Chronologische geschiedenis waterpolo

1908 - Olympische Spelen in Londen

Op 19 juli 1908, net voor de Olympische Spelen, beslisten de leiders van België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot Brittannië, Hongarije en Zweden tijdens een vergadering in het Londense Manchester Hotel om een wereldwijde zwemassociatie op te richten. De geboorte van de FINA, die de regels voor zwemmen, duiken en waterpolo zou vastleggen, om op die manier een controle te krijgen over wereldrecords maar ook om de richting van de competities tijdens Olympische Spelen te verzekeren. De Brit George W. Hearn werd als eerste voorzitter verkozen en meldde hierover het volgende:

"De vorming van de FINA in 1908 kwam er meer per ongeluk dan werkelijk met een bedoeling ... Ik dacht dat gezien de vertegenwoordigers van alle Naties in Londen waren voor de Olympische Spelen van 1908, het een goede gelegenheid zou zijn om er te praten over de ergerlijke kwestie van amateurisme en om gelijktijdig een lijst van wereldrecords samen te stellen die onder dezelfde omstandigheden en onder een passend toezicht zouden gezwommen worden."

Voor waterpolo werden de Schotse regels aanvaard en het olympisch tornooi werd dus volgens deze regels gespeeld. De afmetingen van het speelveld werden duidelijk omschreven en de speeltijd werd vastgelegd op 2 x 7 minuten met drie minuten rust tussenin. Bij de afworp moesten de spelers vanaf de doellijn opzwemmen en de bal mocht slechts met één hand gespeeld worden. De doelverdediger mocht de vier meter zone niet verlaten en de zware fouten werden ingevoerd, waaronder de buitenspelregel (2 meter zone), opzettelijk water spatten, tijdwinst en bewegen voordat de vrije worp genomen was. Bij zulke zware fout moest de speler het water verlaten tot er een doelpunt gescoord werd. Een zware fout binnen de 4 meter werd met penalty bestraft. De bal moest uit leder zijn, met binnenin een rubberen blaas.

De waterpolowedstrijden werden in het White City Stadium van West London betwist, waar honderdduizend toeschouwers een plaatsje vonden rond een atletiekpiste, een wielerbaan en een 100m open lucht zwembad. Het bad was 15m breed, met een diepte van 3m70 in het midden en 1m20 aan de uiteinden en gevuld met vers en niet met zoutwater.

Voor het waterpolotornooi schreven zes ploegen in: België, Groot-Brittannië, Hongarije, Nederland, Oostenrijk en Zweden. Maar de Hongaren kwamen gewoon niet opdagen, waardoor er slechts één wedstrijd was in de voorronde en daarin schakelde België Nederland uit met 8-1 (3-1 halfweg).

Omdat Oostenrijk zich op dat ogenblik terugtrok uit het tornooi, plaatste Groot-Brittannië zich zonder spelen voor de finale. De partijen waren immers geloot en moesten volgens het oorspronkelijke schema gespeeld worden. In de andere halve finale stuurden de Belgen Zweden wandelen met 8-4 (4-2).

In de finale klopten de sterke Britten België met 9-2.

De Belgen hadden dus twee wedstrijden gewonnen, maar moesten het goud aan Engeland laten dat slechts één wedstrijd speelde. Fernand Feyaerts (1880-1927) werd met acht doelpunten topscorer van het tornooi en kreeg ook twee andere onderscheidingen omdat hij in elk van zijn drie wedstrijden scoorde en in één enkele wedstrijd zes treffers lukte. Bij de Belgen een nieuwe ster in de maak, voor Victor Boin (1886-1974) waren de Spelen van Londen de start van een schitterende sportcarrière. De finale was de heruitgave van de eindstrijd op de Spelen van 1900, toen Groot-Brittannië eveneens won van België. De Britse goalgetter George Wilkinson (1879-1946) was er toen ook al bij en van Belgische kant Fernand Feyaerts (1880-1927) en Oscar Grégoire (1877-1947). Wel speelden ze toen met hun eigen club, Osborne Swimming Club en Brussels Swimming Club.

Resultaten

Eerste Ronde

België - Nederland: 8-1
(Feyaerts 6, Donners en Pletinckx 1 - K. Meijer 1)

Halve Finales

België - Zweden: 8-4
(Grégoire 3, Meyboom en Pletinckx 2, Feyaerts 1 - Hanson 3, Andersson 1)
Groot-Brittannië - Oostenrijk : 5-0 ff

Finale

België - Groot-Brittannië: 2-9
(Feyaerts en Grégoire 1 - Wilkinson 4, Forsyth 3, Radmilovic 2)

De Engelse winnaars: goalie Charles Smith (1876-1951), George Nevison (1882-1963), George Cornet (1877-1952), Thomas Thould (1886-1971), George Wilkinson (1879-1946), Paul Radmilovic (1886-1968), Charles G. Forsyth (1885-1951).

Een uittreksel uit het London Games Official report:

"De Britten leverden meteen een mooi combinatiespel af en na één minuut scoorde Wilkinson met een machtig shot, terwijl Radmilovic meteen daarna met een prachtige back-hand het doelhout raakte. Nochtans maakte dit weinig verschil, gezien Forsyth zich vrij zwom en Michant van dichtbij geen schijn van kans gaf. De Britten bleven in een voortreffelijke stijl aanvallen en hoewel Michant zijn doel schitterend verdedigde scoorde Wilkinson uiteindelijk een derde doelpunt. Radmilovic volgde met een vierde, een beetje een gelukstreffer, vermits de bal na een uitworp van de keeper van de tegenpartij in het net terugkaatste. Daarna verplichtte Meyboom Smith tot twee schitterende reddingen, maar de Belgen werd niets ontzegd en bij de volgende aanval geraakte Gregoire voorbij de Britse keeper. Aangemoedigd door dit succes, verbeterden de Belgen enorm. Een prachtige back-hand van Radmilovic werd door Michant gestopt, en diens voorspelers veroverden de bal, zwommen door en boden Feyaerts de gelegenheid Smith met een voortreffelijke inspanning te verslaan. Nochtans was dit het laatste Belgische succes. Net voor de pauze scoorde Forsyth opnieuw. Half time: Groot Brittannië - België: 5- 2. Na de kampwissel vochten de Belgen moedig terug tegen een meer superieure combinatie, maar ze konden niet verhinderen dat er opnieuw meerdere goals gescoord werden. Eerst scoorde Radmilovic, nadat Wilkinson de dwarslat trof, daarna versloeg Forsyth Michant, terwijl Wilkinson de mooie wedstrijd afsloot met twee verdere doelpunten. De tiende goal werd niet toegekend omdat hij één seconde na het laatste luitsignaal gescoord werd."

De ploegen:

Groot-Brittannië: C. S. Smith (goal); G. Nevinson en G. Cornet (backs); T. Thould (halfback); G. Wilkinson, P. Radmilovic en C. G. Forsyth (voorspelers).
België: A. Michant (goal); H. Meyboom en V. Boin (backs); S. Feyaerts, O. Gregoire en H. Donners (voorspelers), J. Pletinx (halfback)

Groot Brittannië

George Cornet  (1877-1952) was de enige Schot in het team 'Groot-Brittannië/Ierland'vier jaar later maakte hij opnieuw deel uit van de ploeg die goud won op de Spelen van Stockholm. Bij zijn thuisploeg Inverness Amateurs, die in 1909 het Schotse kampioenschap won en ook viermaal in finale geraakte, speelde hij eveneens back. Tussen 1897 en 1912 werd Cornet zeventien keer voor de nationale ploeg geselecteerd. Hij was een allround sportman, zo speelde hij ook voetbal en cricket voor de Schotse nationale ploeg en nam hij deel aan atletiekontmoetingen.

 

Charles Smith (1876-1951) nam als keeper en kapitein van de ploeg deel aan Olympische Spelen van 1908, 1912, 1920 en 1924. In totaal verdedigde hij 24 jaar lang de Britse kooi.

 

Thomas Thould (1886-1971), geselecteerd voor de Spelen van Londen in 1908 en die van Stockholm in 1912, speelde voor het Engelse Weston-super-Mare

George Wilkinson (1879-1946) won olympisch goud in 1900, 1908 en 1912.

Bij de winnaars Paul Radmilovic (1886-1968) in het water, één van de grootste Britse waterpolospelers aller tijden. De Welshman vertegenwoordigde Groot-Brittannië op vijf Olympiades en als Wereldoorlog I niet was uitgebroken was het er nog eentje meer geweest. In 1912 en 1920 was hij kapitein van de winnende ploeg, vooral in 1908 speelde hij een dominante rol in het gouden zevental. Datzelfde jaar maakte hij ook deel uit van de estafetteploeg 4 x 200m vrije slag die eveneens goud haalde. 1925 was zijn topjaar in het zwemmen, toen hij alle Britse vrije slag titels veroverde, op die van de mijl na. Hij begon met waterpolo toen hij zestien was en kapte met de sport op 45-jarige leeftijd. Hij maakte 22 jaar deel uit van het Britse team. Zijn echte naam was Paulo Francesco Radmilovic en hij startte zijn olympische carrière als zwemmer op de niet erkende Spelen van 1906, waar hij vierde eindigde in de 100 en vijfde in de 400m vrije slag. Grote verrassing dat jaar was zijn deelname aan de mijl, die hij eigenaardig genoeg niet uitzwom. Radmilovic scoorde in de finale van 1908 tweemaal tegen België. Twee dagen later vroeg men hem om als zwemmer in te springen in de 4 x 200m aflossing, omdat één van de zwemmers ziek geworden was. Hij zwom als tweede in deze dramatische finale. Hongarije lag ver op kop maar hun slotzwemmer Zoltan Halmay (1881-1956) geraakte stilaan buiten westen. Toch zwom hij nog door met horten en stoten, maar de Britse slotzwemmer Henry Taylor (1885-1951) stak hem voorbij en tikte vier seconden eerder aan. 

Het zilveren team uit België: Albert Michant (?-?), Herman Meyboom (1889-?), Victor Boin (1886-1974), Joseph Pletincx (1888-1971), Fernand Feyaerts (1880-1927), Oscar Grégoire (1877-1947) en Herman Donners (1888-1915).

Nochtans had de Belgische deelname aan een zijden draadje gehangen. Het Franstalige dagblad Le Soir publiceerde in mei 1908 het volgende artikel:

"Pas de Belges aux Jeux ? Le comité belge des Jeux olympiques s'est réuni ce 15 mai, afin d'examiner la participation de nos athlètes aux Jeux olympiques de 1908. La déconvenue fut grande lorsque le président annonça qu'il avait reçu avis officiel que le gouvernement refusait d'accorder le moindre subside au comité belge. Dans ces conditions nos athlètes feront "grève", c'est-à-dire qu'aucun sportsman belge ne participera aux Jeux olympiques cette année, alors que les Belges sont les plus qualifiés pour remporter les championnats du monde pour les rameurs, les nageurs, les escrimeurs et les tireurs au fusil. Et dire que le crédit sollicité ne s'élève pas à plus de 10 000 francs ! ... "

Vrij vertaald:

"Geen Belgen op de Spelen? Het Belgisch Olympisch Comité vergaderde op 15 mei om de deelname van de Belgische atleten aan de Olympische Spelen van 1908 te onderzoeken. De teleurstelling was groot toen de Voorzitter aankondigde dat hij het officiële bericht had ontvangen dat de regering weigerde om subsidies toe te kennen ​aan het Belgisch Comité. Door die omstandigheden moeten onze atleten forfait geven, wat betekent dat geen enkele Belgische sportman dit jaar aan de Olympische Spelen zal deelnemen, hoewel de Belgen het best geplaatst zijn om de wereldkampioenschappen te winnen bij de roeiers, de zwemmers, de schermers en de schutters. En zeggen dat het gevraagde krediet niet hoger is dan 10.000 frank! ... "

De atleten betaalden tenslotte zelf hun reiskosten. De meer gefortuneerden ondersteunden de minder bedeelden en tenslotte reisden 77 atleten af die een gouden, vijf zilveren en een bronzen medaille veroverden.

Herman Donners (1888-1915) was lid van het team dat in 1908 een zilveren medaille won. Vier jaar later was hij opnieuw van de partij en won hij met België de bronzen medaille.

Oscar Grégoire (1877-1947) nam deel aan de Spelen van 1900, 1908 en 1912. In 1900 won hij een zilveren medaille, in 1908 opnieuw zilver, en brons in 1912. In 1908 en 1912 zwom hij ook de 100 meter rugslag, maar viel beide keren af in de eerste ronde.


Fernand Feyaerts (1880-1927) haalde in 1900 en 1908 met zijn team zilver. Op de Spelen in Londen werd hij met acht doelpunten topschutter, bovendien werd hij onderscheiden omdat hij in elk van zijn drie wedstrijden scoorde en hij met zes doelpunten scoorde in één enkele wedstrijd. Hij meldde zich als vrijwilliger voor Wereldoorlog I, maar in 1917 werd hij zwaar gewond, waaraan hij tien jaar later overleed.

Andere Belg in het zevental was Victor Boin (1886-1974), die op de Spelen ook meedeed aan het schermen, waarin hij vier Olympische medailles behaalde. Bovendien was hij een uitstekende ijshockeyspeler, zwemmer, vliegtuigpiloot en journalist. In 1905, tijdens de wereldkampioenschappen zwemmen in Parijs, veroverde hij het zilver in de 500m vrije slag. Vanaf 12-jarige leeftijd beoefende Boin meerder sporten: schermen, zwemmen, waterpolo, schaatsen, ijshockey, jiu-jitsu, motorrennen, autorally en vliegen. Tijdens de Wereldoorlog I speelde hij voetbal met de 'Militaire Luchtmacht'. Op de Spelen van Antwerpen was hij in 1920 de allereerste atleet die de Olympische eed aflegde. In totaal nam hij deel aan vier Olympiades: 1908, 1912, 1920 en 1924. Na zijn actieve sportcarrière was hij van 1955 tot 1965 voorzitter van het Belgisch Olympisch Comité. Het prachtige 'art deco' zwembad in het Brusselse Sint-Gillis is naar hem genoemd, evenals de trofee die ieder jaar de beste zwemmer of zwemster bekroond. Op de Spelen van 1908 nam hij ook deel aan de 100m vrije slag.


Herman Meyboom (1889-?) nam deel aan de Olympische Spelen van 1908 en 1912. Telkens zwom hij ook de 100 meter vrije slag, maar viel beide keren af in de eerste ronde.

 

Albert Michant (?-?) werd na 1900 een tweede keer opgeroepen en hielp opnieuw mee om het zilver opnieuw te versieren.

Joseph Pletinckx (1888-1971) tekende present op de Spelen van 1908, 1912, 1920 en 1924. In 1908 won BelgIê zilver, in 1912 brons, in 1920 en 1924 opnieuw zilver. Hij mocht dus prat gaan op een 22-jarige olympische carrière. Pletinckx was zo bedreven dat spelers van buitenlandse ploegen hem als de grootste speler aanduidden. In 1926 was hij de kapitein van, de Belgische ploeg die het eerste Europese waterpolokampioenschap won. Met thuisclub Brussels Swimming Club veroverde hij  dertien nationale titels en tussen 1905 en 1920 zwom hij 13 nationale titels bij mekaar op de 400, 500, 1000 en 1200 m vrije slag. Na 1926 werd hij coach, official en bestuurslid, die echter steeds klaar stond om in gevallen van nood in te springen.

Zweden: Torsten Kumfeldt (1886-1966), Axel Runström (1883-1943), Harald Julin (1890-1967), Pontus Hansen (1894-1962), Gunnar Wennerström (1879-1931), Robert Andersson (1886-1972) en Erik Bengvall (1880-1950)


Robert Andersson (1886-1972) vertegenwoordigde Zweden niet alleen in het waterpolo maar ook in duiken en meerdere vrije slag nummers. Hij nam deel aan de tussentijdse Spelen van 1906, die overigens in Zweden betwist werden en verder aan die van 1908, 1912 en 1920. Hij veroverde met de poloploeg drie opeenvolgende medailles.


Torsten Kumfeldt (1886-1966) werd uitgeschakeld in de reeksen van de 200m schoolslag. Hij was er opnieuw bij op de Spelen van 1912 en 1920.


Erik Bergvall (1880-1950) schopte het tot voorzitter van de FINA en van 1916 tot 1946 was hij directeur van het Olympisch Stadion in Stockholm.

Pontus Hanson (1894-1962) won brons op de 200m schoolslag en was ook in 1912 en 1920 lid van de poloploeg die toen respectievelijk zilver en brons won.

 

Harald Sigfrid Alexander Julin (1890-1967) won tijdens de Spelen van 1908 brons op de 100m vrije slag en ook hij maakte deel uit van het poloteam in 1912 en 1920.


Axel Wilhelm Runström (1883-1943) speelde in de waterpoloselectie van 1908 en 1912. In 1908 werd hij in de eerste ronde van het duiken vanaf het platform uitgeschakeld en in 1912 was hem hetzelfde lot beschoren op de 3 meter plank. Maar in de 'plain high diving' competitie eindigde hij als zesde. Een heel eigenaardige competitie, gezien de duikers zowel op de 3 meter plank als het 10 meter platform actief waren. Een staande en twee duiken met aanloop vanaf 10 meter, een staande en een met aanloop vanaf 3 meter.

Gunnar Wennerström (1879-1931) werd uitgeschakeld in de eerste ronde van de 1500m vrije slag en was ook lid van de Zweedse 4 x 200m vrije slag ploeg.

Het team van Nederland dat vierde eindigde: Johan Rühl (1885-1972), Johan Cortlever (1885-1972), Jan Hulswit (1885-1932), Eduard Meijer (1878-1929), Karel Meijer (1884-1967), Pieter Ooms (1884-1961) en Bouke Benenga (1888-1968)

Bouke Benenga (1888-1968) kwam, net als zijn twee jaar oudere broer Lamme Benenga (1886-1963) ook uit op de 100 meter vrije slag. Beiden werden echter in de eerste ronde uitgeschakeld.

Johan Cortlever (1885-1972) zwom de 100 meter rugslag, maar ook hij sneuvelde in de reeksen. Twaalf jaar later maakte Cortlever op de Spelen van Antwerpen opnieuw zijn opwachting met de waterpoloërs, en eindigde de selectie ex aequo op de zevende plaats.

Eduard Meijer (1878-1929) had de Spelen van Parijs al meegemaakt, waar hij aan de 4.000m vrije slag had deelgenomen. Op dat in de Seine gezwommen onderdeel eindigde hij vijfde in 1h16:37;2. Acht jaar later in Londen deed Meijer mee aan de 1500 meter vrije slag, en gaf hij op in de zesde serie..

Piet Ooms (1884-1961) vertegenwoordigde Nederland ook op de 1500 vrije slag, maar werd in de tweede reeks uitgeschakeld. Zijn meest indrukwekkende prestatie leverde hij in 1911, toen hij bij Le Havre een wedstrijd over 26 kilometer won met zes uur voorsprong op de nummer twee. Ooms was in de beginjaren van de sport zeer populair in Nederland. Hij stond erom bekend dat hij tijdens zijn races graag een glaasje champagne dronk.


>> 1909