd, dus wordt zijn naam vernoemd op het oorlogsmonument van Arras.
George Cornet (1877-1952) was het oudste lid van de Britse waterpoloploeg, vier jaar voordien had hij met zijn maats ook al goud veroverde. Het was de enige Schot in de selectie
Foto van de finale tussen Groot-Brittannië en Oostenrijk, wedstrijd, die op zaterdag 13 juli 1912 gespeeld werd en op 8-0 eindigde.
Het verslag van het 'Official report Olympic Games Stockholm 1912':
"De finale wekte niet de nodige interesse, in overweging genomen dat er voor een Olympische gouden medaille werd gespeeld, maar iedereen was er vrij zeker van dat Groot-Brittannië natuurlijk moest winnen, gezien het Oostenrijkse team alles samen te veel zwakke punten had om een serieuze tegenstand te kunnen bieden. Groot-Brittannië had meteen balbezit, maar de aanval werd door de Oostenrijkse keeper verijdeld en de bal kwam aan de overzijde van het veld terecht. Deze, net als de andere latere aanvallen van Oostenrijk waren nooit gevaarlijk, gezien hun aanvallers nogal onbekwaam leken om te shotten, goed in het oog gehouden door de Britse verdediging. Groot-Brittannië maakte een resem aanvallen. Radmilovic en Wilkinson speelden uitmuntend samen, met als resultaat dat de ploeg vier doelpunten maakte in de eerste helft. De tweede helft was een duplicaat van de eerste. Groot-Brittannië deed enkele briljante aanvallen en gaf een aardige exhibitie van sluw spel tegen zijn, in vergelijking, zwak verdedigende tegenstrever. Het team maakte in deze helft nog eens vier doelpunten, het eindresultaat was dat Groot-Brittannië met 8-0 won (4-0, 4-0). Scheidsrechter: E. Bergvall, Zweden."
Groot-Brittannië: Charles Smith (1869-1951), George Cornet (1877-1952), George Wilkinson (1879-1946), Charles Bugbee (1887-1959), Arthur Hill (1888-?), Paul Radmilovic (1886-1968) en Isaac Bentham (1886-1917).
Oostenrijk: Rudolf Buchfelder (1884-?), Richard Manuel (1888-?), Waiter Schachtitz (1887-?), Otto Scheff (1889-1956), Josef Wagner (1886-?), Ernst Kovács (1884-?) en Hermann Buchfelder (1889-?)
Oostenrijker Otto Scheff–Sochaczewsky (1889-1956) had vier jaar voordien tijdens de Olympische Spelen van Londen, brons gewonnen op de 400m vrije slag, werd er in de halve finale van de 100m vrije slag uitgezwommen en tikte in de finale van de 1500m vrije slag aan als vierde. Nu in Stockholm viel hij met de vierde plaats van het waterpoloteam net naast het podium. De in Berlijn geboren Scheff was beroepshalve advocaat, maar zetelde van 1945 tot 1953 in het parlement voor de ‘Oostenrijkse Volkspartij’. Tijdens de niet erkende Spelen van 1906 won hij goud op de 400m vrije slag, brons op de 1 mijl vrije slag en tikte hij met zijn teammaats als zesde aan in de ongewone 4 x 250m vrije slag. Hij was ook vice-president van het Oostenrijks Olympisch Comité en in het stadje Mödling werd de ‘Dr. Otto Scheff-Weg’ naar hem vernoemd. Zijn dochter Gertraud (1921-2006) kwalificeerde zich voor de Spelen van 1940 in Tokio, die echter afgelast werden.
Foto uit de kwalificatiewedstrijd België - Hongarije van woensdag 10 juli 1912.
Uittreksel uit het 'Official Report of the Stockholm 1912 Olympic Games: Qualifying match: België vs Hungary 6-5'
"België, dat het betere spel speelde, scoorde meteen na aanvang van het spel zijn eerste doelpunt uit vrijworp, maar een speler uit het team moest daarop het water verlaten omdat hij binnen de twee meter-lijn lag. De Hongaarse voorspelers wisten echter niet hoe ze dat voordeel moesten gebruiken en er ging veel tijd voorbij alvorens hun zwaar aangevallen pivot een mooi doelpunt scoorde dat hen gelijk bracht. De zaken veranderden toen een Hongaar na de herneming van het spel uit het water werd gestuurd en België daarop meteen scoorde, maar net voor half wedstrijd slaagde Hongarije erin om aan de leiding te komen, nadat hun keeper een opeenvolging van Belgische aanvallen briljant had gestopt. Het resultaat half wedstrijd was 3-2 in het voordeel van Hongarije. De tweede helft was totaal Belgisch van het begin tot het einde. Vrij vlug werd gelijk gemaakt, toen de linker voorspeler de bal van de Hongaarse keeper afsnoepte, die voor een redding was uitgezwommen. België drukte meer en meer en nam vlug de leiding met een vijfde goal, de zesde werd via alle Belgische spelers gescoord, met uitzondering van hun keeper. Meteen voor affluiten scoorde Hongarije nog eens maar het eindresultaat was 6-5 in het voordeel van België (2-3, 4-2). Scheidsrechter: G. Wennerström, Zweden."
België: Albert Durant (1892-?), Herman Donners (1888-1915), Victor Boin (1886-1974), Joseph Pletincx (1888-1971), Oscar Grégoire (1877-1947) Herman Meyboom (1889-?), Félicien Courbet (1888-1967), Jean Hoffman (1893-?) en Pierre Nijs (1890-1939).
In de Belgische ploeg Joseph Pletinckx (1888-1971), de derde Belgische speler die een medaille won in dezelfde discipline in vier olympiades.
Herman Donners (1888-1915) was lid van het team dat in 1908 een zilveren medaille won. Vier jaar later was hij opnieuw van de partij en won hij met België de bronzen medaille.
Eerste selectie voor Albert Durant (1882-?), die ook in 1920 en 1924 olympisch geselecteerd werd
Victor Boin (1886-1974) van zijn kant was er na 1908 voor de tweede keer bij en zou ook in 1920 de Belgische kleuren verdedigen. In Stockholm viel hij met zijn vierde plaats net naast het podium in de individuele degen competitie.
Ook Herman Meyboom (1889-?) was er na 1908 voor de tweede keer bij en net als toen schreef hij ook in voor de 100m vrije slag maar opnieuw ging hij er in de eerste ronde onderuit.
Oscar Grégoire (1877-1947) tekende present in 1900 en 1908. Net als in dat laatste jaar waagde hij zijn geluk in de 100m rugslag, maar net als toen haalde hij de tweede ronde niet.
Na 1908 opnieuw Félicien Courbet (1888-1967) in het team, wat hij in 1920 zou overdoen. Bij zijn drie olympische deelnames schreef hij in voor het schoolslagnummer, maar telkens opnieuw haalde hij de finale niet.
Hongarije: Sándor Ádám (1882-?), Lászlo Beleznai (1882-1953), Tibor Fazekas (1892-1982), Jenõ Hégner Tóth (1892-1915), Károly Rémi (1891-1914), János Wenk (1894-1962) en Imre Zachár (1890-1954)
De Magyaren streden in Stockholm met een zeer jonge ploeg, alle spelers waren tussen de 18 en 21 jaar oud.
Bij de Hongaren was László Beleznai (1882-1953) ook lid van de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag, die zich voor de finale plaatste maar niet kwam opdagen. In de 100m vrije slag haalde hij de kwartfinale, maar ook daar gaf hij verstek.
János Wenk (1894-1962) werd ook 12 en 16 jaar later, in 1920 en 1924, geselecteerd voor de Hongaarse waterpoloploeg. Nu, in 1912 werd hij in de eerste ronde van de 100m rugslag uitgeschakeld.
Imre Zachár (1890-1954) had in 1908 al deelgenomen aan de 4 x 200m vrije slag, waar hij met zijn ploegmaats zilver veroverde. Nu kwam zijn team dus niet opdagen voor de finale.
Zweden: Torsten Kumfeldt (1886-1966), Harald Julin (1890-1967), Max Gumpel (1890-1965), Pontus Hansen (1894-1962), Wilhelm Andersson (1891-1933), Robert Andersson (1886-1972) en Erik Bergqvist (1891-1954).
Stevig gesteund door hun fans wonnen de Zweden de zilveren medaille. Ze drongen door naar de tweede ronde waarin ze Oostenrijk versloegen met 8-1 en in de strijd om de tweede plaats klopten ze zowaar België met 4-2.
Ook Harald Julin (1890-1967) won brons, zilver en brons met de waterpoloploeg in 1908, 1912 en 1920. In 1908 tikte hij ook als derde aan in de finale 100m vrije slag.
Robert Andersson (1886-1972) vertegenwoordigde Zweden niet alleen in het waterpolo maar ook in duiken en meerdere vrije slag nummers. Hij nam deel aan de tussentijdse Spelen van 1906, die overigens in Zweden betwist werden en ook aan die van 1908, 1912 en 1920. Hij veroverde met de poloploeg drie opeenvolgende medailles.
Torsten Kumfeldt (1886-1966) werd uitgeschakeld in de reeksen van de 200m schoolslag. Hij was er opnieuw bij op de Spelen van 1912 en 1920.
Erik Bergqvist (1891-1954) van zijn kant maakte deel uit van de ploeg in 1912 en 1920 en streed in 1912 ook mee in het koninginnennummer waar hij de finale niet haalde.
Frankrijk: Gustave Prouvost (1887-?), Gaston Vanlaere (1887-?), Georges Rigal (1890-1974), Paul Louis Beulque (1877-?), Jean Rodier (1891-?), Jean Thorailler (1888-?), Henri Decoin (1890-1966) en Paul Vasseur (1884-1971)
Georges Rigal (1890-1974) speelde voor het Franse waterpoloteam in 1912 en 1924. In Stockholm schreef hij ook in voor de 100m vrije slag maar hij werd er in de eerste ronde uit gebonjourd.
Bij de Franse spelers zou Henri Decoin (1890-1966) uitgroeien tot een beroemdheid, maar niet als sportman. Hij regisseerde vijftig films waarvoor hij ook de scenario's schreef en waarvan sommige de sport als onderwerp hadden. Tijdens Wereldoorlog I was hij piloot en nadien werkte hij ook als sportjournalist, o.a. voor L'Auto, l'Intransigeant en Paris-Soir. In 1911 won hij de Franse titel 500m vrije slag. Hij was vier keer getrouwd, maar zijn opmerkelijkste relatie was die met actrice Danielle Darrieux (1917-). Hun zoon Didier Decoin (1945-) werd een gelauwerde schrijver.
Vier jaar voordien had hij in Londen de 400m vrije slag gezwommen.
Paul Vasseur (1884-1971) was vijftien jaar oud tijdens zijn eerste Olympiade. Nadien werd hij ook voor de Spelen van 1912 en 1920 geselecteerd. Tijdens die laatste uitgave probeerde hij het ook in de 400 en 4 x 200m vrije slag, maar geraakte hij niet door de reeksen.